Operating Instructions

- 123 -
Opnemen
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P56 raadplegen.
[FOTOSTIJL], [FOCUSFUNCTIE], [MEETFUNCTIE], [INT.DYNAMIEK] en [DIG. ZOOM] maken
onderdeel uit van zowel het [OPNAME] functiemenu als [BEWEGEND BEELD] functiemenu.
Het veranderen van deze instellingen in één van deze menu’s wordt weerspiegeld in het
andere menu.
Stelt de kleur en de beeldkwaliteit in die bij het onderwerp passen.
Toepasbare functies:
¢1 Dit wordt uitgeschakeld als Intelligent Auto Modus of Scènemodus geselecteerd is.
¢2 Kleur en beeldkwaliteit zijn ongeveer dezelfde als de [LANDSCHAP] en [PORTRET] in
Scènefuncties, maar de beeldkwaliteit kan naar wens afgesteld worden met [FOTOSTIJL].
[FOTOSTIJL]
[STANDAARD] Dit is de standaard instelling.
[LEVENDIG]
¢1
De opname wordt scherper.
[NATUURLIJK]
¢1
De opname wordt zachter.
[ZWART-WIT] Enkelvoudige kleurinstelling.
[LANDSCHAP]
¢1, 2
Instelling voor het opnemen van een vergezicht met kleuren die
lijken op wat u ziet.
[PORTRET]
¢1, 2
Instelling om een mens te vergroten en een goede huidskleur te
benadrukken.
[CUSTOM]
¢1
Gebruik de instelling die u van tevoren registreert.