Operating Instructions

- 129 -
Opnemen
Stel de flits-output bij als de genomen foto’s te helder of te donker zijn.
Toepasbare functies:
Aantekening
U kunt afstellen van [j2 EV] tot [i2 EV] in stappen van [1/3 EV].
Kies [0 EV] om de oorspronkelijke flitswerking in te stellen.
[i] of [j] wordt in de flitsericoon op het beeldscherm weergegeven als het flitsniveau
bijgesteld wordt.
Beelden met een scherp profiel en een scherpe resolutie kunnen gemaakt worden m.b.v.
de Intelligente Resolutietechnologie.
Toepasbare functies:
[OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH]/[EXTENDED]
Aantekening
[EXTENDED] stelt u in staat natuurlijke beelden met een hogere resolutie te nemen.
De burst-snelheid en de continue opname worden langzamer als [EXTENDED] gebruikt wordt.
Wanneer u een video opneemt, gaat [EXTENDED] naar [LOW].
Contrast en belichting zullen automatisch aangepast worden wanneer er een groot
verschil is in helderheid tussen de achtergrond en het onderwerp, om het beeld dichtbij te
brengen naar hoe u ziet.
Toepasbare functies:
[OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH]
Aantekening
Dit kenmerk kan automatisch uitgeschakeld worden, afhankelijk van de lichtomstandigheden.
[ ] wordt geen in het scherm wanneer [INT.DYNAMIEK] effectief is.
[LOW], [STANDARD] of [HIGH] vertegenwoordigt het maximum bereik van het effect.
[FLITS INSTEL.]
[I.RESOLUTIE]
[INT.DYNAMIEK] (Intelligent dynamic range control)