Operating Instructions

Basiskennis
- 34 -
3 Druk de ontspanknop half in.
¢1 Wanneer de AF-functie ingesteld is op [ ], zou de eerste AF-zone waar de
scherpstelling op verkregen wordt tijdelijk afgebeeld kunnen worden tijdens het half
indrukken.
¢2 Er zal een piep te horen zijn wanneer de scherpstelling voor het eerst verkregen
wordt tijdens het half indrukken.
Wanneer er onvoldoende helderheid is in [AFC], gelieve dezelfde handeling uitvoeren
als in [AFS]. Hier zal de [AFC] op het scherm geel worden en veranderen naar [AFS].
Aantekening
Het bereik van de scherpstelling is anders, afhankelijk van de gebruikte lens.
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt: 0,3 m tot
Als de verwisselbare lens (H-FS045200) gebruikt wordt: 1,0 m tot
Wanneer de verwisselbare lens (H-PS14042) gebruikt wordt: 0,2 m (Breed tot
brandpuntlengte 20 mm) tot , 0,3 m (brandpuntlengte 21 mm tot Tele) tot
Onderwerp en opnameomstandigheid waarop het moeilijk is scherp te stellen
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
Focusmodus AFS
Focus
Wanneer er
scherpgesteld is op het
object
Wanneer er niet
scherpgesteld is op het
object
Aanduiding voor de
scherpstelling
A Aan Knippert
AF-zone B Groen
Geluid Biept 2 keer
Focusmodus AFC
Focus
Wanneer er
scherpgesteld is op het
object
Wanneer er niet
scherpgesteld is op het
object
Aanduiding voor de
scherpstelling
A Aan Knippert of Uit
AF-zone B
Groen
¢1
Geluid
Biept 2 keer
¢2
B
A