Operating Instructions

Opnemen
- 76 -
Opnamefunctie:
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Druk op de functieknop achterop om te schakelen naar
Belichtingscompensatie-werking.
Draai de functieknop om de belichting te
compenseren.
A Belichtingscompensatiewaarde
B [LICHTMETER]
De waarde van de belichtingscompensatie kan ingesteld worden binnen een bereik van
j5 EV tot i5 EV. Bij het opnemen van video’s, kan de waarde van de
belichtingscompensatie ingesteld worden binnen een bereik van j3 EV tot i3EV.
Kies [0] om terug te keren naar de originele belichting.
Draai de functieknop op de achterkant om de [LICHTMETER] af te beelden. (P138)
(Het verschijnt echter niet in
¿/ modus.)
Aantekening
Als de belichtingswaarde buiten het EV-bereik j3 EV tot i3 EV ligt, zal de helderheid van het
opnamescherm niet langer veranderen. Er wordt aangeraden om de daadwerkelijke helderheid
van de foto tijdens het opnemen te controleren met Auto Review of op het afspeelscherm.
De ingestelde belichtingswaarde blijft bewaard, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld.
Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
Wanneer de waarden van de opening- en sluitertijd afgebeeld worden op het scherm in de
programma-AE-modus, worden Programmawisseling-werking en Belichtingscompensatie-werking
geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingerukt wordt.
In de AE-openingprioriteitmodus, worden de werking van de openinginstelling (P102) en de
Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt
wordt.
In de AE-sluiterprioriteitmodus, worden de werking van de sluitertijdinstelling (P102) en de
Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt
wordt.
Onderbelicht
Juiste
belichting
Overbelicht
De belichting positief
compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
A B