Operating Instructions

- 85 -
Opnemen
De focus en de belichting kunnen worden aangepast aan een specifiek onderwerp. De
focus en de belichting zullen het onderwerp blijven volgen, zelfs als dat beweegt.
(Dynamische opsporing)
Als het aanraakpaneel gebruikt wordt
U kunt het onderwerp vergrendelen door het aan te raken.
Doe dit na de Touch-sluiterfunctie te hebben geannuleerd.
De AF-zone wordt geel terwijl het onderwerp vergrendeld wordt.
De vergrendeling wordt gewist als [ ] aangeraakt wordt.
Als de knoppen gebruikt worden
Plaats het onderwerp in het AF-tracking frame en druk de
sluiterknop tot halverwege in om het onderwerp te vergrendelen.
A AF-volgframe
De AF-zone wordt groen zodra de camera het onderwerp waarneemt.
De AF-zone wordt geel als de sluiterknop wordt losgelaten.
De vergrendeling wordt gewist als op [MENU/SET] wordt gedrukt.
Tracking AF en gezichtsherkenning zullen telkens als in de Intelligent
Auto Modus op 2 gedrukt wordt, omschakelen.
Aantekening
De belichting wordt bijgesteld in overeenstemming met het vergrendelde onderwerp als
[MEETFUNCTIE] op [C] gezet is. (P127)
Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
nog een keer te vergrendelen.
AF Tracking kan onder bepaalde beeldomstandigheden uitgeschakeld zijn, als het erg donker
is bijvoorbeeld. De AF-modus zal in dat geval op [Ø] gezet worden.
In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø]
Wanneer [FOTOSTIJL] [ZWART-WIT] is.
Als de Creative Control Modus [SEPIA] is.
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp te klein is
Wanneer de opnameplaats te donker of te helder is
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
Wanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerp
Wanneer er beeldbibber is
Als de zoom wordt gebruikt
Opzetten van [ ] (AF-opsporing)
A