Operating Instructions
- 118 -
Opnemen
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een hogere
sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Draai de functieknop achterop om de sluitertijd in te stellen.
• Deze zal schakelen tussen instellingswerking van sluitertijd en Belichtingcompensatie, elke
keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt.
• De effecten van de ingestelde sluitertijd zullen niet op het opnamescherm zichtbaar zijn.
Gebruik [Voorvertoning] om het opnamescherm te controleren. (P115)
Aantekening
•
De helderheid van het scherm en van de opgenomen beelden kunnen verschillen. Controleer de
beelden op het afspeelscherm.
• Draai de functieknop op de achterkant om de [Lichtmeter] af te beelden. Ongeschikte zones van het
bereik worden weergegeven in het rood.
• Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
• De weergave van de sluitersnelheid zal terugtellen wanneer de sluitersnelheid op langzaam gezet is
en de sluiterknop volledig ingedrukt wordt.
• Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
• Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/160 van een
seconde. (P87)
• Een sluitertijd van minder dan 1 seconden is niet beschikbaar als [Elektronische sluiter] op [ON]
gezet is.
• De [Gevoeligheid] wordt automatisch op [AUTO] ingesteld als u de opnamefunctie wisselt naar de
sluitertijdprioriteit AE-functie terwijl de [Gevoeligheid] op [ ] (Intelligent) staat.
Sluiter-Prioriteit AE-modus
Sluitertijd:
Langzaam
Sluitertijd:
Snel
Het wordt gemakkelijker om
beweging uit te drukken.
A Sluitertijd
B Belichtingsmeter
Het wordt gemakkelijker om de
beweging te bevriezen.
SS
SS
SS
F
1
000
8.0 5.6 4.0
4
000
2
000
4000
4000
4000
A B