Operating Instructions

- 37 -
Basiskennis
3
Druk de ontspanknop half in.
¢
1 Wanneer de AF-functie ingesteld is op [ ], zou de eerste AF-zone waar de scherpstelling
op verkregen wordt tijdelijk afgebeeld kunnen worden tijdens het half indrukken.
¢2 Er zal een piep te horen zijn wanneer de scherpstelling voor het eerst verkregen wordt
tijdens het half indrukken.
Wanneer de helderheid onvoldoende is voor [AFF] of [AFC], zal de camera werken alsof [AFS]
ingesteld is. In dit geval zal de display veranderen naar de gele [AFS].
Aantekening
Als u na het scherpstellen op een onderwerp in-/uitzoomt, kan de nauwkeurigheid van het brandpunt
verloren gaan. Stel het brandpunt in dat geval opnieuw in.
Het bereik van de scherpstelling is anders, afhankelijk van de gebruikte lens.
Wanneer de onderling verwisselbare lens (H-PS14042) gebruikt wordt: 0,2 m (Wide tot
brandpuntlengte 20 mm) tot , 0,3 m (brandpuntlengte 21 mm tot Tele) tot
Wanneer de onderling verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt: 0,3 m tot
Wanneer de onderling verwisselbare lens (H-FS45150) gebruikt wordt: 0,9 m tot
Onderwerp en opnameomstandigheid waarop het moeilijk is scherp te stellen
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder contrast
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van zowel
onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
Focusmodus AFS
Focus
Wanneer er scherpgesteld
is op het object
Wanneer er niet
scherpgesteld is op het
object
Aanduiding voor de
scherpstelling
A Aan Knippert
AF-zone B Groen
Geluid Biept 2 keer
Focusmodus AFF/AFC
Focus
Wanneer er scherpgesteld
is op het object
Wanneer er niet
scherpgesteld is op het
object
Aanduiding voor de
scherpstelling
A Aan Knippert of Uit
AF-zone
B
Groen
¢1
Geluid
Biept 2 keer
¢2
60
60
603.5
3.5
3.5
B
A