Operating Instructions

- 72 -
Basiskennis
Als het LCD-monitor wordt gebruikt, wordt het LCD-monitor aangepast, als de zoeker wordt gebruikt
de zoeker.
Het kan zijn dat sommige onderwerpen er op de LCD-monitor anders uitzien dan in werkelijkheid.
Dit heeft echter geen effect op de opgenomen beelden.
De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat sommige
onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de LCD-monitor. Dit
beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
De LCD-monitor keert na 30 seconden automatisch terug naar de standaardhelderheid als u
opneemt met [MODE1]. De monitor zal opnieuw helder oplichten bij bediening met knop of
aanraking.
Als [AUTO] of [MODE1] ingesteld is, wordt de gebruikstijd korter.
[AUTO] is alleen beschikbaar in de opnamemodus.
Wanneer het menuscherm afgebeeld wordt in donkere omgeving enz., wordt de LCD-monitor nog
donkerder zelfs als [LCD mode] ingesteld is op [MODE2].
Bij het gebruik van de netadapter (optioneel) is de begininstelling [MODE2].
[Monitor]/[Zoeker]
Helderheid, kleur of rode of blauwe tint van de LCD-monitor/viewfinder
wordt afgesteld.
[ ] ([Helderheid]):
Afstellen van de helderheid.
[ ] ([Contrast · Verzadiging]):
Afstellen van contrast of helderheid van kleuren.
[ ] ([Roodachtig]):
Afstellen van rode tint.
[ ] ([Blauwzweem]):
Afstellen van blauwe tint.
1 Raak het onderdeel aan.
2 Versleep de schuifbalk om af te stellen.
Het bijstellen kan ook uitgevoerd worden door aan de modusknop op
de achterkant te draaien.
3 Raak [Inst.] aan.
[LCD mode]
De helderheid van de LCD-monitor kan ingesteld worden, afhankelijk
van hoe helder het licht rondom het toestel is.
[AUTO]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
[MODE1]:
Maak de LCD-monitor helderder.
[MODE2]:
Zet de LCD-monitor op de standaardhelderheid.
[MODE3]:
Maak de LCD-monitor donkerder.
1
2
3