Operating Instructions

- 74 -
Basiskennis
[Output]
Hiermee wordt ingesteld hoe het toestel op een televisie, enz.,
aangesloten moet worden.
[Video uit]:
Stel in om in elk land het kleurentelevisiesysteem overeen te doen
komen.
[NTSC]:
Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld.
[PAL]:
Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
Dit zal werken als de AV-kabel (optioneel) of de HDMI-minikabel
(optioneel) aangesloten zijn.
[TV-aspect]:
De verschillende TV-typen instellen.
W [16:9]:
Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
X [4:3]:
Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
Dit zal werken als de AV-kabel (optioneel) aangesloten is.
[HDMI-functie]:
De HDMI-outputindeling instellen wanneer u beelden afspeelt op een
HDMI-compatibele high definition TV die met behulp van een
HDMI-minikabel (optioneel) met dit toestel verbonden is.
[AUTO]:
De outputresolutie wordt automatisch ingesteld op basis van de
informatie die wordt verkregen van de aangesloten TV.
[1080p]:
De progressieve methode met 1080 beschikbare scanlijnen
wordt voor de output gebruikt.
[1080i]:
Voor de output wordt gebruikgemaakt van de interlacemethode
met 1080 beschikbare scanlijnen.
[576p]
¢
1
/[480p]
¢
2
:
De progressieve methode met 576
¢1
/480
¢2
beschikbare
scanlijnen wordt gebruikt voor output.
¢1 Wanneer [Video uit] ingesteld is op [PAL]
¢2 Wanneer [Video uit] ingesteld is op [NTSC]
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
Als de beelden in [AUTO] niet naar de TV worden uitgevoerd, pas ze dan
aan aan het beeldformaat dat op uw TV kan worden weergegeven en
selecteer het aantal effectieve scanlijnen. (Lees de gebruiksaanwijzing
van de TV.)