Operating Instructions

- 96 -
Opnemen
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De focus en de
belichting worden ingesteld op de waarden die het best passen bij dat
gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in het beeld bevindt.
(max. 15 zones)
Als het toestel een gezicht detecteert, wordt de AF-zone weergegeven.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame groen wanneer het
toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
Aantekening
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P99)
Als [š] geselecteerd is en [Meetfunctie] op meervoudige [ ] staat, zal het toestel de belichting
aan het gezicht aanpassen. (P151)
Onder bepaalde omstandigheden, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op te
sporen. De AF-functie wordt op [ ] gezet.
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
Wanneer het gezicht op een hoek is
Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
Wanneer er een snelle beweging is
Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
Wanneer het toestel schudt
Over [š] ([Gezichtsdetectie])