Operating Instructions

VQT2G51
40
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(ñ: Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
Scènedetectie/[RODE-OGEN CORR]/Gezichtsdetectie/Intelligente ISO-gevoeligheidbediening/
[I. EXPOSURE]/[LANG SL.N.RED]/[QUICK AF]/[FOCUSPRIORITEIT]/Compensatie van de
achtergrondverlichting
Stel de functieknop in op [ ].
Druk op [AF/MF] om [AFS] of [AFC]
instellen.
Ga naar
P45
voor informatie over [AFS] en [AFC].
De ontspanknop tot de helft indrukken om
scherp te stellen.
De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
Het focuslampje knippert als het object niet scherp staat
in het beeld. In dit geval wordt geen opname gemaakt.
Druk de ontspanknop nogmaals in om scherp te stellen.
Het focusbereik varieert afhankelijk van de lens die u
gebruikt.
Wanneer 20 mm/F1.7 lens die bij DMC-GF1C zit
gebruikt wordt: 20 cm tot
Wanneer een bij de DMC-GF1K behorende
14- 45 mm/F3.5-5.6 lens wordt gebruikt: 30 cm tot
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
In Intelligente automatische modus, is
[FOCUSPRIORITEIT] (P128) vastgesteld op [ON]. Dit
betekent dat u geen beelden kunt maken totdat er
scherpgesteld is op het onderwerp.
Het toegangslampje (P24) licht rood op wanneer er
beelden op de kaart worden opgenomen.
AF/MF
2
1
DMC-GF1C&GF1EG-VQT2G51_dut.book 40 ページ 2009年9月1日 火曜日 午後8時10分