Operating instructions

23
2.
Opstarten/Basisbediening
De Lens veranderen
Door de lens te veranderen, zult u de opties die u heeft voor het maken van foto's en dus het
plezier met de camera doen toenemen. Verander de lens m.b.v. de volgende procedure.
Controleer dat het toestel uitstaat.
Verwissel de lens in een plaats met weinig vuil of stof. Raadpleeg P411 als vuil of stof op de
lens terechtkomen.
1
Draai de achterste lensdop A en de body-kap B in de richting van de
pijl om ze los te maken.
Kom niet met uw vingers aan de binnenkant van de vatting.
2
Lijn de pasmarkeringen voor de lens C uit en draai de lens
vervolgens in de richting van de pijl tot de klik gehoord wordt.
Druk niet op de vrijgaveknop van de lens D als u een lens aanbrengt.
Probeer de lens niet te bevestigen wanneer u deze in een hoek met het toestel
vasthoudt omdat er zo krassen op de lensstructuur zouden kunnen komen.
Er wordt aanbevolen om de lensdop of de (optionele) MC Protector aan te brengen, om het
lensoppervlak te beschermen, wanneer u het toestel met u meeneemt. (P347)
Bevestigen van de lens