Operating instructions
Overige
- 126 -
Fotograferen
De foto kan niet worden opgeslagen.
• Is de modus correct ingesteld? (
P20)
• Is er voldoende resterende geheugencapaciteit in het interne geheugen of op de kaart?
→
Wis enkele foto’s voordat u opslaat. (
P42)
De opnames zijn ets.
• De foto kan wit worden als er vuil of vingerafdrukken op de lens zitten.
→
Als de lens vuil is, schakelt u de camera in, ontkoppelt u de lenscilinder (
P9) en veegt
u het lensoppervlak voorzichtig af met een zachte, droge doek.
Het gebied rond de foto’s wordt donker.
• Werd deze foto gemaakt met de itser op korte afstand terwijl de zoomlens dicht in de
buurt van [W] (1×) stond?
→
Zoom een stukje in en maak vervolgens de foto’s. (
P37)
De opname is te licht of te donker.
→
Controleer of de belichting correct is gecompenseerd. (
P53)
2 of 3 foto’s worden ineens genomen.
→
Stel een andere instelling in dan [HI-SPEED BURST] (P61) in de scènemodus of zet
de [BURSTFUNCTIE] (P78) op [OFF].
Het onderwerp is niet goed scherpgesteld.
• Het bereik van de scherpstelling varieert en is afhankelijk van de opnamemodus.
→
Stel de juiste opnamemodus in volgens de afstand tot het onderwerp.
• Ligt het onderwerp buiten het scherpstelbereik? (P31, 34, 51)
• Hebt u een foto gemaakt terwijl de camera trilde? (P36)
De genomen foto is wazig. De optische beeldstabilisatie werkt niet.
→
De sluitertijd wordt langer als foto’s in donkere omgevingen worden gemaakt, dus
houd de camera met beide handen stevig vast als u daar fotografeert. (P30)
→
Gebruik als u fotografeert bij een lange sluitertijd de zelfontspanner. (
P52)