Operating instructions

Verklarende woordenlijst
248
Energiespaarstand Om het stroomverbruik van het toestel in standby te verminderen, selecteert u de tijdsduur
waarna de fixeereenheid met hoge temperatuur wordt uitgeschakeld wanneer de printer
niet wordt gebruikt.
Ethernet Een zeer courante methode om computer en uitrusting in een LAN in netwerk te
verbinden.
Ethernet biedt een maximale datacapaciteit van 100 Mbps en kan met zo goed als elk
type van computer worden gebruikt.
F.C.C. Federal Communications Commission. De Amerikaanse overheidsinstantie bevoegd voor
communicaties waarvan het begin- of eindpunt in de Verenigde Staten ligt.
FAX/TEL Automatisch
omschakelen
De mogelijkheid om één telefoonlijn te gebruiken voor zowel fax als spraak.
Faxdoorzendfunctie De mogelijkheid om inkomende faxdocumenten door te zenden naar een toestel dat
geregistreerd staat in het verkort kiesnummer.
Faxparameterlijst De lijst met standaardfaxparameterinstellingen die u in uw toestel hebt geprogrammeerd.
FUNCTION De toets op het bedieningspaneel waarmee een verrichting of de instelling van een
mogelijkheid wordt begonnen.
G3 (Groep 3) Verwijst naar het geheel van normen en transmissiemogelijkheden van de huidige
generatie faxtoestellen.
Gebruikerparameter Geprogrammeerde parameter die informatie levert aan andere toestellen. B.v. logo, letter-
ID, datum en uur.
Gegroepeerde
nummervorming
Mogelijkheid om meer dan één telefoonnummer of e-mailadres in één programma onder
te brengen, zodat u ze met de druk op slechts één knop allemaal achter elkaar kunt
opbellen.
Geheugenverzending De documenten worden eerst ingelezen in het geheugen en pas daarna over de
telefoonlijn doorgestuurd.
Gereserveerde verzending
Mogelijkheid om een telefoonnummer te programmeren zodat de verzending erheen
reeds wordt gereserveerd terwijl uw toestel nog een andere functie verricht.
Halftoon Een scanningtechniek die grijswaarden tussen zwart en wit onderscheidt. Uw toestel kan
bij deze techniek maximum 64 grijswaarden onderscheiden.
Home Page De pagina die in uw browser verschijnt bij het opstarten, of de hoofdpagina van de website
van een onderneming, organisatie enz.
Host Iedere computer op een netwerk waarop services draaien ten behoeve van andere
computers op het netwerk.
Een host moet een unieke hostnaam hebben binnen een domein.
De host is het eerste (uiterst linkse) deel van de Fully Qualified Domain Name (FQDN).
De rest van de FQDN is het domein en vertelt u iets over waar de machine zich bevindt
(d.w.z. bij Panasonic).
Voorbeeld:
Het e-mailadres van uw toestel is Fax@fax01.panasonic.com
In het bovenstaande voorbeeld is “fax01” de host en “panasonic.com” het domein.
ID Een programmeerbaar adres van maximaal 20 cijfers waarmee uw toestel wordt
aangeduid.
Indexblad Een lijst met de namen van de bestemmingen die in uw toestel geprogrammeerd zijn.
Individueel
Verzendingsverslag
Verslag dat door het verzendtoestel wordt afgedrukt en waarin gegevens staan over de
laatste documentverrichting.
Industry Canada (D.O.C) Department of Communications. De Canadese overheidsinstantie bevoegd voor
communicaties waarvan het begin- of eindpunt in Canada ligt.
Informatiecode Code die intern wordt gegenereerd door uw faxtoestel en die een welbepaalde
bedieningsfout of toestelpanne weergeeft.
Initieel verzendingstoestel In een relaisnetwerk het toestel dat aan de oorsprong ligt van de verzending van een
document.
Internet De verzameling van onderling verbonden netwerken die alle gebruik maken van de TCP/
IP-protocollen. Het internet verbindt onafhankelijke netwerken tot een heus
wereldomvattend internet.