Operating Instructions

- 143 -
Ga verder met stap 5 als uw Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht is via [Directe verbinding] in [Wi-Fi
setup] (l 174).
1 Druk op dit toestel op de Wi-Fi-knop en raak [Afst. Bedien.] aan.
(Als u [Afst. Bedien.] voor de eerste keer aangeraakt heeft)
Er zal een bericht weergegeven worden waarin gevraagd of verbinding met een draadloos
toegangspunt gemaakt moet worden. Raak [NEE] aan.
Als al een draadloos toegangspunt in [Draadl. toegangspunt inst.] in [Wi-Fi setup] geregistreerd is,
zal de prioriteit gegeven worden aan een verbinding met gebruik van het draadloze toegangspunt.
Voor de bediening op afstand zal een verbinding tot stand gebracht worden met gebruik van het
draadloze toegangspunt.
2 Raak [Wi-Fi] aan.
Deze zal in verbindingstand-by gaan voor werking op afstand.
3 Schakel de Wi-Fi-functie in het setup-menu van de smartphone in.
4 Selecteer de SSID die op dit toestel weergegeven wordt op het Wi-Fi
instellingenscherm van de smartphone.
Als het de eerste keer is dat de smartphone zich met dit toestel in verbinding stelt via Wi-Fi, voer dan
op de smartphone het password in dat weergegeven wordt op het scherm van dit toestel.
Het kan enige tijd duren voordat de Wi-Fi-verbinding tot stand gekomen is.
5 Zodra de Wi-Fi-verbinding tot stand gekomen is, druk dan op de home-knop op
de smartphone om de smartphone-applicatie “Image App” op te starten.
Als de verbinding met dit toestel volledig tot stand gekomen is, wordt het beeld van dit toestel op het
scherm van de smartphone weergegeven. Bedien dit toestel op afstand met de smartphone.
Raak [STOP] aan of druk op de Wi-Fi-knop.
Het bericht wordt weergegeven. Raak [JA] aan om de aanduiding te sluiten.
De volgende handelingen stellen u in staat tot tien smartphones te registreren. Als het aantal de tien
overschrijdt, zal de smartphone-informatie met de oudste registratiedatum en -tijd gewist worden.
j Instellen van [Directe verbinding wachtwoord] op [UIT] en dit toestel en een smartphone
rechtstreeks met elkaar verbinden.
Gebruik van [Afst. Bedien.] met een verbinding met een
draadloos toegangspunt
Ga verder met stap 2 als uw Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht is via [Draadl. toegangspunt inst.] in
[Wi-Fi setup] (l 170 tot 173).
1 Druk op dit toestel op de Wi-Fi-knop.
2 Raak [Afst. Bedien.] aan op het Wi-Fi menuscherm.
Deze zal in verbindingstand-by gaan voor werking op afstand.
3 Breng de verbinding tussen de smartphone en het draadloze toegangspunt tot
stand.
4 Start de toepassing “Image App” van de smartphone.
Als de verbinding met dit toestel volledig tot stand gekomen is, wordt het beeld van dit toestel op het
scherm van de smartphone weergegeven.
Bedien dit toestel op afstand met de smartphone.
Als [Directe verbinding wachtwoord] op [AAN] gezet is
Verlaten van [Afst. Bedien.]