Operating Instructions

- 168 -
Om de Wi-Fi-functie te gebruiken, sluit u dit toestel aan op een draadloos toegangspunt of
smartphone via Wi-Fi.
Afhankelijk van de Wi-Fi-verbindingsmethode, zijn verschillende Wi-Fi-functies beschikbaar.
Als u [Geschiedenis] selecteert, kunt u een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen waarbij gebruik
gemaakt wordt van de instellingen van een eerder gebruikte Wi-Fi-functie. (l 176)
Het statuslampje en de statusicoon van de verbinding wanneer
verbinding met Wi-Fi gemaakt is
Raadpleeg voor informatie over hoe een Wi-Fi-verbinding voor de draadloze tweeling-/
multicamerafunctie opgezet moet worden, pagina 189; raadpleeg voor informatie over de
verbindingsstatusiconen pagina 200.
Wi-Fi
Instellen van een Wi-Fi-verbinding
Wi-Fi-
verbindingsmethoden
Aansluiten op een draadloos
toegangspunt (l 170)
Opzetten van een rechtstreekse
verbinding met een smartphone
(l 174)
Beschikbare Wi-Fi-
functies
[Afst. Bedien.] (l 140)
[Babymonitor] (l 146)
[Huis monitor] (l 149)
[Afsp. DLNA] (l 155)
[Kopieer] (l 157)
[Live zenden] (l 161)
[Afst. Bedien.] (l 140)
A Brandt groen
Het statuslampje brandt groen als dit toestel met een
apparaat van bestemming verbonden is nadat een
Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht is.
Als Wi-Fi afgesloten is, brandt het statuslampje
opnieuw rood.
B De statusicoon van de verbinding
Wanneer verbinding met een draadloos
toegangspunt gemaakt is:
verbonden met Wi-Fi/ niet verbonden met Wi-Fi
Het display zal als volgt veranderen volgens de
intensiteit van de radiogolven: (Zwak) # #
# (Sterk).
Wanneer een directe verbinding gemaakt is:
verbonden met Wi-Fi/ niet verbonden met Wi-Fi