Operating Instructions

Origineel Pagina-indeling
8 in 1 PORTRET
LANDSCHAP
Opmerking:
R U kunt de vorige pagina-indeling opslaan (functie #467 op
pagina 64).
Afzonderlijke N-in-1-functie (alleen vanaf de glasplaat)
U kunt een met N-in-1 gekopieerd document terugkopiëren en
er weer de oorspronkelijke aparte pagina’s van maken. Deze
functie is beschikbaar voor documenten die met de instellingen
2 in 1 en 4 in 1 gemaakt zijn.
1. Plaats het origineel (pagina 19).
2. Selecteer PAG. OPMAAK met MPage LayoutN.
3. Druk meerdere keren op MCN of MDN om APART N in
1 te selecteren. A MSetN
4. Druk meerdere keren op MCN of MDN om het aantal originele
documenten te selecteren (2 in 1 of 4 in 1). A
MSetN
5. Druk meerdere keren op MCN of MDN om de indeling van het
oorspronkelijke document te selecteren (PORTRET of
LANDSCHAP). A MSetN
6. Voer indien nodig het aantal documenten in (maximaal 99).
A MStartN
7. Druk, na het kopiëren op MStopN om deze functie terug te
zetten.
5.2.6 Randfunctie
U kunt het apparaat zodanig instellen dat de buitenranden van
documenten niet gekopieerd worden. De gekopieerde
documenten hoeven in dat geval ook niet verkleind te worden
om op het afdrukpapier te passen. Dit is handig wanneer u
documenten met vuile randen wilt kopiëren.
Opmerking:
R Deze functie en de pagina-indelingsfunctie kunnen niet
tegelijkertijd gebruikt worden (geldt niet voor
N-in-1-functie).
1 Plaats het origineel (pagina 19).
2 Selecteer ZIJDE met MPage LayoutN.
3 Druk meerdere keren op MCN of MDN om AAN te selecteren.
A MSetN
4 Druk meerdere keren op MCN of MDN om LANGE ZIJDE
te selecteren. A MSetN
5 Voer via het toetsenblok de gewenste breedte van de lange
rand in. A MSetN
6 Druk meerdere keren op MCN of MDN om KORTE ZIJDE
te selecteren. A MSetN
7 Voer via het toetsenblok de gewenste breedte van de korte
rand in. A MSetN
8 Voer indien nodig het aantal documenten in (maximaal 99).
A MStartN
9 Druk, na het kopiëren op MStopN om deze functie terug te
zetten.
Opmerking:
R U kunt de vorige randinstelling behouden (functie #473 op
pagina 64).
5.2.7 Margefunctie
U kunt op het apparaat instellen dat een bepaalde
documentrand niet mag worden gekopieerd om een marge te
creëren. Dit is handig wanneer u gekopieerde documenten wilt
binden.
Opmerking:
R Zie functie #474 op pagina 64 voor informatie over het
automatisch volgens de ingestelde marge verkleinen van
kopieën.
R Deze functie en de pagina-indelingsfunctie kunnen niet
tegelijkertijd gebruikt worden.
1 Plaats het origineel (pagina 19).
R Als u een pagina staand wilt afdrukken, plaatst u het
origineel in de staande richting. Als u een pagina
liggend wilt afdrukken, plaatst u het origineel in de
liggende richting.
2 Selecteer MARGE met MPage LayoutN.
3 Druk meerdere keren op MCN of MDN om AAN te selecteren.
A MSetN
4 Druk meerdere keren op MCN of MDN om de indeling van
PORTRET of LANDSCHAP te selecteren. A MSetN
5 Druk meerdere keren op MCN of MDN om de rand van
BOVENKANT, RECHTS, LINKS of ONDERKANT
waarvoor u de marge wilt instellen te selecteren. A
MSetN
6 Voer via het toetsenblok de gewenste breedte van de
marge in. A MSetN
7 Voer indien nodig het aantal documenten in (maximaal 99).
A MStartN
8 Druk, na het kopiëren op MStopN om deze functie terug te
zetten.
Opmerking:
R U kunt de vorige marge-instelling behouden (functie #475
op pagina 64).
5.2.8 Kopie reserveren
U kunt onder de volgende voorwaarden een kopie reserveren:
38
5. Kopieerapparaat