Operation Manual

53 NL/BE
Alleszaag veilig gebruiken
U kunt de voetplaat
5
draaien om hem aan het
werkstuk aan te passen en een veilige steun te heb-
ben. De voetplaat moet altijd tegen het werkstuk
liggen wanneer het apparaat in bedrijf is.
Werkinstructies voor het zagen
Controleer het te bewerken materiaal op
vreemde voorwerpen zoals spijkers, schroeven
enz. en verwijder deze.
Let op dat de ventilatiegleuven niet worden af-
gedekt.
Schakel het apparaat in en plaats het pas daarna
tegen het werkstuk.
Schakel het apparaat per omgaande uit wanneer
het zaagblad klem raakt.
Spreid de reeds gezaagde spleet met een ge-
schikt gereedschap en trek de alleszaag eruit.
Pas het zaagblad en het aantal slagen aan het
te bewerken materiaal aan.
Voor iedere toepassing van uw alleszaag zijn
geoptimaliseerde zaagbladen in verschillende
lengtes in de handel verkrijgbaar.
Zaag het materiaal met een gelijkmatige snelheid.
Vlak afsluitend zagen:
Met flexibele zaagbladen en de dienovereenkomstige
lengte kunt u uitstekende werkstukken zoals bijv. buizen
direct aan de wand afzagen.
Ga als volgt te werk:
1. plaats het zaagblad direct tegen de wand.
2. buighet zaagblad door zijwaartse druk op de
alleszaag zodanig dat de voetplaat
5
tegen
de wand ligt.
3. schakel het apparaat in zoals beschreven en
zaag het werkstuk met constante druk af.
Insteekzagen:
VOORZICHTIG! GEVAAR VOOR TERUGSLAG!
Insteeksneden mogen alléén in zachte materialen
(hout e.d.) worden uitgevoerd.
Ga als volgt te werk:
1. plaats de alleszaag met de onderzijde van de
voetplaat
5
op het werkstuk. Schakel het ap-
paraat in.
2. kantel de alleszaag naar voren en steek met
het zaagblad in het werkstuk.
3. zet de alleszaag verticaal en zaag verder
langs de zaaglijn.
Opmerking: het gebruikte zaagblad mag niet
langer zijn dan 152 mm!
Onderhoud en reiniging
Trek vóór alle reinigingswerkzaamheden de
netsteker uit de contactdoos.
Vervang het zaagblad zodra de vertanding
bot is en het niet meer mogelijk is om zaag-
werkzaamheden optimaal uit te voeren.
Houd het apparaat en de ventilatieopeningen
altijd schoon.
Reinig het apparaat direct na beëindiging van
de werkzaamheden.
Er mogen géén vloeistoffen in het apparaat
dringen. Gebruik een doek voor het reinigen
van de behuizing. Gebruik nooit benzine, op-
losmiddelen of reinigingsmiddelen die de kunst-
stof aantasten.
Reinig de zaagbladopname
eventueel met een penseel of
door het uitblazen met perslucht.
Service
Laat uw appa-
raten alléén door gekwalificeerd
vakpersoneel en alléén met originele
onderdelen repareren. Op deze wijze
wordt gewaarborgd dat de veiligheid van het
apparaat behouden blijft.
Laat de steker
of de aansluitleiding altijd door de fa-
brikant van het apparaat of door zijn
technische dienst repareren. Op deze
wijze wordt gewaarborgd dat de veiligheid
van het apparaat behouden blijft.
Ingebruikname / Onderhoud en reiniging / ServiceAlgemene veiligheidsinstructies … / Vóór de ingebruikname / Ingebruikname