Operation Manual

13
Kabels
Leg de kabels zo neer dat niemand erop kan trappen of ero-
ver kan struikelen.
Zet geen voorwerpen op de kabels om te voorkomen dat die
beschadigd raken.
Sluit randapparatuur zoals toetsenbord, muis en monitor al-
leen aan wanneer het notebook is uitgeschakeld om scha-
de aan het notebook of de andere apparatuur te voorko-
men. Sommige apparaten kunnen ook worden aangesloten
wanneer het notebook is ingeschakeld. Dit is meestal het ge-
val bij apparatuur met een USB-aansluiting. Volg in elk geval
de instructies in de bijbehorende handleiding.
Houd minimaal een meter afstand aan van bronnen van hoge
frequentie en/of magnetische interferentie (TV, luidsprekers,
mobiele telefoon, DECT-telefoons etc.) om storingen en gege-
vensverlies te voorkomen.
Let erop dat u voor verbindingen tussen dit notebook en ex-
terne interfaces uitsluitend gebruik mag maken van afge-
schermde kabels met een lengte van maximaal 3 meter. Voor
het aansluiten van printers moet u gebruik maken van dubbel
afgeschermde kabels.
Vervang de meegeleverde kabels niet door andere kabels.
Maak uitsluitend gebruik van de meegeleverde kabels omdat
deze in onze laboratoria uitgebreid zijn getest.
Maak voor het aansluiten van uw randapparatuur ook uits-
luitend gebruik van de kabels die met de apparatuur worden
meegeleverd.
Zorg dat alle verbindingskabels zijn aangesloten op de bijbe-
horende randapparatuur om interferentie te voorkomen. Ver-
wijder kabels die niet in gebruik zijn.
Op het notebook mag alleen apparatuur worden aangeslo-
ten, die voldoet aan de norm EN 60950 Veiligheid van infor-
matietechnologie“ of de standaard EN60065 Veiligheidseisen
- audio-, video -en soortgelijke elektronische apparatuur“.