Operation Manual

NL 22
Functie Beschrijving
Bovenwarmte
Het gerecht wordt verwarmd door het bovenste
verwarmingselement.
Deze functie wordt gebruikt voor het bruineren
van de bovenlaag van gerechten.
Plaats de bakplaat of het ovenrooster op niveau 2.
Aanbevolen temperatuur: 150 °C.
2
Onderwarmte
Het gerecht wordt verwarmd door het onderste
verwarmingselement. Schakel deze stand in net
voor het einde van de bak- of braadtijd.
Deze functie wordt gebruikt voor gerechten die
een bodemkorst of bruining nodig hebben.
Plaats de bakplaat of het ovenrooster op niveau 2.
Gebruik deze functie vlak voor het einde van het
bakken of braden.
Aanbevolen temperatuur: 160 °C.
Grill
Het gerecht wordt verwarmd door het grillelement.
Deze functie kan gebruikt worden voor het
gratineren van boterhammen, het roosteren van
brood en saucijsjes.
Plaats het ovenrooster op niveau 4 of 5 en de
bakplaat op niveau 2.
Maximaal toegestane temperatuur is 240 °C.
Controleer regelmatig de bereiding. Door de hoge
temperatuur kan het vlees snel aanbranden.
Verwarm 5 minuten voor.
2
4
Grote Grill
Het gerecht wordt verwarmd door het
grillelement in combinatie met het bovenste
verwarmingselement.
Deze functie wordt gebruikt voor schotels en
gebakken gerechten die bruining nodig hebben.
Plaats het ovenrooster op niveau 4 of 5 en de
bakplaat op niveau 2.
Maximaal toegestane temperatuur is 240 °C.
Controleer regelmatig de bereiding. Door de hoge
temperatuur kan het vlees snel aanbranden.
Verwarm 5 minuten voor.
2
4
GEBRUIK