Operation Manual
164
De flitser gebruiken
5
Flitseigenschappen 
bij elke belichtingsfunctie
• Bij het fotograferen van een bewegend onderwerp kunt u de flitser 
gebruiken om het onscherpte-effect te veranderen.
• Voor het maken van flitsfoto’s kunt u een sluitertijd van 1/180 seconde 
of langer instellen. 
• Het diafragma wordt automatisch aangepast aan het omgevingslicht.
• De sluitertijd staat vast op 1/180 sec. wanneer een ander objectief 
dan DA, DA L, D FA, FA J, FA, F of A wordt gebruikt.
• Wanneer u de scherptediepte wilt wijzigen of een opname van grote 
afstand wilt maken, kunt u het gewenste diafragma instellen om een flitsfoto 
te maken.
• De sluitertijd wordt automatisch aangepast aan het omgevingslicht.
• De sluitertijd wordt automatisch aangepast tot 1/180 s of langer (p.64) 
waarbij minder camerabeweging wordt veroorzaakt. De langst 
mogelijke sluitertijd hangt af van de brandpuntsafstand van het 
gebruikte objectief.
• De sluitertijd staat vast op 1/180 sec. wanneer een ander objectief 
dan DA, DA L, D FA, FA J, FA of F wordt gebruikt. 
U kunt lange-sluitertijdsynchronisatie gebruiken met . (Portret bij nacht) 
van de Picture-stand of met de stand b (Sluitertijdvoorkeuze) wanneer 
u portretopnamen maakt met een zonsondergang op de achtergrond. 
Zowel het portret als de achtergrond worden prachtig vastgelegd.
Gebruik van de flitser in b bij sluitertijdvoorkeuze
De flitser gebruiken in de stand c (Diafragmavoorkeuze)
De lange-sluitertijdsynchronisatie gebruiken
• Een lange-sluitertijdsynchronisatie verlengt de sluitertijd. Gebruik de functie 
Shake Reduction of schakel de functie Shake Reduction uit en gebruik een 
statief om camerabeweging te voorkomen. De opname wordt ook onscherp 
wanneer het onderwerp beweegt.
• Lange-sluitertijdsynchronisatie is ook mogelijk met een externe flitser.
K-x_OPM.book Page 164 Thursday, September 24, 2009 2:25 PM










