Operation Manual

52
Voorbereidingen
2
Het objectief bevestigen
Bevestig een passend objectief op de body van de camera.
Als u met de a een van de volgende objectieven gebruikt,
zijn alle opnamestanden van de camera beschikbaar.
(a) DA-, DA L-, D FA-, FA J-objectieven
(b) Objectieven met een diafragma s-stand (Auto), als de stand s wordt
gebruikt
1
Controleer of de camera is uitgezet.
2
Verwijder de bodydop (1) en
de achterlensdop van het
objectief (2).
Zet een los objectief altijd met de
vatting omhoog neer om beschadiging
van de objectiefvatting te voorkomen.
3
Zorg dat de indextekens (de
rode puntjes: 3) van de
objectiefvatting op de camera
en het objectief tegenover
elkaar liggen. Draai vervolgens
het objectief met de klok mee
tot het vastklikt.
Draai het objectief, nadat u het op de
body hebt bevestigd, tegen de klok in
om te controleren of u het goed hebt
gemonteerd.
Zet de camera uit alvorens het objectief te bevestigen of te verwijderen om
onverwachte bewegingen van het objectief te voorkomen.
Als objectieven die bij (b) zijn beschreven, worden gebruikt in een stand
anders dan s, zijn sommige functies beperkt bruikbaar. Zie “Opmerkingen
over [22. Diafragmaring gebruiken]” (p.301).
Bij de fabrieksinstellingen werkt de camera niet met andere objectieven dan
die boven zijn genoemd en accessoires. Stel [22. Diafragmaring gebruiken]
in op [Toegestaan] in het menu [A Pers.instelling 4] om deze wel te
gebruiken. (p.301)
3
K-x_OPM.book Page 52 Thursday, September 24, 2009 2:25 PM