Operation Manual

89
Opnamefuncties
4
Stel de functiekiezer in op =, s, q, \, . of a als u in de stand I
(Autom. opname) de gewenste opname niet kunt maken.
De standen hebben de volgende kenmerken.
Picture-stand
Stand Kenmerken
I Autom. opname
De optimale opnamestand wordt automatisch
gekozen uit de standen U (Stand.), = (Portret),
s (Landschap), q (Macro), \ (Bewegend onderw.)
en . (Portret bij nacht). Bij het maken van opnamen
met Live weergave kunt u ook d (Blauwe hemel)
en K (Zonsondergang) selecteren.
=
Portret
Optimaal voor het maken van portretten. Produceert
natuurlijke huidtinten.
s
Landschap
Verdiept het scherpstelbereik, benadrukt contouren
en verzadiging van bomen en lucht, en zorgt voor een
levendige opname.
q
Macro
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van
bloemen en andere kleine onderwerpen op korte
afstand.
\
Bewegend
onderw.
Hiermee kunt u scherpe opnamen maken van
een snel bewegend onderwerp, zoals bij
sportevenementen. De transportstand is vast
ingesteld op g (Continuopname (snel)).
.
Portret bij nacht
Hiermee kunt u opnamen van mensen tegen een
nachtelijke achtergrond of tijdens de schemering.
a
Filtser UIT
De flitser is uitgeschakeld. Andere instellingen zijn
gelijk aan U (Stand.) in I.
In de stand . zal de camera, ook al wordt de flitser gebruikt, lange sluitertijden
gebruiken zodat de achtergrond buiten het bereik van de flitser ook correct belicht
op de opname komt (1 Lange-sluitertijdsync (p.164)). Gebruik de functie Shake
Reduction of een statief om te voorkomen dat de camera beweegt.
Als \ automatisch wordt geselecteerd in I, worden opnamen gemaakt
met de transportstand die eerder was ingesteld.
K-x_OPM.book Page 89 Thursday, September 24, 2009 2:25 PM