Operation Manual
3
Opnamen maken
57
t Memo
• De instelling van Programmalijn wordt ingeschakeld in de
volgende situaties.
• In de stand G of H
• Wanneer bij [Instelling e-knoppen] van [Knoppen
aanpassen] in menu A5 de optie GLINE is ingesteld
voor de M-werking van K of L
• Wanneer [Programmalijn] wordt toegewezen aan het
functiewiel, kunt u de instelling wijzigen door de Smart-functie
te gebruiken. (p.21, p.117)
De scherptediepte controleren (Voorbeeld)
Wanneer [Voorbeeld] wordt toegewezen aan X, Y of Z,
kunt u de scherptediepte controleren vooraleer u foto's
neemt. (p.116)
Vergrendeling van de belichting
Als u de belichting wilt vergrendelen voordat u opnamen
maakt, gebruikt u de functie Belichtingsgeheugen. Deze
functie kunt u gebruiken door [Belichtingsgeheugen] toe te
wijzen aan X, Y, Z of f. (p.114)
Bedieningselementen uitschakelen
Specifieke functies of bedieningen van knoppen en wielen
kunnen tijdelijk worden uitgeschakeld om een verkeerde
werking tijdens het maken van opnamen te voorkomen door
[Vergrend. bed.elem.] toe te wijzen aan X, Y of Z.
(p.114)
Als u aan R draait terwijl u op de knop in standby-stand
drukt, worden de functies of bedieningen van de knoppen en
wielen uitgeschakeld. Door opnieuw aan R te draaien,
worden de functies of bedieningen ervan weer
ingeschakeld.
e wordt weergegeven op het
statusscherm en Live weergave-
scherm als de functies of
bedieningen van de knoppen en
wielen zijn uitgeschakeld.
Bij [17 Bedien.elem. aan/uit] in
menu E3 kan worden
geselecteerd welke functies of bedieningen van knoppen en
wielen moeten worden uitgeschakeld.
99 999
99999
Type1
Schakelt de functies of bedieningen van de
knoppen en wielen uit die moeten worden
gebruikt om de belichtingsinstellingen in
standby-stand te wijzigen.
Type2
Schakelt de functies of bedieningen van
ABCD, E en F uit in standby.
KP-OPM-NL.book Page 57 Tuesday, February 14, 2017 5:47 PM