Instructieboekje
De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Scan deze code voor directe toegang tot uw gebruiksaanwijzing. Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto.
Welkom Dit boekje behandelt alle beschikbare uitrustingen van dit model. Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor de auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien. Wij danken u voor uw keuze voor de 2008. Aansprakelijkheid voor de gegeven beschrijvingen en illustraties wordt niet aanvaard.
Inhoud Overzicht Eco-rijden . .
Inhoud Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Zicht Lichtschakelaar Koplampen verstellen Statische bochtverlichting Ruitenwisserschakelaar Dimmer dashboardverlichting Plafonniers Sfeerverlichting interieur Panoramadak 111 118 119 120 124 125 126 127 Kinderzitjes Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde ISOFIX-kinderzitjes Kinderbeveiliging Onderhoud 145 147 154 158 Motorkap Benzinemotoren Dieselmotoren Niveaus controleren Controles 211 212 213 214 217 Technische gegevens Veiligheid Richt
Overzicht Exterieur Sleutel met afstandsbediening - ontgrendelen/vergrendelen van de auto - lokaliseren van de auto - follow me home-verlichting - diefstalbeveiliging - inbraakalarm - batterij Starten/afzetten van de motor Lichtschakelaar Led-verlichting Verlichting overdag Koplampverstelling Statische bochtverlichting Lampen vervangen - koplampen - mistlampen vóór - zijknipperlichten Buitenspiegels Portieren - openen/sluiten - noodbediening Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit Inbraakalarm Ruitbedie
Overzicht .
Overzicht Cockpit Plafonniers Sfeerverlichting interieur Binnenspiegel Noodoproep of pechhulpoproep Zekeringen dashboard Touchscreen 235-295 Bluetooth autoradio 297-315 Autoradio 317-328 129, 232-233 192-196 Motorkapontgrendeling Buitenspiegels Ruitbediening, blokkering USB-aansluiting/Jack-aansluiting Verwarming, ventilatie 61-65 Handbediende airconditioning 64-65 Automatische airconditioning met gescheiden regeling 66-68 Ontwasemen/ontdooien voor 69 Ontwasemen/ontdooien achterruit 69 211 Z
Overzicht Instrumentenpaneel Verklikkerlampjes Boordcomputer Kilometerteller en dagteller Datum/tijd instellen Meters Opschakelindicator Dimmer dashboardverlichting 14-15 16-27 37-39 40 41 28-32 94 124 33-36 Touchscreen Boordcomputer met touchscreen 38, 39 Datum/tijd instellen met touchscreen 41 Dimmer dashboardverlichting met touchscreen 124 Ruitenwisserschakelaar Parkeerhulp Park Assist CDS/ASR Stop & Start-systeem Bandenspanningscontrole Inbraakalarm Elektrische kinderbeveiliging 105-106 107-110 135
Overzicht 8
Overzicht . Dashboard / Middenconsole 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer. Stuurkolomschakelaars touchscreen. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. Frontairbag bestuurder. Claxon. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/ boordcomputer. Hendel motorkapontgrendeling. Hendel stuurwielverstelling. Koplampverstelling. Rij drukschakelaars. A. Uitschakelen van de parkeerhulp achter of Inschakelen van de Park Assist. B. Uitschakelen van het CDS/ASRsysteem. C.
Overzicht Onderhoud - Technische gegevens ® Additief AdBlue en SCR-systeem (BlueHDi-dieselmotor) 164-171 Niveaus controleren 214-216 - olie - remvloeistof - koelvloeistof - ruitensproeiervloeistof - brandstofadditief (diesel met roetfilter) Controle van onderdelen - accu - luchtfilter/interieurfilter - oliefilter - roetfilter (diesel) - remblokken/-schijven 217-218 Lampen vervangen - voor - achter 185-191 Brandstoftank leeg (diesel) 163 12V-accu 198-200 Spaarfase accu, eco-mode 201 Zekeringen motorr
Overzicht .
Eco-rijden Eco-rijden Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen. Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Eco-rijden Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik Houd u aan de onderhoudsvoorschriften Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Controle tijdens het rijden Instrumentenpaneel met LCD-display Meters en displays 1. 2. 3. 4. 5. Koelvloeistoftemperatuurmeter. Toerenteller (x 1000 t/min of rpm), schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). Motorolieniveaumeter*. Opschakelindicator (handgeschakelde versnellingsbak) of weergave positie selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of automatische transmissie). Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
Controle tijdens het rijden Instrumentenpaneel met matrixdisplay Meters en displays 1. 2. 3. 4. 5. Koelvloeistoftemperatuurmeter. Toerenteller (x 1000 t/min of rpm), schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer. Opschakelindicator (handgeschakelde versnellingsbak) of weergave positie selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of automatische transmissie). Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
Controle tijdens het rijden Verklikkerlampjes De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje). 16 Bij het aanzetten van het contact Bijbehorende waarschuwingen Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel enkele seconden branden.
Controle tijdens het rijden Verklikkerlampjes ingeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld. Controlelampje Status Oorzaak Richtingaanwijzer links knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt. Richtingaanwijzer rechts knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt. Parkeerlichten permanent.
Controle tijdens het rijden Controlelampje 18 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Voorgloeien dieselmotor permanent. Het contactslot staat in de tweede stand (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat. De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden (in extreme gevallen 30 seconden). Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af. Zet het contact dan weer aan en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat u de motor start. Handrem permanent.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Voet op het koppelingspedaal* permanent. In de STOP-stand van het Stop & Start-systeem wordt de motor niet gestart als u het koppelingspedaal slechts gedeeltelijk intrapt. Trap het koppelingspedaal helemaal in zodat de motor gestart kan worden. Automatische ruitenwissers permanent. De ruitenwisserschakelaar is naar beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Controle tijdens het rijden Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het display. Controlelampje Passagiersairbag 20 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent. De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand "OFF". De frontairbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Controle tijdens het rijden Waarschuwingslampjes Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen. Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het display wordt weergegeven. Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van een artikelnummer van PEUGEOT. Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. permanent, in combinatie met het waarschuwingslampje ABS.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen knippert. De ESP-/ASR-regeling is actief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een betere koersstabiliteit als de wielen te weinig grip hebben of de auto uit de koers dreigt te raken. permanent. Storing in het ESP-/ASR-systeem. Laat het systeem controleren door het PEUGEOTnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Stuurbekrachtiging permanent.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Additief AdBlue ® (BlueHDidieselmotor) + 24 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met een geluidssignaal en een melding van het aantal kilometers dat u nog kunt rijden. De actieradius ligt tussen de 600 en 2400 km. Laat het AdBlue ® -reservoir snel bijvullen: neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.
Controle tijdens het rijden Controlelampje + + SCRemissieregelsysteem (BlueHDidieselmotor) Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding. Er is een storing in het SCRemissieregelsysteem. Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent, met de wijzer in het rode gebied. Er zit er nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank. Vanaf dit moment worden de laatste liters brandstof in de tank aangesproken. knippert met de wijzer in het rode gebied. Er zit nog een minimale hoeveelheid brandstof in de tank. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Een of meer portieren geopend Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent, in combinatie met een melding die het desbetreffende portier aangeeft, bij een snelheid lager dan 10 km/h. Een portier of de achterklep is niet goed gesloten. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel. 1 permanent, in combinatie met een melding die het desbetreffende portier aangeeft en een geluidssignaal, bij een snelheid hoger dan 10 km/h.
Controle tijdens het rijden Meters Onderhoudsindicator De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema van de fabrikant. Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator op basis van het aantal afgelegde kilometers en de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
Controle tijdens het rijden De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 7 seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Controle tijdens het rijden Op 0 zetten van de onderhoudsindicator Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatie U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven. F Druk op de knop voor nulstelling van de dagteller. De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en verdwijnt vervolgens weer. De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Controle tijdens het rijden Motorolieniveaumeter* De motorolieniveaumeter geeft aan of het motorolieniveau in orde is. Bij het aanzetten van het contact wordt eerst de onderhoudsindicator weergegeven en vervolgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau. Olieniveau correct Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Controle tijdens het rijden Koelvloeistoftemperatuurmeter De temperatuur en de druk in het koelcircuit beginnen na enkele minuten rijden te stijgen. Om koelvloeistof bij te vullen: F wacht tot de motor is afgekoeld, F draai de dop iets los om de druk te laten dalen, F verwijder vervolgens de dop, F vul bij tot aan het merkteken "MAXI". Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in: zone A, is de temperatuur in orde, zone B, is de temperatuur te hoog.
Controle tijdens het rijden Touchscreen Het heeft de volgende functies: toegang tot de configuratiemenu's van de functies en de systemen van de auto, toegang tot de configuratiemenu's van het audiosysteem en de weergave, bediening van het audiosysteem, de telefoon en weergave van de bijbehorende informatie.
Controle tijdens het rijden 1. Instellen van het geluidsvolume/ onderbreken van het geluid. Zie de rubriek "Audio en telematica". Menu's Druk op deze toets om de verschillende menu's weer te geven. 34 Navigatie. Afhankelijk van het uitrustingsniveau is het navigatiesysteem niet leverbaar, optioneel of standaard. Zie de rubriek "Audio en telematica". Rad Media. Zie de rubriek "Audio en telematica". Instellingen. Hiermee kunnen de weergave en het systeem worden geconfigureerd.
Controle tijdens het rijden Menu "Instellingen" 1 De via dit menu toegankelijke functies zijn in de volgende tabel weergegeven. Toets Desbetreffende functie Aanwijzingen Audio-instellingen Instellen van het geluidsvolume, de balans enz. Scherm uit Scherm uitschakelen. Sferen Keuze van een grafisch thema. Interactieve hulp Toegang tot het interactieve instructieboekje. Systeeminstelling Keuze van de eenheden: temperatuur (°Celsius of °Fahrenheit) afstand en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).
Controle tijdens het rijden Menu "Rijden" De via dit menu toegankelijke functies zijn in de volgende tabel weergegeven.
Controle tijdens het rijden Boordcomputer 1 De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...). Instrumentenpaneel Traject resetten - Actuele informatie: ● actieradius, ● actueel brandstofverbruik, ● de teller van het Stop & Startsysteem. - Traject "1": ● gemiddelde snelheid, ● gemiddeld brandstofverbruik, ● de afgelegde afstand, voor het eerste traject.
Controle tijdens het rijden Touchscreen Weergave van de informatie Traject resetten - Actuele informatie: ● actieradius, ● huidig brandstofverbruik, ● de teller van het Stop & Startsysteem. - Traject "1": ● afgelegde afstand, ● gemiddeld brandstofverbruik, ● gemiddelde snelheid, voor het eerste traject. F Druk op de toets MENU voor toegang tot de verschillende menu's. F Selecteer het menu " Rijden " om de verschillende tabbladen weer te geven. F Selecteer de gewenste functie met uw vinger.
Controle tijdens het rijden 1 Boordcomputer, enkele definities Actieradius Huidig verbruik Afgelegde afstand (km of miles) Aantal kilometers dat u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden (berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers). (l/100 km, km/l of mpg) Berekend over de laatste verstreken seconden. (km of miles) Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Controle tijdens het rijden Kilometerteller en dagteller Kilometerteller Dagteller De kilometerteller geeft de totale kilometerstand van de auto aan. De totale kilometerstand wordt weergegeven in het gedeelte A van het display van het instrumentenpaneel. De dagteller geeft het aantal gereden kilometers (bijvoorbeeld per dag) weer nadat de bestuurder de teller op 0 heeft gezet. De dagteller wordt weergegeven in het gedeelte B van het display van het instrumentenpaneel.
Controle tijdens het rijden Datum en tijd instellen Instrumentenpaneel met LCD-display 1 Touchscreen Selecteer " Tijd instellen " of " Datum instellen ". F Druk deze toets in om achtereenvolgens de volgende parameters weer te geven: - uren, - minuten, - tijdsaanduiding in 12 of 24 uur. Druk op de toets MENU voor toegang tot de verschillende menu's. Selecteer het menu " Instellingen ". Wijzig de parameters met de numerieke toetsen en druk op "Bevestigen".
Toegang tot de auto Sleutel met afstandsbediening U kunt om de auto te ontgrendelen of vergrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de lokalisatie en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging. Uitklappen van de sleutel Ontgrendelen van de auto Met de sleutel F Druk op deze knop om de sleutel uit te klappen.
Toegang tot de auto Vergrendelen van de auto Met de sleutel F Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier in de richting van de achterzijde van de auto om de auto te vergrendelen. Met de afstandsbediening Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels ingeklapt.
Toegang tot de auto Inklappen van de sleutel Lokaliseren van de auto F Druk op het symbooltje van het gesloten hangslot om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats. De plafonniers gaan branden en de richtingaanwijzers knipperen gedurende enkele seconden. F Druk op deze knop om de sleutel in te klappen. Wanneer u deze knop niet indrukt bij het inklappen van de sleutel, kan het mechanisme beschadigd raken.
Toegang tot de auto Storing afstandsbediening Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden. F Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met de sleutel in het slot. F Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening. Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOTnetwerk als de storing niet is verholpen.
Toegang tot de auto Sleutels verloren Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk. Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen. Afstandsbediening De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik.
Toegang tot de auto Portieren Openen Van buitenaf Sluiten Van binnenuit F Duw of trek het portier dicht om het te sluiten. 2 Als een van de portieren niet goed is gesloten: - - F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep.
Toegang tot de auto Noodbediening Hiermee kunt u de portieren mechanisch vergrendelen en ontgrendelen in het geval van een storing in de centrale vergrendeling of van de accu. Bestuurdersportier Overige portieren Steek de sleutel in het slot om het portier te vergrendelen of ontgrendelen. Vergrendelen Bij een storing in de centrale vergrendeling moet u de accukabels losnemen om de auto volledig, inclusief de achterklep, te kunnen vergrendelen.
Toegang tot de auto Achterklep Openen Sluiten Noodbediening F Trek de achterklep omlaag aan de handgreep aan de binnenzijde. F Druk indien nodig op de bovenzijde van de achterklep om deze volledig te sluiten. Hiermee kan bij een eventuele storing in de centrale vergrendeling, de achterklep mechanisch ontgrendeld worden. 2 Als de achterklep niet goed is gesloten: - F Ontgrendel de achterklep of de auto met de afstandsbediening of de sleutel, druk op de knop en til de achterklep omhoog.
Toegang tot de auto Vergrendelen / ontgrendelen van binnenuit F Druk op deze knop om de portieren en de achterklep van de auto van binnenuit te vergrendelen (het lampje van de knop gaat branden) of ontgrendelen (het lampje van de knop gaat uit).
Toegang tot de auto Alarm Automatische beveiligingsfunctie Dit systeem treedt in werking als iemand probeert het alarm te saboteren. Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de bedieningseenheid of de kabels van de sirene uit te schakelen of te beschadigen. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats alvorens wijzigingen aan het alarmsysteem aan te brengen. Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal.
Toegang tot de auto Vergrendelen van de auto met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld Schakel de interieurbeveiliging uit om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld: een huisdier in de auto wordt gelaten, een ruit op een kier blijft staan, de auto wordt gewassen. - Uitschakelen van de interieurbeveiliging F Zet het contact af. F Druk binnen 10 seconden op de knop tot het verklikkerlampje blijft branden. F Verlaat de auto.
Toegang tot de auto Elektrisch bedienbare ruiten Handbediening Duw of trek de schakelaar tot het zware punt om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten. Automatische bediening (volgens uitvoering) 1. 2. 3. 4. 5. Ruitbediening links voor. Ruitbediening rechts voor. Ruitbediening rechts achter. Ruitbediening links achter. Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare ruiten achter. Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt om de ruit te openen of sluiten.
Toegang tot de auto Resetten van de ruitbediening Als de accu is losgekoppeld geweest, moet de ruitbediening gereset worden. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld: open de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens als de schakelaar omhoog wordt getrokken, sluit de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten, houd de schakelaar na het sluiten nog minimaal 1 seconde omhoog getrokken.
Comfort Voorstoelen Uit veiligheidsoverwegingen mogen de stoelen uitsluitend bij stilstaande auto worden versteld. Verstelling in lengterichting Hoogteverstelling Rugleuningverstelling F Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand. F Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is. F Duw de handgreep naar achteren.
Comfort Hoogte van de hoofdsteun F Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten. F Druk op de pal A en trek de hoofdsteun omhoog om hem te verwijderen. F Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen van de hoofdsteun recht in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft. F Druk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun om deze lager te zetten.
Comfort Achterbank U kunt het linkerdeel (2/3) en/of het rechterdeel (1/3) van de rugleuning van de achterbank neerklappen om de bagageruimte te vergroten. De zitting bestaat uit één deel en kan niet opgeklapt worden. Neerklappen van de rugleuning Terugplaatsen van de rugleuning F Schuif de desbetreffende voorstoel indien nodig naar voren. F Houd de desbetreffende buitenste veiligheidsgordel tegen de rugleuning en maak deze vast. F Zet de hoofdsteunen in de laagste stand.
Comfort Stuurwielverstelling Hoofdsteunen achter De hoofdsteunen hebben een gebruiksstand (hoog) en een ingeklapte stand (laag). De hoofdsteunen kunnen worden verwijderd en onderling worden uitgewisseld. Verwijderen van een hoofdsteun: F trek de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag, F druk vervolgens de pal A in. Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
Comfort Spiegels Buitenspiegels De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto. De buitenspiegels kunnen ook worden ingeklapt voor het parkeren in een smalle straat. Inklappen - Deze functie kunt u inschakelen door bij draaiende motor op de toets van de achterruitverwarming te drukken. Raadpleeg voor meer informatie over de ontwaseming en ontdooiing van de achterruit de desbetreffende rubriek.
Comfort Binnenspiegel Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto. De binnenspiegel is voorzien van een antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van achteropkomend verkeer.
Comfort Ventilatie Luchttoevoer 3 De lucht in het interieur, die overigens wordt gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in het interieur wordt gerecirculeerd. Luchtgeleiding De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder via verschillende circuits worden toegevoerd: rechtstreekse toevoer naar het interieur (toevoer van buitenlucht), toevoer via het verwarmingscircuit, toevoer via het circuit van de airconditioning.
Comfort Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: F Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
Comfort Ventilatie Tips voor instellingen in het interieur Verwarming of handbediende airconditioning Gewenste werking Luchtverdeling Luchtopbrengst Luchtrecirculatie/ Toevoer van buitenlucht Temperatuur Handbediende airconditioning 3 WARM KOUD ONTWASEMEN ONTDOOIEN Automatische airconditioning: gebruik bij voorkeur de volledig automatische stand door op de toets "AUTO" te drukken.
Comfort Verwarming / ventilatie Handbediende airconditioning De airconditioning werkt alleen als de motor draait. 1. 2. 3. 4. 5. Temperatuurregeling. Luchtopbrengstregeling. Luchtverdeling. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie. Airconditioning aan/uit. Temperatuurregeling F Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen. Luchtopbrengstregeling F Draai de knop in één van de zes standen om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.
Comfort Luchtverdeling Voorruit en zijruiten. Voorruit, zijruiten en beenruimte. Beenruimte. Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters. De luchtstroom kan worden gevarieerd door de knop in een middenstand te zetten. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Comfort Automatische airconditioning met gescheiden regeling De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor. Automatische werking Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op het optimale niveau gebracht. Bij koud weer wordt de warme lucht uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers verdeeld. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 66 Automatisch programma "comfort". Temperatuurregeling bestuurderszijde.
Comfort Temperatuurregeling De bestuurder en voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk naar wens instellen. De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit. F Duw de impulstoets 2 of 3 omlaag (blauw) om de waarde te verlagen of omhoog (rood) om de waarde te verhogen. Instelling op een waarde van ongeveer 21 biedt een optimaal comfort.
Comfort Uitschakelen van het systeem Regeling luchtverdeling F Druk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te verdelen naar: - de voorruit, de zijruiten en de beenruimte, de voorruit en zijruiten (ontwasemen of ontdooien), de middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters, de middelste ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en de beenruimte, de beenruimte. Regeling luchtopbrengst F Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de luchtopbrengst te verhogen.
Comfort Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten Achterruitverwarming Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien. Met handbediende airconditioning Met automatische airconditioning met gescheiden regeling F Zet de knoppen van de aanjagersnelheid, de temperatuur en de luchtverdeling in de met de desbetreffende opdruk weergegeven stand.
Indelingen Indeling van het interieur 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 70 Dashboardkastje met verlichting (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) Open opbergvak (volgens uitvoering) 12V-aansluiting (120 W) Houd u aan dit vermogen om te voorkomen dat uw accessoires beschadigd raken. (zie de volgende bladzijde voor meer informatie).
Indelingen Dashboardkastje met verlichting 12V-aansluiting 4 In het dashboardkastje kunnen een fles mineraalwater, de boorddocumentatie enz. worden opgeborgen. In het deksel zijn voorgevormde vakken aangebracht voor o.a. een bril. F Trek de handgreep omhoog om het dashboardkastje te openen. De verlichting treedt in werking zodra het dashboardkastje wordt geopend (volgens uitvoering).
Indelingen USB-/Jack-aansluiting Deze aansluitmodule, die bestaat uit een USBen een Jack-aansluiting, bevindt zich op de middenconsole. Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod ® of een USB-stick. Dankzij de aansluitmodule kunt u de audiobestanden op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van uw audiosysteem. U kunt deze bestanden beheren met de toetsen op het stuurwiel of het bedieningspaneel van de autoradio en ze weergeven op het display van het instrumentenpaneel.
Indelingen Matten De matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto. Verwijderen Terugplaatsen Terugplaatsen van de mat aan de bestuurderszijde: F leg de mat goed op zijn plaats, F druk de bevestigingen vast, F controleer of de mat goed vastzit. Verwijderen van de mat aan de bestuurderszijde: F zet de stoel in de achterste stand, F maak de bevestigingen los, F verwijder vervolgens de mat.
Indelingen Voorzieningen bagageruimte 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Indelingen Bagagenet voor hoge belading 4 Het net, dat aan de bovenste bevestigingen en de onderste sjorogen of de nokken wordt vastgemaakt, zorgt ervoor dat de auto tot aan het dak kan worden beladen: achter de achterbank (zitrij 2), achter de voorstoelen (zitrij 1) wanneer de achterbank is neergeklapt. Controleer bij het plaatsen van het net of de gespen van de riemen zichtbaar zijn vanuit de bagageruimte; hierdoor is het makkelijker de riemen te ontspannen of aan te spannen.
Indelingen Bagageafdekking De bagageafdekking bestaat uit twee opvouwbare delen. Vouw de afdekking op en plaats hem achter in de bagageruimte. 76 Toegang tot de bagageruimte vanaf de achterbank: F til het voorste gedeelte van de bagageafdekking op met behulp van handgreep A.
Indelingen Gevarendriehoek (opbergen) Onder de voorstoel of onder de bekleding van de bagageruimte (volgens uitvoering) is plaats voor een opgevouwen gevarendriehoek, al dan niet in een koker. Schakel voordat u uit de auto stapt om de gevarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen de alarmknipperlichten in en trek uw reflecterende veiligheidsvest aan. Op de weg plaatsen van de gevarendriehoek F Plaats de gevarendriehoek achter de auto. Houd u hierbij aan de in het land geldende wettelijke voorschriften.
Rijden Rijadviezen Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op. Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties. Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in. Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden Starten-afzetten van de motor Contactslot Starten 5 Auto met een handgeschakelde versnellingsbak: zet de versnellingshendel in de neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig in. 1. 2. 3. Stand Stop. Stand Contact. Stand Starten. Auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak: zet de selectiehendel in de stand N en trap het rempedaal volledig in. Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel: dit kan namelijk storingen aan het contactslot veroorzaken.
Rijden Afzetten F Zet de auto stil. F Draai de sleutel linksom in de stand 1 (Stop). F Verwijder de sleutel uit het contactslot. F Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert. Plaats de wielen in de rechtuitstand voordat u de motor afzet: dit vergemakkelijkt het ontgrendelen van het stuurslot. 80 Neutraalstand Sleutel vergeten Rijd uit veiligheidsoverwegingen nooit met de versnellingsbak in de neutraalstand.
Rijden Parkeerrem Aantrekken Vrijzetten 5 F Trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten. Op een vlakke ondergrond hoeft u de hefboom van de parkeerrem niet maximaal aan te trekken. F Trek, met het rempedaal ingetrapt, de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de knop in en duw de hefboom geheel omlaag. Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen vast tegen het trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel een versnelling in en zet het contact uit.
Rijden Handgeschakelde 5-versnellingsbak Handgeschakelde 6-versnellingsbak Inschakelen van de achteruitversnelling Inschakelen van de 5e of de 6e versnelling Inschakelen van de achteruitversnelling F Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e versnelling in te schakelen. Als dit advies niet wordt nageleefd, kan de versnellingsbak onherstelbaar beschadigd raken (per ongeluk inschakelen van de 3e of 4e versnelling).
Rijden Elektronisch gestuurde versnellingsbak met 5 versnellingen Bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak met vijf versnellingen kunt u kiezen tussen het comfort van automatische bediening en het plezier van handmatig schakelen.
Rijden Weergave op het instrumentenpaneel Standen van de selectiehendel N. Neutral (neutraalstand). R. Reverse (achteruitversnelling). 1 2 3 4 5. Versnellingen in de handgeschakelde stand. AUTO. Verschijnt bij de selectie van de automatische stand en verdwijnt weer als de handbediende stand wordt geselecteerd. F Trap het rempedaal in als dit pictogram knippert (bijv.: starten van de motor). Bij het inschakelen van de achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.
Rijden Trap om krachtig te accelereren, bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre, het gaspedaal met kracht in, tot voorbij het zware punt. Parkeren van de auto Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand N bewegen om de neutraalstand te selecteren. Trek in dat geval altijd de handrem aan om de auto volledig stil te zetten. Auto-sequentiële stand Resetten In de automatische stand kan de bestuurder altijd zelf ingrijpen door gebruik te maken van de flippers.
Rijden Elektronisch gestuurde versnellingsbak met 6 versnellingen Bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak met 6 versnellingen kunt u kiezen tussen het comfort van automatische bediening en het plezier van handmatig schakelen. Deze versnellingsbak heeft twee bedieningsmogelijkheden: automatische bediening, waarbij het open terugschakelen volledig automatisch wordt geregeld, handmatige bediening, waarbij de bestuurder zelf sequentieel kan schakelen.
Rijden Weergave op het instrumentenpaneel Starten van de auto Automatische bediening F Zet om de motor te starten de selectiehendel in de stand N. F Houd het rempedaal ingetrapt. F Start de motor. F Start de auto en selecteer de stand A om voor de automatische bediening te kiezen. Wanneer de motor niet wil starten: - Standen van de selectiehendel N. Neutral (neutraalstand). R. Reverse (achteruitversnelling). 1 2 3 4 5 6. Versnellingen bij handmatig schakelen. AUTO.
Rijden Handmatig schakelen Handmatig schakelen F Zet na het starten de selectiehendel in de stand M om handmatig te schakelen. F Beweeg de hendel in de richting van het symbool "+" om op te schakelen. F Beweeg de hendel in de richting van het symbool "-" om terug te schakelen. Bij de automatische bediening blijft het altijd mogelijk om zelf te schakelen met behulp van de flippers achter het stuurwiel, bijvoorbeeld om even snel in te halen. F Bedien de flippers "+" of "-".
Rijden Stilzetten van de auto Storing Voordat u de motor afzet, kunt u: de selectiehendel in de stand N bewegen om de neutraalstand te selecteren, een versnelling ingeschakeld laten. In dat geval kan de auto niet worden verplaatst. Trek in beide gevallen altijd de handrem aan om de auto volledig stil te zetten.
Rijden Automatische transmissie Bij de automatische transmissie met vier versnellingen kunt u kiezen uit automatisch schakelen, aangevuld met de programma's Sport en Sneeuw, en handmatig schakelen.
Rijden Automatisch schakelprogramma Wegrijden F Trek de handrem aan. F Selecteer de stand P of N. F Start de motor. Als niet aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal in combinatie met een waarschuwingsmelding. F Trap bij draaiende motor het rempedaal in. F Zet de handrem vrij. F Selecteer de stand R, D of M. F Laat het rempedaal geleidelijk los. De auto begint te rijden.
Rijden Programma's Sport en Sneeuw Terugkeren naar het automatische programma Handmatig schakelen Deze twee specifieke programma's vullen de automatische werking aan onder bijzondere rijomstandigheden. F Om terug te keren naar het automatische programma kunt u het programma Sport of Sneeuw op elk gewenst moment uitschakelen door opnieuw op de desbetreffende toets te drukken. F Selecteer de stand M om sequentieel te schakelen tussen de vier versnellingen.
Rijden Onjuiste waarde bij handmatige bediening Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee standen in). Parkeren van de auto Storing Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P of N bewegen om de neutraalstand te selecteren. Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten.
Rijden Opschakelindicator Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen. Werking Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen. Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
Rijden Stop & Start-systeem Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. Het Stop & Start-systeem is perfect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Rijden Uitschakelen Overgang naar de START-stand Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en de motor wordt automatisch gestart: - - bij een handgeschakelde versnellingsbak, als u het koppelingspedaal intrapt, bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak: ● met de selectiehendel in de stand A of M, wanneer u het rempedaal loslaat, ● met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de selectiehendel in de stand A of M zet, ● of wanneer u de ach teruitversnelling inschakelt.
Rijden Inschakelen Storingen Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF". Het systeem is dan weer ingeschakeld; het verklikkerlampje in de schakelaar gaat uit en er wordt een melding op het display weergegeven. Onderhoud Schakel omwille van de veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren. Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contact opnieuw aanzet.
Rijden Hill Holder Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen. Deze functie is alleen actief: als de auto volledig stilstaat terwijl u het rempedaal intrapt, als de hellingshoek aan bepaalde voorwaarden voldoet, als het bestuurdersportier is gesloten. De Hill Holder kan niet worden uitgeschakeld. Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de Hill Holder gebruikt.
Rijden Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt. Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect. Stuurkolomschakelaars Weergave op het display Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen. 5 Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Rijden Programmeren F Draai de knop 1 in de stand "LIMIT": de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer F Draai de knop 1 in de stand "0": de selectie van de snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt weer de kilometerteller weergegeven. Storing F Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te drukken.
Rijden Snelheidsregelaar Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Rijden Storing Programmeren F Draai de knop 1 in de stand "CRUISE": de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE). F Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het gewenste niveau te brengen en vervolgens op de toets 2 of 3 te drukken. U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3: +/- 1 km = kort indrukken, +/- 5 km = lang indrukken, +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
Rijden Snelheden opslaan Het opslaan van snelheden geldt voor de snelheidsbegrenzer (maximumsnelheid) en voor de snelheidsregelaar (kruissnelheid). U kunt vijf snelheden opslaan in het geheugen van het systeem. Standaard zijn er al enkele snelheden opgeslagen. Opslaan Druk op de toets MENU voor toegang tot de verschillende menu's. Voer de nieuwe waarde in met behulp van de numerieke toetsen en druk op " Bevestigen ". 5 Druk op " Bevestigen " om de wijzigingen op te slaan en sluit het menu af.
Rijden Selecteren Selecteren van een opgeslagen snelheid: F druk op de toets "+" of "-" en houd deze ingedrukt; het systeem stopt bij de dichtstbijzijnde opgeslagen snelheid, F druk nog eens op de toets "+" of "-" en houd de toets ingedrukt om een andere opgeslagen snelheid te kiezen. Op het instrumentenpaneel wordt de snelheid en de status van het systeem (in-/uitgeschakeld) weergegeven.
Rijden Parkeerhulp Parkeerhulp achter De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij klinkt een geluidssignaal. Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief. Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in de nabijheid van de auto (personen, auto's, bomen, slagbomen, enz.) die binnen het detectiebereik vallen. Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.
Rijden Parkeerhulp vóór* Storing De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd. De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra de auto langer dan drie seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan 10 km/h.
Rijden Park Assist Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren door een parkeerplek te detecteren en vervolgens het sturen van u over te nemen bij het inparkeren. Het systeem bedient de stuurinrichting terwijl de bestuurder het gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling (handgeschakelde versnellingsbak) bedient.
Rijden Fileparkeren - inparkeren F Verminder als u een lege parkeerplek ziet uw snelheid tot maximaal 20 km/h. F Schakel de richtingaanwijzer in om aan te geven aan welke zijde u gaat parkeren. F Rijd vooruit tot een nieuwe melding verschijnt. F Rijd langs de parkeerplek met een snelheid lager dan 20 km/h om de beschikbare ruimte te meten en zorg er daarbij voor dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter tussen de geparkeerde auto's en uw auto aanhoudt.
Rijden Fileparkeren - uitparkeren F Start de motor wanneer u de parkeerplek wilt verlaten. De geassisteerde inparkeermanoeuvre is nu begonnen. Rijd stapvoets (max. 8 km/h) en ga door met de manoeuvre op basis van de aanwijzingen van de functie "Parkeerhulp" tot er een melding verschijnt die aangeeft dat de manoeuvre is voltooid. Het lampje van de schakelaar gaat uit en er klinkt een geluidssignaal. Activeren van het Park Assist-systeem, bij stilstaande auto: F Druk op deze schakelaar.
Rijden Deactiveren Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd: als het contact wordt afgezet, als de motor afslaat, als er binnen 5 minuten na het selecteren van het type manoeuvre niet wordt gestart met een manoeuvre, als de auto tijdens de manoeuvre langdurig blijft stilstaan, als de antispinregeling (ASR) in werking treedt, als de maximale wagensnelheid wordt overschreden, als de bestuurder het stuurwiel tegenhoudt, als de bestuurder de schakelaar van het Park Assist-systeem indrukt, als het niet mogel
Zicht Lichtschakelaar Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting en signalering van de auto selecteren en inschakelen. Hoofdverlichting Aanvullende verlichting Automatische functies Uw auto is voorzien van verschillende verlichtingsfuncties: parkeerlicht: om gezien te worden, dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden, grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen zonder ander verkeer, bochtverlichting: voor een optimaal zicht in bochten.
Zicht Ring voor de selectie van de stand van de hoofdverlichting Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten. Lichten uit. Automatische verlichting. Alleen parkeerlicht. Dimlicht of grootlicht. Uitvoering zonder automatische inschakeling Grootlichtschakelaar Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
Zicht Ring voor de selectie van de mistverlichting De mistverlichting werkt in combinatie met het dimlicht en het grootlicht. 6 Uitsluitend één mistachterlicht F Draai de ring naar voren om het mistachterlicht in te schakelen. Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met de stand AUTO), blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden. F Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen.
Zicht Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Gebruik de mistlampen vóór en het mistachterlicht uitsluitend bij mist of sneeuwval. Onder deze weersomstandigheden dient u de mistlampen vóór en het dimlicht handmatig in te schakelen, omdat de lichtsensor voldoende licht kan waarnemen. Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.
Zicht LED-verlichting Verlichting overdag De verlichting overdag is verplicht in sommige landen en wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart zodat de auto overdag beter zichtbaar is voor de overige weggebruikers. Deze wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Zicht Handbediende follow me home-verlichting Parkeerlichten Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken. Inschakelen Uitschakelen F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar. F Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie uit te schakelen. Na het vergrendelen van de auto wordt de handbediende follow me home-verlichting na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.
Zicht Automatische verlichting Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is of in bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden ingeschakeld. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt.
Zicht Koplampen verstellen Verstel de koplampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen. 0. 1 of 2 personen op de voorstoelen. -. Tussenstand. 1. 5 personen. -. 5 personen + maximaal toegestane belading. 2. Bestuurder + maximaal toegestane belading. Stand "0": basisinstelling.
Zicht Statische bochtverlichting Statische bochtverlichting ingeschakeld De bochtverlichting wordt in de volgende gevallen ingeschakeld: bij het inschakelen van een richtingaanwijzer, of als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid. Tijdens het rijden met dim- of grootlicht wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de binnenkant van de bocht extra te verlichten bij snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages enz.).
Zicht Ruitenwisserschakelaar De ruitenwissers voor en achter zorgen voor een optimaal zicht voor de bestuurder, ongeacht de weersomstandigheden. Handmatige functies Ruitenwissers vóór De bestuurder schakelt de ruitenwissers handmatig in. Wissnelheid: Hoge snelheid (hevige neerslag). Instellen Normale snelheid (matige regenval).
Zicht Achteruitversnelling Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld op het moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser achter ingeschakeld. Programmeren De automatische werking van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van de achteruitversnelling kan worden geconfigureerd via het touchscreen. 6 Druk op de toets MENU voor toegang tot de verschillende menu's. Ruitenwisser achter Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter: Uit. Interval.
Zicht Automatische ruitenwissers vóór De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Inschakelen Duw de hendel één keer omlaag. De ruitenwissers maken één slag om het inschakelen te bevestigen. Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een melding.
Zicht Speciale stand van de ruitenwissers voor Storing In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.
Zicht Dimmer dashboardverlichting U kunt de lichtsterkte van de verlichting van het dashboard en het touchscreen handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving. LCD-instrumentenpaneel Matrix-instrumentenpaneel Touchscreen Druk op de toets MENU voor toegang tot de verschillende menu's. Selecteer het menu " Instellingen ". Ga naar de secundaire pagina. Selecteer op de secundaire pagina "Scherminst.".
Zicht Plafonniers Kaartleeslampjes In deze stand gaat de interieurverlichting geleidelijk branden: - als de auto wordt ontgrendeld, als de sleutel uit het contact wordt verwijderd, als een portier wordt geopend, als op de vergrendelingsknop van de afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te lokaliseren. De interieurverlichting gaat geleidelijk uit: als de auto wordt vergrendeld, als het contact wordt aangezet, 30 seconden na het sluiten van het laatste portier.
Zicht Sfeerverlichting interieur De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt. Inschakelen Instellen De sfeerverlichting kan via het touchscreen worden ingesteld. Sfeerverlichting van het instrumentenpaneel Druk op de toets MENU voor toegang tot de verschillende menu's. Selecteer het menu " Rijden ". Ga naar de secundaire pagina.
Zicht Panoramadak U hebt de beschikking over een panoramadak met regelbare sfeerverlichting en getint glas, waardoor de lichtinval en het zicht in het interieur worden vergroot. Voor een aangenaam thermisch comfort en om geluiden te dempen is het dak voorzien van een elektrisch bedienbaar zonnescherm. Elektrisch bedienbaar zonnescherm Openen Sluiten F Beweeg de schakelaar A naar achteren. Zodra u de schakelaar loslaat, houdt het zonnescherm op te bewegen. F Beweeg de schakelaar A naar voren.
Veiligheid Richtingaanwijzers Alarmknipperlichten Drie keer knipperen Gebruik de alarmknipperlichten om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval. Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag, zonder het zware punt te passeren; de desbetreffende richtingaanwijzers knipperen vervolgens drie keer. F Links: duw de hendel helemaal omlaag. F Rechts: duw de hendel helemaal omhoog.
Veiligheid Claxon Urgence-oproep of Assistance-oproep Systeem om uw medeweggebruikers met een geluidssignaal te waarschuwen voor direct gevaar. Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de desbetreffende PEUGEOT-helpdesk. F Druk op het middelste gedeelte van het stuur met bedieningstoetsen. 7 Raadpleeg de rubriek "Audio en telematica" voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening.
Veiligheid Bandenspanningscontrolesysteem Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden. Het systeem bewaakt de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden. Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset.
Veiligheid Waarschuwing te lage bandenspanning U krijgt deze waarschuwing als dit lampje blijft branden in combinatie met een geluidssignaal en, volgens uitvoering, een melding. F Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen. F Stop zodra dit mogelijk is op een veilige plaats. Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien. Een visuele controle is dus niet voldoende.
Veiligheid Zonder touchscreen F Druk met aangezet contact en stilstaande auto gedurende ongeveer drie seconden op deze knop en laat de knop vervolgens los; het resetten wordt bevestigd door een geluidssignaal. Met touchscreen Het resetten van het systeem moet gebeuren bij afgezet contact en stilstaande auto. F Druk op de toets MENU voor toegang tot de verschillende menu's. F Selecteer het menu " Rijden ".
Veiligheid Elektronisch stabiliteitsprogramma Elektronisch stabiliteitsprogramma dat de volgende systemen omvat: het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (EBD), de noodremassistentie (AFU), de antislipregeling (ASR), de dynamische stabiliteitscontrole (ESP).
Veiligheid Werking Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF) Als dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het ABSsysteem, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen.
Veiligheid Storing Het is echter aanbevolen het systeem zo snel mogelijk weer in te schakelen. Dynamische stabiliteitscontrole (ESP) en antispinregeling (ASR) Inschakelen Deze systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, grijpen ze in op de werking van de motor en het remsysteem.
Veiligheid Grip control Specifieke en gepatenteerde antispinregeling waarmee de aandrijving wordt verbeterd op ondergronden met sneeuw, modder en zand. Dit systeem werkt in elke situatie op optimale wijze en zorgt ervoor dat u ook onder omstandigheden met weinig grip, die u tijdens toeristisch gebruik kunt tegenkomen, uw weg kunt vervolgen. In combinatie met de Peak Mountain Snow Flake vierseizoenenbanden biedt dit systeem een optimaal compromis tussen veiligheid, grip en tractie.
Veiligheid U kunt een aantal functies van van de ESC (ASR en CDS) uitschakelen door de draaiknop in de stand "OFF" te draaien. Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld vanaf 50 km/h of als het contact opnieuw wordt aangezet. Modderstand Zandstand In deze stand wordt bij het wegrijden veel wielslip toegestaan bij het wiel met de minste grip, zodat de modder van de band wordt verwijderd en het wiel vervolgens weer grip krijgt.
Veiligheid Veiligheidsgordels Veiligheidsgordels vóór De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer. Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.
Veiligheid Veiligheidsgordels achter Verklikkerlampje veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt (op instrumentenpaneel) Als het contact wordt aangezet, gaat dit verklikkerlampje branden. Het blijft enige tijd branden als de voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet vastmaakt. Vervolgens gaat het verklikkerlampje uit als de bestuurder zijn veiligheidsgordel wel heeft vastgemaakt.
Veiligheid Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.
Veiligheid Airbags De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
Veiligheid Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Veiligheid Zijairbags Activering De windowairbag wordt gelijktijdig met de zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij B, waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto worden uitgeoefend. De windowairbag wordt opgeblazen tussen de inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Veiligheid Veiligheidsvoorschriften: Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Bevestig geen voorwerpen vlak bij of op de plaats waar de airbags naar buiten komen. Deze kunnen als de airbags worden geactiveerd ernstige verwondingen veroorzaken.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes Kinderzitje achterin Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Kinderzitje op de passagiersstoel voor* "Met de rug in de rijrichting" "Met het gezicht in de rijrichting" Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel als volgt worden afgesteld: schuif de stoel in de middelste stand met de rugleuning rechtop, voor een kinderzitje zonder stoelverhoger, schuif de stoel in de middelste stand en zet hem in de hoogste stand met de rugleuning rechtop, voor een kinderzitj
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde Plaats nooit een kind in een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel als de airbag vóór aan passagierszijde is ingeschakeld. Het kind kan in dat geval bij een aanrijding ernstig en zelfs dodelijk gewond raken. Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de waarschuwingssticker aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen AR BG НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето. CS NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ. DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT KVÆSTET eller DRÆBT.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen MT Qatt m’ghandek thalli tifel/tifla marbut f’siggu dahru lejn l-Airbag attiva, ghaliex tista’ tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-tifel/tifla NL Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Door PEUGEOT aanbevolen kinderzitjes PEUGEOT levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg L4 "KLIPPAN Optima" Vanaf 22 kg (vanaf ongeveer 6 jaar): gebruik alleen de zitverhoging.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Bevestiging kinderzitjes met de veiligheidsgordel Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen met de veiligheidsgordel van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a) in uw auto, gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen (a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd. (b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de passagiersstoel vóór worden bevestigd. (c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Adviezen voor kinderzitjes De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding. Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen brengen.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ISOFIX-bevestigingen De ISOFIX-kinderzitjes zijn voorzien van twee sloten die aan de twee bevestigingsringen A kunnen worden verankerd. Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan de bevestigingsring B. Uw auto voldoet aan de meest recente ISOFIX-normen.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ISOFIX-kinderzitjes aanbevolen door PEUGEOT "RÖMER Baby-Safe Plus met basis Baby-Safe Plus ISOFIX" (lengtecategorie: E) Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIX-basis, die wordt bevestigd aan de ringen A. De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust. Dit zitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen "RÖMER Duo Plus ISOFIX" (lengtecategorie: B1) Groep 1: van 9 tot 18 kg Dit zitje wordt "met het gezicht in de rijrichting" geplaatst. Het wordt verankerd met een bovenste riem aan de ringen A en de ring B, de TOP TETHER. Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingspunten.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Overzicht van zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t/m G).
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Mechanisch kinderslot Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen. De knop bevindt zich op de zijkant van beide achterportieren. Elektrische kinderbeveiliging De elektrische kinderbeveiliging voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden geopend. Uitschakelen F Druk nogmaals bij ingeschakeld contact op deze knop.
Praktische informatie Brandstoftank Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter. Waarschuwing brandstofniveau Tanken Als dit verklikkerlampje gaat branden, is het minimale niveau in de brandstoftank bereikt. Op dat moment zit er nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank. Als het verklikkerlampje knippert, zit er nog maar een minimale hoeveelheid brandstof in de tank. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.
Praktische informatie Brandstofafsluiter Na het tanken: F breng de dop aan, F draai de sleutel naar rechts en verwijder deze vervolgens uit de dop, F sluit de brandstoftankklep. Wanneer er brandstof wordt getankt die niet geschikt is voor de motor van uw auto, moet de tank worden afgetapt en weer met de juiste brandstof worden gevuld alvorens de motor opnieuw kan worden gestart. 160 Voor uw veiligheid wordt bij een aanrijding de brandstoftoevoer door de brandstof-afsluiter onderbroken.
Praktische informatie Tankbeveiliging (diesel)* Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen. Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstoftankdop verwijdert.
Praktische informatie 162 Brandstof voor benzinemotoren Brandstof voor dieselmotoren Auto's met benzinemotoren kunnen rijden op biobrandstoffen van het type E10 (deze bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376. Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293.
Praktische informatie Brandstoftank leeg (diesel) Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten: raadpleeg de afbeelding van de motorruimte in de rubriek "Dieselmotoren". Als de tank van uw auto is voorzien van een tankbeveiliging, raadpleeg dan de desbetreffende rubriek. Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en herhaal de procedure. 1.4 HDi 68-motor 1.
Praktische informatie Additief AdBlue® en SCR-systeem voor BlueHDi-dieselmotoren Om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen, heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat de prestaties veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
Praktische informatie Actieradiusindicatoren Zodra het contact wordt aangezet en als de reservevoorraad van het AdBlue ® -reservoir is aangesproken of een storing in het SCRsysteem is gesignaleerd, verschijnt een indicator die aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het opnieuw starten van de motor automatisch wordt geblokkeerd. Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd en het AdBlue ® -niveau laag is, wordt de laagste actieradius weergegeven.
Praktische informatie 166 Actieradius tussen 600 en 2400 km Actieradius tussen 0 en 600 km Storing in verband met een te laag AdBlue® niveau Zodra het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje UREA branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen 1500 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid additief.
Praktische informatie Als een storing in het SCR-systeem wordt gesignaleerd Er wordt automatisch een startblokkeringssysteem geactiveerd als meer dan 1100 km is gereden nadat de storing in het SCR-systeem is gesignaleerd. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Starten geblokkeerd Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan de verklikkerlampjes SERVICE en zelfdiagnose motor branden en knippert het verklikkerlampje UREA in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing emissieregeling: Starten geblokkeerd". U hebt de limiet van de geautoriseerde rijfase overschreden: het startblokkerringssysteem voorkomt dat de motor opnieuw wordt gestart.
Praktische informatie Bijvullen van het additief AdBlue® ® Het AdBlue -reservoir moet bij elke periodieke onderhoudscontrole worden gevuld door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vanwege de inhoud van het reservoir kan het echter noodzakelijk zijn om het reservoir tussentijds bij te vullen, zeker als u hier door een waarschuwing (verklikkerlampjes en melding) op wordt geattendeerd. Dit kunt u laten uitvoeren door het PEUGEOTnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Voorschriften voor opslag Procedure voor bijvullen AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam de flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren. Onder deze omstandigheden is het additief ten minste één jaar houdbaar. Additief dat bevroren is geweest, kan weer worden gebruikt nadat het bij kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Praktische informatie F Veeg nadat u de flacon leeg hebt gegoten met behulp van een vochtige doek eventuele vloeistofsporen van de rand van de vulopening van het reservoir. F Pak een flacon AdBlue ®. Controleer de houdbaarheidsdatum en lees vervolgens aandachtig de gebruiksaanwijzing op het etiket voordat u de inhoud van de flacon in het AdBlue ® -reservoir van uw auto giet.
Praktische informatie Bandenreparatieset De bandenreparatieset bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken. Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt. U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om de bandenspanning te controleren of aan te passen.
Praktische informatie Reparatie F Zet het contact af. F Plak de sticker met de snelheidslimiet in het interieur van de auto. Verwijder niet het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt uit de band. F Rol de slang uit die onder de compressor is opgeborgen. F Sluit de slang van de compressor aan op de flacon met afdichtmiddel. F Keer de flacon met afdichtmiddel om en bevestig deze aan de desbetreffende uitsparing van de compressor.
Praktische informatie Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen. F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand "O" staat. F Rol de elektrische kabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit. F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto. F Zet het contact aan.
Praktische informatie Controle en aanpassen van de bandenspanning F Zet de schakelaar in de stand "O". F Verwijder de set. F Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten. F Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning met de set. Procedure voor het controleren en aanpassen van de bandenspanning: F Verwijder het dopje van het ventiel van de band en bewaar het op een schone plaats.
Praktische informatie Controlesysteem bandenspanning Het verklikkerlampje voor te lage bandenspanning zal na het repareren van een wiel blijven branden tot het systeem is gereset. Raadpleeg voor meer informatie de rubriek "Bandenspanningscontrolesysteem". F Schakel de compressor in door de schakelaar in de stand "I" te zetten en breng de band op de spanning die is aangegeven op de bandenspanningssticker van de auto.
Praktische informatie Wiel verwisselen In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure. Toegang tot het gereedschap 3. 4. 5. Het gereedschap bevindt zich onder de vloer. van de bagageruimte: F open de achterklep, F til de vloerplaat op en verwijder deze, F verwijder het vulstuk van polystyreen, F haal de houder met het gereedschap er uit. Gereedschap voor het verwijderen van sierdoppen.
Praktische informatie Toegang tot het reservewiel* Wiel met wieldop Monteren: plaats de wieldop, begin bij de ventielopening en druk de wieldop rondom met de hand vast. Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte. Het betreft een noodreservewiel. Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap" voor meer informatie. * Volgens land van bestemming. 178 Verwijderen van het reservewiel F Draai de gele centrale bout los. F Til het reservewiel aan de achterzijde op en trek het naar u toe.
Praktische informatie Terugplaatsen van het reservewiel F Leg het reservewiel in de reservewielbak. F Draai de gele centrale bout een aantal omwentelingen los en plaats de bout in het hart van het reservewiel. F Draai de centrale bout vast tot deze klikt en het reservewiel goed vastzit. F Plaats de houder met het gereedschap in het hart van het reservewiel en maak de houder vast. F Plaats het vulstuk van polystyreen zodat de houder op zijn plaats blijft.
Praktische informatie Demonteren van het wiel Stilzetten van de auto Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat. Trek de handrem aan. Zet het contact af. Handgeschakelde versnellingsbak: schakel de eerste versnelling in om de wielen te blokkeren. Elektronisch gestuurde versnellingsbak: zet de selectiehendel in de stand R om de wielen te blokkeren.
Praktische informatie F Draai de krik 2 uit tot de kop van de krik het gebruikte steunpunt A of B raakt; het contactvlak van het steunpunt A of B van de auto moet goed in het centrale gedeelte van de kop van de krik steken. F Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren. F Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg. F Verwijder het wiel. Zorg ervoor dat de krik stabiel staat op een stroeve en harde ondergrond.
Praktische informatie Monteren van het wiel Na het verwisselen van het wiel Bevestiging van het noodreservewiel Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het noodreservewiel de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische deel van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel (zie schema). Zorg er tijdens het weer monteren van de lichtmetalen velg voor dat de ringen van de wielbouten schoon zijn.
Praktische informatie Procedure F Plaats het wiel op de naaf. F Draai de wielbouten met de hand vast. F Draai de slotbout met de wielsleutel 1 en de moer 4 enigszins vast (volgens uitvoering). F Draai de overige wielbouten enigszins vast met alleen de wielsleutel 1. F Laat de krik zakken. F Vouw de krik 2 op en verwijder hem. F Draai de slotbout vast met de wielsleutel 1 en de moer 4 (volgens uitvoering). F Draai de overige wielbouten vast met alleen de wielsleutel 1.
Praktische informatie Sneeuwkettingen Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto. Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een sneeuwketting.
Praktische informatie Een lamp vervangen De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag: F reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen, F gebruik een spons met zeepwater of een pH-neutraal product, F wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht, om beschadiging van de vernislaag en de afdichtrubbers t
Praktische informatie Lamp van richtingaanwijzer vervangen Wanneer het controlelampje van de richtingaanwijzer (rechts of links) met een hogere frequentie dan normaal knippert, duidt dit op een defecte lamp aan de desbetreffende zijde. F Draai de lamphouder een achtste omwenteling linksom en verwijder hem. F Verwijder de lamp en vervang hem. Verricht voor het monteren van de lamp deze handelingen in de omgekeerde volgorde.
Praktische informatie Lampen grootlicht vervangen F Trek via de lip de beschermkap los. F Trek de stekker van de lamp los. F Verwijder de lamp en vervang deze. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde; richt daarbij de pasnok van de lamp naar beneden. Dagrijverlichting / parkeerlicht (LED's) Neem voor het vervangen van dit type lamp met LED's contact op met het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Lampen van mistlampen / bochtverlichting vervangen Geïntegreerde zijknipperlichten vervangen F Via de opening onder de voorbumper kunt u de mistlampen vóór bereiken. F Neem de stekker van de lamphouder los door aan de bovenkant op de borglip te drukken. F Verwijder de lamphouder door op de twee klemmen te drukken (boven en onder). F Vervang de unit. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Praktische informatie Achterlichten 1. 2. 3. Remlicht (P21W). Parkeerlicht (LED). Richtingaanwijzers (PY21W amberkleurig). 4. 5. Mistachterlicht (P21W). Achteruitrijlicht (P21W). Leds Neem voor het vervangen van leds contact op met het PEUGEOT-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Lampen van remlichten en richtingaanwijzers vervangen Deze lampen kunnen vanuit de bagageruimte worden vervangen: F open de achterklep, F verwijder het rooster in de bekleding aan de desbetreffende zijkant, F draai de moer los en verwijder deze, F neem de stekker van de lamp los, F verwijder de lampunit voorzichtig door hem in een rechte beweging naar buiten te trekken, 190 F duw de borglippen in en trek de fitting los, F draai de lamp een kwartslag en vervang de lamp.
Praktische informatie Lamp derde remlicht vervangen (leds) Vervangen van de kentekenplaatverlichting Vervangen van de mistlamp en achteruitrijlamp Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Open de achterklep tot halverwege om het vervangen te vergemakkelijken. F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste openingen van het lampglas. F Duw de schroevendraaier naar buiten. F Verwijder het lampglas. F Vervang de defecte lamp.
Praktische informatie Zekering vervangen Toegang tot het gereedschap De tang voor het verwijderen van zekeringen is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkast in het dashboard. F trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los, F verwijder het deksel en keer het om, 192 F neem de steun, waarop aan de achterzijde de tang is bevestigd, uit.
Praktische informatie Vervangen van een zekering Voordat u een zekering vervangt, dient u: F de oorzaak van de storing te achterhalen om deze te verhelpen, F alle stroomverbruikers uit te schakelen, F de auto stil te zetten met het contact uit, F de defecte zekering te achterhalen met behulp van de zekeringtabel en de schema's op de volgende bladzijden.
Praktische informatie Zekeringen dashboard De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (linkerzijde). Toegang tot de zekeringen F Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap". 194 Overzicht zekeringen Zekeringnummer Stroomsterkte Functies F2 5A Buitenspiegels, koplampen, diagnoseaansluiting. F9 5A Alarm. F10 5A Afzonderlijke telematica-eenheid, servicecentrale trekhaakaansluiting. F11 5A Elektrochromatische binnenspiegel, extra verwarming.
Praktische informatie Zekeringnummer Stroomsterkte Functies F23 5A Verlichting dashboardkastje, make-upspiegels, kaartleeslampen. F26 15 A Claxon. F27 15 A Ruitensproeierpomp. F28 5A Stuurslot. F29 15 A Aircocompressor. F30 15 A Ruitenwisser achter.
Praktische informatie Zekeringkast achter het dashboardkastje 196 Zekering Stroomsterkte Functies F01 40 A Achterruitverwarming. F02 10 A Verwarmde buitenspiegels. F03 30 A Impulsruitbediening vóór. F04 - F05 30 A Impulsruitbediening achter. F06 10 A Inklapbare buitenspiegels. F07 10 A Inklapbare buitenspiegels. F08 - F09 15 A Stoelverwarmingen vóór. F10 20 A Hifi-versterker. F11 - Niet gebruikt. F12 - Niet gebruikt. Niet gebruikt. Niet gebruikt.
Praktische informatie Zekeringkast in de motorruimte Overzicht zekeringen Zekering Stroomsterkte Functies F16 15 A Mistlampen vóór. F18 10 A Grootlicht rechts. F19 10 A Grootlicht links. F25 30 A Relais koplampsproeiers (montage achteraf). F29 40 A Ruitenwissermotor vóór. F30 80 A Gloeibougies (diesel). De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu (links). Toegang tot de zekeringen F Maak het deksel los. F Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf).
Praktische informatie 12V-accu Procedure voor het opladen van de accu en het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels. Deze sticker geeft aan dat er een speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen losgekoppeld en/of vervangen mag worden bij het PEUGEOT-netwerk of bij een gekwalificeerde werkplaats. Het negeren van deze aanwijzing kan ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan vervanging toe is.
Praktische informatie Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu (externe accu of een accu van een andere auto) en startkabels. Controleer eerst of de nominale spanning van de hulpaccu 12 V bedraagt en of de capaciteit van de hulpaccu minimaal gelijk is aan die van de ontladen accu. Start de motor niet door een acculader aan te sluiten. Koppel de pluspool (+) van de accu niet los terwijl de motor draait.
Praktische informatie Laden met behulp van een acculader F Maak de accupoolklemmen los. F Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader. F Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel. F Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en klemmen. Voor het opladen van de accu van het Stop & Start-systeem hoeven de accukabels niet losgenomen te worden.
Praktische informatie Spaarfase Eco-mode De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen. Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld. Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
Praktische informatie Wisserbladen vervangen Voordat u een wisserblad demonteert F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact om de ruitenwissers naar het midden van de voorruit te verplaatsen. Demonteren F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op. F Maak het wisserblad los en verwijder het. 202 Monteren F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast. F Zet de ruitenwisserarm voorzichtig terug. Na het monteren van een wisserblad vóór F Zet het contact aan.
Praktische informatie Slepen U kunt de auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het afneembare sleepoog. Sleepoog Algemene aanwijzingen Volg de huidige wetgeving in uw land op. Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept. Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet beschikken over een geldig rijbewijs.
Praktische informatie Slepen van uw auto Slepen van een andere auto F Zet de versnellingshendel in de neutraalstand (stand N bij de 2Tronic versnellingsbak of automatische transmissie). Het niet opvolgen van dit voorschrift kan er toe leiden dat bepaalde componenten (remsysteem, transmissie...) beschadigd raken en dat de rembekrachtiger na het starten mogelijk niet meer werkt.
Praktische informatie Trekken van een aanhanger De trekhaak bestaat uit een mechanisch systeem voor het aankoppelen van een aanhanger of het monteren van een fietsendrager en een elektrische aansluiting voor de verlichting en signalering. Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger.
Praktische informatie Adviezen Gewichtsverdeling Koeling Remmen F Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en houd u aan de toegestane kogeldruk. Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt. Trek boven de 1000 m 10% van het maximale aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1000 m.
Praktische informatie Allesdragers monteren Onderhoudstips Raadpleeg voor het plaatsen van de dakrelingen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Gebruik de merktekens op de onderzijde van de dakreling om de allesdragers op de juiste plaats te monteren. In het garantie- en onderhoudsboekje van uw auto vindt u de algemene adviezen met betrekking tot het onderhouden van uw auto.
Praktische informatie Accessoires Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het PEUGEOT-netwerk. Deze accessoires en onderdelen zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van PEUGEOT. Ombouwsets "Transportoplossingen": "Veiligheid": Het is mogelijk om sets te bestellen genaamd "Entreprise" voor het ombouwen van een personenauto naar een bedrijfsauto.
Praktische informatie "Multimedia": autoradio's, portable navigatiesystemen, semi-geïntegreerde steun voor een navigatiesysteem, handsfree set, luidsprekers, DVD-speler, kit voor de aansluiting van een MP3- of portable CD-speler, CD-speler voor uitvoeringen met touchscreen, ...
Onderhoud PEUGEOT & TOTAL, Een samenwerking in het teken van prestaties! Innovatie als sleutel voor succes De afdelingen Research & Development van TOTAL werken samen met de afdelingen van PEUGEOT om smeermiddelen van hoge kwaliteit te ontwikkelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto's van het merk PEUGEOT worden toegepast. U bent op die manier verzekerd van optimale prestaties en een maximale levensduur van de motor van uw auto.
Onderhoud Motorkap Schakel het Stop&Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch activeren van de START-stand te voorkomen. Openen A. Hendel in het interieur. F Open het linker voorportier. F Trek de hendel A aan de onderzijde van de portiersponning naar u toe. De hendel in het interieur is zo geplaatst dat de motorkap niet kan worden geopend als het linker voorportier gesloten is. B. Hendel aan de buitenzijde. C. Motorkapsteun.
Onderhoud Benzinemotoren 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 212 Reservoir ruitensproeiervloeistof. Reservoir koelvloeistof. Reservoir remvloeistof. Accu/zekeringen. Zekeringkast. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen.
Onderhoud Dieselmotoren 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Reservoir ruitensproeiervloeistof. Reservoir koelvloeistof. Reservoir remvloeistof. Accu/zekeringen. Zekeringkast. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen. Handopvoerpomp (volgens motoruitvoering). Het reservoir van het additief AdBlue ® bevindt zich in de bagageruimte, onder het reservewiel en/of het opbergvak.
Onderhoud Niveaus controleren Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven. Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud Koelvloeistofniveau et koelvloeistofniveau dient zich zo dicht H mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn. Niveau ruitensproeiervloeistof Aftappen van het systeem Deze koelvloeistof hoeft niet ververst te worden. Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Onderhoud Niveau brandstofadditief (diesel met roetfilter) Een te laag additiefniveau wordt aangegeven door het verklikkerlampje Service in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display (volgens uitvoering). Bijvullen Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. 216 Afgewerkte producten Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
Onderhoud Controles Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen. Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 12V-accu Luchtfilter en interieurfilter Roetfilter (diesel) De accu is onderhoudsvrij.
Onderhoud Handgeschakelde versnellingsbak De versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor de periodieke onderhoudscontrole. Elektronisch gestuurde versnellingsbak De versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het interval van de niveaucontrole. Automatische transmissie De automatische transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Technische gegevens Algemeen Technische gegevens van de motoren Gewichten en aanhangergewichten De technische gegevens van de motor (cilinderinhoud, maximumvermogen, maximaal toerental, brandstof, CO2-uitstoot...) van uw auto staan vermeld op het kentekenbewijs en in de commerciële documentatie. Deze gegevens komen overeen met de op de motortestbank gehomologeerde waarden, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de Europese regelgeving (richtlijn 1999/99/CE).
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken - BENZINE Motor 1.2 PureTech 82 Versnellingsbak Type Variant Uitvoering: Cilinderinhoud (cm3) Boring x slag (mm) Max. vermogen: ECE-norm (kW)* Toerental bij max. vermogen (t/min) Max. koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij max. koppel (t/min) Brandstof Katalysator Inhoud carter (in liter) van de motor (met vervangen filter) CU 1.2 PureTech 82 S&S 1.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken - BENZINE 1.2 PureTech 130 S&S Motor Versnellingsbak Type Variant Uitvoering: Cilinderinhoud (cm3) CU 1.6 VTI 120 BVM6 (Handgeschakeld 6 versnellingen) BVM5 (Handgeschakeld 5 versnellingen) BVA (Automaat 4 versnellingen) HNYM/S 5FS0 5FS9 1199 1598 75 x 90,5 77 x 85,8 94 88 5000 6000 Max. koppel: ECE-norm (Nm) 230 160 Toerental bij max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten (in kg) - BENZINE Motor 1.2 PureTech 82 Versnellingsbak Type Variant Uitvoering: CU 1.2 PureTech 82 S&S 1.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten (in kg) - BENZINE 1.2 PureTech 130 S&S Motor Versnellingsbak Type Variant Uitvoering: CU 1.6 VTi 120 BVM6 (Handgeschakeld 6 versnellingen) BVM5 (Handgeschakeld 5 versnellingen) BVA (Automaat 4 versnellingen) HNYM/S 5FS0 5FS9 - Ledig gewicht 1160 1080 1140 - Gewicht rijklaar* 1235 1155 1215 - Maximum technisch toegestane massa totaal 1 675 1 644 1 666 - Maximum toegestaan treingewicht helling max.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken - DIESEL Motor 1.4 HDi 68 1.6 BlueHDi 75 BVM5 (Handgeschakeld 5 versnellingen) BVM5 (Handgeschakeld 5 versnellingen) BVM5 (Handgeschakeld 5 versnellingen) ETG6 (Elektronisch gestuurd 6 versnellingen) 8HR0 BHW6 9HP0/S 9HP8/PS 1398 1560 1560 73,7 x 82 75 x 88,3 75 x 88,3 50 55 68 4000 3500 4000 Max. koppel: ECE-norm (Nm) 160 233 230 Toerental bij max.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken - DIESEL 1.6 BlueHDi 99 S&S 1.6 BlueHDi 116** S&S 1.6 BlueHDi 120 S&S BVM5 (Handgeschakeld 5 versnellingen) BVM6 (Handgeschakeld 6 versnellingen) BVM6 (Handgeschakeld 6 versnellingen) BHXM/S BHZM/S 1560 1560 1560 75 x 88,3 75 x 88,3 75 x 88,3 70 85 88 Toerental bij max. vermogen (t/min) 3500 3500 3500 Max. koppel: ECE-norm (Nm) 254 300 300 Toerental bij max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten (in kg) - DIESEL Motor Versnellingsbak Type Variant Uitvoering: CU 1.4 HDi 68 1.6 BlueHDi 75 BVM5 (Handgeschakeld 5 versnellingen) BVM5 (Handgeschakeld 5 versnellingen) 8HR0 BHW6 - Ledig gewicht 1090 1160 - Gewicht rijklaar* 1165 1235 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 1622 1680 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12% Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) helling max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten (in kg) - DIESEL Motor Versnellingsbak Type Variant Uitvoering: 1.6 BlueHDi 99 S&S 1.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten (in kg) - DIESEL Motor Versnellingsbak Type Variant Uitvoering CU 1.6 BlueHDi 116*** S&S 1.6 BlueHDi 120 S&S BVM6 (Handgeschakeld 6 versnellingen) BVM6 (Handgeschakeld 6 versnellingen) BHXM/S BHZM/S - Ledig gewicht 1200 - Gewicht rijklaar* 1275 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 1726 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12% Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) helling max.
Technische gegevens Afmetingen (in mm) 11 229
Technische gegevens Identificatie De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto. De sticker bevat de volgende informatie: bandenspanning, onbeladen en met volle belading, bandenmaat, bandenspanning van het reservewiel, kleurcode van de lak. A. Serienummer onder de motorkap. Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij de schokdempersteun. B. Serienummer op de onderste voorruittraverse.
Technische gegevens 11 231
Audio en telematica Urgence-oproep Peugeot Connect SOS Test van de activering: Bij het aanzetten van het contact gaat het lampje gedurende 3 seconden groen branden om aan te geven dat een oproep kan worden verzonden. Neem contact op met het PEUGEOTnetwerk als het lampje: oranje knippert en vervolgens uitgaat, dit duidt op een storing in het systeem. oranje blijft branden, dit geeft aan dat de noodbatterij moet worden vervangen.
Audio en telematica Assistance-oproep Peugeot Connect Assistance Houd als u met uw auto bent gestrand deze toets langer dan 2 seconden ingedrukt om de oproep te versturen. Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is verstuurd. Per ongeluk indrukken: als u de toets onmiddellijk nogmaals indrukt, wordt de oproep geannuleerd. Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht.
Audio en telematica 7 inch touchscreen GPS-navigatie - Multimedia-autoradio - Bluetooth® -telefoon Basisfuncties Stuurkolomschakelaars Menu's Navigatie Navigatie - routebegeleiding Verkeer Radio Media Radio Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) Media Instellingen Internet PEUGEOT Connect Apps Telefoon Veelgestelde vragen Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.
Audio en telematica Basisfuncties Gebruik de toetsen links van het touchscreen om de menucarrousellen te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's (hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven. Als het bijzonder warm is, kan het systeem gedurende minimaal 5 minuten overgaan in de waakstand (volledig uitschakelen van het scherm en het geluid).
Audio en telematica Sneltoetsen: met behulp van de toetsen in de bovenste balk van het touchscreen, is het mogelijk direct de geluidsbron of de lijst met zenders (of titels, afhankelijk van de geluidsbron) te kiezen. Druk op Menu om het keuzemenu voor de menu's weer te geven. Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering): Radio "FM"/"AM"/"DAB"*. "USB"-stick. CD-speler (in het dashboardkastje)*. Jukebox*, na audiobestanden te hebben gekopieerd op het interne geheugen van het systeem.
Audio en telematica Stuurkolomschakelaars Indrukken: onderbreken/hervatten van de geluidsweergave. Verhogen van het volume. Verlagen van het volume. Wijzigen van de geluidsbron: radio, multimedia. 238 Radio, draaien: automatisch zoeken naar de vorige/volgende zender. Radio, indrukken: toegang tot de voorkeuzezenders. Media, draaien: vorige/volgende nummer. Indrukken: een keuze bevestigen. Telefoon: telefoon opnemen.
Audio en telematica Menu's Navigatie Radio Media Instellingen (Volgens uitrusting) Instellen van de navigatie en kiezen van de bestemming. Internet Selecteren van een geluidsbron of een zender, weergeven van foto's. Telefoon Instellen van het geluid (balans, geluidssfeer, ...), de weergave (taal, eenheden, datum, tijd, ...) en toegang tot een interactieve hulp met betrekking tot de belangrijkste uitrusting en verklikkerlampjes van de auto.
Audio en telematica Navigatie Niveau 1 Niveau 2 Navigatie 240 Niveau 3 Berekeningscriteria
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Bestemming invoeren Aanwijzingen Weergeven van de meest recente bestemmingen. Snelste Kortste Tijd/afstand Ecologisch Berekenings criteria Tol De navigatiecriteria kiezen. Op de kaart wordt het aan de hand van de criteria gekozen traject weergegeven. Veerboot Navigatie Exact - Dichtbij Instellingen Navigatie Zie route op de kaart De kaart weergeven en de routegeleiding starten. Bevestigen De opties opslaan. Opslaan Het actuele adres opslaan.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Bestemming invoeren Navigatie Niveau 3 Adres Zie de rubriek " Telefoon " voor het beheren van de contacten en de adressen. Contacten Zie de rubriek " Telefoon " voor het gebruik van de functies van de telefoon.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Huidige locatie Points of Interest Het adres instellen. Stadscentrum Adres Opslaan Het actuele adres opslaan. Etappe toevoegen Een etappe aan het traject toevoegen. Route naar Op de toets drukken om de route te berekenen. Adresbestanden Navigatie Bestand aanmaken Secundaire pagina Contacten Bestem. Invoeren Etappe toevoegen Een contact selecteren en vervolgens de route berekenen.
Audio en telematica Niveau 1 Navigatie Niveau 2 Pont of Interest zoeken Point of Interest weergeven op kaart 244 Niveau 3 POI zoeken op naam
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Alle POI's Navigatie Auto Rest./ hotels Secundaire pagina Lijst van beschikbare categorieën. Na het kiezen van de categorie de Points of Interest selecteren. Persoonlijk POI zoeken Op naam Zoeken Navigatie De instellingen opslaan. Alles selecteren Verwijderen Secundaire pagina De instellingen voor de weergave van de POI kiezen. POI's importeren POI weergeven Bevestigen De opties opslaan. .
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Route omleiden Verkeersberichten Config. kaart Config. kaart Navigatie Instellingen Instellingen Instellingen 246 Wisselen tussen twee menu's.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Op de route Navigatie Rondom auto De keuzes voor de meldingen en het filtergebied instellen. Op bestemming Secundaire pagina Afwijken over een afstand van Verkeersberichten Omleiden Route herberekenen Afsluiten De opties opslaan. Noorden boven Richting Rijrichting boven In perspectief Navigatie De weergave en de richting van de kaart kiezen. Kaarten Secundaire pagina Kaartkleur "dag" Config.
Audio en telematica Navigatie - routebegeleiding Een bestemming kiezen Naar een nieuwe bestemming Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer " Opslaan " om het adres als item op te slaan. U kunt maximaal 200 items opslaan. Druk op de secundaire pagina. Druk om de navigatie-informatie te wissen op " Instellingen ". Druk op " De navigatie stoppen ". Selecteer " Navigeren ". Selecteer "Bestemming invoeren". Druk om de navigatie te hervatten op " Instellingen ".
Audio en telematica Naar een van de meest recente bestemmingen Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Selecteer " Bestem. invoeren ". Naar een contact uit het telefoonboek Om de functie "Navigatie naar een contact uit het telefoonboek" te kunnen gebruiken moet het adres van het contact zijn ingevoerd in het telefoonboek. Selecteer " Navigeren ". Selecteer de criteria en vervolgens "Bevestigen" of druk op " Zie route op de kaart " om de navigatie te starten.
Audio en telematica Naar GPS-coördinaten Naar Points of Interest (POI) Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Druk op de secundaire pagina. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer " Bestem. Invoeren ". Selecteer " Bestem. Invoeren ". Druk op de secundaire pagina. Selecteer " Adres ". Selecteer " Op kaart ". Selecteer " POI zoeken ".
Audio en telematica Of " Persoonlijk ". Selecteer een categorie in de weergegeven lijst. Bij de jaarlijke update van de kaartgegevens krijgt u ook de beschikking over nieuwe POI's. Daarnaast kunt u elke maand de Risicozones/gevarenzones bijwerken. De exacte procedure vindt u op: http://peugeot.navigation.com. Selecteer " Zoeken ". Selecteer een Point of Interest in de weergegeven lijst. Selecteer " Navigeren ". .
Audio en telematica Verkeer Verkeersinformatie Instellen waarschuwingsmeldingen Risicozones / Gevarenzones Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Weergave van berichten Deze waarschuwings- en weergavefuncties zijn alleen beschikbaar als de Risicozones vooraf zijn gedownload en in het systeem zijn geïnstalleerd. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Selecteer " Traffic-berichten ". Selecteer " Instellingen ".
Audio en telematica Filters instellen Selecteer de melding in de weergegeven lijst. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Instellingen ". Selecteer " Instellingen ". Selecteer "Info-opties". Selecteer " Spraak ". Selecteer het vergrootglas om gesproken berichten te ontvangen.
Audio en telematica Radio Media Niveau 1 Niveau 2 Lijst van FM-zenders Opslaan 254
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Aanwijzingen Radio Media Lijst van FM-zenders Druk op een zender om deze te selecteren. Lijst FM-radio DAB-radio AM-radio Jukebox Radio Media CD Selecteer de bron. Bron USB iPod Bluetooth AUX Radio Media Opslaan Druk op een lege plek en vervolgens op "Opslaan". .
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Lijst van FM-zenders Media Foto's Kopiëren naar jukebox 256 Beheer jukebox
Audio en telematica Niveau 1 Radio Media Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Opslaan Op een zender drukken om deze te selecteren. Lijst updaten De lijst updaten afhankelijk van de ontvangst. Frequentie De gewenste radiofrequentie invoeren. Bevestigen De instellingen opslaan. Selecteren pagina De geselecteerde foto op het volledige scherm weergeven. Draaien De foto 90° draaien. Alles selecteren Alle foto's van de lijst selecteren. Nogmaals drukken om de selectie ongedaan te maken.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Media Instellingen Instellingen Instellingen 258
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Radio Media Weergeven van het meest recent gebruikte medium. Secundaire pagina Lijst met media Willekeurige volgorde (alle nummers): Media Willekeurige volgorde (huidige album): De instellingen voor het afspelen kiezen. Instellingen Continu herhalen: Versterking AUX Volgen RDS Radio Media Secundaire pagina Radio Instellingen Volgen DAB/FM Weergave Radio Text De opties in - of uitschakelen.
Audio en telematica Radio Selecteren van een zender Wijzigen van een frequentie Selecteer " Opslaan ". Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Rad Media om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer een in de lijst opgeslagen zender. Selecteer " Lijst " op de hoofdpagina. Selecteer indien nodig een andere geluidsbron. Of Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. Automatisch zenders zoeken Selecteer " FM-radio ".
Audio en telematica Een zender opslaan OF Selecteer een zender of een frequentie (zie de desbetreffende rubriek). Druk op Rad Media om de hoofdpagina weer te geven. Druk op " Opslaan ". RDS inschakelen en uitschakelen Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Druk op de secundaire pagina. Selecteer " Instellingen ". Druk op " Frequentie ". VERVOLGENS Voer de volledige frequentie (bijv.: 92.10 MHz) in met het toetsenbord en druk op " Bevestigen ".
Audio en telematica Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) Weergave van de naam van de radiozender waarop is afgestemd. Sneltoets: toegang tot het keuzemenu van geluidsbronnen en de lijst met zenders (of titels, afhankelijk van de geluidsbron). Selecteren van de radiozender. Eventueel uitgezonden programmatype van de radiozender. Selecteren van de geluidsbron. Weergave van de "DAB+"band. Beheer van de Jukebox. Weergave van een huidige bewerking.
Audio en telematica Digitale radio Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit en biedt de mogelijkheid grafische informatie weer te geven met actualiteiten van de beluisterde radiozender. Selecteer Lijst op de primaire pagina.. Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt. Volgsysteem DAB+ / FM "DAB+" is niet overal beschikbaar.
Audio en telematica Media USB-speler AUX-aansluiting (AUX-ingang) Geluidsbron kiezen Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer het wijzigen van de geluidsbron. 264 Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan. Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting. Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten (in het tijdelijke geheugen).
Audio en telematica Informatie en adviezen De autoradio speelt bestanden met de extensie "wma, .aac, .flac, .ogg, .mp3" met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af. Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld. Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld. Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type WMA9 Standaard zijn. De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.
Audio en telematica Bluetooth® streaming audio Apple® -speler aansluiten Streaming audio biedt de mogelijkheid om muziekbestanden op de telefoon via de audioinstallatie in de auto af te spelen. Maak een verbinding met de telefoon: zie de rubriek " Telefoon " en vervolgens " Bluetooth ". Kies het profiel "Audio" of "Alle". Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de telefoon.
Audio en telematica Beheer van de Jukebox Selecteer het vergrootglas om een map of een album te openen en kies elk audiobestand afzonderlijk. Sluit de apparatuur (MP3-speler, enz.) met behulp van een audiokabel aan op de USB- of de Jack-aansluiting. Selecteer " Bevestigen " en vervolgens " Kopiëren ".
Audio en telematica Instellingen Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Audio-instellingen Audio-instellingen Audio-instellingen Keuze van het thema 268
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Geluidssferen Verdeling Instellingen Effecten Audio-instellingen Beltonen Spraak Bevestigen Instellingen Niveau 3 Aanwijzingen De geluidssfeer kiezen. De verdeling van het geluid over het interieur instellen dankzij het Arkamys-systeem. Het geluidsvolume selecteren of het volume koppelen aan de wagensnelheid. De melodie en het volume van de beltoon kiezen als de telefoon overgaat.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Eenheden Fabrieksinstellingen Configuratie Instellen datum en tijd Display 270
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Aanwijzingen Eenheden De eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur kiezen. Gegevens wissen De gewenste gegevens in de lijst selecteren en vervolgens op Wissen drukken. Fabrieksinstellingen De oorspronkelijke instellingen terugzetten. Bevestigen De instellingen opslaan. Bevestigen De datum en tijd instellen en vervolgens bevestigen.
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Taalkeuze Configuratie Rekenmachine Kalender 272
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Aanwijzingen Instellingen Secundaire pagina Bevestigen De taal selecteren en vervolgens bevestigen. Talen Instellingen Secundaire pagina De rekenmachine selecteren. Rekenmachine Instellingen Secundaire pagina De kalender selecteren. Kalender .
Audio en telematica Audio-instellingen Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer "Audio-instellingen". Selecteer "Sfeer" Of "Verdeling". Of "Effecten". Of "Beltonen". De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys©systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden. Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met 6 luidsprekers.
Audio en telematica Thema's Interactieve hulp Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer " Thema's ". Selecteer " Interactieve hulp ". Selecteer een achtergrond in de lijst met grafische thema's en druk op "Bevestigen". Elke keer dat de achtergrond van het systeem wordt gewijzigd, wordt het systeem opnieuw opgestart en wordt het scherm even zwart.
Audio en telematica Instellingen van het systeem wijzigen Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de secundaire pagina. Druk op de secundaire pagina. Druk op de secundaire pagina. Selecteer "Systeeminstelling". Selecteer "Scherminst.". Selecteer "Tijd/datum" om de tijdzone, de synchronisatie met het GPS, de tijd en het formaat en vervolgens de datum te wijzigen.
Audio en telematica Internet Niveau 1 Niveau 2 Identificatie Hoofdpagina Applicaties voor hulp tijdens het rijden, zie de rubriek "PEUGEOT Connect Apps"*. Secundaire pagina Browsen op het internet via de Bluetooth-telefoon en het protocol Dial-Up Networking (DUN). Parameters DUN-verbinding Sommige smartphones van de nieuwste generatie zijn hiermee niet compatibel. Internetsnelheid * Afhankelijk van het land.
Audio en telematica PEUGEOT Connect Apps "PEUGEOT Connect Apps"* bestaat uit rijhulpapplicaties die de bestuurder in real time van nuttige informatie kunnen voorzien over o.a. de situatie op de weg, risicozones, brandstofprijzen, parkeermogelijkheden, toeristische plaatsen, weersomstandigheden, leuke adresjes… Deze service bevat de toegang tot het mobiele netwerk in combinatie met het gebruik van de apps. Om "PEUGEOT Connect Apps"* te kunnen gebruiken, moet u een contract afsluiten bij het PEUGEOT-netwerk.
Audio en telematica Telefoon Niveau 1 Niveau 2 Gesprekkenlijst Contacten 280 Niveau 3
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Alle oproepen Ontvangen oproepen Verzonden oproepen Telefoon Bellen na de verschillende keuzes gemaakt te hebben. Contacten Gesprekkenlijst Raadplegen Vergrootglas Aanmaken Bellen Adresbestanden Aanmaken Wijzigen Verwijderen Raadplegen Telefoon Alles wissen Op naam sorteren Contacten Bellen na de verschillende keuzes gemaakt te hebben. Bevestigen Navigeren Contact zoeken Bellen .
Audio en telematica Niveau 1 Niveau 2 Bluetooth (apparatuur) Telefoon -verbinding Gedetecteerde apparatuur Opties Telefoon 282 Niveau 3
Audio en telematica Niveau 1 Telefoonverbinding Niveau 2 Niveau 3 Zoeken Externe apparatuur zoeken. Verbinden / Loskoppelen De Bluetooth-verbinding van het geselecteerde externe apparaat tot stand brengen of beëindigen. Bijwerken De contacten van de geselecteerde telefoon importeren om ze in de autoradio op te slaan. Verwijderen De geselecteerde telefoon verwijderen. Bevestigen De instellingen opslaan.
Audio en telematica Bluetooth® -telefoon koppelen Het koppelen van de Bluetoothtelefoon aan de handsfree set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat. Snelle procedure via de telefoon Selecteer in het menu Bluetooth van uw telefoon de systeemnaam in de lijst met gedetecteerde apparatuur. Voer een code van minimaal 4 cijfers in op de telefoon en bevestig.
Audio en telematica Verbinding maken met een Bluetooth® -apparaat Automatisch opnieuw verbinding maken De beschikbaarheid van diensten hangt af van het GSM-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn. Het is afhankelijk van het type telefoon of het systeem u vraagt om toestemming voor de overdracht van uw telefoonboek.
Audio en telematica Beheer van telefoonverbindingen Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd. Een gesprek aannemen Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm. Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen. Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Houd de toets Druk op de secundaire pagina.
Audio en telematica Contacten / items beheren Selecteer " Contacten ". Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst. Selecteer " Geheugeninfo " om bijvoorbeeld het aantal gebruikte of beschikbare items te controleren. Selecteer " Contacten ". Selecteer " Bellen ". Selecteer " Bestand aanmaken ". Laatste nummers bellen Selecteer " Aanmaken " om een nieuw contact toe te voegen. Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Audio en telematica Veelgestelde vragen In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio. Navigatie VRAAG 288 ANTWOORD OPLOSSING De route wordt niet berekend. De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt). Controleer de criteria in het menu "Navigatie". De POI's worden niet aangegeven. De POI's zijn niet geselecteerd. Selecteer de POI's in de lijst met POI's.
Audio en telematica VRAAG Sommige files op de route worden niet direct gemeld. De hoogte wordt niet weergegeven. ANTWOORD OPLOSSING Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart). Het filter is te krap ingesteld. Verander de instellingen via "Geografisch filter". In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen...
Audio en telematica Radio VRAAG De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen. De naam van de zender verandert. 290 ANTWOORD OPLOSSING De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.
Audio en telematica Media ANTWOORD OPLOSSING Het afspelen van de muziek op mijn USBstick begint pas na lang wachten (ongeveer 2 tot 3 minuten). VRAAG Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave). Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.
Audio en telematica VRAAG De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit. 292 ANTWOORD OPLOSSING De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op. De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, klankkleur) zijn niet op de CD-speler afgestemd. Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0 en kies geen klankkleur. Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven.
Audio en telematica Instellingen VRAAG Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd. ANTWOORD OPLOSSING De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen. Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen. Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans. Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen.
Audio en telematica VRAAG 294 ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen. Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (Volume, Lage tonen, Hoge tonen, Omgeving, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
Audio en telematica Telefoon VRAAG Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. ANTWOORD Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem. OPLOSSING - Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld. Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat. De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem. Op www.peugeot.
Audio en telematica Autoradio / Bluetooth® Inhoud Basisfuncties 298 Stuurkolomschakelaars 299 Radio 300 Media 302 Telefoon 306 Audio-instellingen 309 Configuratie 310 Menustructuur/menustructuren display(s) 311 Veelgestelde vragen 312 Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Als de motor is afgezet schakelt het systeem zichzelf, na het inschakelen van de eco-mode, uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. .
Audio en telematica Basisfuncties Aan/uit, volumeregeling. Selecteren van de geluidsbron: Radio: FM1, FM2, AM, CD, USB, AUX, Streaming. Telefoon: een binnenkomend gesprek aannemen. Telefoon, ingedrukt houden: beëindigen van een telefoongesprek, toegang tot het gesprekkenlogboek van de gekoppelde telefoon. Instellen van de geluidsweergave : klankkleur, hoge tonen, bassen, loudness, balans, fader, automatische volumeregeling. 298 Automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde.
Audio en telematica Stuurkolomschakelaars Radio: selecteren van de vorige/ volgende voorkeuzezender. CD/USB : selecteren van het genre/ de artiest/de index/de map in het overzicht van de mappenstructuur. Selecteren van het vorige/volgende onderdeel van een menu. Radio: automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde. CD/MP3/USB: selecteren van het vorige nummer. CD/USB: ingedrukt houden: versneld terugspoelen. Radio: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde.
Audio en telematica Radio Opslaan van een radiozender Lijst met zenders Druk een paar keer achter elkaar op SRC/TEL om het golfbereik FM1, FM2 of AM te selecteren. Druk op LIST voor een overzicht van de opgeslagen zenders in alfabetische volgorde. Houd de gewenste toets ingedrukt om de zender waarnaar u luistert onder deze toets op te slaan. De naam van de zender wordt weergegeven en er klinkt een geluidssignaal om te bevestigen dat de zender is opgeslagen.
Audio en telematica RDS Verkeersinformatie beluisteren Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen. De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar verkeersberichten TA.
Audio en telematica Media USB-speler Druk op LIST om de menustructuur van de bestanden weer te geven. Deze module bestaat uit een USB- en een Jack-aansluiting (volgens uitvoering). Selecteer een regel uit de lijst. Bevestig met "OK". Het systeem stelt afspeellijsten samen (tijdelijk geheugen), wat bij de eerste aansluiting enkele seconden tot enkele minuten kan duren.
Audio en telematica AUX-aansluiting CD-speler Plaats een CD in de speler; deze zal de CD automatisch afspelen. Plaats een CD met een MP3-afspeellijst in de CD-speler. Het kan maximaal enkele tientallen seconden duren tot de autoradio alle nummers van de afspeellijst heeft gevonden en begint met afspelen. Sluit het externe apparaat (MP3-speler, enz.) met een audiokabel (niet bijgeleverd) aan op de Jack-aansluiting. Druk een paar keer op SRC/TEL om "AUX" te selecteren.
Audio en telematica Informatie en tips De autoradio speelt via een CD uitsluitend bestanden met de extensie ".mp3", ".wma", ".wav" af en via een USB-stick bestanden met de extensie ".ogg". Het is raadzaam de bestandsnamen niet langer te maken dan 20 karakters en geen speciale karakters te gebruiken (bijv.: ", ?, ù) om problemen bij het afspelen of weergeven te voorkomen. Selecteer voor het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen.
Audio en telematica Bluetooth® streaming audio Met streaming audio kunt u muziekbestanden op uw telefoon via de luidsprekers van de audio-installatie in de auto beluisteren. Maak een verbinding met de telefoon: zie de rubriek "Telefoon". Selecteer de telefoon die u wilt gebruiken in het menu "Bluetooth: Audio". Het audiosysteem wordt automatisch verbonden met de zojuist gekoppelde telefoon. Aansluiten van Apple®-spelers Kies Streaming-audio als geluidsbron door op de toets SRC/TEL te drukken*.
Audio en telematica Telefoon Een Bluetooth® -telefoon koppelen Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. Ga naar www.peugeot.nl voor meer informatie (compatibiliteit, extra hulp…). Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon.
Audio en telematica Verbindingen beheren Druk op de toets MENU. Bellen Selecteer of deselecteer: "Tel.": Bluetooth-verbinding. "Audio": afspelen audiobestanden. Vanuit het adresboek Druk op de toets MENU. Selecteer "Bluetooth". Selecteer "Verbindingen beheren" en bevestig uw keuze. Er verschijnt nu een lijst van de gekoppelde telefoons. Geeft aan dat er een geschikte verbinding voor Streaming-audio is. Geeft aan dat er een geschikte verbinding voor een handsfree telefoon is.
Audio en telematica Bellen Een gesprek aannemen Laatst gekozen nummers* Houd de toets SRC/TEL ingedrukt tot de lijst met gesprekken verschijnt. Druk op een van deze toetsen om de vorige of volgende pagina van de lijst weer te geven. Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het display. Druk op SRC/TEL. U kunt ook op MENU drukken, vervolgens "Telefoon" selecteren, dan "Bellen" en ten slotte "Oproep info" voor een overzicht van de gesprekken.
Audio en telematica Audio-instellingen Gesprekken beheren Ophangen Selecteer in het contextmenu "Ophangen" om het gesprek te beëindigen. U kunt ook de toets SRC/TEL even ingedrukt houden om het gesprek te beëindigen. Privégesprek Doorschakelfunctie (om de auto te kunnen verlaten zonder het gesprek te onderbreken) In het contextmenu: Selecteer " Doorschakelfunctie " om het gesprek via de telefoon voort te zetten. Selecteer " Doorschakelfunctie " nogmaals om het gesprek via de auto voort te zetten.
Audio en telematica Configuratie Weergave en taal instellen Druk op de toets MENU. Selecteer "Instelling". Selecteer "Weergave" om het scrollen door de tekst in- of uit te schakelen. Selecteer "Taal" om de taal te wijzigen. Selecteer "Versie" om informatie over de software op te vragen. Selecteer "Systeem" om het systeem te updaten. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk voor meer informatie. Selecteer "Eenheid" om de eenheid van temperatuur te wijzigen (Celsius, Fahrenheit).
Audio en telematica Menustructuur/menustructuren display(s) MENU Radio 1 Telefoon 1 2 2 2 TA 2 Bellen RDS Directory 3 TXT Oproep info 3 2 3 3 3 3 2 Invoer freq.
Audio en telematica Veelgestelde vragen In de volgende tabellen vindt u een antwoord op veelgestelde vragen. VRAAG 312 ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, klankkleur, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...
Audio en telematica VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is. De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.
Audio en telematica VRAAG De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. ANTWOORD De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend. OPLOSSING - De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.
Audio en telematica VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De iPod wordt bij het aansluiten op de USBaansluiting niet herkend. De iPod is niet compatibel met de USB-aansluiting. De harde schijf of andere randapparatuur wordt bij het aansluiten op de USBaansluiting niet herkend. Sommige schijven en randapparatuur hebben meer stroom nodig dan de voeding die de radio levert. Sluit de randapparatuur op het 230 V- stopcontact, de 12 V-aansluiting of een externe voedingsbron aan.
Audio en telematica Autoradio Inhoud Basisfuncties 318 Stuurkolomschakelaars 319 Radio 320 Media 322 Audio-instellingen 324 Menustructuur/menustructuren display(s) 325 Veelgestelde vragen 326 Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Als de motor is afgezet schakelt het systeem zichzelf, na het inschakelen van de eco-mode, uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. .
Audio en telematica Basisfuncties Aan/uit, volumeregeling. Selecteren van de geluidsbron: FM1, FM2, AM, CD, AUX. Instellen van de geluidsweergave: klankkleur, hoge tonen, bassen, loudness, geluidsverdeling links/ rechts, voor/achter, automatische volumeregeling. 318 Automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde. Selecteren vorige nummer van de CD. Zoeken in een lijst. Ingedrukt houden: versneld terugspoelen.
Audio en telematica Stuurkolomschakelaars Radio: selecteren van vorige/ volgende voorkeuzezender. Selecteren van het vorige/volgende item van een menu. Radio: automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde. CD/MP3: selecteren van het vorige nummer. CD: ingedrukt houden: versneld terugspoelen. Radio: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD / MP3: selecteren van het volgende nummer. CD: ingedrukt houden: versneld vooruitspoelen. Volume verhogen. Wijzigen van de geluidsbron.
Audio en telematica Radio Opslaan van een radiozender Lijst met zenders Druk herhaalde malen op SRC/ BAND om het golfbereik FM1, FM2 of AM te selecteren. Druk op LIST om de lijst met opgeslagen zenders in alfabetische volgorde weer te geven. Houd de gewenste toets ingedrukt om de zender waarnaar u luistert onder deze toets op te slaan. De naam van de zender wordt weergegeven en er klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de zender is opgeslagen.
Audio en telematica Verkeersinformatie beluisteren Selecteer "On" of "Off" om de RDSfunctie in of uit te schakelen. Bevestig met OK. De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar verkeersberichten TA. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersbericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...
Audio en telematica Media Tekstberichten weergeven AUX-ingang (AUX) Plaats een CD in de speler; deze zal de CD automatisch afspelen. Plaats een CD met een MP3-afspeellijst in de CD-speler. Het kan maximaal enkele tientallen seconden duren tot de autoradio alle nummers van de afspeellijst heeft gevonden en begint met afspelen. Tekstberichten worden door een radiozender meegestuurd en hebben betrekking op het radiostation of de muziek waar naar geluisterd wordt. Druk op MENU. Selecteer "Radio".
Audio en telematica Een MP3-CD afspelen Druk op LIST om de menustructuur van de mappen weer te geven. Selecteer een regel uit de lijst. Bevestig met "OK". Een pagina overslaan. Selecteer een map/Playlist. Start het afspelen van het gekozen nummer. Omhoog in de menustructuur.
Audio en telematica Audio-instellingen Informatie en tips De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie ".mp3", ".wma", ".wav". Geadviseerd wordt om voor bestandsnamen maximaal 20 karakters te gebruiken en verwijder speciale tekens (bijv. : " ? ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen. Selecteer voor het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet.
Audio en telematica Menustructuur/menustructuren display(s) MENU Radio 1 Weergave 1 2 2 2 Traffic TA 2 SCROLLING RDS INFO TEXT Eenheid 1 Media 1 2 2 3 3 3 3 2 Afspelen 2 Celsius Fahrenheit Normaal Random Alle random Taal 1 Herhaling INFO TEXT .
Audio en telematica Veelgestelde vragen In de volgende tabellen vindt u een antwoord op veelgestelde vragen. VRAAG 326 ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, klankkleur, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...
Audio en telematica VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is. De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.
Audio en telematica VRAAG De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. ANTWOORD De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend. OPLOSSING - De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.
Index A Aanhanger.....................................................205 Aanhangergewichten............................ 222, 226 Aansluiting 12V................................................ 71 Accessoires...................................................208 Accu............................................... 198-200, 217 Accu laden.....................................................200 Achterruitverwarming......................................69 Achteruitrijlicht......................................
Index J Elektronische startblokkering....................44, 46 Elektronisch gestuurde versnellingsbak........... 12, 83, 86, 95, 200, 218 Extra ingang...................................................322 F Follow me home verlichting............. 44, 116, 117 Frequentie (radio)...................................260, 261 Functie snelweg (richtingaanwijzers)............128 G Gereedschap......................................... 177, 178 Gevarendriehoek.............................................
Index N Lekke band..................................................... 172 Lichtschakelaar.......................................111, 116 Lokaliseren van de auto...................................44 Luchtfilter....................................................... 217 Luchtfilter (vervangen)................................... 217 Luchtrecirculatie..............................................66 M Matten..............................................................73 Mat verwijderen......................
Index Regeneratie roetfilter..................................... 217 Reinigen (adviezen).......................................207 Rembekrachtigingsysteem............................133 Remblokken...................................................218 Remlichten.............................................189, 190 Remmen.........................................................218 Remschijven..................................................218 Reservewiel...........................................
Index Versnellingshendel..........................................12 Verwarming..........................................12, 63, 64 Voorstoelen......................................................55 W Waarschuwingssignaal sleutel in contact.......80 Waarschuwing vergeten verlichting.............. 114 Wassen (adviezen)........................................207 Wiel demonteren............................................180 Wiel monteren................................................180 Wiel verwisselen..
Op verschillende plaatsen in uw auto zijn stickers aangebracht. Ze bevatten veiligheidswaarschuwingen en informatie over de identificatie van uw auto. Verwijder ze niet: ze horen namelijk bij de auto.
Néerlandais www.peugeot.com NE. 15288.