Instructieboekje
De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Scan deze code voor directe toegang tot uw gebruiksaanwijzing. Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".
Welkom Wij danken u voor uw keuze voor de 4008, synoniem voor vertrouwen, passie en inspiratie Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de gelegenheid te stellen onder alle omstandigheden optimaal en in alle veiligheid gebruik te maken van de mogelijkheden van uw 4008. Neem de tijd om het aandachtig door te lezen zodat u vertrouwd raakt met uw nieuwe auto. In dit instructieboekje worden alle beschikbare uitrustingen van het 4008-gamma behandeld.
Inhoud Overzicht Toegang tot de auto Sleutel met afstandsbediening Systeem "Keyless entry and start" Portieren Bagageruimte Alarm Ruitbediening Panoramadak Eco-rijden Controle tijdens het rijden Instrumentenpaneel Controlelampjes Display instrumentenpaneel Boordcomputer Kilometerteller Dagteller Onderhoudsindicator Parameters van de auto instellen Scherm Audio/CD-systeem Scherm van het Audio/CD-systeem met touchscreen Scherm van het Audio-/telematicasysteem met touchscreen Dimmer dashboardverlichting R
Inhoud Veiligheid Richtingaanwijzers Alarmknipperlichten Claxon Hulpsystemen bij het remmen Stabiliteitscontrole Veiligheidsgordels Airbags Kinderzitjes Uitschakelen van de passagiersairbag vóór ISOFIX-kinderzitjes Kinderslot Onderhoud 141 141 141 142 144 146 150 155 Audio en telematica 207 208 209 210 212 213 216 Bluetooth ® -telefoon met spraakherkenning AUDIO-/TELEMATICASYSTEEM MET TOUCHSCREEN AUDIO/CD-SYSTEEM MET TOUCHSCREEN AUDIO/CD-systeem 237 249 289 311 157 164 170 Praktische informatie Bande
Overzicht Exterieur Sleutel met afstandsbediening/ elektronische sleutel - openen/sluiten - diefstalbeveiliging - batterij Brandstoftank Achterklep - openen/sluiten - noodbediening Bandenreparatieset Wiel verwisselen - gereedschap - demonteren/monteren Sneeuwkettingen 4 52-61 Ruitenwisserschakelaar 134-137 Ruitenwisserbladen vervangen 197 210 Panoramadak Allesdragers Accessoires 70 203 204-205 Buitenspiegels 77-78 63 Lichtschakelaar Koplampverstelling Instapverlichting Lampen vervangen - koplampe
Overzicht .
Overzicht Cockpit Binnenspiegel Plafonniers Panoramadak Instrumentenpaneel Verklikkerlampjes Meters 12 13-18 33-35 Buitenspiegels Ruitbediening 77-78 68-69 Zekeringen dashboard 79 138-139 70 Scherm Audio/CD-systeem 44 Tijd instellen 44-45 Scherm Audio/CD-systeem met touchscreen 46 Tijd instellen 46-47 Scherm Audio-/telematicasysteem met touchscreen 48 Tijd instellen 49-50 Audio/CD-systeem Audio/CD-systeem met touchscreen Audio-/telematicasysteem met touchscreen 249-288 141 207 Parkeerrem Handges
Overzicht .
Overzicht Cockpit (vervolg) Schakelaars op centraal bedieningspaneel A. Verklikkerlampje uitschakeling passagiersairbag B. Alarmknipperlichten C. Verklikkerlampje veiligheidsgordel voorpassagier niet vastgemaakt of losgemaakt 8 Paneel met schakelaars buitenzijde 151 141 147 A. Handmatige koplampverstelling B. Uitschakelen van het stabiliteitscontrolesysteem C. Uitschakelen van de parkeerhulp D.
Overzicht .
Eco-rijden Eco-rijden Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen. Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Eco-rijden Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik Houd u aan de onderhoudsvoorschriften Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Controle tijdens het rijden Instrumentenpaneel Display type 1 Paneel met meters en verklikkerlampjes. Deze informeren de bestuurder of een functie wel of niet ingeschakeld is (verklikkerlampje ingeschakeld of uitgeschakeld) of bij een storing (waarschuwingslampje). 1. 2. Toerenteller. Snelheidsmeter. U kunt de weergave wijzigen met de knop INFO die zich links van het instrumentenpaneel op het dashboard bevindt. 12 3. Display instrumentenpaneel: - Weergave van waarschuwingen en pictogrammen.
Controle tijdens het rijden Controlelampjes De controlelampjes waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje) of geven hem informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld). Bij het aanzetten van het contact Bijbehorende waarschuwingen Als het contact wordt aangezet, gaan sommige waarschuwingslampjes enkele seconden branden. Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Controle tijdens het rijden Waarschuwingslampjes Als een van de volgende lampjes bij een draaiende motor of onder het rijden gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen. Het lampje brandt op het instrumentenpaneel of op het display van het instrumentenpaneel.
Controle tijdens het rijden Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Veiligheidsgordel vóór losgemaakt/ niet vastgemaakt permanent, en De bestuurder heeft zijn knippert vervolgens veiligheidsgordel losgemaakt of niet in combinatie met vastgemaakt. een geluidssignaal. Doe de gordel om en steek de gesp in de gordelsluiting. Antiblokkeersysteem (ABS) permanent. Er is een storing in het antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Controle tijdens het rijden Controlelampjes ingeschakelde functies De volgende controlelampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld. Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel. Controlelampje 16 brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Richtingaanwijzer links knipperend met geluidssignaal. De lichtschakelaar wordt omlaag geduwd.
Controle tijdens het rijden Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Snelheidsregelaar permanent. Gaat branden als de snelheidsregelaar ingeschakeld wordt. Druk op de toets "ON/OFF" om de snelheidsregelaar in of uit te schakelen. Voorgloeien dieselmotor permanent. De motor is koud en: het contact staat in de stand ON (Contact), of de startknop START/STOP is ingedrukt (Contact). Wacht bij auto's met een contactslot met starten tot het controlelampje is gedoofd.
Controle tijdens het rijden Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding op het display. Controlelampje 18 brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen ASC/TCL permanent. De ASC/TCL-schakelaar op het dashboard (bestuurderszijde) is ingedrukt. Het ASC/TCL is uitgeschakeld. ASC: dynamische stabiliteitscontrole. TCL: antispinregeling.
Controle tijdens het rijden Display instrumentenpaneel Contact afgezet. Contact aangezet (met handgeschakelde versnellingsbak). 1 Contact aangezet (met CVT-transmissie). Bij elke start wordt tijdens de automatische controle een aantal pictogrammen en meldingen weergegeven. Deze verdwijnen na een aantal seconden. Waarschuwingen Als er een waarschuwing wordt gegeven, verdwijnt de op dat moment weergegeven informatie.
Controle tijdens het rijden Waarschuwingsmeldingen (contact in de stand "OFF") Display 1 Display 2 Oorzaak Oplossing - Actie Opmerkingen De verlichting is nog ingeschakeld. Schakel de verlichting uit door de bedieningshendel in de stand OFF te zetten. Er klinkt een onderbroken geluidssignaal. Het alarm is afgegaan. 20 De batterij van het Keyless entry and start-systeem is leeg. Vervang de batterij (zie "Batterij vervangen"). De elektronische sleutel die u bij u draagt, wordt niet herkend.
Controle tijdens het rijden Display 1 Display 2 Oorzaak Oplossing - Actie Opmerkingen Storing in het Keyless entry and start-systeem. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Storing in de elektronische startblokkering. Zet het contact af en start de motor opnieuw. Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk als het probleem zich blijft voordoen. De elektronische sleutel wordt niet gedetecteerd. Steek de elektronische sleutel in de houder in het dashboardkastje.
Controle tijdens het rijden Display 1 22 Display 2 Oorzaak Oplossing - Actie Het stuurslot is niet in de vergrendelstand gegaan tijdens het openen van het bestuurdersportier. Vergrendel het stuurslot door iets aan het stuurwiel te draaien alvorens de auto te verlaten. Storing in het elektrische systeem. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controle tijdens het rijden Waarschuwingsmeldingen (contact in de stand "ON") Display 1 Display 2 Oorzaak Oplossing - Actie Opmerkingen Storing in de elektrische stuurbekrachtiging. Zet de auto stil, wacht even en start vervolgens de motor weer. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als de melding na het starten nog steeds wordt weergegeven. De batterij van het "Keyless entry and start"-systeem is leeg. Vervang de batterij (zie "Batterij vervangen").
Controle tijdens het rijden Display 1 24 Display 2 Oorzaak Oplossing - Actie Opmerkingen Het remvloeistofniveau in het remcircuit is onvoldoende. Laat remvloeistof met een onderdeelnummer van PEUGEOT bijvullen. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het probleem zich blijft voordoen. Storing in het remsysteem. Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controle tijdens het rijden Display 1 Display 2 Oorzaak Oplossing - Actie Opmerkingen Een van de portieren is niet goed gesloten. Sluit het portier of de achterklep. Het desbetreffende carrosseriedeel wordt aangegeven op het scherm. De motorkap is niet goed gesloten. Sluit de motorkap. Storing in de elektronische startblokkering. Zet het contact af en start de motor opnieuw. Het bestuurdersportier is geopend en het contact is niet afgezet. Zet het contact af alvorens de auto te verlaten.
Controle tijdens het rijden Display 1 26 Display 2 Oorzaak Oplossing - Actie Opmerkingen Storing ter hoogte van de stuurkolom. Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Storing in het elektrische systeem. Zet de auto stil en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De temperatuur in het koelcircuit is te hoog. Laat de motor afkoelen alvorens indien nodig koelvloeistof bij te vullen.
Controle tijdens het rijden Display 1 Display 2 Oorzaak Oplossing - Actie U bent weggereden terwijl de handrem nog aangetrokken was. Zet de handrem vrij. Onvoldoende motoroliedruk of storing in het oliecircuit. Zet de auto stil en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Storing laden accu. Zet de auto stil en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Storing in de airbags of in de gordelspanners.
Controle tijdens het rijden Display 1 Display 2 Oorzaak Oplossing - Actie Storing in de CVT-versnellingsbak. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De temperatuur in het systeem van de vierwielaandrijving is te hoog. Zet de auto stil en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het brandstofniveau is te laag. Vul de brandstoftank zo snel mogelijk. Het minimumniveau van het additiefreservoir van het roetfilter is bereikt.
Controle tijdens het rijden Display 1 Display 2 * * Oorzaak Oplossing - Actie Opmerkingen Motorolieniveau niet juist (lager dan het minimum niveau of hoger dan het maximum niveau). Zet de auto op een zo veilig mogelijke plaats stil. Controleer het niveau met de peilstok en vul olie bij als het niveau te laag is. Start de motor niet als het niveau hoger is dan het maximum niveau en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controle tijdens het rijden Waarschuwingsmeldingen (contact in stand "ON") Display 1 30 Display 2 Systeem Opmerkingen Tweewielaandrijving 2WD Knippert even als de stand "2WD" (tweewielaandrijving) is geselecteerd met behulp van de keuzeschakelaar, bij uitvoeringen met vierwielaandrijving. Vierwielaandrijving 4WD Knippert even als de stand "4WD" (vierwielaandrijving) is geselecteerd met behulp van de keuzeschakelaar, bij uitvoeringen met vierwielaandrijving.
Controle tijdens het rijden Preventieve waarschuwingsmeldingen Display 1 Display 2 Systeem Oorzaak Opmerkingen Oplossing - Acties Onderhoudsindicator Geeft de bestuurder een waarschuwing als het onderhoudsinterval is verstreken. Verschijnt gedurende enkele seconden na aanzetten van het contact. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Aanbevolen rustpauze Waarschuwt de bestuurder dat het tijd is voor een rustpauze.
Controle tijdens het rijden Boordcomputer Weergave van de informatie Kilometerteller Dagteller (traject A of B) Systeem om de totaal afgelegde afstand door de auto tijdens de levensduur te meten. Van twee verschillende trajecten kan de afstand sinds de laatste nulstelling worden bijgehouden. Druk op de knop INFO om het gewenste traject te kiezen. De totale kilometerstand wordt weergegeven in het onderste deel van het display.
Controle tijdens het rijden 1 Onderhoudsindicator De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema van de fabrikant. Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator op basis van twee parameters: het afgelegde aantal kilometers, de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole (in maanden).
Controle tijdens het rijden Nulstelling van de onderhoudsindicator Het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voert deze handeling uit na elke onderhoudscontrole.
Controle tijdens het rijden Koelvloeistoftemperatuurmeter Bij draaiende motor geeft deze de temperatuur van de koelvloeistof weer. Als de wijzer het kritieke gebied aan de rechterzijde nadert, is de temperatuur te hoog. Als de motor te heet wordt, gaat het pictogram knipperen. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats. Zet de motor niet meteen af, maar laat deze nog enkele minuten draaien.
Controle tijdens het rijden Actueel brandstofverbruik (l/100 km of km/l of mpg) Gemiddeld brandstofverbruik (l/100 km of km/l of mpg) Dit is het gemiddelde brandstofverbruik sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Nulstelling Deze waarde kan variëren door een verandering in de rijstijl of van het landschap. Gemiddelde snelheid (km/h of mph) Dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer.
Controle tijdens het rijden 1 Parameters van de auto instellen Druk, met het contact aan, meerdere keren op de knop INFO links van het instrumentenpaneel tot op het scherm "SETTING MENU" verschijnt.
Controle tijdens het rijden MENU 2/3: inschakelen/uitschakelen geluidssignaal van de knop INFO, ALARM (wijzigen van weergave-interval van de herinnering voor rusten "REST REMINDER"), keuze van het geluid van de richtingaanwijzers, inschakelen / uitschakelen van het verbruik op dat moment, MENU 3/3 : RESET (grenswaarde voor de waarschuwing van het bandenspanningscontrolesysteem resetten), selecteren van de set banden, RESET (fabrieksinstellingen opnieuw instellen).
Controle tijdens het rijden Keuze van de eenheid voor de weergave van het brandstofverbruik Keuze van de eenheid voor de temperatuurweergave De weergave van de eenheden voor de afstand, snelheid en de hoeveelheid brandstof worden ook gewijzigd wanneer uw keuze voor de weergave van het brandstofverbruik verandert.
Controle tijdens het rijden Taalkeuze (LANGUAGE) In het menuscherm: F druk op de knop INFO om "LANGUAGE" te selecteren: F druk op de knop INFO en houd deze gedurende enkele seconden ingedrukt om het scherm "LANGUAGE" weer te geven: F druk op de knop INFO om de talen elkaar te laten opvolgen (Japans, English, Deutsch, Français, Espanol, Italiano, Russisch, "---" en RETURN), F druk op de knop INFO en houd deze gedurende enkele seconden ingedrukt om uw selectie te bevestigen.
Controle tijdens het rijden Inschakelen/uitschakelen van het geluidssignaal van de knop "INFO" Wijzigen weergave-interval van de melding "REST REMINDER" U kunt het geluid dat gepaard gaat met het indrukken van de knop INFO inschakelen en uitschakelen. Met de functie "REST REMINDER" kunt u een waarschuwing programmeren die u eraan herinnert om een pauze in te lassen. De melding "REST REMINDER" verschijnt samen met een geluidssignaal.
Controle tijdens het rijden Bandenspanningscontrolesysteem resetten (RESET) Keuze van het geluid van de richtingaanwijzers Inschakelen / uitschakelen van het actuele verbruik* U kunt uitsluitend in combinatie met instrumentenpaneel type 2 het geluid van de richtingaanwijzers kiezen. U kunt uitsluitend in combinatie met instrumentenpaneel type 2 de weergave van het actuele verbruik in of uitschakelen.
Controle tijdens het rijden Selecteren van de gemonteerde set banden Fabrieksinstellingen herstellen (RESET) Als u vooraf een tweede set wielen met sensor hebt laten opslaan, moet u elke keer dat de wielen worden gewisseld de desbetreffende set op het scherm selecteren. U kunt de fabrieksinstellingen van de functies (uitgezonderd de grenswaarde voor de waarschuwing van het bandenspanningscontrolesysteem en het selecteren van de set banden) herstellen.
Controle tijdens het rijden Scherm Audio/CD-systeem Tijd instellen Automatisch Met behulp van het signaal van RDS-zenders kan automatisch de juiste tijd worden ingesteld. Het pictogram "CT" verschijnt op het scherm. Dit scherm is verbonden met het Audio/ CD-systeem en kan de volgende informatie weergeven: de tijd, de informatie met betrekking tot de autoradio. (Zie de rubriek "Audio en telematica"). 44 Selecteren van de instelstand U kunt de digitale klok automatisch of handmatig instellen.
Controle tijdens het rijden Selecteer de instelstand op de volgende manier: F Druk op de knop PWR/VOL om het audiosysteem in te schakelen. F Druk op de toets MENU. F Druk op de draaiknop SEL om de menu's weer te geven en selecteer "RDS setting CT ON - CT OFF" (klok). F Draai de draaiknop SEL naar links of naar rechts om "CT OFF" (handmatige stand) of "CT ON" (automatische stand) te selecteren. F Druk op de draaiknop SEL om uw keuze te bevestigen.
Controle tijdens het rijden Scherm van het Audio/CD-systeem met touchscreen Dit scherm is verbonden met het Audio/ CD-systeem met touchscreen en kan de volgende informatie weergeven: de tijd, de informatie met betrekking tot de autoradio. (Zie de rubriek "Audio en telematica"). 1. 2. 3. Instellen van de tijd Gebruik de toetsen op het scherm om het systeem te bedienen. F Druk op de toets MENU om het hoofdmenu weer te geven. F Druk op " Setting ". F Druk op " System Setting ". F Druk op " Time Setting ".
Controle tijdens het rijden F Druk op " Time Adjustment ". F Gebruik de op het scherm weergegeven pijlen om de datum en de tijd in te stellen. F Druk op " Set " om uw keuze te bevestigen of op " Back " om de handeling af te breken en terug te gaan naar het vorige scherm. Weergaveformaat Permanente weergave U kunt het weergaveformaat van de datum en de tijd wijzigen: F Druk op de toets MENU. F Druk op " Setting ". F Druk op " System Setting ". F Druk op " Time Setting ".
Controle tijdens het rijden Scherm van het Audio-/telematicasysteem met touchscreen Dit scherm is verbonden met het Audio-/ telematicasysteem met touchscreen en kan de volgende informatie weergeven: de tijd, de informatie met betrekking tot de autoradio en het navigatiesysteem. (Zie de rubriek "Audio en telematica"). Algemene werking Gebruik de toetsen links en rechts van het scherm of raak met uw vingers de op het scherm weergegeven knoppen aan om het systeem te bedienen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Controle tijdens het rijden 1 Tijd instellen Uit veiligheidsoverwegingen moet de bestuurder handelingen die veel aandacht vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren. Bovendien zijn bepaalde functies niet beschikbaar als de auto rijdt. Houd geen puntige voorwerpen tegen het touchscreen. Raak het touchscreen niet aan met natte vingers. Menu "Instellingen" Druk voor toegang tot dit menu op de toets SETTINGS op het bedieningspaneel.
Controle tijdens het rijden In dit menu hebt u toegang tot de volgende functies: F Druk op het touchscreen op de toets " Systeem ". Op het scherm verschijnen de systeeminstellingen. 1. 2. 3. Auto / GMT / GMT+1 / GMT+2: Tijdzone kiezen. Zomertijd: Zomertijd in-/uitschakelen. RDS automatische correctie: Automatische instelling in-/uitschakelen. F Druk op de toets Terug om uw keuze te bevestigen en terug te keren naar het vorige menu. F Druk op de toets " Tijd ".
Controle tijdens het rijden Dimmer dashboardverlichting U kunt de lichtsterkte van de dashboardverlichting handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving. 1 Door herhaalde malen te drukken op de knop wijzigt de lichtsterkte stapsgewijs, bij elke stap klinkt een geluidssignaal. Druk, wanneer de verlichting het maximale niveau heeft bereikt, nogmaals op de knop om naar het minimale niveau te gaan. Laat de knop los zodra u de gewenste lichtsterkte heeft bereikt.
Toegang tot de auto Sleutel met afstandsbediening U kunt om de auto te ontgrendelen of vergrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de follow me home-functie, het starten van de auto en de diefstalbeveiliging. Openen van de auto Ontgrendelen met de afstandsbediening F Druk op het geopende hangslot om de auto te ontgrendelen.
Toegang tot de auto 2 Selectieve ontgrendeling met de afstandsbediening F Druk één keer op het geopende hangslot om alleen het bestuurdersportier te ontgrendelen. F Druk nogmaals op het geopende hangslot om de overige portieren en de achterklep te ontgrendelen. Het ontgrendelen wordt bevestigd door de interieurverlichting die gedurende ongeveer 15 seconden gaat branden en de richtingaanwijzers die twee keer knipperen.
Toegang tot de auto Sluiten van de auto Normale vergrendeling met de afstandsbediening F Druk op het gesloten hangslot om de auto te vergrendelen. Het vergrendelen wordt bevestigd door het één keer knipperen van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels ingeklapt. Als één van de portieren of de achterklep geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet.
Toegang tot de auto 2 Supervergrendeling met de afstandsbediening F Druk op het gesloten hangslot om de auto volledig te vergrendelen. F Druk binnen 5 seconden nogmaals op het gesloten hangslot om de supervergrendeling van de auto in te schakelen. De supervergrendeling wordt bevestigd door het driemaal knipperen van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden de buitenspiegels ingeklapt (volgens uitvoering). De supervergrendeling blokkeert het van buitenaf en van binnenuit openen van de portieren.
Toegang tot de auto Systeem "Keyless entry and start" Openen van de auto Om veiligheidsredenen hebben de detectiezones waarbinnen de elektronische sleutel werkt een straal van ongeveer 70 cm rondom elke toets voor het openen. Selectief ontgrendelen F Wanneer u de elektronische sleutel op zak hebt en u alleen het bestuurdersportier wilt ontgrendelen, drukt u één keer op toets B en trekt u aan de portiergreep om het portier te openen.
Toegang tot de auto 2 Sluiten van de auto Het contact moet in de stand "OFF" staan. Als bij auto's met Stop & Startsysteem de motor in de Stop-stand staat, kan de auto niet worden vergrendeld. Controleer altijd of u de elektronische sleutel bij u hebt voordat u de auto vergrendelt: in sommige gevallen is het mogelijk om de auto te vergrendelen zonder dat is gesignaleerd dat de elektronische sleutel zich in de auto bevindt.
Toegang tot de auto Met de afstandsbediening inschakelen van de verlichting De supervergrendeling blokkeert het van buitenaf en van binnenuit openen van de portieren. Als de supervergrendeling is ingeschakeld, is ook de vergrendelingsschakelaar in het interieur buiten werking. Schakel daarom nooit de supervergrendeling in als zich iemand in de auto bevindt. Deze functie werkt uitsluitend bij afgezet contact en met de lichtschakelaar in de stand "OFF" of "AUTO".
Toegang tot de auto Noodprocedure van het Keyless entry and start-systeem 2 Noodprocedure voor openen/sluiten met de geïntegreerde sleutel Met de geïntegreerde sleutel kan de auto vergrendeld en ontgrendeld worden als de elektronische sleutel niet werkt: lege batterij, accu ontladen of losgekoppeld, ... auto bevindt zich in een omgeving met veel elektromagnetische straling. F Om de geïntegreerde sleutel 2 uit de houder te kunnen halen moet u aan de knop 1 trekken.
Toegang tot de auto Batterijen vervangen Sluit de batterij op de juiste manier aan: bij een omgekeerde polariteit kan de batterij exploderen. Vervang de batterij altijd door een identieke batterij of een batterij van hetzelfde type. Voorkom, als de module geopend is, dat water of stof in de module terecht kan komen. Bij het keyless entry and start-systeem wordt u gewaarschuwd door een melding op het display van het instrumentenpaneel als de batterij van de afstandsbediening vervangen moet worden.
Toegang tot de auto Elektronische sleutel verloren Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en, indien mogelijk, met het kaartje voorzien van de sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk. Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en een nieuwe bestellen. 2 Elektronische sleutel De radiografische elektronische sleutel is een systeem met een groot bereik.
Toegang tot de auto Portieren Openen Sluiten Als een portier niet goed is gesloten, gaat het pictogram op het display van het instrumentenpaneel branden tot dat portier wordt gesloten. Van buitenaf Van binnenuit F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep. F Trek aan de hendel van het voor- of achterportier om dit te openen. Bestuurderszijde: door de portiergreep te bedienen, wordt het portier ontgrendeld als dit vergrendeld was.
Toegang tot de auto Bagageruimte Openen Sluiten Noodbediening Hiermee kan bij een eventuele storing in de centrale vergrendeling, de bagageruimte ontgrendeld worden. F Druk, na het ontgrendelen van de auto op de handgreep A en til de achterklep omhoog. F Trek aan de handgreep B om de achterklep te sluiten. F Laat de handgreep los en druk licht op de achterklep om deze te sluiten.
Toegang tot de auto Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit Centrale vergrendeling Afzonderlijke schakelaars Deze functie biedt de mogelijkheid de portieren en de bagageruimte van binnenuit handmatig en volledig te vergrendelen of te ontgrendelen. Vergrendelen van de voor- en achterportieren Vergrendelen F Druk op de voorzijde van de knop A om de auto te vergrendelen. Ontgrendelen F Druk op de achterzijde van de knop A om de auto te ontgrendelen.
Toegang tot de auto Alarm* Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende typen beveiliging: - inbraakbeveiliging Dit systeem houdt de portieren, achterklep en motorkap van de auto in de gaten. Het alarm gaat af als iemand een portier, de achterklep of de motorkap probeert te openen.
Toegang tot de auto Vergrendelen van de auto met uitsluitend het activeren van de inbraakbeveiliging Om te voorkomen dat het alarm ongewild afgaat, kunt u de interieurbeveiliging en de wegsleepbeveiliging uitschakelen. Dit is met name van toepassing wanneer u: een huisdier in de auto achterlaat, een ruit gedeeltelijk open laat staan, uw auto wast.
Toegang tot de auto Afgaan van het alarm Volledig uitschakelen van het alarmsysteem Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende 30 seconden. Gedurende de volledige tijd dat de sirene in werking is, wordt een melding weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.
Toegang tot de auto Ruitbediening U kunt de ruiten handmatig of automatisch volledig openen en sluiten. De ruiten met eentrapsbediening zijn voorzien van een beveiliging tegen beknellen en de elektrisch bedienbare ruiten achter kunnen worden geblokkeerd voor de veiligheid van kinderen op de achterbank. Elektrisch bedienbare ruiten passagiers voor en achter F Druk op de schakelaar of trek de schakelaar omhoog als het contact is aangezet. De ruit stopt zodra u de schakelaar loslaat.
Toegang tot de auto Resetten van de ruitbediening Als een ruit niet automatisch sluit of als drie keer achter elkaar de beveiliging tegen beknellen is geactiveerd, moet u de werking van de ruitbediening resetten. Met behulp van de schakelaar van het bestuurdersportier: F trek de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten en laat de schakelaar vervolgens los, F trek de schakelaar opnieuw gedurende ten minste 1 seconde omhoog nadat de volledig gesloten stand van de ruit bereikt is.
Toegang tot de auto Panoramadak Het panoramadak heeft een elektrisch bedienbaar zonnescherm. Elektrisch bedienbaar zonnescherm Beweging van het zonnescherm onderbreken F Druk op het gedeelte 3 van de schakelaar of beweeg de schakelaar in de tegenovergestelde richting om het openen of sluiten van het zonnescherm te onderbreken. Er zijn, als het contact is aangezet, twee manieren om het zonnescherm te openen of te sluiten: F Beweeg de schakelaar kort in de richting 1 of 2.
Comfort Voorstoelen De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie. Verstel omwille van de veiligheid de stoelen alleen als de auto helemaal stilstaat. 3 Handmatig verstellen Lengterichting Rugleuning F Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand. Probeer, als de gewenste stand is bereikt, de stoel licht naar voren of naar achteren te bewegen zonder de beugel te gebruiken, om te controleren of het stoelmechanisme vergrendeld is.
Comfort Voorstoelen Elektrische verstelling In lengterichting Rugleuninghoek F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste stand te verkrijgen. F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste hoek te verkrijgen. Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet wordt verhinderd door personen of hinderlijke voorwerpen op de vloer achter de stoel om te voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd.
Comfort Aanvullende instellingen 3 Hoogteverstelling hoofdsteun F Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten. F Druk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun om deze lager te zetten. Verwijderen van de hoofdsteun Voor de veiligheid is het frame van de hoofdsteun gekarteld om te voorkomen dat de hoofdsteun zakt in het geval van een aanrijding. De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt.
Comfort Armleuning vóór Stoelverwarming Zet bij draaiende motor de knop in de gewenste stand. De temperatuur van de stoelverwarming wordt automatisch geregeld. Er zijn twee standen: "HI" : Hoog "LO" : Laag Wanneer de knop in de tussenstand staat, is de verwarming uitgeschakeld. De verklikkerlampjes A gaan branden wanneer de verwarming ingeschakeld wordt. 74 U kunt het deksel van het opbergvak in de middenconsole verplaatsen om dit als armleuning te gebruiken.
Comfort Achterbank U kunt het linkerdeel (2/3) en/of het rechterdeel (1/3) van de rugleuning van de achterbank neerklappen om de bagageruimte te vergroten. De zitting bestaat uit één deel en kan niet opgeklapt worden. Neerklappen van de rugleuning van de achterbank Terugplaatsen van de rugleuning van de achterbank F Zet de rugleuning 2 rechtop en vergrendel deze. F Controleer of de rode markering bij de hendel 1 niet meer zichtbaar is. F Schuif de desbetreffende voorstoel indien nodig naar voren.
Comfort Hoofdsteunen achter Middenarmsteun achter Skiluik De hoofdsteunen hebben een gebruiksstand (hoog) en een ingeklapte stand (laag). De hoofdsteunen kunnen ook worden verwijderd. Verwijderen van een hoofdsteun: F trek de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag, F druk vervolgens de pal A in. F Klap de middenarmsteun achter omlaag voor een optimaal zitcomfort. De armsteun is bij bepaalde uitvoeringen voorzien van bekerhouders. Tevens hebt u, als de armsteun is neergeklapt, toegang tot het skiluik.
Comfort Spiegels Buitenspiegels Ontwaseming - ontdooiing 3 Als uw auto voorzien is van spiegelverwarming, kunt u deze inschakelen door bij draaiende motor op de toets van de achterruitverwarming te drukken (zie "Ontwaseming - Ontdooiing achterruit"). De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto. De buitenspiegels kunnen ook worden ingeklapt voor het parkeren in een smalle straat.
Comfort Elektrisch inklappen/uitklappen Van binnenuit: met het contact in de stand "ON" of "ACC", door op de knop C te drukken. met het contact in de stand "LOCK", door binnen 30 seconden op de knop C te drukken. 78 Van buitenaf: F door de auto te vergrendelen of ontgrendelen met behulp van de afstandsbediening of de vergrendel-/ ontgrendeltoetsen (bij auto's voorzien van keyless entry and start). Als u de buitenspiegels hebt ingeklapt met de knop C, moet u deze ook gebruiken om ze weer uit te klappen.
Comfort Stuurwielverstelling Binnenspiegel Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto. De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van de zon en van koplampverlichting van achteropkomend verkeer ... 3 Om veiligheidsredenen moeten de spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode hoek" zo klein mogelijk is.
Comfort Ventilatie Luchttoevoer De lucht in het interieur, die overigens wordt gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in het interieur wordt gerecirculeerd. Luchtgeleiding De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder via verschillende circuits worden toegevoerd: rechtstreekse toevoer naar het interieur (toevoer van buitenlucht), toevoer via het verwarmingscircuit, toevoer via het circuit van de airconditioning.
Comfort Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: F Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
Comfort Verwarming/handbediende airconditioning Het systeem werkt bij draaiende motor. 3. Instellen van de luchtverdeling F Zet de draaiknop in de gewenste stand om de lucht te sturen naar: de middelste ventilatieroosters en de zijventilatieroosters, 1. Instellen van de temperatuur F Draai de draaiknop voor de temperatuurregeling naar rechts om de temperatuur te verhogen en naar links om de temperatuur te verlagen. 2.
Comfort 4. T oevoer van buitenlucht/ Recirculatie van de interieurlucht F Druk op de toets 4 om de stand van de luchttoevoer in te stellen. Met deze functie kan stank en rook buiten het interieur worden gehouden. Als het verklikkerlampje in de toets 4 niet brandt, wordt er buitenlucht toegevoerd. Als het verklikkerlampje in de toets 4 brandt, wordt er geen buitenlucht toegevoerd, maar wordt de interieurlucht gerecirculeerd.
Comfort Automatische airconditioning In de automatische stand: F wanneer de temperatuur op maximaal wordt gezet (snelle verwarming), wordt de toevoer van buitenlucht ingeschakeld en wordt de airconditioning uitgeschakeld. F wanneer de temperatuur op minimaal wordt gezet (snelle koeling), wordt de luchtcirculatie ingeschakeld en de airconditioning treedt in werking. 1. 2. 3. 4. 5.
Comfort Handmatig bedienen Het is mogelijk een of meer functies van de airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de overige functies automatisch worden geregeld. In de handbediende stand kunnen onaangename verschijnselen optreden (temperatuur, vocht, stank, beslagen ruiten) en is het comfort niet optimaal. 1. Temperatuurregeling F Draai de temperatuurknop naar rechts om de temperatuur te verhogen en naar links om deze te verlagen. 3.
Comfort 4. T oevoer van buitenlucht/ Luchtcirculatie in het interieur Met deze functie wordt het interieur beschermd tegen stank en uitlaatgassen van buiten. F Druk op de toets 4 om de wijze van luchttoevoer te kiezen. Wanneer het lampje op de toets 4 uit is, is de functie toevoer van buitenlucht ingeschakeld. Wanneer het lampje op de toets 4 brandt, wordt de toevoer van buitenlucht geneutraliseerd en staat de functie luchtcirculatie in het interieur aan.
Comfort 5. Airconditioning Aan/Uit F Druk op de toets 5 om de airconditioning in te schakelen. Het verklikkerlampje gaat branden. Personaliseren van functie Airconditioning Aan/Uit Deze functie wordt automatisch bediend. U kunt echter de automatische bediening uitschakelen als u op elk willekeurig moment de airconditioning wilt kunnen in- of uitschakelen. Stand veranderen Houd de knop Airconditioning Aan/Uit gedurende ten minste 10 seconden ingedrukt.
Comfort Ontwasemen - Ontdooien vóór 1. 2. 3. 4. 5. 88 Druk op de toets A om de stand "toevoer van buitenlucht" te selecteren. Het verklikkerlampje in de toets brandt niet. Zet de draaiknop van de luchtverdeling in de stand "voorruit, zijruiten en voetenruimte". Selecteer de gewenste aanjagersnelheid. Selecteer de gewenste temperatuur. Schakel de airconditioning in (indien uw auto hiermee uitgerust is) door op de toets B te drukken. Het verklikkerlampje in de toets gaat branden.
Comfort Achterruitverwarming De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel van de airconditioning. Aan uit De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor. De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen. F U kunt de achterruitverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken. Het controlelampje van de toets gaat uit.
Comfort Indeling vóór 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 90 Zonneklep. Dashboardkastje. Uitneembare asbak. Aansteker 12V-aansluiting (max. 120 W). Armsteun met opbergvak. Bekerhouder. Flessenhouder.
Comfort Vloermat Zonnekleppen Dashboardkastje 3 Om de vloermat aan de bestuurderszijde te verwijderen: schuif de bestuurdersstoel zo ver mogelijk naar achteren en neem de bevestigingen los. Leg de vloermat weer terug op de pennen en klem de bevestigingen vast. Controleer of de vloermat goed bevestigd is. Om te voorkomen dat de pedalen blokkeren: maak uitsluitend gebruik van matten die op de reeds in de auto aanwezige bevestigingen passen. Het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.
Comfort Uitneembare asbak F Trek aan het deksel om de asbak te openen. F Leegmaken: verwijder de asbak door deze naar boven te trekken. 92 Aansteker / 12V-aansluiting F Druk wanneer u de aansteker wilt gebruiken, deze in en wacht enkele seconden tot de aansteker uit zichzelf naar buiten springt. F Verwijder de aansteker en sluit een geschikte adapter aan als u een 12V-accessoire (maximaal vermogen: 120 W) wilt aansluiten.
Comfort Middenarmsteun vóór Bovenste opbergvak Trek aan de rechter hendel om het opbergvak onder de armsteun te openen. Duw de armsteun omlaag totdat deze vastklikt om het opbergvak weer te sluiten. 12V-aansluiting (maximaal 120W) Onderste opbergvak Trek aan de linker hendel om het deksel te openen. Duw het deksel terug totdat het vastklikt om het opbergvak weer te sluiten. In dit opbergvak kunnen maximaal drie AUX-aansluitingen zijn aangebracht.
Comfort 94 AUX-aansluitingen (RCA) USB-aansluiting Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten (MP3-speler...). Open het deksel van de armsteun voor om bij de aansluitingen te komen. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening het hoofdstuk "Audio en Telematica". Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod ® of een USB-stick. Open het deksel van de armsteun voor om bij de aansluiting te komen.
Comfort Indeling achter Handgreep Kledinghaak Kaartentassen 3 Trek de handgreep omlaag om deze te gebruiken. De handgreep links achter is voorzien van een kledinghaak.
Comfort Inrichting van de bagageruimte 1. 2. 3. 4.
Comfort Hoedenplank Sjorogen 3 Verwijderen van de hoedenplank: F maak de twee koorden los, F til de hoedenplank iets op en verwijder hem. Er zijn meerdere mogelijkheden om de hoedenplank op te bergen: rechtop achter de voorstoelen, of plat in de bagageruimte. In de bagageruimte bevinden zich vier sjorogen om bagage stevig vast te zetten: twee sjorogen op de vloer van de bagageruimte, twee sjorogen aan de zijpanelen van de bagageruimte.
Rijden Starten - afzetten van de motor met de sleutel Contact - - Stand 1: LOCK Het stuurslot is ingeschakeld. Stand 2: ACC De accessoires (autoradio, 12Vaansluiting, ...) kunnen worden gebruikt. Stand 3: ON Het contact is AAN. Stand 4: START Starten van de motor. Als u langdurig accessoires gebruikt (met het contact in de stand 2 (ACC)), kan de accu ontladen raken. Uw auto kan dan mogelijkerwijs niet meer starten. Houd hier rekening mee.
Rijden Starten - afzetten van de moteur met het Keyless entry and start-systeem Stand van het contact wijzigen Starten met de elektronische sleutel Neem snel contact op met het PEUGEOT-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats als het verklikkerlampje van de knop oranje knippert.
Rijden Afzetten met de elektronische sleutel Elke startpoging duurt ongeveer 15 seconden. Als de motor niet is gestart, druk dan nogmaals op de " START/STOP "-knop voor een nieuwe poging. Als aan een van de voorwaarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt ter herinnering een melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven.
Rijden Noodprocedure voor het starten met de elektronische sleutel F Trap bij auto's met een CVT-transmissie het rempedaal in en trap bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak het koppelingspedaal volledig in. F Druk op de "START/STOP"-knop. Als de motor draait, kunt u de elektronische sleutel uit de houder A verwijderen en het dashboardkastje sluiten.
Rijden Diefstalbeveiliging Parkeerrem Elektronische startbeveiliging In de sleutels is een chip aangebracht die over een geheime code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact de code van de sleutel worden herkend door de startbeveiliging. Deze elektronische startbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.
Rijden Handgeschakelde 5-versnellingsbak Handgeschakelde 6-versnellingsbak Inschakelen van de achteruitversnelling Inschakelen van de 5e of de 6e versnelling Inschakelen van de achteruitversnelling F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar links en dan naar voren. Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait. F Beweeg de versnellingshendel naar rechts en vervolgens naar achteren.
Rijden Schakelindicator* Dit systeem adviseert de bestuurder te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen (auto's met handgeschakelde versnellingsbak). Werking Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u rustig rijdt. Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen over te slaan. U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen.
Rijden "CVT" versnellingsbak Bij de automatische versnellingsbak met zes versnellingen kunt u kiezen tussen automatische bediening en handmatig schakelen. Deze versnellingsbak heeft twee gebruiksmogelijkheden: een automatische stand om automatisch, dus zonder tussenkomst van de bestuurder, te schakelen tijdens het rijden. een handmatige stand om met de flippers of met de selectiehendel sequentieel te schakelen tijdens het rijden. De stand kan op ieder moment worden gewijzigd.
Rijden Standen van de selectiehendel Functies van de flippers P : parkeren. Stilhouden van de auto, parkeerrem wel of niet aangetrokken. R : achteruitversnelling. Houd bij stilstaande auto het rempedaal ingetrapt en beweeg de selectiehendel omhoog. Bij het inschakelen van de achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal. N : neutraalstand. D : automatische stand. Beweeg de selectiehendel omlaag om deze stand te selecteren. +/- : Sequentieel schakelen in de handmatige stand.
Rijden Stilstaan/wegrijden op een helling Handmatige stand Automatische stand Gebruik om de auto op een helling stil te laten staan absoluut niet het gaspedaal, maar de parkeerrem. Geef bij het wegrijden geleidelijk gas terwijl u de parkeerrem loszet. 4 F Selecteer de stand +/-. F Gebruik de flippers of de selectiehendel om van versnelling te veranderen. De ingeschakelde versnellingen verschijnen achtereenvolgens op het display van het instrumentenpaneel.
Rijden Parkeren van de auto Handmatig schakelen In de automatische stand kunt u op ieder moment tijdelijk zelf schakelen met behulp van de flippers. Met behulp van deze schakelaars kunt u eerder handmatig terugschakelen als dit noodzakelijk is dan in de automatische stand (naderen van een rotonde, verlaten van een parkeerterrein met een steile helling, inhalen...). De versnellingsbak wordt dan in de desbetreffende versnelling geschakeld, als het motortoerental dit toestaat.
Rijden Noodontgrendeling 4 Als de accu leeg is of als het mechanisme voor het ontgrendelen van de selectiehendel beschadigd is, is de hendel mogelijk geblokkeerd in de stand P, zelfs als u het rempedaal krachtig intrapt. Raadpleeg beslist het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten nakijken. Als u de auto toch per se moet verplaatsen, ontgrendel de selectiehendel dan als volgt: F Trek de parkeerrem aan. F Zet indien nodig de motor uit.
Rijden Hill Holder Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen. Deze functie is alleen actief: als de auto volledig stilstaat terwijl u het rempedaal intrapt, als de hellingshoek aan bepaalde voorwaarden voldoet, als het bestuurdersportier is gesloten. De Hill Holder kan niet worden uitgeschakeld.
Rijden Functie Stop & Start (Auto Stop & Go) De functie Stop & Start (Auto Stop & Go) zet de motor tijdelijk af als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. De functie Stop & Start (Auto Stop & Go) is bij uitstek geschikt voor het stadsverkeer en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Rijden Uitschakelen Overgang naar de START-stand van de motor Het verklikkerlampje "AS&G" gaat uit en de motor wordt automatisch opnieuw gestart: - bij een handgeschakelde versnellingsbak: wanneer u het koppelingspedaal volledig intrapt terwijl de versnellingsbak in de neutraalstand staat.
Rijden Opnieuw inschakelen Storingen Druk nogmaals op de toets "AS&G OFF". Het systeem is dan opnieuw actief; het verklikkerlampje "AS&G OFF" op het instrumentenpaneel of op het display van het instrumentenpaneel gaat uit. Onderhoud Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt gebruik van een speciale accu (raadpleeg voor meer informatie het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats). Het gebruik van een andere dan de door PEUGEOT voorgeschreven accu's kan leiden tot storingen in het systeem.
Rijden Bandenspanningscontrolesysteem Dit systeem controleert automatisch en permanent de spanning van de vier banden zodra het contact is aangezet. In het ventiel van elke band (met uitzondering van het reservewiel) is een druksensor gemonteerd. Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra het een daling van de spanning van een of meer banden ten opzichte van de in het systeem opgeslagen referentiespanning detecteert.
Rijden Waarschuwing te lage bandenspanning Bij een te lage bandenspanning brandt dit verklikkerlampje permanent in combinatie met de weergave van een melding. F Verlaag onmiddellijk de snelheid, maak geen bruuske stuurbewegingen en rem niet plotseling hard af. F Zet uw auto stil zodra de verkeerssituatie dit toelaat. Een lagere bandenspanning is niet altijd zichtbaar aan een vervorming van de band. Beperk u daarom niet alleen tot een visuele controle.
Rijden U kunt het systeem resetten via het menuscherm, bij aangezet contact en stilstaande auto. F Druk meerdere keren op de knop INFO om "RESET" (in het menu 2/3 of 3/3, afhankelijk van het instrumentenpaneel) te selecteren. F Houd vervolgens de knop INFO minimaal 3 seconden ingedrukt om het bandenspanningscontrolesysteem te resetten. Het knipperen van het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat het systeem wordt gereset.
Rijden Selecteren van de set banden Als u een tweede set banden in het systeem hebt laten opslaan door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, moet u elke keer dat een set banden (winterbanden bijvoorbeeld) is gewisseld, de set die zojuist is gemonteerd in het configuratiemenu selecteren. Controleer na de montage van de nieuwe set banden of de banden de juiste spanning hebben (vermeld op de bandenspanningssticker (zie het hoofdstuk "Identificatie")).
Rijden Elektronisch gestuurde vierwielaandrijving Afhankelijk van de omstandigheden kunt u met dit systeem een type aandrijving kiezen. De bestuurder kan handmatig kiezen uit drie typen aandrijving, afhankelijk van de gewenste prestaties. Type aandrijving selecteren U kunt van type aandrijving wijzigen wanneer de auto stilstaat of wanneer de auto rijdt. Het type aandrijving kan worden gewijzigd door aan de knop A te draaien.
Rijden Storingen Wanneer het pictogram van de geselecteerde aandrijving knippert, schakelt de auto automatisch over op voorwielaandrijving "2WD". In dit geval is het niet meer mogelijk om een andere aandrijving te selecteren met de knop A. Als de melding "SLOW DOWN" op het instrumentenpaneel verschijnt, dient u de aandrijving te laten afkoelen voordat u verder rijdt.
Rijden Snelheidsregelaar Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven. Het inschakelen van de snelheidsregelaar gebeurt handmatig: hiervoor moet de auto minimaal 40 km/h rijden en moet de tweede versnelling zijn ingeschakeld bij een handgeschakelde versnellingsbak. Bediening op de stuurkolom Weergave op het instrumentenpaneel De toetsen voor dit systeem bevinden zich aan het stuurwiel. 1.
Rijden Verhogen van de ingestelde snelheid Verlagen van de ingestelde snelheid Tijdelijk versnellen/ snelheid minderen F Met de toets 3 "ACC RES": door achter elkaar te drukken kunt u de snelheid in stappen van 1,6 km/h verhogen. door de toets ingedrukt te houden kunt u de snelheid geleidelijk verhogen. Laat, als de gewenste snelheid is bereikt, de toets los en de nieuwe snelheid is opgeslagen. F Met het gaspedaal: geef gas om de gewenste snelheid te bereiken en druk daarna op de toets 2 "COAST SET".
Rijden Uitschakelen van de functie Opnieuw inschakelen van de functie Om de snelheidsregelaar uit te schakelen: F trap het rempedaal of de koppeling in, of F druk op de toets 1 "ON OFF", of F druk op de toets 4 "CANCEL". Wanneer de snelheidsregelaar uitgeschakeld is met de toets 4 "CANCEL", kunt u teruggaan naar de opgeslagen snelheid door op de toets 3 "ACC RES" te drukken zodra u minimaal 40 km/h rijdt.
Rijden Parkeerhulp Parkeerhulp achter Geluidssignalen De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert. Binnen een bepaalde afstand tussen de auto en het obstakel klinkt het geluidssignaal ononderbroken. Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in de nabijheid van de auto (personen, auto's, bomen, slagbomen, enz.
Rijden Bereik van de sensoren Bij auto's met trekhaak is het bereik van de sensoren anders dan bij auto's zonder trekhaak. Wanneer u het systeem instelt op auto met trekhaak, valt het gebied A buiten het bereik van de sensoren. Het bereik van de sensoren wijzigen Auto zonder trekhaak 124 Auto uitgerust met trekhaak F Druk op deze toets om het systeem uit te schakelen. F Druk nogmaals enkele seconden op deze toets en laat deze weer los.
Rijden Storing Als er een storing optreedt bij het inschakelen van de achteruitversnelling, gaat het controlelampje in de toets knipperen, in combinatie met een geluidssignaal. Grafische weergave De grafische weergave is een aanvulling op het geluidssignaal. Op het display worden blokjes voor en/of achter de auto weergegeven. Deze blokjes knipperen bij het begin van de manoeuvre en gaan permanent branden binnen een bepaalde afstand tussen de auto en een obstakel.
Rijden Achteruitrijcamera Ondanks de aanwezigheid van de achteruitrijcamera moet de bestuurder altijd waakzaam blijven. Reinig de camera om de zoveel tijd met een zachte, droge doek. De achteruitrijcamera van het optionele navigatiesysteem vormt een aanvulling op het parkeerhulpsysteem. De camera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. 126 De beelden van de camera worden weergegeven op het display van het navigatiesysteem.
Zicht Lichtschakelaars Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting van de auto selecteren en inschakelen. Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.
Zicht Handbediende functies Verklikkerlampjes De lichtschakelaar bestaat uit de ring A en de hendel B. Een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld. A. Ring voor de selectie van de stand van de hoofdverlichting: draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten. Dimlicht of grootlicht. Uitvoering zonder automatische inschakeling Parkeerlicht. Automatische verlichting. Lichten uit/verlichting overdag.
Zicht Ringschakelaar van de mistverlichting. De verlichting brandt als minimaal de parkeerlichten zijn ingeschakeld. mistachterlicht F Draai de ring C naar voren om het mistachterlicht in te schakelen. F Draai de ring C naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen. Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en de mistachterlichten verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan.
Zicht Verlichting overdag Automatische verlichting Automatisch uitschakelen Verlichting overdag is verplicht in sommige landen en wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart zodat de auto overdag beter zichtbaar is voor de overige weggebruikers. Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is.
Zicht Handbediende follow me home-verlichting Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken. Inschakelen Uitschakelen F Zet de lichtschakelaar in de stand "OFF" of "AUTO" bij auto's die voorzien zijn van deze functie. F Zet het contact in de stand "LOCK" en verwijder de contactsleutel (of kies de stand "OFF" bij auto's voorzien van het "Keyless entry and start"-systeem).
Zicht Instapverlichting buitenzijde Als het donker is, kunt u met de afstandsbediening de verlichting inschakelen. De instapverlichting wordt ingeschakeld wanneer u de auto met de afstandsbediening ontgrendelt. Inschakelen F Zet de lichtschakelaar in de stand "OFF" of "AUTO". F Druk op het geopende hangslot van de afstandsbediening of de elektronische sleutel. De parkeerlichten gaan gedurende ongeveer 30 seconden branden.
Zicht Koplampen Automatische handmatig verstellen koplampverstelling Als er een storing optreedt, verschijnt deze melding op het multifunctionele display. Verstel de koplampen met halogeenlampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen. 0 1 of 2 personen voorin. 1 5 personen (inclusief bestuurder). 2 5 personen (inclusief bestuurder) + maximaal toegestane belading. 3 Bestuurder + maximaal toegestane belading.
Zicht Ruitenwisserschakelaar Met behulp van de ruitenwisserschakelaar kunt u de ruitenwissers vóór en achter inschakelen om regen en vuil van de ruit te wissen. De ruitenwissers voor en achter zorgen voor een optimaal zicht voor de bestuurder, ongeacht de weersomstandigheden.
Zicht Handmatige bediening Ruitenwissers vóór A. selecteer de wissnelheid met de schakelaar: één keer wissen. uit. interval (wissnelheid handmatig in te stellen), of automatisch (wissnelheid handmatig in te stellen). lage snelheid. hoge snelheid. B. ringschakelaar voor instellen van de interval van de ruitenwisser of van de gevoeligheid van de regensensor.
Zicht Automatische ruitenwissers vóór De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Storing Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. Uitschakelen F Zet de schakelaar A in de stand "OFF". Inschakelen F Zet de schakelaar A in de stand "AUTO".
Zicht 5 Ruitenwisser achter C. selectiering ruitenwisser achter: uit. interval. wissen met ruitensproeier. Houd de ring in deze stand om de ruitensproeier en de ruitenwisser enige tijd in te schakelen. De ruitenwisser wist twee keer en schakelt vervolgens naar de intervalstand.
Zicht Plafonniers Plafonnier vóór 138 Kaartleeslampjes Stand 1 Stand 2 De plafonnier gaat branden wanneer een portier of de achterklep wordt geopend. Wanneer het portier of de achterklep weer wordt gesloten, dimt de verlichting geleidelijk gedurende enkele seconden en gaat vervolgens uit. De plafonnier gaat automatisch uit in de volgende gevallen: Wanneer de portieren en de achterklep gesloten zijn en het contact in de stand "ON" wordt gezet.
Zicht Plafonnier achter Automatisch uitschakelen van plafonniers Stand 2 "●" Stand 1 "ON" De plafonnier achter brandt permanent. De plafonnier gaat branden wanneer een portier of de achterklep geopend wordt, en wanneer het portier of de achterklep weer gesloten wordt, dimt de verlichting langzaam gedurende enkele seconden en gaat vervolgens uit. De plafonnier gaat meteen uit in de volgende gevallen: Wanneer de portieren en de achterklep gesloten zijn en het contact in de stand "ON" wordt gezet.
Zicht Verlichting bagageruimte Verlichting panoramadak De verlichting van de bagageruimte gaat automatisch branden zodra de bagageruimte wordt geopend en dooft zodra deze wordt gesloten. Na activering gaat de verlichting van het panoramadak branden als het contact in de stand "ON" of "ACC" gezet wordt. Uitschakelen Als het contact in de stand "ON" of "ACC" is gezet: F Druk zo vaak als nodig is op deze knop totdat de verlichting uitgaat.
Veiligheid Richtingaanwijzers Alarmknipperlichten Claxon F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt. F Rechts: beweeg de verlichtingsschakelaar omhoog voorbij het zware punt. Gebruik de alarmknipperlichten om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval. F Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.
Veiligheid Hulpsystemen bij het remmen Uw auto is voorzien van de volgende systemen, die u helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot stilstand te brengen: het antiblokkeersysteem (ABS), de elektronische remdrukregelaar (REF). Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF) Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en voor een betere controle in scherpe bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Veiligheid Tijdens het rijden Als het verklikkerlampje permanent brandt, is er een storing in het ABS-systeem, waardoor u tijdens het remmen de controle over de auto zou kunnen verliezen. De auto kan normaal worden afgeremd. Rijd voorzichtig en met aangepaste snelheid en raadpleeg onmiddellijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid Stabiliteitscontrole De auto is voorzien van twee systemen die kunnen ingrijpen als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting: antispinregeling (TCL), dynamische stabiliteitscontrole (ASC). Antispinregeling en dynamische stabiliteitscontrole De antispinregeling optimaliseert de aandrijving om te voorkomen dat aangedreven wielen doorspinnen door te remmen op de wielen en de motor.
Veiligheid Opnieuw inschakelen F Druk nogmaals op de knop om de systemen ASC en TCL weer in te schakelen. Als het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel uitgaat, geeft dit aan dat de systemen ASC en TCL opnieuw zijn geactiveerd. Storing De weergave van een van deze verklikkerlampjes in combinatie met een melding op het display van het instrumentenpaneel geeft aan dat er een storing is in één van de systemen.
Veiligheid Veiligheidsgordels Veiligheidsgordels vóór De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer. Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.
Veiligheid Verklikkerlampje veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt Veiligheidsgordel bestuurder Als het contact wordt aangezet, gaat dit lampje branden en wordt gedurende enkele seconden een geluidssignaal weergegeven als de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Veiligheid Veiligheidsgordel middelste zitplaats achter Veiligheidsgordels links- en rechtsachter De veiligheidsgordel van de middelste zitplaats achter is in de hemelbekleding geïntegreerd. Het is een driepuntsgordel met oprolautomaat. De buitenste zitplaatsen achter zijn voorzien van driepuntsgordels met oprolautomaat. Gordel vastmaken F Trek aan de gordel en steek vervolgens de gesp in de gordelsluiting. F Controleer of de gesp goed vergrendeld is door even aan de riem te trekken.
Veiligheid Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.
Veiligheid Airbags De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
Veiligheid Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. Opnieuw inschakelen Uitschakelen Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld: F steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde A, F draai deze in de stand "OFF", F verwijder de sleutel.
Veiligheid Knie-airbag* Zij-airbags Bij een ernstige frontale aanrijding draagt de knie-airbag bij aan de bescherming van de knieën van de bestuurder. Deze airbag bevindt zich in het dashboard, onder de stuurkolom. De zij-airbags dragen bij aan de bescherming van de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding door de kans op borstletsel te verkleinen. Elke zij-airbag is in het frame van de rugleuning van de voorstoel geïntegreerd, aan de zijde van het portier.
Veiligheid Window-airbags Activering De window-airbag wordt gelijktijdig met de zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij (B), loodrecht op de lengterichting van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto, op een horizontale ondergrond. De window-airbags worden opgeblazen tussen de ruiten en de inzittenden vóór en achter.
Veiligheid Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags: Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
Veiligheid Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Veiligheid Kinderzitje op de passagiersstoel voor* "Met de rug in de rijrichting" "Met het gezicht in de rijrichting" Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel in de middelste stand van de verstelling in lengterichting worden geschoven, en in de hoogste stand en met de rugleuning rechtop worden gezet. De airbag aan passagierszijde moet zijn uitgeschakeld.
Veiligheid Uitschakelen van de passagiersairbag Plaats nooit een kind in een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel als de airbag aan passagierszijde is ingeschakeld. Het kind kan in dat geval bij een aanrijding ernstig en zelfs dodelijk gewond raken. Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de waarschuwingssticker aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde.
Veiligheid AR BG НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето. CS NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ. DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT KVÆSTET eller DRÆBT.
Veiligheid LT NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS. LV NEKAD NEuzstādiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera sēdvietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais DROŠĪBAS GAISA SPILVENS. Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.
Veiligheid Kinderzitje achterin "Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting" Middelste zitplaats achter Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat het kinderzitje de voorstoel niet raakt.
Veiligheid Door PEUGEOT aanbevolen kinderzitjes PEUGEOT levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. Groep 1: van 9 tot 18 kg L2 "FAIR G 0/1 S ISOFIX" Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst, zonder ISOFIX-onderstel. Het zitje zelf kan in 6 standen worden gezet.
Veiligheid Bevestiging kinderzitjes met de veiligheidsgordel Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft de onderstaande tabel de mogelijkheden met betrekking tot het plaatsen van een universeel gehomologeerd kinderzitje(a) met de veiligheidsgordel, gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto.
Veiligheid (a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd. (b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Reiswiegen en bedjes voor in de auto mogen niet op de passagiersstoel vóór worden geplaatst. (c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
Veiligheid ISOFIX-bevestigingen Uw auto voldoet aan de nieuwste ISOFIX-normen. De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen: Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen: - twee bevestigingsringen A, die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden, aangegeven met een markering, - één met een markering aangegeven bevestigingsring B achter de stoel, Top Tether genoemd, voor de bevestiging van de bovenste riem.
Veiligheid Om het kinderzitje aan de TOP TETHER te bevestigen: verwijder de hoofdsteun van de zitplaats waarop u het kinderzitje wilt plaatsen en berg de hoofdsteun op (plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd), voer de riem van het kinderzitje achter de rugleuning van de zitplaats langs, tussen de openingen voor de pennen van de hoofdsteun door, bevestig de aansluiting van de bovenste riem aan het bevestigingsoog B, trek de bovenste riem strak.
Veiligheid ISOFIX-kinderzitjes aanbevolen door PEUGEOT PEUGEOT biedt u een gamma kinderzitjes (met onderdeelnummer) die met behulp van de ISOFIX-bevestigingspunten vastgezet kunnen worden. Groep 0+: tot 13 kg IL1 RÖMER Baby-Safe Plus met Baby Safe Plus ISOFIX-onderstel Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst met behulp van een ISOFIX-onderstel dat aan de ringen A wordt bevestigd. Het onderstel is voorzien van een in hoogte verstelbare steunpoot.
Veiligheid Groep 1: 9 tot 18 kg IL3 RÖMER Duo Plus ISOFIX Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst. Wordt bevestigd aan de ogen A en, met behulp van de bovenste riem, aan het oog B, genaamd TOP TETHER. Het zitje zelf kan in 3 standen worden gezet. IL4 FAIR G 0/1 S met FWF ISOFIX-onderstel 6 Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst met behulp van een ISOFIX-onderstel dat aan de ogen A wordt bevestigd. Het onderstel is voorzien van een steunpoot. Het zitje zelf kan in 6 standen worden gezet.
Veiligheid Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t/m G).
Veiligheid Adviezen voor kinderzitjes De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt.
Veiligheid Kinderslot Elk achterportier is voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen. De knop bevindt zich op de zijkant van beide achterportieren. 170 Vergrendelen Ontgrendelen F Zet de knop A in de stand 1. F Zet de knop A in de stand 2.
Praktische informatie Bandenreparatieset De complete set bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken. Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de schouder van de band bevindt. Toegang tot de set Deze set bevindt zich in de bagageruimte onder de vloerplaat. Om toegang te krijgen: F Open de achterklep.
Praktische informatie Reparatiemethode 2. 3. 4. 5. 6. Flacon met afdichtmiddel voor tijdelijke reparatie van de band. Reserveventiel. Gereedschap voor het demonteren/ monteren van het ventiel (ventieltrekker). Aansluiting voor het injecteren van afdichtmiddel. Sticker met snelheidslimiet. Na de reparatie van de band moet de sticker met de snelheidslimiet op het middelste gedeelte van het stuurwiel worden geplakt om u te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk gebruikt kan worden.
Praktische informatie F Schud de flacon goed, verwijder de dop en draai de aansluiting voor het injecteren van het afdichtmiddel op de flacon. Verwijder het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band. F Sluit de aansluiting voor het injecteren van het afdichtmiddel aan op de ventielschacht van de lekke band. F Knijp de flacon (ondersteboven) een paar keer stevig in om al het afdichtmiddel in de lekke band te spuiten. F Maak de aansluiting los.
Praktische informatie F Als na ongeveer 10 minuten de juiste spanning nog niet is bereikt, kan de band niet worden gerepareerd; neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen. F Maak de compressor los en berg de reparatieset op. Laat de compressor niet meer dan 10 minuten onafgebroken werken. Als de compressor extreem warm is, schakel hem dan onmiddellijk uit en koppel hem los. Laat de compressor minimaal 30 minuten afkoelen.
Praktische informatie Wiel verwisselen Werkwijze voor het verwisselen van een lekke band door het reservewiel met behulp van het bij de auto geleverde gereedschap. Toegang tot het boordgereedschap Het gereedschap is opgeborgen in de bagageruimte, onder de vloerplaat. Ga als volgt te werk om toegang tot het gereedschap te krijgen: F Open de achterklep. F Til de vloerplaat omhoog en verwijder deze. Beschikbaar gereedschap Dit gereedschap is speciaal voor uw auto bestemd.
Praktische informatie Toegang tot het reservewiel Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte. Afhankelijk van de uitvoering is er een volwaardig, een plaatstalen of een aluminium reservewiel aanwezig, in sommige landen een "thuiskomer". Zie "Toegang tot het gereedschap" voor meer informatie over hoe u het reservewiel kunt bereiken. 176 Verwijderen van het volwaardige reservewiel Terugplaatsen van het volwaardige reservewiel F Draai de centrale bout A los.
Praktische informatie Demonteren van het wiel Plaats van de auto Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een vlakke en bij voorkeur horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat. Trek de handrem aan, zet het contact af en schakel de eerste versnelling in om de wielen te blokkeren. Plaats indien nodig een wielblok onder het wiel kruislings tegenover het te verwisselen wiel. Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt; gebruik bokken.
Praktische informatie F Plaats de krik 2 onder één van de twee steunpunten aan de voorzijde A of achterzijde B (bij het te verwisselen wiel). F Draai de krik 2 uit tot het voetstuk op de grond staat. Zorg ervoor dat het voetstuk zich loodrecht onder het gebruikte steunpunt A of B bevindt. 178 F Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren. F Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg. F Verwijder het wiel.
Praktische informatie Monteren van het wiel Montage van winterbanden Stalen velgen met winterbanden moeten altijd worden gemonteerd met speciale bouten die verkrijgbaar zijn bij het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Na het verwisselen van het wiel Rijd als het noodreservewiel is gemonteerd niet sneller dan 80 km/h. Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie F Laat de krik zakken. F Vouw de krik 2 op en verwijder hem. 180 F Draai de slotbout vast met de wielsleutel 1 en de dop 5 (volgens uitvoering). F Draai de overige wielbouten vast met alleen de wielsleutel 1. F Berg het het gereedschap op (zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap").
Praktische informatie Sneeuwkettingen Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto. Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een sneeuwketting. Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.
Praktische informatie Een lamp vervangen Verlichting vóór De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag: F reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen, F gebruik een spons met zeepwater, F wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht, om beschadiging van de vernislaag en de afdichtrubbers te voorkome
Praktische informatie Toegang tot de lampen Om toegang te krijgen tot de beschermkappen van de lampen, moet u eerst de volgende handelingen uitvoeren: F Verwijder de pennen A. F Verwijder de beschermkap B. Lamp van richtingaanwijzer vervangen (1) Wanneer het controlelampje van de richtingaanwijzer (rechts of links) met een hogere frequentie dan normaal knippert, duidt dit op een defecte lamp aan de desbetreffende zijde. F Draai de fitting een kwart slag linksom en verwijder deze.
Praktische informatie Parkeerlicht vervangen (4) Lampen van het grootlicht (2) vervangen Lampen dimlicht vervangen (3) F Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom en verwijder deze. F Verwijder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. F Verwijder de plastic beschermkap. F Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. F Verwijder de lamp en de fitting door op de pal aan de onderkant te drukken. F Vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Praktische informatie Vervangen van de zijknipperlichten F Druk het knipperlicht naar achteren om het los te maken. F Neem de stekker van het zijknipperlicht los. F Vervang de knipperlichtunit. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. Een nieuw zijknipperlicht is verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 7 Instapverlichting in de buitenspiegels Voor het vervangen van de LED dient u het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats te raadplegen.
Praktische informatie Achterlichten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Derde remlicht (LED's). Kentekenplaatverlichting (W5W-5W). Mistachterlicht (W21W-21W) of achteruitrijlicht (W16W-16W)*. Achteruitrijlicht (W16W-16W). Richtingaanwijzers (WY21W-21W). Parkeerlicht (P21-5W). Parkeerlicht/remlicht (W21-5W). De amberkleurige lampen, zoals de richtingaanwijzers, moeten worden vervangen door lampen met dezelfde eigenschappen en kleur. * Volgens land van bestemming.
Praktische informatie Vervangen van de mistlamp of het achteruitrijlicht (3)* Lamp van achteruitrijlicht (4) vervangen Vervangen van de kentekenplaatverlichting (2) De lamp is vanaf de onderzijde van de bumper bereikbaar. F Draai de fitting een kwart omwenteling en verwijder het geheel. F Neem de stekker van de lamp los. F Verwijder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Praktische informatie Zekeringen vervangen Toegang tot het gereedschap Vervangen van een zekering Het vervangen van een zekering die niet in de tabellen hierna genoemd wordt, kan tot een ernstige storing in uw auto leiden. Raadpleeg het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Goed De speciale tang voor het verwijderen van zekeringen en de reservezekeringen bevinden zich in de zekeringkast in de motorruimte. Toegang: F Open de motorkap (zie "Controles"). F Maak het deksel los en verwijder dit.
Praktische informatie Zekeringen dashboard Zekering Ampère Functies 1* 30 A Aanjager interieur. 2 15 A Remlichten, derde remlicht. 3 10 A Mistachterlichten. 4 30 A Ruitenwissers vóór, ruitensproeier. 6 20 A Centrale vergrendeling, elektrisch verstelbare buitenspiegels. 7 15 A Audiosysteem, telematica, USB-module, handsfree set. De zekeringkast bevindt zich in het onderste deel van het dashboard (aan de linkerkant).
Praktische informatie Zekering Ampère Functies 18 7,5 A Achteruitrijlicht(en). 19 15 A 12 V-aansluiting. 20* 30 A Elektrische ruitbediening. 21* 30 A Achterruitverwarming. 22 7,5 A Verwarming buitenspiegels. 24 25 A Elektrische verstelling bestuurders- en passagiersstoel. 25 30 A Stoelverwarming. * De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie.
Praktische informatie Zekeringen in de motorruimte De zekeringkast bevindt zich in de motorruimte (linkerzijde). Toegang tot de zekeringen F Maak het deksel los en verwijder dit volledig. Zekering Ampère Functies 1 15 A Mistlampen vóór. 4 10 A Claxon. 5 7,5 A Dynamo. 6 20 A Koplampsproeiers. 7 10 A Airconditioning. 9 20 A Alarm. 10 15 A Ruitenwisserverwarming. 11 - Niet gebruikt. 12 - Niet gebruikt.
Praktische informatie De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Alle werkzaamheden aan de hoofdzekeringen dienen door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats te worden uitgevoerd. Sluit het deksel na de werkzaamheden zorgvuldig om ervoor te zorgen dat de zekeringkast goed wordt afgedicht. 192 Zekering Ampère Functies 13 10 A Verlichting overdag. 14 10 A Grootlicht links. 15 10 A Grootlicht rechts. 16 20 A Dimlicht links (xenon).
Praktische informatie Reservezekeringen De reservezekeringen bevinden zich in het deksel van de zekeringkast in de motorruimte. Zekering Ampère 33 10 A 34 15 A 35 20 A Het deksel bevat geen reservezekeringen van 7,5 A, 25 A of 30 A.
Praktische informatie 12V-accu Procedure voor het opladen van de accu en het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels. Toegang tot de accu De accu bevindt zich in de motorruimte. Toegang tot de accu: F open de motorkap via hendel in het interieur en gebruik vervolgens de veiligheidshaak aan de buitenzijde, F maak de motorkapsteun vast, 194 F verwijder de borgpennen A, F verwijder de beschermkap B, F verwijder de borgpennen C, F verwijder het luchtkanaal D.
Praktische informatie Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels Controleer het elektrolytniveau en vul indien nodig bij (zie "Controle vloeistofniveaus"). F Til de beschermkap van de pool (+) omhoog. F Sluit de rode kabel aan op de (+) pool +van de ontladen accu A en vervolgens op de (+) pool van de hulpaccu B. F Sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu B. F Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op het massapunt C van uw auto (motorsteun).
Praktische informatie Laden met behulp van een acculader F Maak indien nodig de accupoolklemmen los. F Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader. F Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel. F Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en klemmen. Accu's bevatten schadelijke stoffen, zoals zwavelzuur en lood.
Praktische informatie Automatische onderbreking van de voeding van elektrische functies Ruitenwisserbladen vervangen Nadat de motor is afgezet, als het contact in stand "ACC" staat (of de stand van de auto "ACC" is) kunt u een aantal elektrische functies zoals radio, ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, enz. nog gedurende ongeveer 30 minuten gebruiken.
Praktische informatie Slepen van uw auto Algemene aanwijzingen Volg de huidige wetgeving in uw land op. Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept. Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet beschikken over een geldig rijbewijs. Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen en riemen zijn verboden.
Praktische informatie Uitvoeringen met vierwielaandrijving - 4WD: vervoeren met een bergingsauto Auto's met vierwielaandrijving moeten altijd met een bergingsauto worden vervoerd. Sleep de auto nooit met de vier wielen op de grond, u kunt hiermee de transmissie beschadigen. De auto mag niet gesleept worden met de voor- of achterwielen op de grond, zelfs als de voorwielaandrijving "2WD" is ingeschakeld.
Praktische informatie Slepen van een andere auto Toegang tot het gereedschap Het sleepoog en het gereedschap bevinden zich onder de vloerplaat van de bagageruimte: F open de achterklep, F til de vloerplaat omhoog en verwijder deze, F haal het sleepoog en het benodigde gereedschap tevoorschijn. Beschikbaar gereedschap 1. Krikslinger. 2. Sleepoog. 3. Wielsleutel. 200 F Verwijder het klepje in de achterbumper door deze aan de onderzijde los te trekken met behulp van de slinger van de krik 1.
Praktische informatie Trekken van een aanhanger, een caravan... Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger. Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door PEUGEOT geteste en goedgekeurde trekhaak en kabelset en deze door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats te laten monteren.
Praktische informatie Adviezen Gewichtsverdeling Koeling Remmen F Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig en houd u aan de toegestane kogeldruk. Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt. Trek boven de 1000 m 10% van het maximaal toelaatbare treingewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1000 m. Raadpleeg de "Technische gegevens" voor de gewichten en aanhangergewichten die voor uw auto van toepassing zijn.
Praktische informatie Allesdragers monteren Om veiligheidsredenen en om beschadiging van het dak te voorkomen mogen uitsluitend voor uw auto goedgekeurde allesdragers worden gebruikt. Auto's met dakrails De dwarsdragers worden op de 8 met afdekplaatjes uitgeruste bevestigingspunten van de dakrails bevestigd. Verwijder met een kleine schroevendraaier de 8 afdekplaatjes aan de binnenzijde van beide dakrails.
Praktische informatie Accessoires Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het PEUGEOT-netwerk. Deze accessoires en onderdelen zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van PEUGEOT. "Comfort": "Style": "Bescherming": parkeerhulp voor en achter, rokersset, kledinghanger aan hoofdsteun, thermobox, aluminium voetsteun, leeslamp, uitneembare parfumeur, windgeleiders op de portieren, zonneschermen...
Praktische informatie "Multimedia": semi-geïntegreerd navigatiesysteem, draagbare navigatiesystemen, autoradio's, luidsprekers, handsfree set, DVD-speler, DVD voor het updaten van de kaartgegevens, rijassistent, 230V-aansluiting, head-up display, iPhone-lader, telefoonhouder, multimediaaansluiting achter...
Onderhoud PEUGEOT & TOTAL, Een samenwerking in het teken van prestaties! Innovatie als sleutel voor succes De afdelingen Research & Development van TOTAL werken samen met de afdelingen van PEUGEOT om smeermiddelen van hoge kwaliteit te ontwikkelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto's van het merk PEUGEOT worden toegepast. U bent op die manier verzekerd van optimale prestaties en een maximale levensduur van de motor van uw auto.
Onderhoud Motorkap Openen De plaats van de ontgrendelingshendel in het interieur zorgt ervoor dat de motorkap niet geopend kan worden als het linker voorportier is gesloten. Open de motorkap niet als het stormt. Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden). Sluiten F Open het linker voorportier. F Trek de hendel A onder in de portiersponning naar u toe. F Neem de motorkapsteun C uit de houder op de onderzijde van de motorkap.
Onderhoud Benzinemotoren U kunt de verschillende vloeistofniveaus controleren en bepaalde onderdelen vervangen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Reservoir ruiten- en koplampsproeiervloeistof. Reservoir koelvloeistof. Reservoir remvloeistof. Accu. Zekeringkast. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen.
Onderhoud Dieselmotoren Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onderdelen en het ontluchten van het brandstofcircuit. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Reservoir ruiten- en koplampsproeiervloeistof. Reservoir koelvloeistof. Reservoir remvloeistof. Accu. Zekeringkast. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen. Handopvoerpomp*. 1.6 HDi 110 8 * Volgens motoruitvoering. 1.
Onderhoud Brandstoftank De inhoud van de brandstoftank bedraagt ongeveer 60 liter. Minimaal brandstofniveau anneer het minimale niveau in de W brandstoftank is bereikt, verschijnt deze weergave op het scherm van het instrumentenpaneel. Zodra het lampje gaat branden is er nog ongeveer 10 liter brandstof over. Het pictogram knippert langzaam (ongeveer één keer per seconde). Zodra het pictogram snel knippert (ongeveer twee keer per seconde), hebt u niet veel brandstof meer in de tank (ongeveer 5 liter).
Onderhoud Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen van het type E10 (deze bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376. Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293.
Onderhoud Brandstoftank leeg (Diesel) 1.6 HDi-motor Bij auto's met de 1.6 HDi 110-motor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem handmatig te ontluchten: raadpleeg de afbeelding van de motorruimte voor de desbetreffende dieselmotor. 212 F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel. F Open de motorkap. F Maak indien nodig de sierkap los om de handopvoerpomp te kunnen bereiken.
Onderhoud Niveaus controleren Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven. Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud Remvloeistofniveau Koelvloeistofniveau Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden. Controleer indien dit niet het geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten. Wacht bovendien alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem uit te voeren ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het koelsysteem onder druk staat. Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Onderhoud Niveau ruiten- en koplampsproeiervloeistof Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te voorkomen is het (bij)vullen van het reservoir met water niet toegestaan. Wij raden u aan 's winters vloeistof op basis van ethanol of methanol te gebruiken. Zet de auto stil en het contact af om dit niveau te controleren en eventueel bij te vullen. F Open de motorkap en plaats de motorkapsteun.
Onderhoud Controles Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen. Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 12V-accu Luchtfilter en interieurfilter Elektrolytniveau Raadpleeg voor toegang tot de accu de rubriek "12V-accu".
Onderhoud Roetfilter (diesel) Als het roetfilter vervuild is, wordt u hierop geattendeerd door het tijdelijk branden van dit lampje in combinatie met een melding op het display van het instrumentenpaneel. Handgeschakelde versnellingsbak Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, gedurende ongeveer 20 minuten met een snelheid van minimaal 40 km/h rijden (bij de 1.6 HDI motor bedraagt de minimumsnelheid 60 km/h).
Onderhoud Remblokken Handrem De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren. Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt een te laag remvloeistofniveau erop dat de remblokken versleten zijn.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken BENZINEMOTOREN 1,6 L 115 2,0 L 150 NKZ7 NKZ7/S NKZ0 NKZ0/S AFYR AFZ7 AFYV AFZM AFYT AFZH AFYW AFZP Aandrijving 2WD 2WD 4WD 2WD 4WD Cilinderinhoud (cm3) 1590 1998 Type variant uitvoering: BU... Boring x slag (mm) 75 x 90 86 x 86 Max. vermogen*: ECE-norm (kW) 86 113 Toerental bij max. vermogen (/min) 6000 6000 Max. koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten uitvoeringen met benzinemotor (kg) De aanhangergewichten verschillen per verkoopzone (zie de tabellen op de volgende pagina's). De exacte waarden zijn vermeld op het kentekenbewijs van uw auto en op het constructeursplaatje. Ze worden ook vermeld in de commerciële documentatie. Neem voor meer informatie contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 220 Het gewicht rijklaar staat gelijk aan het ledig gewicht + bestuurder (75 kg).
Technische gegevens Voor de zones: Europa, Turkije, Franse overzeese gebiedsdelen (DOM-TOM). BENZINEMOTOREN 1,6 L 115 Versnellingsbakken Handgeschakeld (5 versnellingen) Type variant uitvoering: BU... NKZ0 NKZ0/S Aandrijving 2WD - Ledig gewicht 1310 - Gewicht rijklaar 1385 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 1870 - Maximaal technisch toegestane massa totaal bij het trekken van een aanhanger 1925 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max.
Technische gegevens Voor: Rusland, Oekraïne, Marokko, Argentinië, Chili, Franse overzeese gebiedsdelen (DOM-TOM) (motor 2,0 L 150). 222 BENZINEMOTOREN 1,6 L 115 Versnellingsbakken Handgeschakeld (5 versnellingen) 2,0 L 150 Handgeschakeld (5 versnellingen) CVT (6 versnellingen) Type variant uitvoering: BU...
Technische gegevens Voor: Australië, Nieuw-Zeeland. BENZINEMOTOREN Versnellingsbakken 2,0 L 150 Handgeschakeld (5 versnellingen) CVT (6 versnellingen) Type variant uitvoering: BU...
Technische gegevens Voor: Zuid-Afrika. BENZINEMOTOREN Versnellingsbakken 224 2,0 L 150 Handgeschakeld (5 versnellingen) CVT (6 versnellingen) Type variant uitvoering: BU...
Technische gegevens Voor de overige verkooplanden. BENZINEMOTOREN Versnellingsbakken 2,0 L 150 Handgeschakeld (5 versnellingen) CVT (6 versnellingen) Type variant uitvoering: BU...
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken DIESELMOTOREN Type variant uitvoering: BU... Aandrijving 3 Cilinderinhoud (cm ) Boring x slag (mm) 1.6 HDi 110 1.8 HDi 150 9HD8/S 9HDB/S 6HZ8/S 6HZB 6HZB/S 2WD 4WD 2WD 4WD 1560 1798 77 x 88,3 83 x 83,1 Max. vermogen*: ECE-norm (kW) 84 110 Toerental bij max. vermogen (/min) 3600 4000 Max. koppel: ECE-norm (Nm) 270 300 Toerental bij max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten uitvoeringen met dieselmotor (kg) De aanhangergewichten verschillen per verkoopzone (zie de tabellen op de volgende pagina's). De exacte waarden zijn vermeld op het kentekenbewijs van uw auto en op het constructeursplaatje. Ze worden ook vermeld in de commerciële documentatie. Neem voor meer informatie contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het gewicht rijklaar staat gelijk aan het ledig gewicht + bestuurder (75 kg).
Technische gegevens Voor de zones: Europa, Turkije, Franse overzeese gebiedsdelen (DOM-TOM). DIESELMOTOREN Versnellingsbakken Type variant uitvoering: BU... Aandrijving 228 1.6 HDi 110 1.
Technische gegevens Voor: Rusland, Oekraïne, Marokko, Argentinië, Chili. DIESELMOTOREN Versnellingsbakken Type variant uitvoering: BU... Aandrijving 1.6 HDi 110 1.
Technische gegevens Voor: Australië, Nieuw-Zeeland. DIESELMOTOREN Versnellingsbakken 1.8 HDi 150 Handgeschakeld (6 versnellingen) Handgeschakeld (6 versnellingen) 9HD8/S 9HDB/S 6HZB 6HZB/S Aandrijving 2WD 4WD 4WD - Ledig gewicht 1410 1475 1530 - Gewicht rijklaar 1485 1550 1605 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 2060 2060 2060 - Maximaal technisch toegestane massa totaal bij het trekken van een aanhanger 2130 2130 2130 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max.
Technische gegevens Voor: Zuid-Afrika. DIESELMOTOREN 1.6 HDi 110 Versnellingsbakken Type variant uitvoering: BU... Aandrijving Handgeschakeld (6 versnellingen) 9HD8/S 9HDB/S 2WD 4WD - Ledig gewicht 1420 1485 - Gewicht rijklaar 1495 1560 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 2060 2060 - Maximaal technisch toegestane massa totaal bij het trekken van een aanhanger 2130 2130 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12% 3321 3321 - Aanhanger geremd (binnen max.
Technische gegevens Voor de overige verkooplanden. DIESELMOTOREN 1.6 HDi 110 Versnellingsbakken Type variant uitvoering: BU... Aandrijving 232 Handgeschakeld (6 versnellingen) 9HD8/S 9HDB/S 2WD 4WD - Ledig gewicht 1420 1485 - Gewicht rijklaar 1495 1560 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 2060 2060 - Maximaal technisch toegestane massa totaal bij het trekken van een aanhanger 2130 2130 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max.
Technische gegevens Afmetingen (in mm) Deze afmetingen zijn gemeten met een niet beladen auto. 9 * Ingeklapte buitenspiegels.
Technische gegevens Gegevens voor terreinrijden Motoren Bodemvrijheid* A 1,6 L 115 190 mm 2,0 L 150 201 mm 1,6 L Hdi 110 178 mm 1,8 L Hdi 150 182 mm * Auto niet beladen. 234 Aanloophoek Afloophoek Overloophoek 18.9 ° 30.9 ° 19.
Technische gegevens Identificatie De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto. C. Voertuig Identificatie Nummer V.I.N.), onder de motorkap. Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij de schokdempersteun. Controleer de bandenspanning minimaal één keer per maand, bij koude banden. A. Constructeursplaatje.
Technische gegevens 236
Bluetooth®-telefoon met spraakherkenning OPNEMEN Druk op deze toets om een binnenkomend gesprek aan te nemen. Druk bij een tweede binnenkomend gesprek op de toets om het eerste gesprek in de wacht te zetten en het tweede gesprek aan te nemen. Door de toets kort in te drukken schakelt u over tussen de twee gesprekken. Om een gesprek met drie personen te starten drukt u op de toets SPREKEN om de spraakherkenning in te schakelen. Zeg dan "Join calls".
Bluetooth®-telefoon met spraakherkenning Taal van gesproken commado's kiezen Hoe werkt Bluetooth® handsfree bellen met spraakherkenning? Dankzij draadloze Bluetooth® technologie kunt u vanuit de auto handsfree bellen met uw mobiele telefoon, mits deze is voorzien van Bluetooth®. Het systeem heeft een spraakherkenningsfunctie waarmee u via gesproken commando's of de bediening op het stuurwiel en de microfoon in de plafonnier een telefoongesprek kunt voeren.
Bluetooth®-telefoon met spraakherkenning Stemherkenning gebruiker Met de stemherkenningsfunctie kan het systeem voor elke taal het stemgeluid van één gebruiker leren herkennen. Uw stem en uitspraak worden opgeslagen in een profiel, zodat het systeem uw commando's zo goed mogelijk herkent. De auto moet hiervoor stilstaan op een veilige plaats, met aangetrokken handrem. Zet uw telefoon uit tijdens de stemherkenning, om te voorkomen dat u wordt onderbroken. Druk op deze toets.
Bluetooth®-telefoon met spraakherkenning Voorgeprogrammeerde commando's 1 # 790 (voor # = "Hekje") 16 55 66 77 88 99 31 Home, Work, Mobile, Pager 2 * 671 (voor * = "Sterretje") 17 44 33 22 11 00 32 List Names 3 212 - 4 903 18 Call 293 - 5804 33 No 4 235 - 3 494 19 Call * 350 34 Phonebook: Delete 5 315- 5 657 20 Call 1 (234) 567 - 8 901 35 Phonebook: New entry 6 456 - 7 930 21 Dial 639 - 1542 36 Previous 7 793 - 5 462 22 Dial # 780 37 Phonebook: Delete all 8 794 - 1
Bluetooth®-telefoon met spraakherkenning Een Bluetooth®-telefoon koppelen Eerste koppeling Het koppelen van de Bluetooth®-telefoon aan de handsfree set van de autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto. Het systeem kan worden gecombineerd met maximaal zeven mobiele telefoons met Bluetooth®. De telefoon met de hoogste prioriteit wordt automatisch met het systeem gecombineerd.
Bluetooth®-telefoon met spraakherkenning De beschikbare functies zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit met de gebruikte Bluetooth®-apparatuur. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en uw provider voor meer informatie over de beschikbare functies. Het systeem meldt: "Start pairing procedure on phone. See phone's manual for instructions". Het systeem meldt "Assign a priority for this phone between 1 and 7 when 1 is the phone used most often".
Bluetooth®-telefoon met spraakherkenning Een telefoonnummer kiezen Hiervoor dient u vooraf een mobiele telefoon met Bluetooth® aan het systeem te hebben gekoppeld. Druk op deze toets. Zeg "Dial". Het systeem antwoordt met: "Number please". Noem het telefoonnummer. Wanneer het systeem u vraagt dit nummer te bevestigen, zeg dan "Yes". Zeg "No" om terug te gaan naar de vorige stap.
Bluetooth®-telefoon met spraakherkenning Een naam opslaan in het telefoonboek van het systeem Het systeem heeft een eigen geheugen, onafhankelijk van het geheugen van de mobiele telefoon. Het geheugen kan tot 32 namen per taal bevatten. Elke naam van het geheugen is verbonden met vier locaties: HOME, WORK, MOBIL en PAGER. Druk op deze toets. Noem de naam van uw keuze. Het systeem zegt "HOME, WORK, MOBIL of PAGER". Zeg de bijbehorende locatie van het nummer dat u wilt opslaan.
Bluetooth®-telefoon met spraakherkenning Een naam uit het telefoonboek van het systeem gebruiken Hiervoor moet eerst een compatible handsfree Bluetooth® telefoon met het systeem gekoppeld zijn. Druk op deze toets. Zeg "Call". Het systeem antwoordt met "Name please". Noem de locatie van het nummer dat u wilt bellen. Het systeem vraagt om bevestiging van de naam. Antwoord met "Yes" om te bevestigen. Zeg "No" om terug te keren naar stap 4.
Bluetooth®-telefoon met spraakherkenning Laatst gekozen nummer opnieuw kiezen Druk op deze toets. Een telefoongesprek aannemen De beltoon van de telefoon wordt weergegeven via de voorste luidspreker aan passagierszijde. De audiobron (CD, radio,...) die op dat moment in gebruik is, wordt onderbroken (MUTE), zodat alleen de telefoon hoorbaar is.
Bluetooth®-telefoon met spraakherkenning Gesproken commando's (1/2) Druk op deze toets om spraakherkenning in te schakelen.
Bluetooth®-telefoon met spraakherkenning Gesproken commando's (2/2) Druk op deze toets om spraakherkenning in te schakelen.
AUDIO-/TELEMATICASYSTEEM MET TOUCHSCREEN INHOUD Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Wanneer de eco-modus is geactiveerd schakelt het systeem zichzelf na het afzetten van de motor automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
01 Basisfuncties PWR/VOL: audiosysteem inschakelen/ uitschakelen. volume instellen afhankelijk van de audio- en de telefoonfunctie. Kort indrukken: veranderen van geluidsbron. Ingedrukt houden: CD / MP3 / USB, SD, snel vooruit of achteruit spoelen. Ingedrukt houden: RADIO, automatisch zoeken van een lagere/hogere frequentie. FOLDER: map selecteren of handmatig zoeken naar een radiozender. ZOOM: in- of uitzoomen op de kaart.
02 Stuurkolomschakelaars Verhogen / verlagen van het geluidsvolume. Zoeken naar hogere / lagere radiofrequenties. Volgende / vorige nummer van de CD. Snel vooruit / achteruit spoelen van de CD. Ingedrukt houden: aanzetten / uitzetten van het audiosysteem. Kort indrukken: selecteren van de bron in deze (zich herhalende) volgorde: CD, SD, USB/iPod, Bluetooth, AUX, FM, MW, LW.
252
03 Algemene werking Beschrijving van de bedieningsfuncties - Menu's AUDIO: scherm van de laatst gegebruikte audiobron weergeven. MAP: de huidige locatie van de auto op de kaart weergeven. MODE: audiobron selecteren DESTINATION: de navigatie instellen en een bestemming kiezen. SETTINGS: de verschillende instellingen wijzigen. INFO: informatie bekijken. NAVI MENU: navigatie-instellingen wijzigen.
04 Navigatie Niveau 1 254 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Geeft aan of u op de volgende, door het navigatiesysteem aangegeven kruising linksaf of rechtsaf moet slaan en geeft de afstand tot de desbetreffende kruising aan. Als u erop drukt, wordt links op het scherm ingezoomd om de navigatie te vergemakkelijken. Begeleiding Route OK? Route veranderen Submenu navigatie Dichtbij zoeken H loc registr Erop drukken om de huidige navigatiecriteria te wijzigen. StopBeg Stembeg. aanp.
04 Navigatie Niveau 1 256 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Adresboek Naar huis Naar huis Speciale locatie Rechtstreeks een route naar huis kiezen. Op Ja drukken om uw woonadres op te slaan (de eerste keer). Mijn categorieën Land Plaatsnaam Adres/kruising Straat Een locatie kiezen met behulp van het adres of de straatnaam van de bestemming. Thuis Kruising Stel In Instellingen opslaan. Land Plaatsnaam Faciliteiten Faciliteiten Een locatie kiezen met behulp van de naam van een Point of Interest (POI).
04 Navigatie Niveau 1 258 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Breedtegraad Een locatie kiezen met behulp van de lengte- en breedtegraad. Breedtegrd/Lengtegrd Lengtegraad Stel In Terugreis Instellingen opslaan. Startpunt als nieuwe bestemming kiezen. Land Plaatsnaam Laatste 50 Faciliteiten Een locatie kiezen met behulp van een van de 50 vorige bestemmingen. Categorie Verwijderen Een bestemming uit de lijst verwijderen.
04 Navigatie Niveau 1 260 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen De kaarten van de omgeving van het af te leggen traject controleren en bekijken. Routemenu Reistijd De wijze van routebegeleiding en de weergavewijze van de resultaten van het zoeken naar een traject instellen. Begeleiding Tijd/afst 3D gebouw Scherm 3D polygoon oriëntatiepunt De weergavewijze van het scherm instellen.
04 Navigatie Niveau 1 262 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Soort route Route-opties Snelweg minimaliseren Wegcriteria instellen. Tolwegen beperken Geluidssignaal Navigatiestem/Overig Volume navigatiestem Navigatiestem en volume instellen. Snelheidsafhankelijk stemvolume Adresboek Thuis Persoonlijk Een locatie uit het adresboek opslaan, wijzigen of verwijderen. Speciale locatie Mijn categorieën Demo starten De video bekijken om het berekende traject te bekijken.
04 Navigatie - routebegeleiding GPS-systeem Hoe werken het navigatiesysteem en het GPS? Het ingebouwde navigatiesysteem leidt de bestuurder naar elke gewenste bestemming, via een vooraf gekozen route. Het systeem zoekt eerst de gewenste bestemming, berekent vervolgens de beste route, en geeft de bestuurder aanwijzingen in beeld en geluid. Het GPS-systeem (Global Positioning System) bestaat uit verschillende satellieten die op vaste posities ten opzichte van de aarde staan.
04 Navigatie - routebegeleiding SD-kaart met navigatiegegevens Plaatsen van de SD-kaart met navigatiegegevens Druk op de toets OPEN om het paneel van het scherm te openen. Steek de SD-kaart met de kaartgegevens voor het navigatiesysteem in de linker SDkaartlezer. Steek deze kaart in de rechter SD-kaartlezer. Druk de SD-kaart naar binnen tot u een klik hoort. Druk op de toets OPEN om het paneel van het scherm te sluiten. Druk de SD-kaart naar binnen tot u een klik hoort.
04 Navigatie - routebegeleiding Selecteren van de op de kaart weergegeven pictogrammen van Points Of Interest (POI) General Public places and emergency (Bruin) Centre Place U kunt de pictogrammen van Points Of Interest selecteren die op de kaart worden weergegeven. Druk op de toets BESTEMMING en vervolgens op " Point of Interest ".
04 Navigatie - routebegeleiding Kiezen van een bestemming Naar een nieuwe bestemming Druk op de toets BESTEMMING. Na het intoetsen van de eerste letter(s) ziet u een lijst van maximaal vijf landen, plaatsnamen of straatnamen die u kunt selecteren of druk op " Lijst " als de gewenste locatie er niet in staat. Druk op " Adres/kruisp ". Druk op " Land " en voer de naam van het land in op het touchscreen. Druk op " Alle plaatsen " en voer de plaatsnaam in op het touchscreen.
04 Verkeer Filtering en weergave van TMC-berichten instellen De via het GPS-navigatiesysteem doorgegeven TMC-berichten (Traffic Message Channel) geven realtime informatie over de verkeerssituatie. Als de dynamische routebegeleiding is geactiveerd door de toets NAVI MENU en vervolgens " TMC " in te drukken, biedt het navigatiesysteem u vervolgens een alternatieve route aan. Druk op het secundaire dropdown-menu.
05 Media Niveau 1 270 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen AF-controle De naam van de zender wordt weergegeven als RDS-gegevens worden ontvangen. Als de naam niet wordt doorgegeven, wordt de frequentie weergegeven. RDS instellingen Reg Zenderlijst Op het scherm weergeven van de beschikbare zenders. Als RDSgegegevens worden doorgegeven, wordt PTY (programmatype) weergegeven om het scherm met de keuzemogelijkheid voor het type programma weer te geven, bijvoorbeeld sport, rock, klassiek, informatie enz.
05 Media Niveau 1 OPEN: het paneel van het scherm openen en sluiten om een CD of SD-kaart in te voeren of te verwijderen.
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Herhalen Erop drukken om het nummer te herhalen. Scan Erop drukken om de eerste ongeveer 9 seconden van elk nummer af te spelen. Willekeurig Erop drukken om de nummers in willekeurige volgorde af te spelen. CD afsp Erop drukken om het afspelen van het geselecteerde nummer te starten. Ga 1 niveau omhoog Erop drukken om één niveau omhoog te gaan in de mappenstructuur. Ga naar BEGIN Erop drukken om de mappen uit te pakken.
05 Radio RDS, AF, TP, PTY Hoe werkt RDS? Verkeersinformatie De RDS-functie op de FM-band biedt de volgende mogelijkheden: dezelfde zender ontvangen in verschillende regio's (als de zender daar dekking heeft), tijdelijk overschakelen naar verkeersinformatie, weergave van informatie, zoals de naam van de radiozender. De meeste FM-zenders maken gebruik van RDS. Naast programma's zenden zij ook niet-hoorbare tekstinformatie mee.
05 Radio FM-zender kiezen en opslaan Druk op de toets AUDIO. Standaard worden op het scherm de FM1-zenders weergegeven. RDS-instellingen Druk op de toets AUDIO. Standaard worden op het scherm de FM1-zenders weergegeven. Draai aan de knop FOLDER / TUNE SOUND om een zender te selecteren. Druk op " RDS instellingen ". Druk op " Scan " om de zenders te zoeken die op de huidige plaats kunnen worden ontvangen tot een zender wordt ontvangen. U kunt ook op PTY-filter drukken om op programmatype te zoeken.
05 Muziek Algemene informatie over bestanden MP3- en WMA-CD's afspelen Windows Media en Microsoft Corporation zijn wettig gedeponeerde merknamen in de Verenigde Staten en andere landen. Het afspelen begint automatisch zodra een MP3- of WMA-CD wordt geplaatst. De nummers op deze CD's kunnen niet worden opgenomen op de Music Server. Het systeem kan maximaal 255 bestanden, 100 mappen en 8 niveau's weergeven.
05 Muziek Bestanden afspelen Druk op de toets MODE en vervolgens op " CD " als er al een CD in de speler zit. Plaats anders een CD in de speler, het afspelen begint automatisch. U kunt één niveau tegelijk verdergaan bij het navigeren. Druk op de naam van de map: bij elke druk wordt de lijst met onderliggende mappen weergegeven. Druk op " Ga 1 niveau omhoog " om een niveau omhoog te gaan en/of een niveau te selecteren. Druk op " Ga naar BEGIN " om naar niveau 0 te gaan.
05 Muziek USB-aansluiting gebruiken Op de USB-aansluiting kan een extern apparaat worden aangesloten (MP3-speler, Apple®-spelers,...). De audiobestanden worden overgezet naar de speler van uw autoradio zodat de bestanden via de luidsprekers in de auto beluisterd kunnen worden. Geschikte apparatuur: iPod® 5e generatie (video). iPod classic® (2009). iPod nano® 6e generatie. iPod nano® 3e generatie (video). iPod touch® 4e generatie. iPhone 4S®.
05 Muziek APPLE®-speler aansluiten Sluit een Apple®-speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting. Het afspelen begint automatisch. SD-kaartlezer gebruiken Via de SD-kaartlezer kunnen audiobestanden van het formaat MP3, WMA, AAC en WAV worden afgespeeld. De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto. De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts).
05 Muziek USB-speler, iPod, SD-kaartlezer - Een nummer afspelen Druk op de toets MODE en vervolgens op " USB/ iPod " of "SD"; u kunt op elk gewenst moment het scherm voor het sorteren op categorie weergeven door te drukken op " Speellijst ". Bij gebruik van de USB- of de SD-modus kunt u één niveau per keer omhoog of omlaag gaan. Druk op de naam van een map: elke keer dat u drukt, wordt de lijst van mappen van het niveau lager weergegeven.
05 Muziek AUX-ingang gebruiken Op de AUX-ingang kan externe apparatuur (MP3-speler...) worden aangesloten. Sluit het externe apparaat (MP3-speler…) aan op de RCAaansluitingen (wit en rood) met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd). Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de autoradio. U moet het afspelen regelen via de toetsen van het externe apparaat. Druk op de toets MODE en vervolgens op "AUX".
06 Instellingen Niveau 1 282 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Scherm uitschakelen. Raak het scherm aan of druk op een willekeurige toets om het weer in te schakelen. Display uit Systeem Aanwijzingen Tijd Het instellen van de tijd door middel van het RDS-signaal, de tijdszone en de zomertijd kiezen. Taal De taal kiezen (English, Français, Deutsch, Nederlands, Português, Español, Svenska, Italiano, Dansk, Vlaams, polski, Norsk).
07 Informatie Niveau 1 284 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Agenda Bijzondere gebeurtenissen, verjaardagen enzovoort noteren op de kalender. De pijlen gebruiken om een datum te selecteren en op de gewenste dag klikken om de gebeurtenis in te voeren. Gebruikers-SD De capaciteit van de SD-kaart en de beschikbare ruimte controleren. Bellen Ingesprektoon Hulp stembegeleiding Het gebruik van de spraakbediening controleren.
07 Informatie Niveau 1 286 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Regcode kaart De registratiecode van het navigatiesysteem weergeven. Mobiele telefoon Bellen en gebeld worden. Versie-info De softwareversie en de versie van de kaartgegevens bekijken.
08 Streaming - Bluetooth®-telefoon Een telefoon koppelen Druk op de toets MODE en vervolgens op " Bluetooth Audio " om de Bluetooth-functie in te schakelen. Selecteer het te koppelen externe apparaat en druk vervolgens op deze toets. Selecteer in het Bluetooth-menu van uw externe apparaat de systeemnaam in de lijst van gedetecteerde apparaten. Voer op het externe apparaat de code "1212" in en bevestig. Druk op " Bewerken " om het externe apparaat te koppelen. Druk op SETTINGS.
AUDIO/CD-SYSTEEM MET TOUCHSCREEN Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Wanneer de eco-modus is geactiveerd schakelt het systeem zichzelf na het afzetten van de motor automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
01 Basisfuncties EJECT: uitwerpen van de CD. MENU: audiobron kiezen via het hoofdmenu. Gebruik de toetsen die op het scherm worden weergegeven. PWR: audiosysteem inschakelen/ uitschakelen. Uit: geluid uitschakelen (met zwart scherm). VOL: geluidsvolume instellen. Raak het scherm met een vinger aan om het systeem te activeren. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die veel aandacht vragen alleen verrichten wanneer de auto stilstaat.
02 Stuurkolomschakelaars Volume verhogen/verlagen. Naar hogere/lagere radiofrequenties zoeken. Volgende/vorige nummer van de CD. Versneld vooruit- of achteruitspoelen van de CD. Lang indrukken: audiosysteem inschakelen/ uitschakelen. Kort indrukken: selecteren van de bron in deze (zich herhalende) volgorde: CD, USB/iPod, Bluetooth, AUX, FM, MW, LW.
292
03 Algemene werking Beschrijving van de bedieningsfuncties - Menu's FM / MW / LW : verschillende zenders kiezen met: hoge frequenties, gemiddelde frequenties, lage frequenties. - BT Audio : telefoon via Bluetooth (2.0) koppelen en vervolgens muziekbestanden via streaming afspelen. AUX : een draagbare speler aansluiten op de Jackaansluiting en vervolgens muziekbestanden afspelen. Phone : bellen of gebeld worden. CD : muziekbestanden (WAV, MP3, WMA, AAC) via de CD-speler afspelen.
03 Algemene werking Niveau 1 294 Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen De tabbladen selecteren om toegang te krijgen tot de 6 opgeslagen zenders. FM = 12 zenders. Opgeslagen zenders. Na een frequentie gekozen te hebben de vinger gedrukt houden op het nummer om de huidige zender op te slaan. Het volgen van zenders activeren (selecteert automatisch de beste frequentie). De regionale functie voor het volgen van zenders activeren om de frequentie van een regionale zender in het netwerk te volgen.
03 Algemene werking Niveau 1 De telefoon moet eerst via het menu " Phone " zijn gekoppeld.
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Informatie over het huidige nummer. Het huidige nummer herhaald afspelen. De eerste 10 seconden van elk nummer afspelen. Alle nummers in willekeurige volgorde afspelen. De geluidskwaliteit instellen (balans, equalizer, ...). Een nummer selecteren. Ingedrukt houden: snel vooruit of achteruit spoelen. Het afspelen van het nummer stoppen. Het nummer afspelen of het afspelen onderbreken.
03 Algemene werking Niveau 1 Raadpleeg de rubriek 298 Niveau 2 07 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Een zwart scherm weergeven. Op het scherm drukken: terug naar de vorige weergave. Het geluid van de toetsen instellen. De datum en tijd instellen. De taal voor de spraakbediening kiezen. De lichtsterkte, het contrast en de zwartbalans van het menuscherm enzovoort instellen. De lichtsterkte, het contrast en de zwartbalans van de beelden van de achteruitrijcamera instellen. Het geluidsvermogen van elke luidspreker instellen.
04 Radio Selecteren van een FM-/MW-/LW-zender Druk op MENU om de keuzemogelijkheden voor de audiobron weer te geven. Druk op " Station list " om de lijst van de in uw gebied te ontvangen radiozenders weer te geven. Selecteer " FM " ou " MW " ou " LW ". De huidige zender wordt opgeslagen door een van de nummers lang ingedrukt te houden. Selecteer een zender in de lijst (1 t/m 6) of druk op " Tune " om van frequentie te veranderen.
04 Radio RDS, AF, REG, TP, PTY RDS-functie De RDS-functie op de FM-band biedt de volgende mogelijkheden: dezelfde zender ontvangen in verschillende regio's (als de zender daar dekking heeft), tijdelijk overschakelen naar verkeersinformatie, weergave van informatie, zoals de naam van de radiozender. De meeste FM-zenders maken gebruik van RDS. Naast programma's zenden zij ook niet-hoorbare tekstinformatie mee.
04 Radio RDS instellen: AF, Reg, TP, PTY of Druk op de toets MENU en selecteer vervolgens de radiobron (FM / MW / LW). Druk op de toets MENU en vervolgens op " Next ". Selecteer de "pijl". Selecteer " Setting " en vervolgens " RDS Setting ". vervolgens Kunt u de instellingen al dan niet wijzigen.
05 Muziek Een CD (CD-DA/CD-TEXT of MP3/WMA/AAC) afspelen Druk op de toets MENU om de keuzemogelijkheid voor de bron weer te geven. Plaats een CD in de speler en selecteer vervolgens " CD ". Druk op de pijl om de afspeelwijze te selecteren: " Repeat ": huidige nummer herhalen. " Scan ": de eerste 10 seconden van elk nummer afspelen. " Random/Shuffle ": alle nummers van de huidige map in willekeurige volgorde afspelen. " Sound control ": balans, equalizer enz. instellen.
05 Muziek USB-aansluiting gebruiken Op de USB-aansluiting kan een extern apparaat worden aangesloten (MP3-speler, Apple®-spelers,...). De audiobestanden worden overgezet naar de speler van uw autoradio zodat de bestanden via de luidsprekers in de auto beluisterd kunnen worden. Geschikte apparatuur: iPod® 5e generatie (video). iPod classic® (2009). iPod nano® 6e generatie. iPod nano® 3e generatie (video). iPod touch® 4e generatie. iPhone 4S®.
05 Muziek AUX-ingang gebruiken Op de AUX-ingang kan externe apparatuur (MP3-speler...) worden aangesloten. Sluit het externe apparaat (MP3-speler…) aan op de RCAaansluitingen (wit en rood) met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd). Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de autoradio. U moet het afspelen regelen met de toetsen van het externe apparaat.
05 Muziek Afspelen van nummers op een iPod® Druk op de toets MENU om de keuzemogelijkheden voor de bron te selecteren. Sluit een iPod® aan en selecteer vervolgens " iPod ". Druk op de pijl om de wijze van afspelen van de nummers te selecteren: " Repeat ": huidige nummer herhalen. " Random/Shuffle ": alle nummers van de huidige map in willekeurige volgorde afspelen. " Playback Speed ": afspeelsnelheid instellen (langzaam, normaal, snel). " Sound control ": balans, equalizer enz. instellen.
05 Muziek Nummers afspelen op een draagbare speler (USB) Druk op de toets MENU om de keuzemogelijkheden voor de bron weer te geven. Sluit een draagbare speler aan en selecteer vervolgens " USB ". Gebruik de toets " Track " om het vorige/ volgende nummer te selecteren. Houd de toets " Track " ingedrukt om snel vooruit of achteruit te spoelen. Druk op " Folder " om omhoog of omlaag te gaan in de mappenstructuur.
06 Bluetooth®-telefoon Een Bluetooth®-telefoon koppelen via de autoradio Activeer de Bluetooth-functie van de telefoon en controleer of hij "zichtbaar" is (zie de instellingen van uw telefoon). Druk op de toets MENU en vervolgens op " Next " om de keuzemogelijkheden voor de bron weer te geven. Druk op " Phone ". Druk op de pijl. Druk op " Bluetooth Setting ".
06 Bluetooth®-telefoon Bellen Beheer van telefoons Druk op de toets MENU en vervolgens op " Next " om de keuzemogelijkheden voor de bron weer te geven. Druk op de toets MENU en vervolgens op " Next " om de keuzemogelijkheden voor de bron weer te geven. Druk op " Phone ". Druk op " Phone ". Voer het nummer in en druk op de telefoon. Druk op de pijl en vervolgens op " Bluetooth Setting ". Gebruik de telefoon niet onder het rijden. Stop op een veilige plaats of gebruik de stuurwieltoetsen.
310
AUDIO/CD-systeem INHOUD Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Wanneer de eco-modus is geactiveerd schakelt het systeem zichzelf na het afzetten van de motor automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
01 Basisfuncties Opgeslagen zenders, toetsen 1 t/m 6. Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender. Ingedrukt houden: opslaan van een zender. Aanwijzingen i : iPod® / U : USB. B : Bluetooth®. Zoeken naar de nummers. Uitwerpen van de CD. Willekeurig afspelen van nummers uit de huidige map. Herhalen van het huidige nummer. Aan/uit autoradio. Instellen van het geluidsvolume. Wisselen van audio-CD naar USB-apparaat / iPod® en Bluetooth*. Ingedrukt houden: overschakelen op de AUX-functie.
01 Basisfuncties Snel terug / vooruit. Afspelen / afspelen onderbreken van het huidige nummer. Overgaan op de MENU-modus. Afbreken van de huidige bewerking, omhoog in de mappenstructuur. Zoeken naar verkeersinformatie TP. Indrukken: selecteren van een map (of een nummer). Selecteren: van de vorige / volgende radiofrequentie (automatisch). van het vorige / volgende nummer. Inschakelen/uitschakelen PTY. Afspelen van de eerste 10 seconden van elk nummer uit de huidige map.
02 Stuurkolomschakelaars Volume verhogen/verlagen. Naar hogere/lagere radiofrequenties zoeken. Volgende/vorige nummer van de CD. Versneld vooruit- of terugspoelen van de CD. Lang indrukken: audiosysteem inschakelen/ uitschakelen. Kort indrukken: selecteren van de bron in de volgorde FM1 / FM2 / FM3 / MW / LW / CD.
03 Algemene werking Inschakelen / uitschakelen Druk op de knop PWR / VOL. De laatst gebruikte geluidsbron wordt automatisch ingeschakeld. De autoradio kan worden gebruikt als het contact in de stand "ON" of "ACC" staat. Uitschakelen: druk nogmaals op de knop PWR / VOL. Volumeregeling Draai de knop PWR / VOL naar links om het volume te verlagen en naar rechts om het volume te verhogen. Keuze van de audio-instellingen Druk meerdere keren op de knop SEL om de te wijzigen audio-instelling te kiezen.
03 Algemene werking Lagetonenregeling "BASS" Draai aan de knop SEL om de weergave van lage tonen aan te passen aan uw voorkeur. Hogetonenregeling "TREBLE" Draai aan de knop SEL om de weergave van hoge tonen aan te passen aan uw voorkeur. Geluidsverdeling voor en achter "FADER" Draai aan de knop SEL om de verdeling van het geluid tussen de luidsprekers voor en achter in te stellen.
04 Radio Selecteren / opslaan Radiofunctie selecteren Druk op de toets RADIO om de radio in te schakelen. Een band selecteren Druk herhaaldelijk op de toets RADIO om de gewenste band te selecteren: FM1 / FM2 / FM3 / MW / LW / FM1... Automatisch zenders zoeken Druk op de toets "9" of ":" om te zoeken naar lagere of hogere frequenties. Het zoeken begint automatisch, en stopt wanneer de eerstvolgende zender gevonden wordt.
04 Radio Handmatig opslaan van voorkeuzezenders Automatisch opslaan van voorkeuzezenders U kunt op elke band zes voorkeuzezenders opslaan. Als u een nieuwe voorkeuzezender opslaat, vervangt deze de vorige zender onder die toets. Het automatisch opslaan van voorkeuzezenders kan uitsluitend op de FM1-, FM2- en FM3-band. Als u een nieuwe voorkeuzezender opslaat, vervangt deze de vorige zender onder die toets. Automatisch opslaan kan worden gestart vanuit elke geselecteerde band.
04 Radio RDS Alternatieve frequenties (AF) De RDS-functie (Radio Data System) op de FM-band biedt de volgende mogelijkheden: weergave van informatie, zoals de naam van een radiozender, ... dezelfde zender ontvangen in verschillende regio's, tijdelijk overschakelen naar verkeersinformatie. De meeste FM-radiozenders maken gebruik van RDS en zenden naast programma's ook niet-hoorbare tekstinformatie uit.
04 Radio Verkeersinformatie (TP) Waarschuwingsberichten "ALERT" Met de functie "Traffic Program" (TP) is het mogelijk automatisch over te schakelen naar een FM-zender die verkeersinformatie uitzendt. De huidige radiozender of audiobron wordt dan tijdelijk onderbroken. Zodra de verkeersinformatie afgelopen is, schakelt de radio terug naar de oorspronkelijke radiozender of audiobron.
04 Radio Zoeken naar een zender met "PTY" Opslaan van een "PTY"-programma U kunt maximaal 6 PTY-programma's in het geheugen opslaan. Als u een nieuw programma opslaat, wordt het vorige gewist. Druk op de toets PTY/SCAN. Druk op de toets PTY/SCAN. Draai aan de knop SEL om de PTYfunctie te selecteren; de indicator gaat knipperen en het automatisch zoeken wordt geactiveerd. Wanneer de zender gevonden is, verschijnt de naam van de zender op het scherm.
04 Radio Wijzigen taalweergave PTY-programma Functie-instellingen Druk op de toets MENU. Druk op de toets MENU. Druk meerdere keren op de knop SEL om de PTY lang-functie te selecteren. Draai de knop SEL om de gewenste taal te selecteren (ENGLISH, FRANCAIS, DEUTSCH, SVENSK, ESPAGNOL, ITALIANO). Hiermee kunnen verschillende functies worden in- of uitgeschakeld.
05 Multimediaspelers CD-speler Hiermee kan een audio-CD (CD-DA, CD-Text, CD-R/RW) of een MP3-CD worden afgespeeld. Selecteren van CD-speler Uitwerpen van een CD Druk op deze toets om de CD uit te werpen. Het systeem schakelt automatisch over naar de radio. Het afspelen begint automatisch zodra een CD met de bedrukte zijde naar boven in de CD-speler wordt geplaatst. Wanneer de CD niet binnen 15 seconden na het uitwerpen wordt uitgenomen, wordt deze weer ingevoerd in de CD-speler.
05 Multimediaspelers Audio-CD In willekeurige volgorde afspelen van de nummers van een CD Snelzoeken Houd de toets "7" of "8" ingedrukt om versneld voor- of achteruit te zoeken. Het afspelen begint zodra u de toets loslaat. Selectie van een nummer Druk op de toets "9" of ":" om het vorige of volgende nummer te selecteren. Nummer doorlopend afspelen Druk op de toets RPT om het huidige nummer continu te herhalen. Op het scherm verschijnt "RPT". Druk nogmaals op de toets om de functie uit te schakelen.
05 Multimediaspelers Weergave CD-TEXT MP3-CD's / ID3-Tags De CD-speler ondersteunt de weergave van CD-Text. De CD-speler en CD-wisselaar kunnen MP3-bestanden afspelen. Deze bestanden moeten zijn opgenomen in het ISO-8859 format (versie 1 of 2), en op een CD-ROM, CD-R of CD-RW gebrand volgens het Joliet of Romeo bestandssysteem. Deze discs kunnen maximaal 255 bestanden, 100 mappen en 16 niveaus bevatten. Tijdens het afspelen van MP3-bestanden kunnen ID3-TAGS (versie 1.0; 1.1; 2.2; 2.3 en 2.
05 Multimediaspelers Nummer van een map herhaald afspelen Druk minimaal twee seconden op de toets RPT om alle nummers in de huidige map herhaald af te spelen. "D-RPT" verschijnt op het scherm. Druk nogmaals op deze toets om de functie weer uit te schakelen. Begin van elk nummer afspelen Druk op de toets PTY/SCAN om de eerste tien seconden van de nummers in alle mappen af te spelen. "SCAN" verschijnt op het scherm en het nummer van het desbetreffende muziekstuk knippert.
05 Multimediaspelers AUX-ingang gebruiken Druk minimaal twee seconden op de toets DISP om de ID3-TAG informatie weer te geven. "TAG" verschijnt op het scherm. Druk herhaaldelijk op de toets DISP om de volgende ID3-TAG informatie weer te geven in deze volgorde: ALBUM NAME/ TRACK NAME/ ARTIST NAME/NORMAL DISPLAY MODE. Druk minimaal twee seconden op de toets DISP om de weergave van ID3TAGs uit te schakelen.
06 USB-apparaat USB-aansluiting gebruiken Op de USB-aansluiting kan een extern apparaat worden aangesloten (MP3-speler, Apple®-spelers,...). De audiobestanden worden overgezet naar de speler van uw autoradio zodat de bestanden via de luidsprekers in de auto beluisterd kunnen worden. Geschikte apparatuur: iPod® 5e generatie (video). iPod classic® (2009). iPod nano® 6e generatie. iPod nano® 3e generatie (video). iPod touch® 4e generatie. iPhone 4S®.
06 USB-apparaat Muziekbeheer (of mappenbeheer) Afspelen Een map (of een nummer) selecteren Druk meerdere malen op de toets MEDIA zodra het externe apparaat/ de iPod® is aangesloten en selecteer USB. De geselecteerde bron wordt weergegeven. Zodra de speler is geselecteerd, begint het afspelen. Draai aan de knop om een vorige of volgende map te selecteren. Druk op de knop om de map te selecteren en naar een hoger of lager niveau te gaan. Stoppen Druk op MEDIA om van functie te veranderen of op RADIO.
07 Streaming Bluetooth® Muziekbeheer Druk meerdere malen op de toets MEDIA en selecteer Bluetooth®: de geselecteerde bron wordt weergegeven. Met streaming audio kunt u muziekbestanden op uw telefoon via de luidsprekers van het audiosysteem in de auto beluisteren. De telefoon moet de desbetreffende Bluetooth®-profielen (A2DP/AVRCP) ondersteunen. Telefoon koppelen: zie de rubriek "BLUETOOTH® TELEFOON MET SPRAAKHERKENNING".
07 Streaming Bluetooth® Het begin van ieder nummer afspelen* Druk op deze toets. "PTY-SCAN" wordt weergegeven op het scherm en van alle nummers op de telefoon die via Bluetooth® is aangesloten worden de eerste 10 seconden afgespeeld. Druk opnieuw om deze functie uit te schakelen. Het scherm kan maximaal 11 karakters tegelijkertijd weergeven. Druk op de toets PAGE als de titel halverwege wordt afgebroken. Telkens wanneer de toets wordt ingedrukt, worden de volgende karakters weergegeven.
Foutmeldingen Raadpleeg bij foutmeldingen op het scherm onderstaande tabel, voor een beschrijving van het probleem en mogelijke oplossingen. FOUTMELDING BESCHRIJVING OPLOSSING CD CHECK DISC Disc niet goed geplaatst. Condensvorming op de disc. Plaats de disc met de bedrukte zijde naar boven. Maak de disc droog. DISC ERROR Disc is vuil, vervormd of heeft krassen. Maak de disc schoon of vervang hem. INTERNALE Willekeurige storing in de speler.
Foutmeldingen FOUTMELDING BESCHRIJVING OPLOSSING APPLE-SPELERS NO SONG Er is een iPod / iPhone zonder muziekbestanden aangesloten. Sluit een iPod / iPhone met muziekbestanden aan. VER ERROR De softwareversie van de iPod / iPhone wordt niet ondersteund. Sluit een iPod / iPhone aan met software die door het systeem wordt ondersteund. ERROR DC Er is een abnormale gelijkspanning gestuurd naar de luidsprekers. OVERIGE Schakel het systeem even uit.
334
Index A Aanhangergewichten..............220-225, 227-232 Aansluiting 12V................................... 90, 92, 93 Aansteker.........................................................92 ABS................................................................142 ABS met elektronische remdrukregelaar...... 142 Accessoires...................................................204 Accu.......................................................194, 216 Accu laden.....................................................
Index G Detectie te lage bandenspanning............ 15, 114 Dieselmotor.................... 209, 211, 212, 226-232 Dimlicht..................................................182, 184 Dimmer dashboardverlichting.......................... 51 Display instrumentenpaneel............. 12, 19, 30-32, 104 Display (radio)..................................... 44, 46, 48 Dynamische stabiliteitscontrole (ASC)..........144 Gereedschap......................................... 175, 176 Gesproken commando's........
Index L Laden accu....................................................194 Lampen (vervangen)......................182, 186, 187 Lampen vervangen........................182, 186, 187 Lampen (vervangen, referenties)..........182, 186 Lekke band............................................. 171, 175 Lichtschakelaar..............................................127 Luchtfilter.......................................................216 Luchtfilter (vervangen)...................................
Index T Ruitenwisserbladen vervangen.....................197 Ruitenwissers.........................................134, 136 Ruitenwisserschakelaar.........................134, 136 S SD-kaart........................................ 265, 279, 280 SD-kaartlezer................................ 265, 279, 280 Selectiehendel handgeschakelde versnellingsbak............................................103 Serienummer auto.........................................235 Set voor tijdelijke bandenreparatie...............
Index Z Zekeringen.....................................................188 Zekeringen vervangen...................................188 Zekeringkast dashboard................................188 Zekeringkast motorruimte..............................188 Zij-airbags..............................................152, 154 Zijknipperlicht.................................................185 Zijspots...........................................................185 Zonneklep...............................................
343
344
345
346
347
348
349
350
351
352
353
354
355
356
Automobiles PEUGEOT verklaart dat, door toepassing van de voorschriften in de Europese regelgeving (Richtlijn 2000/53) met betrekking tot autowrakken, wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen en dat recycleerbare materialen worden gebruikt voor de fabricage van producten die door haar worden verkocht. Op verschillende plaatsen in uw auto zijn stickers aangebracht. Ze bevatten veiligheidswaarschuwingen en informatie over de identificatie van uw auto.
Néerlandais www.peugeot.com NE. 14488.
Controle tijdens het rijden Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Snelheidsregelaar permanent. Gaat branden als de snelheidsregelaar ingeschakeld wordt. Druk op de toets "ON/OFF" om de snelheidsregelaar in of uit te schakelen. Voorgloeien dieselmotor permanent. De motor is koud en: het contact staat in de stand ON (Contact), of de startknop START/STOP is ingedrukt (Contact). Wacht bij auto's met een contactslot met starten tot het verklikkerlampje is gedoofd.
Controle tijdens het rijden Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding op het display. Controlelampje 18 brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen ASC/TCL permanent. De ASC/TCL-schakelaar op het dashboard (bestuurderszijde) is ingedrukt. Het ASC/TCL-systeem is uitgeschakeld. ASC: dynamische stabiliteitscontrole. TCL: antispinregeling.
Rijden Functie Stop & Start (Auto Stop & Go) De functie Stop & Start (Auto Stop & Go) zet de motor tijdelijk af als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. De functie Stop & Start (Auto Stop & Go) is bij uitstek geschikt voor het stadsverkeer en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Rijden Uitschakelen Overgang naar de START-stand van de motor Het verklikkerlampje "AS&G" gaat uit en de motor wordt automatisch opnieuw gestart: - bij een handgeschakelde versnellingsbak: wanneer u het koppelingspedaal volledig intrapt terwijl de versnellingsbak in de neutraalstand staat.
Rijden Opnieuw inschakelen Storingen Druk nogmaals op de toets "AS&G OFF". Het systeem is dan opnieuw actief; het verklikkerlampje "AS&G OFF" op het instrumentenpaneel of op het display van het instrumentenpaneel gaat uit. Onderhoud Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt gebruik van een speciale accu (raadpleeg voor meer informatie het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats). Het gebruik van een andere dan de door PEUGEOT voorgeschreven accu's kan leiden tot storingen in het systeem.
Praktische informatie Wiel verwisselen Werkwijze voor het verwisselen van een lekke band door het reservewiel met behulp van het bij de auto geleverde gereedschap. Toegang tot het boordgereedschap De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor het verwisselen van een wiel met een beschadigde band. De krik is onderhoudsvrij. Het gereedschap is opgeborgen in de bagageruimte, onder de vloerplaat. Ga als volgt te werk om toegang tot het gereedschap te krijgen: ) Open de achterklep.
Praktische informatie Demonteren van het wiel Plaats van de auto Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een vlakke en bij voorkeur horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat. Trek de handrem aan, zet het contact af en schakel de eerste versnelling in om de wielen te blokkeren. Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt; gebruik bokken. Gebruik uitsluitend de door de fabrikant geleverde krik.
Praktische informatie ) Draai de krik 2 uit tot de kop van de krik in contact komt met het gebruikte steunpunt A of B; het centrale gedeelte van de kop van de krik moet goed in het steunpunt A of B van de auto steken. ) Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren. ) Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg. ) Verwijder het wiel. Zorg ervoor dat de krik stevig staat.
Onderhoud Niveau ruiten- en koplampsproeiervloeistof Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te voorkomen is het (bij)vullen van het reservoir met water niet toegestaan. Wij raden u aan 's winters vloeistof op basis van ethanol of methanol te gebruiken. Zet de auto stil en het contact af om dit niveau te controleren en eventueel bij te vullen. ) Open de motorkap en plaats de motorkapsteun.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken BENZINEMOTOREN Type variant uitvoering: BU... Aandrijving Cilinderinhoud (cm3) Boring x slag (mm) 1,6 L 115 2,0 L 150 NKZ0 NKZ0/S NKZ9 NKZ9/S AFYR AFZ7 AFYV AFZM AFYT AFZH AFZ9 AFYW AFZP AFZC 2WD 2WD 2WD 4WD 2WD 4WD 1590 1998 75 x 90 86 x 86 Max. vermogen*: ECE-norm (kW) 86 113 Toerental bij max. vermogen (/min) 6000 6000 Max. koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten uitvoeringen met benzinemotor (kg) De aanhangergewichten verschillen per verkoopzone (zie de tabellen op de volgende pagina's). De exacte waarden zijn vermeld op het kentekenbewijs van uw auto en op het constructeursplaatje. Ze worden ook vermeld in de commerciële documentatie. Neem voor meer informatie contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 220 Het gewicht rijklaar staat gelijk aan het ledig gewicht + bestuurder (75 kg).
Technische gegevens Voor de zones: Europa, Turkije, Franse overzeese gebiedsdelen (DOM-TOM). BENZINEMOTOREN - Versnellingsbakken - Type variant uitvoering: BU... - Aandrijving - - Ledig gewicht - - Gewicht rijklaar - - Maximaal technisch toegestane massa totaal - - Maximaal technisch toegestane massa totaal bij het trekken van een aanhanger - - Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12% - - Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) helling max.
Technische gegevens Voor: Rusland, Oekraïne, Marokko, Argentinië, Chili, Franse overzeese gebiedsdelen (TOM). 222 BENZINEMOTOREN 1,6 L 115 Versnellingsbakken Handgeschakeld (5 versnellingen) 2,0 L 150 Handgeschakeld (5 versnellingen) CVT (6 versnellingen) Type variant uitvoering: BU...
Technische gegevens Voor: Australië, Nieuw-Zeeland. BENZINEMOTOREN Versnellingsbakken 2,0 L 150 Handgeschakeld (5 versnellingen) CVT (6 versnellingen) Type variant uitvoering: BU...
Technische gegevens Voor: Zuid-Afrika. BENZINEMOTOREN Versnellingsbakken 224 2,0 L 150 Handgeschakeld (5 versnellingen) CVT (6 versnellingen) Type variant uitvoering: BU...
Technische gegevens Voor de overige verkooplanden. BENZINEMOTOREN Versnellingsbakken 2,0 L 150 Handgeschakeld (5 versnellingen) CVT (6 versnellingen) Type variant uitvoering: BU...
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken DIESELMOTOREN Type variant uitvoering: BU... Aandrijving Cilinderinhoud (cm3) Boring x slag (mm) e-HDi 115 1.8 HDi 140 9HD5/S 9HD5/1S 9HDK/S 9HDK/1S 6HYG 2WD 4WD 4WD 1560 1798 77 x 88,3 83 x 83,1 Max. vermogen*: ECE-norm (kW) 84 103 Toerental bij max. vermogen (/min) 3600 4000 270 290 Max. koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten uitvoeringen met dieselmotor (kg) De aanhangergewichten verschillen per verkoopzone (zie de tabellen op de volgende pagina's). De exacte waarden zijn vermeld op het kentekenbewijs van uw auto en op het constructeursplaatje. Ze worden ook vermeld in de commerciële documentatie. Neem voor meer informatie contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het gewicht rijklaar staat gelijk aan het ledig gewicht + bestuurder (75 kg).
Technische gegevens Voor de zones: Europa, Turkije, Franse overzeese gebiedsdelen (DOM-TOM). DIESELMOTOREN e-HDi 115 Versnellingsbakken 9HD5/S 9HD5/1S 9HDK/S 9HDK/1S Aandrijving 2WD 4WD - Ledig gewicht 1315 1425 - Gewicht rijklaar 1390 1500 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 2060 2060 - Maximaal technisch toegestane massa totaal bij het trekken van een aanhanger 2130 2130 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12% 3260 3260 - Aanhanger geremd (binnen max.
Technische gegevens Voor: Rusland, Oekraïne, Marokko, Argentinië, Chili. DIESELMOTOREN e-HDi 115 Versnellingsbakken Handgeschakeld (6 versnellingen) 9HD5/S 9HD5/1S 9HDK/S 9HDK/1S Aandrijving 2WD 4WD - Ledig gewicht 1410 1475 - Gewicht rijklaar 1485 1550 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 2060 2060 - Maximaal technisch toegestane massa totaal bij het trekken van een aanhanger 2130 2130 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max.
Technische gegevens Voor: Australië, Nieuw-Zeeland. 230 DIESELMOTOREN - Versnellingsbakken - Type variant uitvoering: BU... - Aandrijving - - Ledig gewicht - - Gewicht rijklaar - - Maximaal technisch toegestane massa totaal - - Maximaal technisch toegestane massa totaal bij het trekken van een aanhanger - - Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12% - - Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) helling max.
Technische gegevens Voor: Zuid-Afrika. DIESELMOTOREN e-HDi 115 Versnellingsbakken Handgeschakeld (6 versnellingen) 9HD5/S 9HD5/1S 9HDK/S 9HDK/1S Aandrijving 2WD 4WD - Ledig gewicht 1420 1485 - Gewicht rijklaar 1495 1560 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 2060 2060 - Maximaal technisch toegestane massa totaal bij het trekken van een aanhanger 2130 2130 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12% 3321 3321 - Aanhanger geremd (binnen max.
Technische gegevens Voor de overige verkooplanden. DIESELMOTOREN Versnellingsbakken 1.
AANVULLING AUDIO-/CD-SYSTEEM MET TOUCHSCREEN 14AUD.
Audio en telematica Scherm van het Audio/CD-systeem met touchscreen Dit scherm is verbonden met het Audio/CDsysteem met touchscreen en kan de volgende informatie weergeven: de tijd, de informatie met betrekking tot de autoradio. (Zie de rubriek "Audio en telematica"). 1. 2. 3. Instellen van de tijd Gebruik de toetsen op het scherm om het systeem te bedienen. ) Druk op de toets MENU om het hoofdmenu weer te geven. ) Druk op " Setting " (Instellingen). ) Druk op " System Setting " (Systeeminstellingen).
Audio en telematica ) Druk op " Time Adjustment " (Wijziging van de datum en de tijd). ) Gebruik de op het scherm weergegeven pijlen om de datum en de tijd in te stellen. ) Druk op " Set " om uw keuze te bevestigen of op " Back " om de handeling af te breken en terug te gaan naar het vorige scherm. Month: Maand. Date: Datum. Year: Jaar. Hour: Uren. Min.: Minuten. Day : Dag. Weergaveformaat Permanente weergave U kunt het weergaveformaat van de datum en de tijd wijzigen: ) Druk op de toets MENU.
Audio en telematica Termenlijst Meldingen systeem 4 Betekenis / bijbehorende acties Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties Bluetooth setting De Bluetooth-functie instellen. Mobile phonebook Contacten van de mobiele telefoon. Clock screen De tijd permanent weergeven. Music Album Gegevens over de afgespeelde track. Color contrast Het contrast instellen. Music Menu Muziekmenu. Delete registered device Een geregistreerd apparaat verwijderen. Phonebook Contactenlijst.
Audio en telematica Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties Scan De 10 eerste seconden van elke track afspelen. Select device to connect Een aan te sluiten apparaat selecteren. Set passkey Een wachtwoord instellen. Sound control De geluidskwaliteit instellen. Station list De lijst van ontvangen radiozenders weergeven. System setting Het systeem instellen. Tune De radiofrequentie wijzigen. Track Track. Version info De systeemversie weergeven.
Audio en telematica Meldingen Meldingen systeem 6 Betekenis / bijbehorende acties Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties This disc cannot be played. Deze disk kan niet worden afgespeeld. No disc is inserted. Geen disk geplaatst. Cannot be played. Check the disc. Afspelen niet mogelijk. Controleer de disk. Play is impossible due to high temperatures. Remove the disc and wait a short while. Afspelen niet mogelijk vanwege een te hoge temperatuur. Verwijder de disk en wacht even.
Audio en telematica Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties Now reading… Afspelen bezig… Preparing PlaylistMode. Playlistmodus wordt voorbereid. No Bluetooth Audio player is connected. Geen Bluetooth-audiospeler aangesloten. Now Updating… Update bezig... Gracenote Database version is … De versie van de Gracenotedatabase is … This USB device cannot be played. USB-apparaat kan niet worden afgespeeld. No file. Geen bestand.
Audio en telematica Meldingen systeem 8 Betekenis / bijbehorende acties The Phonebook has been deleted. Contactenlijst verwijderd. Could not connect Hands Free. Geen verbinding met handsfreefunctie mogelijk. The mobile phone is not connected, therefore this cannot be carried out. Mobiele telefoon niet aangesloten, actie niet mogelijk. The mobile phone is in use, therefore this cannot be carried out. Mobiele telefoon in gebruik, actie niet mogelijk.
Audio en telematica Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties Import entire phonebook from this phone? De complete contactenlijst van deze telefoon importeren? Import this phonebook entry? Dit contact uit de contactenlijst importeren? Please follow Voice Prompts. Volg de gesproken aanwijzingen. Playback Current Voice Tag or Change. Could not cut connection with Hands Free while phone is in use.
Audio en telematica Meldingen systeem 10 Betekenis / bijbehorende acties Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties Failed to delete Bluetooth device entry. Verbreken van verbinding met Bluetooth-apparaat mislukt. Do you want to delete the Bluetooth device entry? Verbinding met Bluetooth-apparaat verbreken? Waiting for Bluetooth device alert. Is the passkey the same as the passkey, displayed in the Bluetooth device? In afwachting van melding Bluetooth-apparaat.
Audio en telematica Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties Voice control ready. Spraakbediening gereed. Voice control operation not possible. Spraakbediening niet mogelijk. Call in progress, therefore voice control operation not possible. Gesprek bezig, spraakbediening niet mogelijk. Complete voice control. Geef spraakcommando. Please insert the media containing Plaats het medium met het the program. programma. Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties Error updating.
Audio en telematica Meldingen systeem Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties Reset alle instellingen en opgeslagen naar de standaard fabrieksinstellingen. Start na het resetten het systeem opnieuw op. Resetten van alle gegevens [Starten]? Writing the log file. Bezig met wegschrijven logbestand. The log file was exported. Logbestand geëxporteerd. Insufficient space resulted in an error writing the log file. Onvoldoende schrijfruimte, wegschrijven logbestand mislukt.
Audio en telematica Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties HFM Reflash in Progress. Please don't remove Power or USB Device. HFM-reflash bezig. A.u.b. het contact niet afzetten en het USB-apparaat niet verwijderen. The BALANCE/FADER setting value has been reset. De ingestelde waarde voor BALANCE / FADER is gereset. Incorrect security code. Please check the security code. Beveiligingscode onjuist. Controleer de beveiligingscode.
Audio en telematica Meldingen systeem 14 Betekenis / bijbehorende acties Update completed. Restarting. Update voltooid. Bezig met herstarten. Confirming the media Bevestiging van de media. Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties Speaking began too soon. Please wait a moment after the beep. U bent te snel begonnen met spreken. A.u.b. na de piep even wachten. Cannot be confirmed. Please speak again. Kan niet worden bevestigd. A.u.b. nogmaals inspreken.
Audio en telematica Meldingen systeem Betekenis / bijbehorende acties Initialize all sound control? Alle geluidsinstellingen resetten? Clearing failed. Wissen mislukt. Updating the system microcomputer. Please wait without turning the key OFF. Bezig met updaten microcomputer systeem. A.u.b. even wachten zonder het contact af te zetten. Updating the media microcomputer. Please wait without turning the key OFF. Bezig met updaten microcomputer media. A.u.b.
14AUD.