Operation Manual
100
Rijden
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Bij auto's met dieselmotor
wordt de motor, als deze
koud is, pas na het doven
van het verklikkerlampje
"Voorgloeien" gestart.
Als aan een van de voorwaarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt
ter herinnering een melding op het
display van het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen
moet het stuurwiel heen en weer
worden bewogen terwijl de "START/
STOP"-knop wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen; u wordt
hiervan via een melding op de hoogte
gebracht.
De elektronische sleutel moet zich
in de detectiezone bevinden. Laat uit
veiligheidsoverwegingen de motor niet
draaien wanneer u de detectiezone
verlaat.
Afzetten met de
elektronische sleutel
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Deze melding wordt
weergegeven als het
bestuurdersportier wordt
geopend terwijl het contact
niet in de stand "OFF" staat.
F Druk nogmaals op de "START/STOP"-
knop om de stand "OFF" in te schakelen.
F Zet de auto stil.
F Zet bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand en bij auto's met CVT-
transmissie de selectiehendel in de stand P.
F Druk op de " START/STOP "-knop terwijl
de elektronische sleutel zich in het interieur
van de auto bevindt.
De motor wordt afgezet.
Het stuurslot wordt vergrendeld bij het openen
van een portier of bij het vergrendelen van de
auto.
Elke startpoging duurt ongeveer 15 seconden.
Als de motor niet is gestart, druk dan nogmaals
op de " START/STOP "-knop voor een nieuwe
poging.
Het is noodzakelijk dat de elektronische
sleutel zich bij het aanzetten van het
contact en bij alleen het starten van de
motor in de auto bevindt. Controleer,
zodra de motor is gestart of de
elektronische sleutel in de auto blijft tot
het einde van de rit: anders kan de auto
niet vergrendeld worden.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.