Operation Manual

115
4
Rijden
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning
brandt dit verklikkerlampje
permanent in combinatie met de
weergave van een melding.
F Verlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
F Zet uw auto stil zodra de verkeerssituatie
dit toelaat.
Een lagere bandenspanning is niet altijd
zichtbaar aan een vervorming van de
band. Beperk u daarom niet alleen tot
een visuele controle.
De waarschuwing wordt weergegeven
totdat de referentiespanning, na het
op spanning brengen, repareren of
vervangen van de band(en), is gereset.
Als een band of meerdere banden
is/zijn gerepareerd of vervangen,
moeten de identificatiecodes van de
sensoren door het PEUGEOT of een
gekwalificeerde werkplaats worden
opgeslagen.
Het reservewiel is niet voorzien van een
sensor. Daarom heeft het geen zin om
het systeem te resetten na de montage
van het reservewiel.
F Controleer de spanning van de vier
banden (bij koude banden) als u over een
compressor beschikt, bijvoorbeeld die van
de bandenreparatieset.
Rijd voorzichtig met lage snelheid verder
als u niet direct de bandenspanning kunt
controleren.
of
F Gebruik in geval van een lekke band
de noodreparatieset of het reservewiel
(volgens uitrusting).
Resetten van de
referentiespanning
Controleer voordat u het systeem
reset of de spanning van de vier
banden is aangepast aan de
gebruiksomstandigheden van de auto
en overeenkomt met de voorgeschreven
waarden die zijn vermeld op de
bandenspanningssticker.
Het bandenspanningscontrolesysteem
waarschuwt niet als de spanning op het
moment van resetten onjuist is.
Elke keer dat de spanning van een of meer
banden is aangepast of een of meer wielen zijn
gewisseld, moet het systeem worden gereset.