Operation Manual

120
Rijden
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
gebeurt handmatig: hiervoor moet de
auto minimaal 40 km/h rijden en moet de
tweede versnelling zijn ingeschakeld bij een
handgeschakelde versnellingsbak.
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar
gebeurt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of door
activering van het ASC-systeem.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen
en zijn verantwoordelijkheid nemen.
De toetsen voor dit systeem bevinden zich aan
het stuurwiel.
1. Toets "ON/OFF": inschakelen/
uitschakelen van de snelheidsregelaar.
2. Toets "COAST SET": opslaan van
een rijsnelheid en vermindering van de
kruissnelheid.
3. Toets "ACC RES": verhoging van de
kruissnelheid en terugkeren naar de
opgeslagen snelheid.
4. Toets "CANCEL": uitschakelen van de
snelheidsregelaar.
Bediening op de stuurkolom
Wanneer u op de toets 1 drukt, gaat het lampje
"CRUISE" op het instrumentenpaneel branden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Instellen
F Druk op de toets 1.
F Stel de snelheid in door de wagensnelheid
op het gewenste niveau te brengen en druk
vervolgens op de toets 2 "COAST SET".
Om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten.
Na het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist.