Operation Manual
122
Rijden
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
- zorg ervoor dat de mat goed op zijn
plaats ligt,
- leg nooit meerdere matten boven
op elkaar.
Om de snelheidsregelaar uit te schakelen:
F trap het rempedaal of de koppeling in, of
F druk op de toets 1 "ON OFF", of
F druk op de toets 4 "CANCEL".
Uitschakelen van de functie Opnieuw inschakelen van
de functie
Wanneer de snelheidsregelaar uitgeschakeld
is met de toets 4 "CANCEL", kunt u teruggaan
naar de opgeslagen snelheid door op de
toets 3 "ACC RES" te drukken zodra u
minimaal 40 km/h rijdt.
De snelheidsregelaar kan automatisch
uitgeschakeld worden:
F wanneer de auto langzamer rijdt
dan 35 km/h.
F wanneer het actieve stabiliteitsprogramma
(ASC) wordt ingeschakeld.