Operation Manual
207
8
Onderhoud
4008_nl_Chap08_verifications_ed01-2014
Motorkap
F Open het linker voorportier.
F Trek de hendel A onder in de
portiersponning naar u toe.
Open de motorkap niet als het stormt.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak
en de motorkapsteun (kans op
brandwonden).
F Neem de motorkapsteun C uit de houder
op de onderzijde van de motorkap.
F Bevestig de motorkapsteun in de uitsparing
om de motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Bevestig de motorkapsteun in de houder op de
onderzijde van de motorkap.
F Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
F Trek aan de motorkap om te controleren of deze
goed is vergrendeld.
De plaats van de ontgrendelingshendel
in het interieur zorgt ervoor dat de
motorkap niet geopend kan worden als
het linker voorportier is gesloten.
Openen
F Duw de veiligheidshaak B naar links en til
de motorkap op.
Dit bericht verschijnt op het display van het
instrumentenpaneel als de motorkap niet goed gesloten is.
De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voorwerpen en kleding
uit de buurt van de ventilator.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische uitrustingen in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, ...) te beperken.