Operation Manual

84
Comfor t
4008_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Automatische airconditioning
1. Temperatuurregeling
2. Regeling luchtopbrengst
3. Regeling luchtverdeling
4. Toevoer van buitenlucht/Luchtcirculatie in
het interieur
5. Airconditioning Aan/Uit
Automatische werking
F Draai de temperatuurknop 1 naar de
gewenste temperatuur.
F Zet de knop van de luchtopbrengst 2 in de
stand "AUTO".
F Zet de knop van de luchtverdeling 3 in de
stand "AUTO".
Bij een koude motor bereikt de ventilatie
maar langzaam het optimale niveau, om
te voorkomen dat er te veel koude lucht
wordt verspreid.
Als u in de auto stapt, kan de temperatuur
in de auto veel lager (of hoger) zijn dan
de comforttemperatuur. Het heeft geen
zin om de weergegeven temperatuur
te wijzigen om snel de gewenste
temperatuur te bereiken.
De automatisch airconditioning gebruikt
het maximale vermogen om zo snel
mogelijk het temperatuurverschil te
compenseren.
In de automatische stand:
F wanneer de temperatuur op maximaal
wordt gezet (snelle verwarming), wordt de
toevoer van buitenlucht ingeschakeld en
wordt de airconditioning uitgeschakeld.
F wanneer de temperatuur op minimaal
wordt gezet (snelle koeling), wordt
de luchtcirculatie ingeschakeld en de
airconditioning treedt in werking.
Afhankelijk van het gekozen comfortniveau,
worden de luchtverdeling, -opbrengst, -
temperatuur, en -toevoer door het systeem
bijgeregeld om het comfort en de luchtcirculatie
in het interieur optimaal te houden. U hoeft het
systeem zelf niet meer bij te regelen.