Instructieboekje
Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Scan deze code voor directe toegang tot uw instructieboekje. Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.
Welkom Dit boekje behandelt alle beschikbare uitrustingen van dit model. Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor de auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien. Aansprakelijkheid voor de gegeven beschrijvingen en illustraties wordt niet aanvaard.
Inhoud Overzicht Eco-rijden . .
Inhoud Veiligheid Richtingaanwijzers Alarmknipperlichten Claxon ESP-systeem Veiligheidsgordels Airbags 135 135 135 136 139 143 Rijden Rijadviezen Starten - afzetten van de motor Elektrische parkeerrem Hill Start Assist Head-up display "Distance alert" Snelheidsbegrenzer Snelheidsregelaar Handgeschakelde versnellingsbak Elektronisch gestuurde versnellingsbak Automatische versnellingsbak Schakelindicator Stop & Start Controlesysteem bandenspanning Parkeerhulp Achteruitrijcamera Intelligente parkeerhulp Te
Overzicht Exterieur Sleutel met afstandsbediening 46-50, 148-150 - ontgrendelen/vergrendelen - lokalisatie van de auto - batterij - diefstalbeveiliging - starten Ruitenwissers Ruitenwisserbladen vervangen Achterruitverwarming 4 Buitenspiegels Accessoires Allesdragers, daksierlijsten Panoramadak 256-257 254 106-107 91-95 95, 248 64 Achterklep - openen/sluiten - noodbediening Wiel verwisselen Reservewiel 58-59 223-229 Brandstoftank Tankbeveiliging 191-193 194 Parkeerhulp Achteruitrijcamera Intellig
Overzicht .
Overzicht Cockpit Zonneklep 100 Plafonniers 96, 97 Pictogrammendisplay veiligheidsgordels/airbag aan passagierszijde 140-141, 144 Binnenspiegel 80 Peugeot Connect 273-327 Nav+ Datum/tijd instellen 40 Peugeot Connect Sound 329-349 Datum/tijd instellen 35, 38 Datum/tijd instellen (zonder autoradio) Zekeringen dashboard 237-240 Motorkapontgrendeling 196 Handgeschakelde zesversnellingsbak Opschakelindicator 2Tronic versnellingsbak Automatische transmissie Stop & Start-systeem Hill Holder Eco-rijden Ve
Overzicht .
Overzicht Rijen drukschakelaars Versie 1 Buitenzijde Het branden van het verklikkerlampje geeft informatie over de status van de desbetreffende functie. A. ASR/CDS OFF. B. Inbraakalarm. 136-138 51-52 C. Intelligente parkeerhulp. 188-189 D. Stop & Start-systeem. 180-182 Midden E. Alarmknipperlichten. F. 8 Centrale vergrendeling.
Overzicht . Versie 2 Buitenzijde Het branden van het verklikkerlampje geeft informatie over de status van de desbetreffende functie. A. ASR/CDS OFF. B. Inbraakalarm. 136-138 51-52 C. Intelligente parkeerhulp. 188-189 D. Stop & Start-systeem. 180-182 Midden E. Head-up display. F. Alarmknipperlichten. 158-159 135 G. Zonnescherm. 106-107 H. Parkeerhulp met grafische weergave en geluidssignalen. 185-186 I. Centrale vergrendeling.
Overzicht Versie 3 Buitenzijde Het branden van het verklikkerlampje geeft informatie over de status van de desbetreffende functie. A. Parkeerhulp met grafische weergave en geluidssignalen. 185-186 B. ASR/CDS OFF. 136-138 C. Inbraakalarm. 51-52 D. Intelligente parkeerhulp. 188-189 E. Stop & Start-systeem. 180-182 Midden F. Head-up display. G. Alarmknipperlichten. H. "Distance Alert". I. 10 Centrale vergrendeling.
Overzicht .
Eco-rijden Eco-rijden Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen. Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Eco-rijden Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik Houd u aan de onderhoudsvoorschriften Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Controle tijdens het rijden Instrumentenpanelen De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto. Klokken 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Toerenteller Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min). Koelvloeistoftemperatuurmeter. Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius). Brandstofniveaumeter. Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan. Snelheidsmeter. Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph). Display. Knop.
Controle tijdens het rijden 1 Display(s) A. Snelheidsbegrenzer of Snelheidsregelaar. (km/h of mph) B. Dagteller. (km of miles) C. Onderhoudsindicator. (km of miles) of, Motorolieniveaumeter (volgens uitvoering). of Kilometerteller. (km of miles) D. Schakelindicator Ingeschakelde versnelling van de elektronisch gestuurde versnellingsbak of automatische transmissie. E. Waarschuwings- en statusmeldingen van functies, boordcomputer, navigatieberichten (GPS).
Controle tijdens het rijden Verklikkerlampjes De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje). Bij het aanzetten van het contact Bijbehorende waarschuwingen Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes enkele seconden branden. Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Controle tijdens het rijden Controlelampje brandt Oorzaak Dimlicht permanent. De lichtschakelaar staat in de stand "Dimlicht". Grootlicht permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen naar dimlicht. Mistlampen vóór permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld met de ring van de lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar twee standen naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen. Mistachterlichten permanent.
Controle tijdens het rijden Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Uitschakeling van de automatische werking van de elektrische parkeerrem permanent. De functies "automatisch aantrekken" (bij het afzetten van de motor) en "automatisch vrijzetten" zijn uitgeschakeld of werken niet.
Controle tijdens het rijden Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display. Controlelampje Passagiersairbag brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent. De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand "OFF". De frontairbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Service 20 brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen brandt tijdelijk. Er is een kleine storing opgetreden waarbij geen specifiek controlelampje gaat branden.
Controle tijdens het rijden Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Elektrische parkeerrem knippert. Het aantrekken van de elektrische parkeerrem is onderbroken. Het aantrekken/vrijzetten werkt niet. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Controle tijdens het rijden Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen knippert. De ESP-/ASR-regeling is actief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een betere koersstabiliteit als de wielen te weinig grip hebben of de auto uit de koers dreigt te raken. permanent. Storing in het ESP-/ASR-systeem. Laat het systeem controleren door het PEUGEOTnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. knippert. Er is een storing in het motormanagementsysteem.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Additief AdBlue ® (BlueHDidieselmotor) + brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met een geluidssignaal en een melding van het aantal kilometers dat u nog kunt rijden. De actieradius ligt tussen de 600 en 2400 km. Laat het AdBlue ® -reservoir snel bijvullen: neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.
Controle tijdens het rijden Controlelampje + + 24 SCRemissieregelsysteem (BlueHDidieselmotor) brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding. Er is een storing in het SCRemissieregelsysteem. Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Controle tijdens het rijden Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Motoroliedruk permanent. Er is een storing in de motorsmering. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Laadstroom accu* permanent. Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet correct gespannen of gebroken...).
Controle tijdens het rijden Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact wordt aangezet. Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is. permanent. Er is een storing in een van de airbags of de pyrotechnische gordelspanners. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controle tijdens het rijden 1 Koelvloeistoftemperatuurmeter Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats. Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De temperatuur en de druk in het koelcircuit beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Controle tijdens het rijden Onderhoudsindicator De afstand tot de eerstvolgende beurt is meer dan 3000 km De afstand tot de eerstvolgende beurt is minder dan 1000 km Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie op het display. Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt bedraagt 900 km.
Controle tijdens het rijden De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 5 seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Controle tijdens het rijden Motorolieniveaumeter* Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter worden bij het aanzetten van het contact eerst de onderhoudsindicator en vervolgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau weergegeven op het instrumentenpaneel. Olieniveau correct Te weinig olie Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Controle tijdens het rijden Actief Kilometerteller en dagteller De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het afzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto. Voor reizen in het buitenland kan de eenheid van de afstand worden aangepast: de snelheid moet namelijk worden weergegeven in de officiële eenheid van het land (km of mijl).
Controle tijdens het rijden Monochroom display A (zonder autoradio) Weergave op het display Dit display kan de volgende informatie weergeven: de tijd, de datum, de buitentemperatuur* (de temperatuur knippert bij kans op gladheid), waarschuwingsmeldingen, informatie van de boordcomputer (zie het einde van deze rubriek). Het display kan tijdelijk waarschuwingsmeldingen (bijv.: "Storing emissieregeling") of informatie (bijv.: "Achterklep open") weergeven.
Controle tijdens het rijden Configuratie van de auto Als het menu "Config.
Controle tijdens het rijden Monochroom display A (met autoradio) Weergave op het display Dit display kan de volgende informatie weergeven: de tijd, de datum, de buitentemperatuur* (er verschijnt een melding bij kans op gladheid), waarschuwingsmeldingen, informatie van de autoradio (radio, CD, ...), de boordcomputerfuncties (zie de desbetreffende rubriek). Het display kan tijdelijk waarschuwingsmeldingen (bijv.: "Storing emissieregeling") of informatie (bijv.: "Achterklep open") weergeven.
Controle tijdens het rijden Configuratie van de auto Als het menu "Config. auto" is geselecteerd, kunnen de volgende functies geactiveerd of gedeactiveerd worden: inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (zie de rubriek "Zicht"), selectief ontgrendelen (zie de rubriek "Toegang tot de auto"), follow me home-verlichting (zie de rubriek "Zicht"), bochtverlichting (zie de rubriek "Zicht"), automatische parkeerrem** (zie de rubriek "Rijden"), ...
Controle tijdens het rijden Monochroom display C (met Peugeot Connect Sound) Weergave op het display Afhankelijk van de context wordt de volgende informatie weergegeven: de tijd, de datum, de buitentemperatuur bij auto's met airconditioning (de weergegeven waarde knippert bij kans op gladheid), de audiofuncties, de informatie van de boordcomputer (zie de desbetreffende rubriek), de waarschuwingsmeldingen, de configuratiemenu's van het display en van de uitrusting van de auto.
Controle tijdens het rijden Menu "Boordcomputer" Afstand tot de eindbestemming invoeren Via dit menu kunt u verschillende informaties met betrekking tot de auto raadplegen (logboek waarschuwingsmeldingen, status van functies...). F Druk op de toets "MENU" voor toegang tot het algemene menu. F Druk op de pijlen en op de toets "OK" om het menu "Boordcomputer" te selecteren. Menu "Persoonlijke instellingen configuratie" Hiermee kunt u een geschatte afstand tot de eindbestemming invoeren.
Controle tijdens het rijden Voorbeeld: instellen van de tijdsduur van de follow me home-verlichting F Druk op de toets "5" of "6" en vervolgens op "OK" om het gewenste menu te selecteren. F Druk op de toets "5" of "6" en vervolgens op "OK" om "OK" te selecteren en bevestigen of op de toets "<" om de uitgevoerde handeling af te breken. Configuratie display F Druk op de toets "5" of "6" en vervolgens op "OK" om het item "Follow me home" te selecteren.
Controle tijdens het rijden Wegklapbaar kleurendisplay 16x9 (Peugeot Connect Nav) Weergave op het display Toetsen Menu "SETUP" Afhankelijk van de context, toont het display de volgende informatie: de tijd, de datum, de hoogte, de buitentemperatuur (bij kans op gladheid knippert de weergegeven temperatuur), de parkeerhulp, de intelligente parkeerhulp, de audiofuncties, de adresboeken en de overige gegevens van de telefoon, de informatie van het geïntegreerde navigatiesysteem, menu's voor het instellen va
Controle tijdens het rijden Weergave instellen Via dit menu kunt u de kleurstelling voor uw scherm aanpassen, de lichtsterkte, de datum en tijd instellen en de afstandseenheid (km of miles), het verbruik (l/100 km, mpg of km/l) en de temperatuur (°Celsius of °Fahrenheit) bepalen. Instellen van de gesproken berichten Taal kiezen Datum en tijd instellen Druk op SETUP. Selecteer "Configuratie display" en bevestig uw keuze. Selecteer "Datum en tijd instellen" en bevestig uw keuze.
Controle tijdens het rijden Toegang tot het wegklapbare display Het display wordt automatisch uitgeklapt bij het aanzetten van het contact. Drie seconden nadat het contact is afgezet wordt het automatisch weer ingeklapt indien het audioen telematicasysteem is uitgeschakeld.
Controle tijdens het rijden Boordcomputer Enkele definities Actieradius (km of miles) Aantal kilometers dat u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden (berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers). Huidig verbruik Afgelegde afstand (l/100 km, km/l of mpg) Berekend over de laatste verstreken seconden. (km of miles) Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens. Deze functie wordt alleen weergegeven bij snelheden vanaf 30 km/h.
Controle tijdens het rijden Boordcomputer 1 De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...). Monochroom display A De boordcomputer kan de volgende informatie weergeven: F Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar de oorspronkelijke weergave.
Controle tijdens het rijden Boordcomputer De boordcomputer geeft informatie weer met betrekking tot het actuele traject (actieradius, brandstofverbruik ...). 44 Monochroom display C Weergave van de informatie Display van het instrumentenpaneel Met het display C F Druk meerdere keren op de knop "MODE" van de Peugeot Connect Sound om de gegevens van de boordcomputer weer te geven.
Controle tijdens het rijden 1 Traject resetten - De actuele informatie: ● actieradius, ● huidig brandstofverbruik, ● nog af te leggen afstand of tijdteller van het Stop & Start-systeem. - Traject "1": ● gemiddelde snelheid, voor het eerste traject, ● gemiddeld brandstofverbruik, - Traject "2": ● gemiddelde snelheid, voor het tweede traject, ● gemiddeld brandstofverbruik, Met het display van het instrumentenpaneel Een zwart scherm.
Toegang tot de auto Sleutel met afstandsbediening U kunt om de auto te ontgrendelen of vergrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de lokalisatie en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging. Ontgrendelen van de auto Ontgrendelen met de sleutel F Draai de sleutel naar voren in het slot van het bestuurdersportier om de auto te ontgrendelen.
Toegang tot de auto Vergrendelen van de auto Normale vergrendeling met de afstandsbediening F Druk op het gesloten hangslot om de auto te vergrendelen. F Druk langer dan 2 seconden op het gesloten hangslot om ook de ruiten automatisch te sluiten (volgens uitvoering). Normale vergrendeling met de sleutel Als een portier of de achterklep niet goed is gesloten, werkt de centrale vergrendeling niet. Maar het alarmsysteem (indien aanwezig) is na ongeveer 45 seconden wel volledig actief.
Toegang tot de auto Supervergrendeling met de sleutel F Draai de sleutel rechtsom in het slot van het bestuurdersportier om de auto volledig te vergrendelen en houd de sleutel langer dan 2 seconden in deze stand om ook de ruiten te sluiten (volgens uitvoering). F Draai binnen 5 seconden de sleutel nogmaals rechtsom om de supervergrendeling van de auto in te schakelen. De supervergrendeling wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.
Toegang tot de auto Storing afstandsbediening Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden. F Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met de sleutel in het slot. F Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening. Synchroniseren Batterij vervangen 2 F Zet het contact af.
Toegang tot de auto Sleutels verloren Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk. Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen. Afstandsbediening De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik.
Toegang tot de auto Alarm Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal. Het systeem bestaat uit een omtrek- en een interieurbeveiliging en is voorzien van een antiinbraakfunctie. Omtrekbeveiliging Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten. Het alarm gaat af als iemand probeert in te breken door een portier, de achterklep of de motorkap te forceren.
Toegang tot de auto Vergrendelen van de auto met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld Uitschakelen van de interieurbeveiliging F Zet het contact af. F Druk binnen 10 seconden op de knop A tot het controlelampje blijft branden. F Verlaat de auto. F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de vergrendelknop van de afstandsbediening. Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld; het controlelampje van de knop A zal één keer per seconde knipperen.
Toegang tot de auto Elektrisch bedienbare ruiten U kunt de ruiten handmatig of automatisch volledig openen en sluiten. De ruiten zijn voorzien van een beveiliging tegen beknellen en de elektrisch bedienbare ruiten achter kunnen worden geblokkeerd voor de veiligheid van kinderen op de achterbank. Eentraps ruitbediening Handmatig F Duw of trek de schakelaar tot het zware punt. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten. Automatisch F Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt.
Toegang tot de auto Blokkeren van de ruitbediening achter Resetten Als een ruit niet automatisch kan worden gesloten of na het loskoppelen en weer aansluiten van de accu, moet de beveiliging tegen beknellen worden gereset: Voer de volgende handelingen uit bij elke ruit: F Trek de schakelaar omhoog tot de ruit stopt met bewegen. F Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog. F Herhaal deze handeling totdat de ruit volledig is gesloten. F Houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast.
Toegang tot de auto Portieren Openen Sluiten Van buitenaf Van binnenuit F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep. Trek bij selectieve ontgrendeling aan de portiergreep van het bestuurdersportier. F Trek aan de portiergreep van het portier (voor of achter) om het te openen; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
Toegang tot de auto Centrale vergrendeling Deze functie biedt de mogelijkheid de portieren en de achterklep van binnenuit handmatig en volledig te vergrendelen of te ontgrendelen. Handmatige centrale vergrendeling Automatische centrale vergrendeling Ontgrendelen F Druk nogmaals op deze knop om de auto te ontgrendelen. Het rode lampje van de knop gaat uit. Bij vergrendeling/ supervergrendeling van buitenaf F Druk op deze knop om de auto te vergrendelen. Het rode lampje van de knop gaat branden.
Toegang tot de auto Noodbediening Uitschakelen F Druk nogmaals langer dan 2 seconden op deze knop. Functie die het mogelijk maakt om de portieren mechanisch te vergrendelen of te ontgrendelen bij een lege accu of in het geval van een storing in de centrale vergrendeling. Vergrendelen van het portier aan passagierszijde en de achterportieren 2 Er verschijnt een melding ter bevestiging, in combinatie met een geluidssignaal.
Toegang tot de auto Achterklep Openen Sluiten F Ontgrendel de auto, trek aan de handgreep en trek de achterklep omhoog. F Trek de achterklep omlaag met behulp van de handgreep aan de binnenzijde. Als de achterklep of een van de portieren niet goed is gesloten: bij draaiende motor en tot een snelheid van 10 km/h gaat het verklikkerlampje branden in combinatie met een melding, bij een snelheid hoger dan 10 km/h wordt deze waarschuwing aangevuld met een geluidssignaal.
Toegang tot de auto Noodbediening Ontgrendelen 2 F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen. F Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de achterklep te ontgrendelen. F Verplaats de nok naar links. Vergrendeling na het sluiten Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele storing in het systeem van de centrale vergrendeling de achterklep mechanisch ontgrendeld worden.
Comfort Verwarming en ventilatie Luchttoevoer De lucht in het interieur wordt gefilterd en wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd. Bedieningspaneel De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder, voorpassagier of achterpassagiers (afhankelijk van het uitrustingsniveau) via verschillende circuits worden toegevoerd.
Comfort Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: F Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren. Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ververst wordt.
Comfort Handbediende airconditioning F Wanneer de knop van de luchtopbrengstregeling in de stand 0 staat (uitschakeling van het systeem), wordt het thermische comfort niet meer geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd. 3. Luchtverdeling De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor. 1. Temperatuurregeling F Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen. 2.
Comfort Ontdooien - Ontwasemen 5. Airconditioning aan/uit De airconditioning kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Comfort Achterruitverwarming De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel van de airconditioning. Aan Uit De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor. De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig brandstofverbruik te voorkomen. F U kunt de achterruitverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken. Het verklikkerlampje van de toets gaat uit.
Comfort Automatische airconditioning met gescheiden regeling De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor. Automatische werking Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de aanjagerregeling geleidelijk op het optimale niveau gebracht. Bij koud weer wordt de warme lucht uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers verdeeld. 2-3. R egeling bestuurders- en passagierszijde 1. A utomatisch programma "comfort" F Druk op de toets "AUTO".
Comfort Handmatig instellen Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. F Druk op de toets "AUTO" om het systeem weer volledig automatisch te laten functioneren. Om het interieur maximaal te verkoelen of te verwarmen is het mogelijk de minimale waarde 14 of de maximale waarde 28 te overschrijden. F Draai de knop 2 of 3 naar links totdat "LO" (low) verschijnt of naar rechts totdat "HI" (high) verschijnt.
Comfort 7. Regeling luchtopbrengst F Draai deze knop naar links om de luchtopbrengst te verminderen of naar rechts om deze te verhogen. De lampjes van de luchtopbrengst, tussen de twee propellers, gaan afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk branden. 8. Luchtrecirculatie F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren. Het lampje van de desbetreffende toets gaat branden. Afsluiten/Toevoer buitenlucht (automatische stand). Druk op deze toets, het lampje gaat branden.
Comfort Handmatig verstelbare voorstoelen De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie. Verstelling in lengterichting Hoogteverstelling Rugleuningverstelling F Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand. F Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is. F Duw de handgreep naar achteren.
Comfort Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie. Lengterichting F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste stand te verkrijgen. Hoogte en hoek van de zitting F Duw de achterzijde van de schakelaar omhoog of omlaag om de gewenste hoogte te verkrijgen. F Duw de voorzijde van de schakelaar omhoog of omlaag om de gewenste hoek te verkrijgen.
Comfort Hoogte- en hoekverstelling hoofdsteun De elektrische instellingen kunnen tot 1 minuut na het openen van het voorportier worden uitgevoerd. Ze worden uitgeschakeld als het contact gedurende 1 minuut is afgezet of als de eco-mode actief is. Zet het contact aan om de elektrische verstelling weer te activeren.
Comfort Lendensteun handmatig verstellen Bediening stoelverwarming F Draai aan de knop om de lendensteun in de gewenste stand te zetten. Bij draaiende motor is de stoelverwarming voor beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar. F Met de draaiknop naast de voorstoel kan de stoelverwarming ingeschakeld worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd: 3 0: Uit. 1: Laag. 2: Gemiddeld. 3: Hoog.
Comfort Passagiersstoel vóór als tafel Terugzetten in normale positie Rugleuning neerklappen F Zet de armsteun omhoog en klap het tafeltje uit dat aan de achterzijde van de rugleuning is bevestigd. F Controleer of de beweging van de stoel niet gehinderd kan worden door voorwerpen op of onder de stoel. F Zet de hoofdsteun in de laagste stand (als de stoel zo ver mogelijk naar voren staat) om het neerklappen te vergemakkelijken.
Comfort Stoelen op de 2e zitrij Verstelling in lengterichting Til hendel A aan de voorzijde van de zitting op en verplaats de stoel in de gewenste richting. "Comfortpositie" De drie stoelen op de 2e zitrij zijn onafhankelijk van elkaar en even breed. Ze beschikken over een "comfortpositie". 3 Een stoel in de comfortpositie brengen F Trek aan riem B en geleid de stoel naar achteren De rugleuning kantelt en de zitting beweegt iets naar voren.
Comfort Vlakke laadvloer Elke stoel kan worden neergeklapt, zodat een vlakke laadvloer ontstaat en u het interieur van de auto naar eigen wens kunt benutten. Neerklappen van een stoel vanuit de bagageruimte Neerklappen van een stoel vanaf de 2e zitrij F Schuif de stoelen zo ver mogelijk naar achteren. F Trek riem C stevig omhoog om de stoel te ontgrendelen; houd de riem strak tot de stoel volledig is neergeklapt. F Druk de rugleuning iets naar voren zodat deze kantelt en op de zitting klapt.
Comfort Paneel In- en uitstappen vanaf de 3e zitrij (7 zitplaatsen) Aanbrengen van de stoel vanaf de buitenzijde, portier geopend Als zich inzittenden op de 3e zitrij bevinden (7 zitplaatsen): F Verplaats het geheel handmatig tot de aanslag naar achteren. De stoel kan niet volledig naar achteren worden verplaatst, om ervoor te zorgen dat de inzittenden op de 3e zitrij nog voldoende beenruimte houden. F Klap de zitting neer. De rugleuningen van de stoelen op de 2e zitrij zijn voorzien van een paneel.
Comfort Stoelen op de 3e zitrij (7 zitplaatsen) Harmonicapanelen Plaatsen van een stoel Samenvouwen van de harmonicapanelen De twee harmonicapanelen, die vast met de auto zijn verbonden, bedekken de twee stoelen van de 3e zitrij als deze zijn ingeklapt. 76 F Trek aan de riem: de drie delen van de vloerplaat vouwen zich samen als een harmonica.
Comfort Hoofdsteunen achter Opbergen van een stoel F Schuif de hoofdsteunen omlaag. F Plaats het harmonicapaneel in verticale positie achter de stoel. F Trek aan de riem H aan de onderzijde van de rugleuning. De stoel wordt gedeblokkeerd. F Duw de rugleuning licht naar voren. De rugleuning kantelt en wordt op de zitting geplaatst. De ingeklapte stoel kan worden opgeborgen in de hiervoor bestemde ruimte. F Plaats de harmonicapanelen terug op de ingeklapte stoelen.
Comfort Multifunctionaliteit van de stoelen en verschillende stoelopstellingen Dankzij het slimme ontwerp van uw auto en van de stoelen kunt u de stoelen op diverse manieren opstellen. Het wijzigen van de opstelling van de stoelen dient te gebeuren als de auto stilstaat (zie paragraaf "Achterstoelen").
Comfort Spiegels Inklappen Buitenspiegels - Automatisch: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel. Handmatig: trek bij aangezet contact de schakelaar A naar achteren. 3 Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A, worden ze niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek nogmaals de schakelaar A naar achteren om de buitenspiegels uit te klappen.
Comfort Binnenspiegel Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto. De binnenspiegel is voorzien van een antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van achteropkomend verkeer.
Comfort Stuurwielverstelling 3 F Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de hendel om het stuurwiel te ontgrendelen. F Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een optimale zithouding. F Druk de hendel goed vast om het stuurwiel te vergrendelen. Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.
Zicht Lichtschakelaar Hoofdverlichting Aanvullende verlichting Instelbare functies De verschillende lichten van de auto voor en achter zijn ontwikkeld om de verlichting geleidelijk aan de weersomstandigheden aan te passen en zo het zicht van de bestuurder te verbeteren: parkeerlicht: om gezien te worden, dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden, grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen zonder tegenliggers. bochtverlichting: voor een optimaal zicht in bochten.
Zicht Handbediende functies Verklikkerlampjes De lichtschakelaar bestaat uit de ring A en de hendel B. Een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld. A. Ring voor de selectie van de stand van de hoofdverlichting: draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten. 4 Lichten uit (afgezet contact) / Dagrijverlichting (draaiende motor). Uitvoering zonder automatische inschakeling Automatische verlichting.
Zicht C. Ring voor de selectie van de mistverlichting. Mistachterlicht. Uitvoering met alleen mistachterlicht Uitvoering met mistlampen vóór en mistachterlicht 84 Het mistachterlicht werkt alleen in combinatie met ingeschakeld dimlicht of grootlicht. F Draai de ring C naar voren om het mistachterlicht in te schakelen. F Draai de ring C naar achteren om het mistachterlicht volledig uit te schakelen.
Zicht Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en de mistachterlichten verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. U moet zelf inschatten wanneer u de mistlampen moet inschakelen, omdat mogelijk de lichtsterktesensor van de automatische verlichting ondanks eventueel aanwezige mist toch voldoende licht kan constateren. Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.
Zicht Verlichting overdag vóór (LED-verlichting) Handbediende follow me home-verlichting Instapverlichting buitenzijde Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken. De instapverlichting wordt afhankelijk van de door de lichtsensor gesignaleerde hoeveelheid licht geactiveerd om op donkere plaatsen het lokaliseren van de auto en het instappen te vergemakkelijken.
Zicht Automatische verlichting Met behulp van een lichtsterktesensor worden de kentekenplaatverlichting, het parkeerlicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. De verlichting kan ook, in geval van neerslag, gelijktijdig met het automatisch inschakelen van de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt.
Zicht Instapverlichting buitenzijde De instapverlichting wordt afhankelijk van de door de lichtsensor gesignaleerde hoeveelheid licht geactiveerd om op donkere plaatsen het lokaliseren van de auto en het instappen te vergemakkelijken. Inschakelen F Druk op het geopende hangslot van de afstandsbediening. Het dimlicht en parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Zicht Handmatige Automatische hoogteverstelling van de koplamphoogteverstelling halogeen koplampen bij xenonlampen 4 Verstel de koplampen met halogeenlampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen. 0. 1 of 2 personen op de voorstoelen. -. 3 personen. 1. 5 personen. -. Tussenstand. 2. 5 personen + maximaal toegestane belading. -. Tussenstand. 3. Bestuurder + maximaal toegestane belading. Stand "0": basisinstelling.
Zicht Bochtverlichting Deze functie is alleen aanwezig in combinatie met xenonkoplampen. Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld, verlicht deze functie de binnenzijde van bochten (vanaf 20 km/h). Configuratie Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd via het configuratiemenu van de auto. De status van de functie blijft na het afzetten van het contact in het geheugen opgeslagen.
Zicht Ruitenwisserschakelaar Handmatige functies De ruitenwissers voor en achter zorgen voor een optimaal zicht voor de bestuurder, ongeacht de weersomstandigheden. Ruitenwissers vóór A. Selecteer de wissnelheid met de hendel. Hoge snelheid (hevige neerslag). 4 Normale snelheid (matige regenval). Interval (wissnelheid aangepast aan de wagensnelheid).
Zicht Ruitenwisser achter Achteruitversnelling Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld op het moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser achter ingeschakeld. Instellen B. Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter: Uit. Interval. Wissen en sproeien (gedurende enige tijd).
Zicht Te laag niveau ruiten-/ koplampsproeiervloeistof Ruitensproeiers vóór Als uw auto is voorzien van koplampsproeiers en het niveau van het reservoir te laag is, verschijnt dit pictogram op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een melding. Het pictogram verschijnt als het contact wordt aangezet of als de schakelaar wordt bediend, zolang het reservoir niet gevuld is. Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of laat het bijvullen.
Zicht Automatische ruitenwissers vóór De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Storing In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand. Laat het systeem controleren door het PEUGEOTnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Zicht Speciale stand van de ruitenwissers voor 4 Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwissers los te zetten van de voorruit. In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen worden gereinigd of de ruitenwissers worden vervangen. In de winter kan deze stand tevens worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit. F Als de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, worden de ruitenwissers in de verticale stand gezet.
Zicht Plafonniers Plafonniers vóór en achter In deze stand gaat de interieurverlichting geleidelijk branden: - 1. 2. Plafonnier vóór Kaartleeslampjes als de auto wordt ontgrendeld, als de sleutel uit het contact wordt verwijderd, als een portier wordt geopend, als op de ontgrendelknop van de afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te lokaliseren.
Zicht Verlichting buitenspiegels Sfeerverlichting Verlichting beenruimte De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt. De gedempte verlichting van de beenruimte verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt.
Zicht Verlichting bagageruimte De verlichting van de bagageruimte gaat automatisch branden zodra de bagageruimte wordt geopend en dooft zodra deze wordt gesloten. De verlichting van de bagageruimte kan verschillende perioden blijven branden: bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten, in de eco-mode: ongeveer 30 seconden, bij draaiende motor: onbeperkt.
Indelingen Indeling interieur 1. Zonneklep 2. Handgreep met kledinghaak 3. Opbergvakje 4. Opbergruimte onder het stuurwiel 5. Opbergvak 6. Verlicht dashboardkastje 7. Portiervakken 8. 12V-aansluiting vóór (120 W) 9. Opbergvak 5 10. Peugeot Connect USB 11. Bekerhouder 12.
Indelingen Zonneklep Opbergvakken bestuurder Verlicht dashboardkastje De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij worden geklapt en is voorzien van een makeupspiegel met verlichting. F Open als het contact aan is het afdekkapje. De verlichting van de make-upspiegel gaat automatisch branden. De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid voor het opbergen van pasjes. Opbergvak Het dashboardkastje bevat verschillende ruimtes, audio-aansluitingen voor draagbare apparaten,...
Indelingen Middenconsole PEUGEOT Connect USB Opbergmogelijkheid voor de bestuurder en voorpassagier. Opbergvak 5 F Verschuif het deksel voor toegang tot het opbergvak met een inhoud van 10,5 liter. In het opbergvak passen twee flessen van 0,5 liter. Via een ventilatieopening komt er frisse lucht in het opbergvak. Deze aansluitmodule bestaat uit een JACKaansluiting en/of een USB-poort. Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod ® of een USB-stick.
Indelingen 12 V-aansluitingen Matten De matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto. F Verwijder wanneer u een accessoire van 12 V (maximaal vermogen: 120 W) wilt aansluiten, het afdekkapje en sluit een geschikte adapter aan. Voorkom het beschadigd raken van de accessoires door het maximaal vermogen niet te overschrijden.
Indelingen Tafeltjes Opbergmogelijkheden in Opberglade de voetenruimte achter 5 Op de opklaptafeltjes aan de achterzijde van de rugleuning van beide voorstoelen kunnen voorwerpen gelegd worden. F Gebruiken: beweeg het tafeltje zo ver mogelijk naar beneden, tot het in de laagste stand vergrendeld is. F Opbergen: klap het tafeltje omhoog, voorbij het zware punt, tot in de hoogste stand. Vergeet niet het tafeltje aan passagierszijde in te klappen alvorens de stoel in de tafelstand te zetten.
Indelingen Multimedia achter Beschrijving Het multimediasysteem biedt de achterpassagiers de mogelijkheid één of twee externe apparaten (audio- of videospeler, spelcomputers, DVD-speler, enz.) aan te sluiten. Het geluid wordt weergegeven via twee draadloze Bluetooth ® -koptelefoons en het beeld wordt weergegeven op de twee in de hoofdsteunen van de voorstoelen geïntegreerde 7 inch-beeldschermen.
Indelingen Werking F U kunt op elk moment de videobron (met de toets 6 of 7 van het bedieningspaneel: het controlelampje van de geselecteerde videobron gaat branden) of het audiokanaal wijzigen (met de kanaalkiezer op de koptelefoon). Op het multimediasysteem kan ook een derde koptelefoon worden aangesloten (niet bijgeleverd). 1. 2.
Indelingen Panoramadak Het panoramadak is voorzien van een zonnescherm dat zorgt voor een beter thermisch en geluidscomfort in het interieur. Elektrisch bedienbaar zonnescherm Afhankelijk van de uitvoering kan het zonnescherm als volgt worden geopend en gesloten: met de schakelaar A op de middenconsole, of met de schakelaar B op het dashboard. Handmatig Met de schakelaar A: trek aan de schakelaar om het scherm te openen, druk op de schakelaar om het scherm te sluiten.
Indelingen Automatisch Als de schakelaar één keer wordt bediend, wordt het scherm volledig geopend of gesloten. Als de schakelaar nogmaals één keer wordt bediend, wordt de beweging onderbroken. Beveiliging tegen beknellen Als het zonnescherm tijdens het automatisch sluiten bijna volledig is gesloten en op een obstakel stuit, stopt het scherm en gaat het gedeeltelijk weer open.
Indelingen Indeling van de bagageruimte (5 zitplaatsen) 108 1. Bagageafdekking 2. Haken 3. 12V-aansluiting (120 W) 4. Opbergvak in de vloer 5. Harmonicapanelen vloer 6. Sjorogen op de vloer 7. Bekerhouder 8.
Indelingen Indeling van de bagageruimte (7 zitplaatsen) 1. Bagageafdekking 2. Haken 3. 12V-aansluiting (120 W) 4. Veiligheidsgordels zitplaatsen 3e zitrij 5. Harmonicapanelen vloer 6. Sjorogen op de vloer 7. Bekerhouder 8. Armsteunen 9.
Indelingen Bagageafdekking Verwijderen: F neem de geleiders van de bagageafdekking los van de rails op de achterstijlen, F rol de bagageafdekking op, Plaats de bagageafdekking om deze op te bergen met het oprolmechanisme naar boven en de flap naar binnen gericht.
Indelingen Bagagenet voor hoge belading* Het net, dat aan de specifieke bovenste en onderste bevestigingen wordt vastgemaakt, zorgt ervoor dat de auto tot aan het dak kan worden beladen: achter de voorstoelen (1e zitrij) wanneer de achterbank is neergeklapt. achter de achterbank (2e zitrij). Controleer bij het plaatsen van het net of de gespen van de riemen zichtbaar zijn vanuit de bagageruimte; hierdoor is het makkelijker de riemen te ontspannen of aan te spannen.
Indelingen Bagagenet Het bagagenet kan op vier manieren worden bevestigd: Gebruik de sjorogen op de vloer en/of aan het oprolmechanisme van de bagageafdekking om uw bagage stevig vast te zetten met het bagagenet, dat als accessoire verkrijgbaar is. 112 - plat op de vloer van de bagageruimte, - verticaal achter de achterbank, - horizontaal ter hoogte van de bagageafdekking, - plat op de vloer van de bagageruimte en verticaal achter de achterbank.
Indelingen Haken 12 V-aansluiting Opbergbak (5 zitplaatsen) 5 Hieraan kunt u een boodschappentas ophangen. F Verwijder de dop en sluit een geschikte adapter aan om een 12 V-accessoire (max. vermogen: 120 W) aan te sluiten. F Zet het contact aan. F Til het harmonicapaneel in de bagageruimte op voor toegang tot de opbergbak.
Indelingen Zonwering zijruiten achter De zonwering voor de zijruiten achter beschermt uw kinderen tegen de zon. F Trek de zonwering omhoog aan de middelste lip. 2e zitrij 3e zitrij (7 zitplaatsen) F Bevestig de zonwering aan de daarvoor bestemde haak.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Kinderzitje op de passagiersstoel voor* "Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting" Zet als een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel is geplaatst, de stoel in de achterste stand van de verstelling in lengterichting en in de hoogste stand van de hoogteverstelling en zet de rugleuning rechtop. De passagiersairbag moet hierbij altijd worden uitgeschakeld.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde Plaats nooit een kind in een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel als de airbag vóór aan passagierszijde is ingeschakeld. Het kind kan in dat geval bij een aanrijding ernstig en zelfs dodelijk gewond raken. Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de waarschuwingssticker aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen AR 118 BG НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето. CS NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ. DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen LT NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS. LV NEKAD NEuzstādiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera sēdvietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais DROŠĪBAS GAISA SPILVENS. Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Kinderzitje achterin "Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting" Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat het kinderzitje de voorstoel niet raakt.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Plaatsen van kinderzitjes met steun Kinderzitjes met een steun (of reactiestang) moeten op een uiterst zorgvuldige manier worden geplaatst. U moet met name letten op de aanwezigheid van een opbergvak in de voetenruimte bij de buitenste zitplaatsen achter.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Door PEUGEOT aanbevolen kinderzitjes PEUGEOT levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt. Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 1: van 9 tot 18 kg L1 "RÖMER/BRITAX Baby-Safe Plus". Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. L2 "RÖMER Duo Plus ISOFIX". Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg L5 "KLIPPAN Optima". Vanaf ongeveer 6 jaar (22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Bevestiging kinderzitjes met de veiligheidsgordel Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a), gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto: Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie Minder dan 13 kg (Categorie 0 (b) en 0+) Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (Categorie 1) Van 1 tot ongeveer 3 jaar Van 15 tot 2
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen a: b: c: d: e: 124 universeel kinderzitje dat in alle auto's bevestigd kan worden met behulp van de veiligheidsgordel. groep 0, vanaf de geboorte tot 10 kg. Reiswiegen en autobedjes mogen niet op de passagiersplaats voor worden vervoerd. raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie Tot 13 kg (categorie 0 (b) en 0+) Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (categorie 1) Van 1 tot ongeveer 3 jaar Van 15 tot 25 kg (categorie 2) Van 3 tot ongeveer 6 jaar Van 22 tot 36 kg (categorie 3) Van 6 tot ongeveer 10 jaar Passagiersstoel voor (c) met hoogteverstelling U (R) U (R) U (R) U (R) Passagiersstoel voor (c) zonder hoogteverstelling X X X X Plaats 7 zitplaatsen (3 zitrijen) Buitenste zitplaatsen acht
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen a: universeel kinderzitje dat in alle auto's bevestigd kan worden met behulp van de veiligheidsgordel. b: groep 0, vanaf de geboorte tot 10 kg. Reiswiegen en autobedjes mogen niet op de passagiersplaats voor of op de 3e zitrij worden vervoerd. c: raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ISOFIX-bevestigingen Uw auto voldoet aan de nieuwste ISOFIX-normen. De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen: De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto. De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee sloten die eenvoudig aan de twee bevestigingsringen A kunnen worden verankerd.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ISOFIX-kinderzitje Aanbevolen door PEUGEOT en goedgekeurd voor uw auto Bij een onjuist geplaatst kinderzitje is de bescherming van het kind bij een aanrijding niet meer gewaarborgd. Volg nauwkeurig de montagevoorschriften in de handleiding die bij het kinderzitje is geleverd. Raadpleeg het schema voor meer informatie over de mogelijkheden van het plaatsen van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t/m G).
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen *K inderzitjes met een steun (of een reactiestang) moeten op zorgvuldige wijze in de auto worden geplaatst. Raadpleeg de rubriek "Plaatsen van kinderzitjes met steun" voor meer informatie. IUF: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIXkinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem aan de bovenste ring van de zitplaatsen met ISOFIX-bevestigingen.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie Type ISOFIX-kinderzitje ISOFIX-maat Passagiersstoel voor Tot 10 kg (categorie 0) Tot ca. 6 maanden Tot 10 kg (categorie 0) Tot 13 kg (categorie 0+) Tot ca. 1 jaar Reiswieg "rug in de rijrichting" F G C D Van 9 tot 18 kg (categorie 1) Van ca. 1 tot ca.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen * Kinderzitjes met een steun (of een reactiestang) moeten op zorgvuldige wijze in de auto worden geplaatst. Raadpleeg de rubriek "Plaatsen van kinderzitjes met steun" voor meer informatie. IUF: z itplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIXkinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem aan de bovenste ring van de zitplaatsen met ISOFIX-bevestigingen.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Adviezen Kinderzitjes De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding. Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen brengen.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Mechanische kinderbeveiliging Uitschakelen Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderbeveiliging om het openen van binnenuit te verhinderen. De knop bevindt zich op de zijkant van beide achterportieren. De elektrische kinderbeveiliging voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden geopend en blokkeert de bediening van de achterportierruiten.
Veiligheid Richtingaanwijzers Alarmknipperlichten Claxon Gebruik de alarmknipperlichten om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval. Gebruik de claxon om medeweggebruikers te waarschuwen bij gevaar. F Links: duw de hendel helemaal omlaag. F Rechts: duw de hendel helemaal omhoog. Wanneer de richtingaanwijzers na meer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld, wordt bij een snelheid van meer dan 60 km/h automatisch het knippergeluid versterkt.
Veiligheid Elektronische stabiliteitscontrole (ESP) Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP: Electronic Stability Control) dat de volgende systemen omvat: het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (REF), de noodremassistentie (AFU), de antispinregeling (ASR), de dynamische stabiliteitscontrole.
Veiligheid Werking Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF) Als dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het ABS-systeem, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen.
Veiligheid ESP/ASR Uitschakelen Opnieuw inschakelen In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn de systemen ESP en ASR uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen. Schakel deze systemen weer in zodra er weer voldoende grip is. Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.
Veiligheid Veiligheidsgordels Veiligheidsgordels vóór De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer. Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.
Veiligheid Pictogrammendisplay veiligheidsgordel(s) losgemaakt/ niet vastgemaakt 7 zitplaatsen Verklikkerlampje veiligheidsgordel 7. Als een achterpassagier zijn gordel losmaakt, verschijnt dit pictogram op het pictogrammendisplay veiligheidsgordels/airbag aan passagierszijde. Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert het verklikkerlampje gedurende twee minuten in combinatie met een geluidssignaal.
Veiligheid Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt Als het contact wordt aangezet, bij draaiende motor of een snelheid lager dan ongeveer 20 km/h, worden de pictogrammen 4 t/m 8 ongeveer 30 seconden rood weergegeven als de desbetreffende gordel niet is vastgemaakt.
Veiligheid Adviezen Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.
Veiligheid Airbags Algemeen Airbags vóór De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
Veiligheid Uitschakelen Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld: F Zet het contact af, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde. F Draai deze in de stand "OFF". F Verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst.
Veiligheid Zij-airbags De zij-airbags helpen de bestuurder en de passagier vóór te beschermen bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op borstletsel te verkleinen. De zij-airbags zijn, aan de zijde van de portieren, in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht.
Veiligheid 146 Veiligheidsvoorschriften: Airbags vóór Zijairbags Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Bevestig geen voorwerpen vlak bij of op de plaats waar de airbags naar buiten komen. Deze kunnen als de airbags worden geactiveerd ernstige verwondingen veroorzaken.
Rijden Rijadviezen Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op. Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties. Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in. Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden Starten - afzetten van de motor Diefstalbeveiliging Elektronische startblokkering Contactslot In de sleutels is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Om de motor te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering. Deze elektronische startblokkering blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.
Rijden Starten van de motor Handrem aangetrokken, versnellingsbak in de neutraalstand of selectiehendel in de stand N of P: F trap het koppelingspedaal volledig in (handgeschakelde versnellingsbak), of F trap het rempedaal volledig in (elektronisch gestuurde versnellingsbak of automatische transmissie), F steek de sleutel in het contactslot; het systeem herkent de code, F ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan het stuurwiel en aan de contactsleutel te draaien.
Rijden Afzetten van de motor F Breng de auto tot stilstand. F Draai, terwijl de motor stationair draait, de sleutel in de stand 1. F Verwijder de sleutel uit het contactslot. F Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert. Zet de voorwielen in de rechtuitstand alvorens de motor af te zetten.Dit vergemakkelijkt het ontgrendelen van het stuurslot. F Controleer of de handrem correct is aangetrokken, met name als de auto op een helling staat.
Rijden Elektrische parkeerrem Uitschakelen van de automatische werking Afhankelijk van het land van bestemming kan de functie voor het automatisch aantrekken van de parkeerrem bij het afzetten van de motor en het automatisch vrijzetten van de parkeerrem bij het wegrijden worden uitgeschakeld.
Rijden Parkeerrem aantrekken, bij draaiende motor Handmatig aantrekken Controleer voordat u de auto verlaat of het verklikkerlampje "parkeerrem aangetrokken" op het instrumentenpaneel en het controlelampje P op de hendel A branden. Wanneer de auto stilstaat met draaiende motor, dient u de auto beslist tegen wegrollen te beveiligen door de parkeerrem handmatig aan te trekken. Trek daarvoor aan de hendel A.
Rijden Extra stevig aantrekken U kunt, indien nodig, de parkeerrem extra stevig aantrekken. Dit gebeurt door de hendel A langer te bedienen, tot de melding "Parkeerrem aangetrokken" op het display verschijnt en er een geluidsignaal klinkt.
Rijden Bijzondere omstandigheden Noodremfunctie Bij een defect aan het ESP, aangegeven door het branden van dit verklikkerlampje, kan de stabiliteit bij het remmen niet worden gegarandeerd. In dat geval moet de bestuurder er zelf voor zorgen dat de auto stabiel blijft door afwisselend aan de hendel A te trekken en deze weer los te laten. Parkeren van de auto met vrijgezette parkeerrem Vrijzetten van de parkeerrem: F Zet het contact aan zonder de motor te starten.
Rijden Hill Start Assist Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen. Deze functie is alleen actief: als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt, bij bepaalde hellingcondities, als het bestuurdersportier is gesloten. De Hill Start Assist kan niet worden uitgeschakeld.
Rijden Storingen Als het storingslampje van de elektrisch bediende handrem gaat branden in combinatie met een of meer verklikkerlampjes uit de onderstaande tabel, zet de auto dan op een veilige plaats stil (vlakke ondergrond, met ingeschakelde versnelling) en raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Situaties Weergave van de melding "Storing handrem" en de volgende verklikkerlampjes: - De automatische bediening is uitgeschakeld. De Hill Holder is niet beschikbaar.
Rijden Situaties Weergave van de melding "Storing handrem automatische stand geactiveerd" en de volgende verklikkerlampjes: Gevolgen - Alleen de functies automatisch aantrekken bij het afzetten van de motor en automatisch vrijzetten bij het wegrijden zijn beschikbaar. Het handmatig aantrekken/vrijzetten van de elektrisch bediende handrem is niet mogelijk en de dynamische noodremfunctie is niet beschikbaar.
Rijden Head-up display Systeem dat bepaalde informatie op een doorzichtig scherm projecteert, in het directe gezichtsveld van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet van de weg hoeft af te wenden. Dit systeem werkt bij draaiende motor en de instellingen worden opgeslagen bij het afzetten van het contact. Tuimelschakelaars Informatie op het head-up display 1. 2. 3. Als het head-up display is ingeschakeld, geeft het de volgende informatie weer: A. De snelheid van uw auto. B.
Rijden Inschakelen/uitschakelen Regelen van de lichtsterkte Het is raadzaam de schakelaars uitsluitend bij stilstaande auto te bedienen. Leg nooit voorwerpen rondom het projectiescherm (of op de afdekking) zodat het uitklappen en de goede werking van het scherm niet verhinderd wordt. F Druk bij draaiende motor op de schakelaar 1. Het head-up display blijft ingeschakeld/uitgeschakeld als de motor na het afzetten weer wordt gestart.
Rijden "Distance alert"* Dit hulpsysteem informeert de bestuurder over het tijdsinterval (in seconden) tussen zijn auto en de auto die vóór hem rijdt, als de rijomstandigheden constant zijn. Het systeem signaleert geen stilstaande voertuigen en grijpt niet in tijdens het rijden. Bediening 1. 2. Raadpleeg voor het naleven van het veilige tijdsinterval, de verkeersregels en/of aanbevelingen hieromtrent in het land waar u zich bevindt.
Rijden Activeren Programmeren van de waarschuwingsafstand Waarschuwing F Stel de gewenste waarschuwingsafstand in met de schakelaar 2, in stappen van 0,1 seconde: - omhoog om de afstand te vergroten: "+", - omlaag om de afstand te verkleinen: "-". Voorbeeld bij een afstand van 2 seconden: F Druk op de schakelaar 1, het verklikkerlampje gaat branden. Het systeem is geactiveerd, maar treedt pas in werking vanaf 70 km/h. De te programmeren waarschuwingsafstand bedraagt tussen 0,9 en 2,5 seconden.
Rijden Uitschakelen Storing F Druk op de schakelaar 1 om het systeem uit te schakelen, het verklikkerlampje gaat uit. Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als de sensor het voertuig vóór u niet goed waarneemt (slechte weersomstandigheden, sensor slecht afgesteld, ...). Er verschijnt een melding op het multifunctionele display.
Rijden Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de wagensnelheid de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt. Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect. Alleen door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
Rijden Programmeren F Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 90 km/h). F Draai de knop 1 in de stand "LIMIT": de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (OFF/Pause). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. 164 U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3: +/- 1 km = kort indrukken, +/- 5 km = lang indrukken, +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
Rijden Overschrijden van de ingestelde snelheid Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen. Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gas wordt losgelaten.
Rijden Snelheidsregelaar Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven. Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig.
Rijden Programmeren F Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het gewenste niveau te brengen en vervolgens op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 110 km/h). F Draai de knop 1 in de stand "CRUISE": de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (OFF/Pause). U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3: +/- 1 km = kort indrukken, +/- 5 km = lang indrukken, +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
Rijden Overschrijden van de ingestelde snelheid Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen. Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid. Uitschakelen van de functie F Draai de knop 1 in de stand "0": de selectie van de snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt weer de kilometerteller weergegeven.
Rijden Handgeschakelde 6-versnellingsbak Inschakelen van de 5e of de 6e versnelling Inschakelen van de achteruitversnelling F Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e versnelling in te schakelen. Als dit advies niet wordt nageleefd, kan de versnellingsbak onherstelbaar beschadigd raken (per ongeluk inschakelen van de 3e of 4e versnelling). F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar links en dan naar voren.
Rijden Elektronisch gestuurde versnellingsbak Bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak kunt u kiezen tussen automatische bediening en handmatig schakelen. Deze versnellingsbak heeft drie gebruiksmogelijkheden: een automatische stand om automatisch te schakelen, een handmatige stand om zelf te schakelen, een auto-sequentiële stand, waarmee u in de automatische stand op ieder moment zelf kunt schakelen, bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre.
Rijden Stuurbediening Weergave op het instrumentenpaneel Starten van de auto F Selecteer de stand N. F Houd het rempedaal ingetrapt. F Start de motor. +. Opschakelen (rechts van het stuurwiel). F Druk op de achterzijde van de stuurbediening "+" om op te schakelen. -. Terugschakelen (links van het stuurwiel). F Druk op de achterzijde van de stuurbediening "-" om terug te schakelen. Met de stuurbediening is het niet mogelijk om de neutraalstand of de achteruitversnelling te selecteren.
Rijden Handbediende stand Op het display van het instrumentenpaneel verschijnen de aanduidingen AUTO en 1 of R. Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R, A of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt. Laat bij draaiende motor daarom geen kinderen alleen in de auto achter. Trek de parkeerrem aan en selecteer de stand N indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Rijden Automatische stand Auto-sequentiële stand Programma Sport F Selecteer vanuit de handbediende stand de stand A om terug te keren naar de automatische stand. In de automatische stand kunt u, bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre, op ieder moment de functies van de handbediende stand gebruiken. F Druk op de stuurbediening "+" of "-". De versnellingsbak wordt dan in de desbetreffende versnelling geschakeld, als de snelheid van de auto en het motortoerental dit toestaan.
Rijden Stilzetten van de auto Storing Voordat u de motor afzet, kunt u: de selectiehendel in de stand N bewegen om de neutraalstand te selecteren, een versnelling ingeschakeld laten. In dat geval kan de auto niet worden verplaatst. Trek in beide gevallen altijd de parkeerrem aan om de auto volledig stil te zetten (als de parkeerrem niet in de automatische stand staat ingesteld).
Rijden Automatische transmissie met "TipTronic"-systeem Bij de 6-traps automaat kunt u kiezen uit automatische bediening, aangevuld met de programma's Sport en Sneeuw. U kunt met de selectiehendel ook handmatig schakelen.
Rijden Wegrijden F Trap het rempedaal in en selecteer de stand P of N. F Start de motor. Als niet aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een melding op het multifunctionele display. F Trap bij draaiende motor het rempedaal in. F Zet de handrem vrij als deze niet in de automatische stand staat. F Selecteer de stand R, D of M, F Laat het rempedaal geleidelijk los. De auto begint te rijden.
Rijden Programma's Sport en Sneeuw Deze twee specifieke programma's vullen de automatische werking aan onder bijzondere rijomstandigheden. Programma Sport "S" F Druk op de toets "S" als de motor is gestart. Het schakelprogramma maakt dan automatisch een dynamische rijstijl mogelijk. Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding S. Programma Sneeuw "T" F Druk op de toets "T" als de motor is gestart. De versnellingsbak past zich aan voor het rijden op gladde wegen.
Rijden Storing Onjuiste waarde bij handmatige bediening Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee standen in). Parkeren van de auto Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P of N bewegen om de neutraalstand te selecteren. Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto te blokkeren (als de handrem niet in de automatische stand staat).
Rijden Schakelindicator* Dit systeem geeft aan welke versnelling moet worden ingeschakeld om het brandstofverbruik te reduceren. Werking Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen. Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
Rijden Stop & Start Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. Het Stop&Start-systeem is perfect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Rijden Uitschakelen Overgang naar de START-stand - - - Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en de motor wordt automatisch gestart: auto met een handgeschakelde versnellingsbak: als u het koppelingspedaal volledig intrapt, auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak: ● als u het rempedaal loslaat terwijl de selectiehendel in de stand A of M staat, ● of als u, terwijl de selectiehendel in de stand N staat en het rempedaal is losgelaten, de selectiehendel in de stand A of M zet, ● of als u de achte
Rijden Inschakelen Storingen Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF". Het systeem is dan weer ingeschakeld; het verklikkerlampje in de schakelaar gaat uit en er wordt een melding op het display weergegeven. Schakel omwille van de veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren. Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contact opnieuw aanzet.
Rijden Controlesysteem bandenspanning Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden. Zodra de auto rijdt, controleert het systeem permanent de spanning van de vier banden. In het ventiel van elke band (met uitzondering van het reservewiel) is een druksensor gemonteerd. Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra het een daling van de spanning van een of meer banden detecteert.
Rijden Waarschuwing te lage bandenspanning Bij een te lage bandenspanning brandt dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, in combinatie met de weergave van een melding. Als er een afwijking in de bandenspanning van één band wordt geconstateerd, kan deze band worden herkend aan het pictogram of, afhankelijk van de uitvoering, de weergegeven melding. Een lagere bandenspanning is niet altijd zichtbaar aan een vervorming van de band.
Rijden Parkeerhulp voor en achter met grafische weergave en geluidssignalen Dit systeem bestaat uit vier afstandssensoren die zijn aangebracht in de voor- en/of achterbumper. Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat zich achter de auto bevindt. Het waarschuwt u echter niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden.
Rijden Uitschakelen F Druk nogmaals op de toets A. Het verklikkerlampje gaat uit en het systeem is weer ingeschakeld. De parkeerhulp wordt uitgeschakeld: als de achteruit wordt uitgeschakeld, als bij het vooruitrijden de wagensnelheid hoger dan 10 km/h is, als de auto langer dan 3 seconden stilstaat.
Rijden Achteruitrijcamera De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. De beelden van de camera worden in kleur weergegeven op het scherm van het navigatiesysteem. Dit systeem is een hulpsysteem; de bestuurder moet waakzaam blijven en te allen tijde de controle over zijn auto bewaren. Maak de lens van de achteruitrijcamera regelmatig schoon met een spons of een zachte doek.
Rijden Intelligente parkeerhulp Dit systeem meet de afmetingen van een parkeerplek tussen twee auto's of obstakels en geeft informatie over: de mogelijkheid te parkeren in een lege parkeerplaats, aan de hand van een model van uw auto en de benodigde afstanden voor het manoeuvreren, de moeilijkheidsgraad van het inparkeren.
Rijden Werking U hebt een beschikbare parkeerplek ontdekt: F Druk op de schakelaar A om de functie in te schakelen. F Schakel de richtingaanwijzer aan de zijde van de parkeerplek in. F Rijd tijdens de meting langs de parkeerplek, met een snelheid van minder dan 20 km/h, en bereid u voor op het inparkeren. Het systeem meet nu de afmetingen van de plek. F Het systeem geeft de moeilijkheidsgraad voor het inparkeren aan met een melding op het multifunctionele display, in combinatie met een geluidssignaal.
Onderhoud PEUGEOT & TOTAL, Een samenwerking in het teken van prestaties! Innovatie als sleutel voor succes De afdelingen Research & Development van TOTAL werken samen met de afdelingen van PEUGEOT om smeermiddelen van hoge kwaliteit te ontwikkelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto's van het merk PEUGEOT worden toegepast. U bent op die manier verzekerd van optimale prestaties en een maximale levensduur van de motor van uw auto.
Onderhoud Brandstoftank Inhoud van de tank: ongeveer 60 liter. Laag brandstofniveau Tanken Als het minimale niveau in de brandstoftank is bereikt, brandt dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding. Zodra het lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank.
Onderhoud Storing In het geval van een storing in de brandstofniveaumeter gaat de wijzer terug naar 0. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Veilig tanken: F zet altijd de motor af, F open de brandstofvulklep, F steek de sleutel in de dop en draai de sleutel linksom, F verwijder de dop en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de klep, F tank de auto af, maar laat het vulpistool nooit meer dan 3 keer afslaan.
Onderhoud Brandstof voor benzinemotoren Brandstof voor dieselmotoren DIESEL Auto's met benzinemotoren kunnen rijden op biobrandstoffen van het type E10 (deze bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376. Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293.
Onderhoud Tankbeveiliging (diesel)* Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen. Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstoftankdop verwijdert. Reizen naar het buitenland Werking Het vullen van de brandstoftank met behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Onderhoud Brandstoftank leeg (diesel) Bij auto's met dieselmotor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten. Raadpleeg voor alle uitvoeringen, uitgezonderd die met een BlueHDi-motor, de afbeelding van de desbetreffende motorruimte. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de dieseltankbeveiliging. BlueHDi-motoren Overige motoren F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.
Onderhoud Motorkap Openen F Open het linker voorportier. F Trek de hendel A onder in de portiersponning naar u toe. De plaats van de ontgrendelingshendel in het interieur zorgt ervoor dat de motorkap niet geopend kan worden als het linker voorportier is gesloten. Open de motorkap niet als het hard waait. Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden). F Neem de motorkapsteun C uit de houder.
Onderhoud Motorruimte benzinemotoren Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde onderdelen. 9 1. Reservoir stuurbekrachtiging. 4. Reservoir remvloeistof. 8. Oliepeilstok. 2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. 5. Accu/zekeringen. 9. Motorolie (bij)vullen. 3. Reservoir koelvloeistof. 6. Zekeringkast. 10. Massapunt (aansluiting "-"). 7. Luchtfilter.
Onderhoud Motorruimte dieselmotoren Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onderdelen en het ontluchten van het brandstofcircuit. Motorolie (bij)vullen. 1. Reservoir stuurbekrachtiging. 5. Accu/zekeringen. 9. 2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. 6. Zekeringkast. 10. Handopvoerpomp*. 3. Reservoir koelvloeistof. 7. Luchtfilter. 11. Massapunt (minpool). 4. Reservoir remvloeistof. 8. Oliepeilstok.
Onderhoud Niveaus controleren Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven. Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud Remvloeistofniveau Eigenschappen van de olie Controleer voordat u olie bijvult of ververst of de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt met de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en motoruitvoering. Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven. et remvloeistofniveau dient zich H zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden.
Onderhoud Koelvloeistofniveau Niveau ruiten- en koplampsproeiervloeistof Niveau brandstofadditief (diesel met roetfilter) Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Onderhoud Controles Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen. Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 12V-accu De accu is onderhoudsvrij. Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupolen en -klemmen schoon zijn, vooral bij warm weer en in de winter.
Onderhoud Handgeschakelde versnellingsbak De versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor de periodieke onderhoudscontrole. Elektronisch gestuurde versnellingsbak De versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het interval van de niveaucontrole. Automatische transmissie De automatische transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Onderhoud Additief AdBlue® en SCR-systeem voor BlueHDi-dieselmotoren Om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen, heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat de prestaties veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
Onderhoud Actieradiusindicatoren Zodra de reservevoorraad van het AdBlue ® reservoir is aangesproken of een storing in het SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij het aanzetten van het contact een indicator die aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het opnieuw starten van de motor automatisch wordt geblokkeerd. Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd en het AdBlue ® -niveau laag is, wordt de laagste actieradius weergegeven.
Onderhoud Actieradius tussen 600 en 2400 km Actieradius tussen 0 en 600 km Storing in verband met een te laag AdBlue ® niveau Zodra het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje UREA branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen 1500 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid additief.
Onderhoud Als een storing in het SCRsysteem wordt gesignaleerd Er wordt automatisch een startblokkeringssysteem geactiveerd als meer dan 1100 km is gereden nadat de storing in het SCR-systeem is gesignaleerd. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud Starten geblokkeerd Bevriezing van het additief AdBlue ® Het additief AdBlue ® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C. Het SCR-systeem is voorzien van een voorverwarmingssysteem voor het AdBlue ® -reservoir waardoor u ook in zeer koude omstandigheden kunt blijven rijden.
Onderhoud Bijvullen van het additief AdBlue® Het AdBlue ® -reservoir moet bij elke periodieke onderhoudscontrole worden gevuld door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vanwege de inhoud van het reservoir kan het echter noodzakelijk zijn om het reservoir tussentijds bij te vullen, zeker als u hier door een waarschuwing (verklikkerlampjes en melding) op wordt geattendeerd. Dit kunt u laten uitvoeren door het PEUGEOTnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud Voorschriften voor opslag Procedure voor bijvullen AdBlue ® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam de flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren. Onder deze omstandigheden is het additief ten minste één jaar houdbaar. Additief dat bevroren is geweest, kan weer worden gebruikt nadat het bij kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Onderhoud F Veeg nadat u de flacon leeg hebt gegoten met behulp van een vochtige doek eventuele vloeistofsporen van de rand van de vulopening van het reservoir. F Pak een flacon AdBlue ®. Controleer de houdbaarheidsdatum en lees vervolgens aandachtig de gebruiksaanwijzing op het etiket voordat u de inhoud van de flacon in het AdBlue ® -reservoir van uw auto giet.
Praktische informatie Boordgereedschap Het boordgereedschap bestaat uit al het gereedschap waarmee uw auto is geleverd. Dit is afhankelijk van de uitrusting van uw auto (bandenreparatieset of reservewiel). Dit gereedschap is specifiek voor uw auto. Gebruik het niet voor andere doeleinden. Beschrijving van het gereedschap Uitvoeringen zonder reservewiel: 1. 2. 3. 4. 212 Een wielblok om de auto stil te zetten bij een lege accu (volgens uitvoering). Afneembaar sleepoog.
Praktische informatie Toegang tot het gereedschap Het gereedschap 1, 2, 6 en 7 is opgeborgen onder de vloerplaat van de bagageruimte. Toegang tot het gereedschap: F open de achterklep, F til de harmonicagedeelten van de vloerplaat op. De noodreparatieset 5a bevindt zich in de bagageruimte onder het rechter harmonicagedeelte en de set 5b bevindt zich in de bagageruimte onder de linkerstoel van de 3e zitrij. Het gereedschap 4 en 8 bevindt zich in een kist midden in het reservewiel onder de auto.
Praktische informatie Bandenreparatieset (5 zitplaatsen) Deze set bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren. U kunt vervolgens naar de dichtstbijzijnde garage rijden. Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt. Met de compressor kunt u de bandenspanning controleren en aanpassen.
Praktische informatie Beschrijving van de set De sticker met snelheidslimiet I moet op het stuurwiel worden geplakt om u te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd. Rijd na het repareren met behulp van de bandenreparatieset niet sneller dan 80 km/h. A. Schakelaar stand "Reparatie" of "Op spanning brengen". B. Aan/uit schakelaar "I/O". C. Knop voor leeg laten lopen. D. Manometer (bar en psi). E.
Praktische informatie Reparatiemethode 1. Afdichting van het lek F Zet het contact af. F Zet de schakelaar A in de stand "Reparatie". F Controleer of de schakelaar B in de stand "O" staat. Verwijder het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band. 216 F Rol de witte slang G volledig uit. F Draai de dop van de witte slang los. F Sluit de witte slang aan op het ventiel van de lekke band. Let op: dit product is schadelijk (ethyleenglycol, colofonium...
Praktische informatie F Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van de aansluiting (kans op spatten). Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
Praktische informatie 2. Op spanning brengen F Zet de schakelaar A in de stand "Bandenspanning". F Rol de zwarte slang H volledig uit. F Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de gerepareerde band. F Sluit de stekker van de compressor weer aan op de 12V-aansluiting in de auto. F Start de motor opnieuw en laat de motor draaien. Ga zo snel mogelijk naar een servicepunt van het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vergeet niet de technicus te vertellen dat u de set hebt gebruikt.
Praktische informatie Uitnemen van de flacon Controle / aanpassen bandenspanning U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om: uw bandenspanning te controleren of uw banden op spanning te brengen, andere opblaasbare voorwerpen op te pompen (ballen, fietsbanden...). F F F F Berg de zwarte slang op. Neem het gebogen aansluitstuk van de witte slang los. Houd de compressor rechtop. Draai de flacon aan de onderzijde los.
Praktische informatie Noodreparatieset voor banden (7 zitplaatsen) Deze set bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren. Zo kunt u de dichtstbijzijnde garage bereiken. Met de compressor kunt u de bandenspanning controleren en aanpassen. Gebruik van de set De set is opgeborgen in de bagageruimte, onder de linkerstoel op de 3e zitrij.
Praktische informatie F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting in de auto. F Start de motor en laat deze draaien. F Activeer de compressor door de schakelaar A in de stand "1" te zetten, tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt. F Verwijder de compressor en berg de flacon op in de met de set meegeleverde plastic zak, zodat restanten van de vloeistof niet in de auto terecht kunnen komen.
Praktische informatie F Sluit de slang van de compressor direct aan op het ventiel van de gerepareerde band. Als deze spanning niet binnen ongeveer vijf tot tien minuten bereikt kan worden, kan de band niet worden gerepareerd; raadpleeg in dat geval het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 222 F Sluit de stekker van de compressor weer aan op de 12V-aansluiting in de auto. F Start de motor opnieuw en laat de motor draaien.
Praktische informatie Wiel verwisselen Let op: de flacon met afdichtmiddel bevat ethyleenglycol. Dit middel is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen. Houd het middel buiten het bereik van kinderen. De uiterste gebruiksdatum staat op de flacon vermeld. De flacon kan slechts één keer gebruikt worden en moet na gebruik dus worden vervangen, ook al is de flacon nog niet geheel leeg. Werp de flacon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het PEUGEOTnetwerk of een officieel inzamelpunt.
Praktische informatie F Zet het verlengstuk 7 op de moer van de lier van het reservewiel. F Bevestig de wielsleutel 6 op het uiteinde van het verlengstuk 7. F Draai het geheel rechtsom tot de aanslag om de kabel van de lier uit te rollen tot het reservewiel plat op de grond ligt. 224 F Verwijder de houder met het reservewiel via de achterzijde van de auto. F Zet het reservewiel rechtop om bij de kist met gereedschap te kunnen komen.
Praktische informatie Terugplaatsen van de lier en het reservewiel Deze procedure moet worden uitgevoerd met of zonder het reservewiel. Voer zonder het reservewiel de stappen a en d uit. Alleen een noodreservewiel kan met de lier onder de auto worden bevestigd. F Berg het desbetreffende gereedschap op in de kist en sluit het deksel. F Zet de kist op de grond, bij de achterzijde van de auto. F Zet het reservewiel rechtop en haal het verbindingsstuk door de naaf van het wiel.
Praktische informatie Stilzetten van de auto Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat. Trek de parkeerrem aan (tenzij deze geprogrammeerd is in de automatische stand), zet het contact af en blokkeer de wielen: Zet het contact af. Schakel bij een handgeschakelde versnellingsbak de eerste versnelling in om de wielen te blokkeren.
Praktische informatie F Vouw de krik uit tot de kop van de krik tegen het steunpunt A of B aan komt: het steunpunt A of B moet goed in het centrale gedeelte van de kop van de krik steken. Gebruik nooit: de krik voor andere doeleinden dan het opkrikken van de auto, een andere krik dan de door de fabrikant geleverde krik. F Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren. Zorg ervoor dat de auto stevig op de krik staat.
Praktische informatie Monteren van het wiel F Plaats het wiel op de naaf. F Draai de wielbouten met de hand vast. F Draai de slotbout met de wielsleutel 6 en de dop 3 enigszins vast (volgens uitvoering). F Draai de overige wielbouten enigszins vast met alleen de wielsleutel 6. F Laat de krik volledig zakken. F Vouw de krik 8 op en verwijder hem.
Praktische informatie Na een lekke band Het wiel met de lekke band kan niet onder de auto worden bevestigd en moet daarom in de bagageruimte worden opgeborgen. Gebruik een hoes om de bekleding van de bagageruimte te beschermen. Rijd met een noodreservewiel niet sneller dan 80 km/h. Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Sneeuwkettingen Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto. Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een sneeuwketting.
Praktische informatie Een lamp vervangen Verlichting vóór Uitvoering met xenonlampen en bochtverlichting Uitvoering met halogeenlampen 1. 2. 3. 4. 5. Richtingaanwijzers (leds). Grootlicht (HB3). Dimlicht (H7). Dagrijverlichting/parkeerlicht (leds). Mistlampen (PS24W). 1. 2. 3. 4. Richtingaanwijzers (leds). Dimlicht/grootlicht (bochtverlichting) (D1S). Verlichting overdag/parkeerlicht (leds). Mistlampen (PS24W).
Praktische informatie Lamp van richtingaanwijzer en van dagrijverlichting/ parkeerlichten vervangen Raadpleeg voor het vervangen van ledlampen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 232 Lampen dimlicht vervangen (uitvoering met halogeenlampen) Lampen grootlicht vervangen (uitvoering met halogeenlampen) F Trek aan de borglip om de plastic beschermkap te verwijderen. F Neem de stekker van de lamp los. F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.
Praktische informatie Lampen dim- en grootlicht vervangen (uitvoering met xenonlampen) Vervangen lampen geïntegreerde zijknipperlichten Lampen van mistlampen vervangen F Steek ter hoogte van het midden van het zijknipperlicht een schroevendraaier tussen het zijknipperlicht en de voet van de buitenspiegel. F Wip het zijknipperlicht met de schroevendraaier los. F Neem de stekker van het zijknipperlicht los. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Achterlichten 1. 2. 3. 4. 5. 234 Richtingaanwijzers (PY21W-21W). Remlichten (P21W-21W). Parkeerlicht (LED). Mistachterlichten (P21W). Achteruitrijlicht (P21W). Lampen remlichten en richtingaanwijzers vervangen F Verwijder de twee bevestigingsschroeven van de lamp. F Trek het achterlicht naar achteren (een pasnok houdt de lamp tegen). F Neem de stekker van de lamp los. F Druk de vier borglippen in en verwijder de lamphouder.
Praktische informatie F Draai de lamp een kwartslag en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. Lampen parkeerlichten vervangen (LED) Lampen mistachterlichten of achteruitrijlicht vervangen Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor het vervangen van dit type LED-achterlichten. F Steek uw hand onder de bumper. F Draai de lamp een kwart omwenteling en vervang deze.
Praktische informatie Lamp derde remlicht vervangen (5W5) F Open de achterklep en verwijder het bovenste achterkleprubber. F Verwijder de bekleding in het midden van de achterklep. F Draai met een sleutel 10 de twee moeren los. F Duw tegen het draadeinde en houd het derde remlicht aan de buitenzijde van de auto tegen. F Sluit de achterklep. F Neem de stekker van het derde remlicht en vervolgens de ruitensproeierslang los om het lampglas te kunnen losmaken.
Praktische informatie Zekeringen vervangen In het geval van een storing in een bepaalde functie kunt u de desbetreffende defecte zekering vervangen volgens de onderstaande procedure. Toegang tot het gereedschap Vervangen van een zekering Voordat u een zekering vervangt, dient u de oorzaak van de storing op te sporen en te (laten) verhelpen. F U kunt aan de draad van een zekering zien of deze defect is.
Praktische informatie Zekeringen dashboard De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard. 238 Overzicht zekeringen Zekering Nr. Ampère (A) F1 15 F2 - Niet gebruikt. F3 5 Elektronische eenheid airbags. F4 10 Automatisch dimmende binnenspiegel, airconditioning, eenheid veiligheidsschakeling, multimediasysteem achter. F5 30 Eentraps elektrische ruitbediening vóór. F6 30 Eentraps elektrische ruitbediening achter.
Praktische informatie Toegang tot de zekeringen F Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap". Zekering Nr. Ampère (A) F8 20 Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar, multifunctioneel display, detectie te lage bandenspanning, sirene alarm, elektronische eenheid alarm, telematica-eenheid. F9 30 12V-aansluiting vóór, aansteker, 12V-aansluiting achter. F10 15 Stuurkolomschakelaars. F11 15 Contactslot met circuit lage stroomsterkte.
Praktische informatie 240 Zekering Nr. Ampère (A) F30 5 Verwarming buitenspiegels. F31 30 12V-aansluiting bagageruimte. F32 5 Selectiehendel (elektronisch gestuurde versnellingsbak). F33 10 Head-up display, handsfree set, airconditioning. F34 5 Display waarschuwingslampjes veiligheidsgordels. F35 10 Parkeerhulp, toestemming hifi-versterker. F36 10 Elektronische eenheid servicecentrale trekhaakaansluiting, paneel bestuurdersportier. F37 20 Hifi-versterker.
Praktische informatie Zekeringen motorruimte De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu. Toegang tot de zekeringen F Maak het deksel los. F Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf). F Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekeringkast. Overzicht zekeringen Zekering Nr. Ampère (A) F2 15 Claxon. F3 10 Ruitensproeiers voor en achter. F4 10 Verlichting overdag.
Praktische informatie 242 Zekering Nr. Ampère (A) F12 30 Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór. F14 30 Luchtpomp. F15 10 Grootlicht rechts. F16 10 Grootlicht links. F17 15 Dimlicht links. F18 15 Dimlicht rechts.
Praktische informatie Overzicht zekeringen boven de accu Zekering Nr. Ampère (A) F2 5 Rempedaalschakelaar met twee functies. F3 5 Eenheid laadtoestand accu. F4 25 Elektrokleppen ABS/ESP. F6 15 Elektronisch gestuurde versnellingsbak/automatische transmissie.
Praktische informatie 12V-accu Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu. Deze sticker hoort bij het Stop & Start-systeem en geeft aan dat er een speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen losgekoppeld en/of vervangen mag worden door het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu (externe accu of een accu van een andere auto) en startkabels. Controleer eerst of de nominale spanning van de hulpaccu 12 V bedraagt en of de capaciteit van de hulpaccu minimaal gelijk is aan die van de ontladen accu. Start de motor niet door een acculader aan te sluiten. Koppel de pluspool (+) van de accu niet los terwijl de motor draait.
Praktische informatie Laden met behulp van een acculader F Maak de accupoolklemmen los. F Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader. F Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel. F Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en klemmen. Accu's bevatten schadelijke stoffen, zoals zwavelzuur en lood.
Praktische informatie Spaarfase Eco-mode De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen. Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld. Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
Praktische informatie Wisserbladen vervangen Slepen van de auto U kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog dat deel uitmaakt van het boordgereedschap. Toegang tot het gereedschap Voordat u een wisserblad demonteert F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact om de ruitenwissers naar het midden van de voorruit te verplaatsen. Demonteren F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
Praktische informatie Algemene aanwijzingen Slepen van uw auto Slepen van een andere auto F Maak het klepje in de voorbumper los door op de onderkant ervan te drukken. F Draai het sleepoog vast tot de aanslag. F Bevestig de sleepstang. F Schakel de alarmknipperlichten van uw auto in. F Maak het klepje in de achterbumper los door op de onderkant ervan te drukken. F Draai het sleepoog vast tot de aanslag. F Bevestig de sleepstang. F Schakel de alarmknipperlichten van de te slepen auto in.
Praktische informatie Trekhaak met afneembare kogel De kogel van deze door de fabrikant geleverde trekhaak kan zonder gereedschap worden gemonteerd en verwijderd. Monteren 250 F Maak de beschermkap van de steun, onder de achterbumper, los en verwijder de kap. F Controleer, alvorens de kogel te monteren, of de met pijlen aangegeven contactpunten schoon zijn. Gebruik indien nodig een schone en zachte doek. F Houd de knop A op de kogel ingedrukt.
Praktische informatie Verwijderen Als de kogel niet is vergrendeld, kan de aanhanger losraken en loopt u het risico een ongeval te veroorzaken. Vergrendel de kogel altijd conform de aanwijzingen. F Druk op de pal B en verwijder de trekhaakkogel door deze naar u toe te trekken. F Maak de beschermkap los door deze naar rechts te draaien en verwijder hem. F Zet de beschermkap vast op de steun onder de bumper. F Houd de knop A op de kogel ingedrukt.
Praktische informatie Trekken van een aanhanger Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door PEUGEOT geteste en goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading en deze door het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats te laten monteren. Als de trekhaak wordt gemonteerd door een bedrijf dat niet tot het PEUGEOTnetwerk behoort, moet de montage altijd volgens de voorschriften van de fabrikant worden uitgevoerd.
Praktische informatie Zijwind Remmen F Houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is. Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg. Bij een lange afdaling is het, om te voorkomen dat de remmen oververhit raken, raadzaam om op de motor af te remmen. Koeling Het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur. De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental.
Praktische informatie Allesdragers monteren Max. toegestane daklast op de allesdragers, bij een maximale laadhoogte van 40 cm (m.u.v. fietsendrager): 65 kg. Pas bij een belading hoger dan 40 cm de rijsnelheid aan aan de rijomstandigheden om schade aan de allesdragers en de bevestigingsplaatsen op het dak te voorkomen. Raadpleeg de wetgeving van uw land met betrekking tot het vervoeren van voorwerpen die langer zijn dan de auto.
Praktische informatie Sneeuwscherm Het afneembare sneeuwscherm wordt op het onderste gedeelte van de voorbumper geplaatst om een opeenhoping van sneeuw bij de koelventilateur van de radiateur te voorkomen. Zorg dat de motor is afgezet en de ventilateur stil staat als er handelingen aan het sneeuwscherm worden uitgevoerd. Voor het plaatsen en verwijderen wordt geadviseerd contact op te nemen met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Accessoires Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het PEUGEOT-netwerk. Deze accessoires en onderdelen zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van PEUGEOT. "Comfort" "Design" "Bescherming" Windgeleiders, parkeerhulpsystemen, zonneschermen opzij, kledinghangers, thermobox...
Praktische informatie "Multimedia": Portable navigatiesystemen, updates voor kaartgegevens, handsfree set, DVDspeler, USB Box, extra draadloze Bluetooth koptelefoon, lichtnetoplader voor Bluetooth koptelefoon, steun voor multimediasysteem...
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken (benzine) Motoren 1.2 PureTech 130 S&S 1.6 THP 163 1.6 THP 165 S&S BVM6 Handgeschakeld (6 versnellingen) BVA6 Automaat (6 versnellingen) EAT6 Automaat (6 versnellingen) HNYM/S HNYM/1S 5FMA/1 5FMA/1D 5GZT/S 5GZT/1S 1199 1598 1598 70 x 90,5 77 x 85,8 77 x 85,8 Max.vermogen: ECE-norm (kW)* 96 120 121 Toerental bij max.vermogen (/min) 5500 6000 6000 Max.koppel: ECE-norm (Nm) 230 240 240 Toerental bij max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten in kg (benzine) Motor Versnellingsbak Zitplaatsen Type Variant Uitvoering (5-pers.: 0A, 7-pers.: 0E) 1.2 PureTech 130 S&S 1.6 THP 163 1.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten in kg (benzine) bedrijfswagen Motor 1.2 PureTech 130 S&S 1.6 THP 165 S&S Versnellingsbak BVM6 (handgeschakeld, 6 versnellingen) EAT6 (automatisch, 6 versnellingen) Zitplaatsen 5 7 5 HNYM/SCU HNYM/1SCU HNYM/2SCU 5GZT/SCU 5GZT/1SCU Type Variant Uitvoering - Ledig gewicht 1535 1536 1591 - Gewicht rijklaar* 1610 1611 1666 - Maximum technisch toegestane massa totaal** 2190 2190 2225 - Maximum toegestaan treingewicht helling max.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken (diesel) Motor Versnellingsbak Type Variant Uitvoering Cilinderinhoud (cm3) 1.6 e-HDi 115 1.6 BlueHDi 115 S&S 1.6 BlueHDi 120 S&S ETG6 (elektronisch bediend 6 versnellingen) BVM6 Handgeschakeld (6 versnellingen) Automaat EAT6 (6 versnellingen) BVM6 Handgeschakeld (6 versnellingen) Automaat EAT6 (6 versnellingen) 9HD8/PS BHXM/S BHXM/1S BHXT/1S BHXT/2S BHZM/S BHZM/1S BHZT/1S BHZT/2S 1560 1560 1560 75 x 88,3 75 x 88,3 75 x 88,3 Max.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken (diesel) (vervolg) Motoren 2.0 BlueHDi 136 S&S 2.0 BlueHDi 150 S&S BVM6 Handgeschakeld (6 versnellingen) BVM6 Handgeschakeld (6 versnellingen) AHSM/S AHSM/1S AHRM/S AHRM/1S 1997 1997 85 x 88 85 x 88 Max. vermogen: ECE-norm (kW)* 100 110 Toerental bij max. vermogen (/min) 4000 4000 370 370 Toerental bij max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten in kg (diesel) Motor 1.6 BlueHDi 115 S&S Versnellingsbak Zitplaatsen EAT6 (automaat, 6 versnellingen) BVM6 Handgeschakeld (6 versnellingen) - Ledig gewicht 1490 1490 1490 1490 5 BHXT/S BHXT/1S BHXT/2S 1510 - Gewicht rijklaar* 1565 1565 1565 1565 1585 1585 Type Variant Uitvoering (5-pers.: 0A, 7-pers.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten in kg (diesel) (vervolg) Motor 1.6 BlueHDi 120 S&S BVM6 Handgeschakeld (6 versnellingen) Versnellingsbak Zitplaatsen Type Variant Uitvoering (5-pers.: 0A, 7-pers.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten in kg (diesel) (vervolg) Dieselmotoren Versnellingsbak Zitplaatsen Type Variant Uitvoering (5-pers.: 0A, 7-pers.: 0E) 1.6 e-HDi 115 2.0 HDi 136 S&S 2.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten in kg (diesel) bedrijfswagen Motor 1.6 BlueHDi 120 S&S BVM6 Handgeschakeld (6 versnellingen) Versnellingsbak Zitplaatsen Type Variant Uitvoering (5-pers.
Technische gegevens Afmetingen (in mm) 11 267
Technische gegevens Identificatie De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto. A. Serienummer onder de motorkap. Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij de schokdempersteun. B. Serienummer op de onderste voorruittraverse. Dit nummer staat op een sticker en is zichtbaar door de voorruit. C. Constructeurssticker. Dit nummer staat op een eenmalige sticker op de portiersponning, aan bestuurderszijde. D.
Technische gegevens 11 269
Audio en telematica Noodoproep of Pechhulp Peugeot Connect SOS Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene ledlampje en een geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de alarmcentrale "Peugeot Connect SOS"* is verstuurd. Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd. Het groene ledlampje dooft. De oproep wordt ook geannuleerd door, op ieder willekeurig moment, de toets langer dan 8 seconden in te drukken.
Audio en telematica Peugeot Connect Assistance Werking van het systeem Bij het aanzetten van het contact, gaat het groene lampje 3 seconden branden. Dit duidt op een goede werking van het systeem. Het oranje lampje knippert en dooft vervolgens: er is een storing in het systeem. Het oranje lampje blijft branden: de noodbatterij moet worden vervangen. In beide gevallen is het mogelijk dat de Urgence-oproep of Assistance-oproep niet meer werkt.
Peugeot Connect Nav GPS-navigatie Multimedia-autoradio Bluetooth®-telefoon INHOUD Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Wanneer de eco-mode is geactiveerd schakelt het systeem zichzelf na het afzetten van de motor automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
01 Basisfuncties Draaiknopje voor selecteren en bevestigen: Selecteren van een item op het display en bevestigen van uw keuze door het knopje kort in te drukken. Als er geen menu of lijst wordt weergegeven: druk het knopje kort in om een contextmenu op te vragen, afhankelijk van de weergave op het scherm. Draaien bij weergave van de kaart: in/-uitzoomen op de kaart. Toegang tot het menu " Configuratie ". Lang indrukken: toegang tot het GPSbereik en de demomodus.
01 Basisfuncties Toegang tot het menu " RADIO " en weergave van de zenderlijst. Lang indrukken: weergave van het paneel met audio-regelknoppen voor de geluidsbron tuner. Toegang tot het Menu " MUSIC " en weergave van de tracks of de afspeellijsten van de CD/MP3/Apple®-apparatuur. Lang indrukken: weergave van het paneel met audioregelknoppen voor de geluidsbron " MEDIA " (CD/USB/ iPod/Streaming/AUX). Toegang tot het menu "Telefoon" en weergave van de laatste gesprekken of inkomend gesprek accepteren.
02 Stuurkolomschakelaars RADIO: selecteren van de volgende radiozender in de lijst. Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD: selecteren van het volgende nummer. CD: ingedrukt houden: snel vooruitspoelen. RADIO: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. Selecteren van het volgende item uit het adresboek. RADIO: selecteren van de vorige radiozender in de lijst. Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde.
03 Algemene werking Druk een paar keer achter elkaar op de toets MODE om naar de volgende menu's te gaan: "RADIO" "KAART OP VERKLEIND SCHERM" (tijdens navigatie) "TELEFOON" (tijdens communicatie) "KAART OP VOLLEDIG SCHERM" SETUP: INSTELLINGEN: datum en tijd, configuratie weergave, geluid, parameters auto. Gebruik voor het schoonmaken van het display een zacht, niet-schurend doekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder schoonmaakmiddel. Geluidsbron veranderen: RADIO : RADIO als geluidsbron.
03 Algemene werking Weergave afhankelijk van de context Door de draaiknop in te drukken krijgt u toegang tot de snelkeuzemenu's.
04 Navigatie - routebegeleiding Naar het menu "Navigatie" Om optimaal te profiteren van alle functies van uw navigatiesysteem is het raadzaam regelmatig de kaartgegevens te updaten. Raadpleeg het PEUGEOTnetwerk of bestel uw update van de kaartgegevens op http://peugeot.navigation.com "Navigatie" Druk op NAV. Overzicht van de laatste bestemmingen. Druk kort op het uiteinde van de lichtschakelaar om de laatste gesproken instructie te herhalen.
04 Navigatie - routebegeleiding Een bestemming kiezen Een nieuwe bestemming kiezen Druk op NAV voor het menu "Navigatie". Selecteer " Een bestemming kiezen " en bevestig uw keuze, selecteer dan " Adres invoeren " en bevestig uw keuze. Selecteer " Land " en bevestig uw keuze. 280 Selecteer een plaats uit de lijst en bevestig uw keuze. U kunt ook een lijst met plaatsen in het opgegeven land opvragen door een paar letters op te geven en dit te bevestigen met " Lijst ".
04 Navigatie - routebegeleiding Naar één van de laatste bestemmingen Druk op NAV voor het menu "Navigatie". Selecteer de gewenste bestemming en bevestig uw keuze om het navigeren te starten. Naar een contact uit het adresboek Navigeren naar een contact is alleen mogelijk als voor dit contact een adres is opgegeven in het radio-/navigatiesysteem. Druk op NAV voor het menu "Navigatie". De laatste bestemmingen wissen Druk op NAV voor het menu "Navigatie". Selecteer "Opties" en bevestig uw keuze.
04 Navigatie - routebegeleiding GPS-coördinaten als bestemming invoeren Druk op NAV voor het menu "Navigatie". Naar een punt op de kaart Druk, als de kaart op het scherm wordt weergegeven, op OK om naar het contextmenu te gaan. Selecteer dan "Kaart verplaatsen" en bevestig uw keuze. Selecteer en bevestig "Bestemming kiezen", selecteer "GPS-coördinaten" en bevestig uw keuze. Verplaats de cursor op het scherm met de navigatietoets om een bestemmingspunt te kiezen.
04 Navigatie - routebegeleiding Naar Points of Interest (POI) Druk op NAV voor het menu "Navigatie". Selecteer " Een bestemming kiezen " en bevestig dit, selecteer vervolgens " Een adres invoeren " en bevestig dit. Selecteer en bevestig " POI " en selecteer en bevestig dan " Rondom huidige plaats " om een POI in de buurt te zoeken. Selecteer en bevestig " POI " om een POI in een etappe op te nemen, selecteer vervolgens " Op de route " en bevestig uw keuze.
04 Navigatie - routebegeleiding Dit pictogram verschijnt als er zich meerdere Points of Interest in hetzelfde gebied bevinden. Door op dit pictogram in te zoomen kunt u de verschillende Points of Interest bekijken.
04 Navigatie - routebegeleiding Instellen waarschuwingsmeldingen risicozones / gevarenzones Druk op NAV voor het menu "Navigatie". Deze functies zijn alleen beschikbaar als de risicozones zijn gedownload en in het systeem zijn geïnstalleerd. De gedetailleerde procedure voor het updaten van de risicozones is beschikbaar op de website http://peugeot.navigation.com. Selecteer "Opties" en bevestig uw keuze; selecteer vervolgens "Risicogebieden instellen" en bevestig uw keuze.
04 Navigatie - routebegeleiding Een etappe toevoegen Druk op NAV voor het menu "Navigatie". Selecteer "Etappes en routes" en bevestig uw keuze. Selecteer "Etappe toevoegen" en bevestig uw keuze. Het adres van de etappe geeft u als bestemming op via "Adres invoeren", een kaart uit het "Adresboek", of uit "Laatste bestemmingen". Etappes beheren Herhaal de handelingen 1 en 2, selecteer "Etappes Ordenen/Wissen" en bevestig uw keuzes om etappes te beheren. Selecteer de etappe die u wilt verplaatsen.
04 Navigatie - routebegeleiding Navigatieopties Criteria voor de berekening Druk op NAV voor het menu "Navigatie". Selecteer "Rekencriteria definiëren" en bevestig uw keuze. Met deze functie kunt u de verschillende criteria voor het berekenen van de route instellen: de soort route ("Snelste route", "Kortste route", "Afstand/Tijd"), aanvullende criteria zoals ("Met tolwegen" of "Met veerpont"), al of niet rekening houden met de verkeersinformatie ("Verkeersinformatie").
04 Navigatie - routebegeleiding Kaarten beheren Points of interest op de kaart kiezen Druk op NAV voor het menu "Navigatie". Selecteer "Kaartbeheer" en bevestig uw keuze. Selecteer "Gegevens van de kaart" en bevestig uw keuze. 288 Selecteer één of meer categorieën die u op het scherm wilt zien. Selecteer "Standaard" om alleen "Tankstations, garages" en "Risicogebieden" (indien gedownload) weer te geven op de kaart.
04 Navigatie - routebegeleiding Oriëntering van de kaart Druk op NAV voor het menu "Navigatie". Selecteer: "Op auto georiënteerd" om de kaart op de auto te richten, "Op noorden georiënteerd" om de kaart altijd naar het noorden te richten, "Perspectief" om de kaart in perspectief te zien. Selecteer "Kaartbeheer" en bevestig uw keuze. In het menu "SETUP" kunt u de kleur van de kaart veranderen door weergave bij "Dag" of "Nacht" te kiezen. Selecteer "Oriëntering van de kaart" en bevestig uw keuze.
04 Navigatie - routebegeleiding Gesproken navigatieberichten instellen Volumeregeling / uitschakelen Het instellen van het volume is mogelijk door de volumeknop te bedienen tijdens de weergave van een route-aanwijzing. Selecteer de volumeweergave en bevestig uw keuze. Het volume van de instructies kunt u ook instellen via het menu "SETUP" / "Spraaksynthese". Druk op NAV voor het menu "Navigatie". Selecteer "Opties" en bevestig uw keuze. Selecteer "Instellen gesproken berichten" en bevestig uw keuze.
04 Navigatie - routebegeleiding Mannenstem / Vrouwenstem Druk op SETUP voor het configuratiemenu. Selecteer "Spraaksynthese" en bevestig uw keuze. Selecteer "Mannenstem kiezen" of "Vrouwenstem kiezen" en bevestig uw keuze met "Ja". Het systeem wordt vervolgens opnieuw opgestart.
05 Verkeersinformatie Naar het menu "Verkeersinformatie" "Verkeersinformatie TMC" Druk op "TRAFFIC". De verkeersmeldingen zijn op afstand van de auto gerangschikt. "Geografisch filter" "TMC-zender kiezen" (automatisch, handmatig) "Verkeersinformatie aan / uit" Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts).
05 Verkeersinformatie Instellen van de filters en de weergave van TMC-berichten TMC-berichten (Traffic Message Channel) die door het GPS-navigatiesysteem worden ontvangen, geven real time informatie over het verkeer. Druk op TRAFFIC voor weergave van het menu " Verkeersinformatie TMC ". Het systeem biedt de keuze: " Bewaar alle berichten : ", of " Bewaar de berichten : " ● " Rondom de auto ", (bevestig de opgegeven kilometers om dit te wijzigen en de afstand te kiezen), ● " Op de route ".
05 Verkeersinformatie Belangrijkste pictogrammen TMC Verkeersberichten beluisteren Zwart-blauwe driehoek: algemene informatie, bijvoorbeeld: De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar verkeersberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersbericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, USB, ...
06 Telefoneren Naar het menu "Telefoon" In de bovenbalk wordt steeds aangegeven "Telefoon" Geen verbinding met een telefoon. Druk op deze toets. Overzicht van de laatste binnengekomen en uitgaande gesprekken als er verbinding is met de telefoon. " Nummer kiezen " " Contacten " "Beheer contacten" "Telefoonfuncties" " Bluetooth-functies " " Verbreken " Verbinding met een telefoon. Binnenkomend gesprek. Uitgaand gesprek. Bezig met synchroniseren van adresboek. Communicatie met telefoon bezig.
06 Telefoneren Bluetooth®-telefoon koppelen Eerste koppeling U kunt controleren of uw telefoon compatibel is op www.peugeot.nl (Services). Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat.
06 Telefoneren De beschikbaarheid van diensten hangt af van het GSM-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn. Selecteer het gewenste apparaat in de lijst en bevestig uw keuze. Selecteer " Verbinden " en bevestig.
06 Telefoneren Configuratie van het adresboek / synchroniseren met de telefoon Druk op PHONE en selecteer " Contacten beheren " en bevestig uw keuze. Selecteer " Nieuw contact " om een nieuw contact op te slaan. Selecteer "Sorteren op achternaam/ voornaam" of "Sorteren op voornaam/ achternaam" om de contacten in de gewenste volgorde weer te geven. Selecteer " Alle contacten wissen " om de opgeslagen contacten uit het geheugen te verwijderen.
06 Telefoneren Aanmaken, importeren of wissen van een contact Druk op PHONE, selecteer dan " Contacten " en bevestig uw keuze. Selecteer " Zoeken ", draai vervolgens aan de knop om in getallenvolgorde of in alfabetische volgorde een groep contacten te selecteren op basis van de eerder opgeslagen gegevens en bevestig uw keuze. Ga naar de lijst met contacten, selecteer het gekozen contact en bevestig uw keuze.
06 Telefoneren Bellen Gebruik de telefoon liever niet onder het rijden. Stop op een veilige plaats om te bellen als u gelegenheid hebt en gebruik bij voorkeur de toetsen op het stuur. Een nieuw nummer bellen Een contact bellen Druk op TEL of 2 keer op PHONE. Druk 2 keer op PHONE. Selecteer "Contacten" en bevestig uw keuze. Selecteer "Bellen" en bevestig uw keuze. Selecteer het gewenste contact en bevestig uw invoer.
06 Telefoneren Een gesprek beëindigen Laatste nummers bellen Druk op TEL, selecteer "Lijst gesprekken" en bevestig uw keuze, Druk op PHONE en selecteer "OK" om een gesprek te beëindigen. of Druk op PHONE voor een overzicht van de laatste gesprekken. Selecteer het gewenste nummer en bevestig uw keuze. Druk 2 keer op PHONE, selecteer en bevestig "Telefoonfuncties" en dan "De gesprekkenlijst wissen" als u de lijst met de laatste gesprekken wilt wissen.
06 Telefoneren Een inkomend gesprek Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een popupvenster op het scherm. Standaard is het systeem ingesteld op "Ja" om het gesprek aan te nemen. Druk op "OK" om het gesprek aan te nemen. Selecteer "Nee" en bevestig uw keuze om het telefoontje te weigeren. Druk de toets TEL even in om een gesprek aan te nemen. Houd de toets TEL langer ingedrukt om een gesprek te weigeren.
06 Telefoneren Opties tijdens een gesprek* Druk tijdens het gesprek een paar keer op de toets MODE om het telefoonmenu te selecteren en druk vervolgens op "OK" om naar het contextmenu te gaan. Of druk deze toets even in. Selecteer "Privé-modus" en bevestig uw keuze om het gesprek rechtstreeks via de telefoon te voeren. Of selecteer "Hands-freefunctie" en bevestig uw keuze om het gesprek via de luidsprekers van de audio-installatie weer te geven.
06 Telefoneren Beheer van gekoppelde telefoons Beltonen instellen Druk 2 keer op PHONE. Druk twee keer op PHONE. Selecteer "Telefoonfuncties" en bevestig uw keuze. Selecteer "Bluetooth-functies". Selecteer "Opties beltonen" en bevestig uw keuze. Selecteer "Lijst met gekoppelde randapparatuur" en bevestig uw keuze. U kunt nu: verbinding maken met de geselecteerde telefoon via "Verbinden" of de verbinding "Verbreken", de koppeling met de geselecteerde telefoon verbreken.
07 Radio Naar het menu "Radio" " FM / DAB / AM " Druk op RADIO. Lijst met zenders in alfabetische volgorde. "Wijzigen van frequentieband" (" FM / DAB / AM ") " Opties " ("TA, RDS, " Volgen DAB/FM ") " Audio-instellingen " (zie hoofdstuk) " Radiolijst updaten " Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts). Druk op 5 of 6 of gebruik de draaiknop om de vorige of volgende zender van de lijst te kiezen.
07 Radio Veranderen van frequentieband Selecteren van een zender Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. De kwaliteit van de ontvangst wordt aangegeven door het aantal actieve golven in dit symbool. Druk op RADIO of druk op "OK" om het contextmenu weer te geven.
07 Radio Een zender opslaan RDS inschakelen / uitschakelen Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen. Druk op RADIO.
07 Radio Weergave van de "DAB"- of "DAB (FM)"-band. Geeft de kwaliteit van het signaal op de beluisterde band weer. Weergave van de naam van de radiozender waarop is afgestemd. Eventueel uitgezonden programmatype van de radiozender. Met de optie "Videomodus" kan het beeld worden vergroot. Opgeslagen radiozender, toetsen 1 t/m 6 Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender. Lang indrukken: opslaan van een radiozender. Weergave van de "Radiotekst" van de beluisterde radiozender.
07 Radio DAB (Digital Audio Broadcasting) Digitale radio Digitale radio - Volgsysteem digitale zender DAB/FM Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit en biedt de mogelijkheid grafische informatie weer te geven met actualiteiten van de geselecteerde radiozender, wanneer u "Videomodus" hebt geselecteerd onder "Voorkeursinstellingen radio" (Opties). Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
08 Multimediaspelers Naar het menu "Muziek - media" " MEDIA " Druk op MUSIC. Overzicht van de actuele media. "Veranderen van medium" " USB-medium uitwerpen " (als USB is aangesloten) " Afspeelmodus " (" Normaal ", " Willekeurig ", " Willekeurig op elk medium ", " Herhalen ") " Audio-instellingen " " AUX-ingang inschakelen/ uitschakelen " Wisselen van de lijst in het menu (links/rechts).
08 Multimediaspelers CD, MP3-CD, USB-speler Informatie en adviezen De autoradio speelt bestanden met de extensie "wma, .aac, .flac, .ogg, .mp3" met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af. Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld. Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp4,.m3u, ...) kunnen niet worden afgespeeld. WMA-bestanden moeten van het type WMA9 Standaard zijn. De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn hoger dan 32 kHz.
08 Multimediaspelers Audiobronnen Plaats de CD in de speler, steek de USB-stick in de USB-poort of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-poort aan. Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten (in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.
08 Multimediaspelers Een track selecteren Vorige track. / Volgende track. / MUSIC: Overzicht van tracks en afspeellijsten op USB of CD / Omhoog en omlaag in de lijst. / Vorige afspeellijst. Bevestigen, verder in de menustructuur. Volgende afspeellijst. Snel vooruit. Even ingedrukt houden / / / + Snel achteruit. Pauze: SRC even ingedrukt houden. Even ingedrukt houden / / Terug in de menustructuur.
08 Multimediaspelers APPLE®-speler aansluiten Sluit een Apple®-speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting. Het afspelen begint automatisch. Streaming audio Streaming audio biedt de mogelijkheid om muziekbestanden op de telefoon via de audio-installatie in de auto af te spelen. De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto. De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts).
08 Multimediaspelers AUX-ingang gebruiken Audiokabel (JACK/USB) niet meegeleverd Sluit het externe apparaat (MP3-/WMA-speler) met een geschikte audiokabel aan op de AUX-ingang (JACK of USB). Druk op MUSIC voor weergave van het menu " MUSIC ". Selecteer "AUX-ingang inschakelen/ uitschakelen" en bevestig uw keuze. Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de audio-installatie in de auto. De bediening gebeurt via het externe apparaat.
09 Audio-instellingen Deze zijn op te vragen met de toets MUSIC op het bedieningspaneel of door de toets RADIO (afhankelijk van de geluidsbron) even ingedrukt te houden. - "Klankkleur" (6 verschillende opties) "Bassen" "Hoge tonen" "Loudness" (In-/uitschakelen) "Verdeling" ("Bestuurder", "Alle passagiers") "Balans" (Links/Rechts) "Fader" (Voor/Achter) "Autom.
10 Configuratie Weergave instellen Druk op SETUP voor het menu "Configuratie". Selecteer "Kies de kleur" en bevestig uw keuze om de weergave van de kleuren en de kaart op het scherm in te stellen: stand "Dag", stand "Nacht", automatische dag/nacht-stand, op basis van het branden van de verlichting. Selecteer "Configuratie weergave" en bevestig uw keuze. Selecteer "Lichtsterkte instellen" en bevestig uw keuze om de lichtsterkte in te stellen. Druk op "OK" om de wijzigingen op te slaan.
11 Menustructuur/menustructuren display(s) BASISFUNCTIE 1 Keuze A 2 Keuze A1 2 Keuze A11 2 2 3 1 3 Keuze B...
11 Menustructuur/menustructuren display(s) MENU "VERKEERSINFORMATIE" Bewaar de berichten 2 3 3 2 2 1 Rondom de auto Op de route TMC automatisch volgen TMC handmatig volgen Lijst van TMC-zenders 3 3 3 Alles importeren 2 MENU "TELEFOON" 3 Alle contacten wissen 2 2 3 3 1 Nummer kiezen 3 1 Contacten 3 3 Synchronisatie-opties 2 Geen synchronisatie 2 Contacten van telefoon weergeven Lijst met gekoppelde randapparatuur 2 Sorteren op voornaam/achternaam 2 Verkeersinformatie aan
11 Menustructuur/menustructuren display(s) MENU "RADIO" Veranderen van frequentieband 1 2 2 2 FM 2 2 2 AM 3 3 FM/DAB 2 2 Omgeving 3 3 3 3 3 2 Geen Klassiek 3 1 Ingeschakeld / Uitgeschakeld 2 2 Bestuurder 2 Alle passagiers 2 Balans L-R Balans V-A 2 Autom.
11 Menustructuur/menustructuren display(s) MENU "SETUP" 1 2 Instellingen weergave 2 Kies de kleur 2 3 3 4 4 4 2 Taalkeuze 1 Harmonie 2 Cartografie 2 Dagstand Nachtstand Dag/Nacht auto Lichtsterkte instellen 2 2 2 2 2 2 Datum en tijd instellen 2 2 Eenheden kiezen 2 Gesproken berichten instellen 1 2 2 Volume van de instructies 2 2 Français English Italiano 1 Parameters auto* 1 Boordcomputer 2 2 Logboek waarschuwingen Status van functies Portuguese Español Deutsch Nede
Veelgestelde vragen In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio. VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De route wordt niet berekend. De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt). Ik kan mijn postcode niet invoeren. Dit systeem werkt met postcodes van maximaal 7 karakters. De POI's worden niet aangegeven. De POI's zijn niet geselecteerd.
Veelgestelde vragen VRAAG Sommige files op de route worden niet direct gemeld. De hoogte wordt niet weergegeven. Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar. ANTWOORD OPLOSSING Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart). Het filter is te krap ingesteld.
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst. Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen. Kies "Contacten van simkaart weergeven" of "Contacten van telefoon weergeven". De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven. Het audiosysteem kan sommige karakters niet lezen. Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten. Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet. De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten. Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd. De geluidssfeer is gekoppeld aan een specifieke instelling van de bassen en hoge tonen. OPLOSSING Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of selecteer een geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen. Na het selecteren van een geluidssfeer zijn de instellingen van de bassen en hoge tonen verloren gegaan.
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het uitschakelen is normaal: de eco-mode wordt automatisch geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto zo ver ontladen raakt dat de motor niet meer kan worden gestart (zie de rubriek "Eco-mode"). Start de motor om de accu op te laden.
328
Peugeot Connect Sound Autoradio / Bluetooth® INHOUD Uw Peugeot Connect Sound is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
01 Basisfuncties Selecteren van de geluidsbron: radio, audio-CD-/MP3-CD-speler, USB, Jack-aansluiting, streaming audio, AUX-ingang. Selecteren van het golfbereik AM/FM. Instellen van de geluidsweergave: geluidsverdeling voor/achter, links/ rechts, loudness, geluidssferen. Weergave van de lijst radiozenders. Lang indrukken: nummers van de CD of de MP3-afspeellijsten (CD / USB). Huidige bewerking verlaten. Functie TA (verkeersinformatie) AAN/UIT.
02 Stuurkolomschakelaars Radio: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD/MP3/USB: selecteren van het volgende nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld vooruitspoelen. Naar een ander item van de lijst. Wijzigen van de geluidsbron. Bevestigen van een selectie. Telefoon opnemen/ophangen. Langer dan 2 seconden indrukken: toegang tot het telefoonmenu. Radio: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. USB: selecteren van het genre / artiest / index van de lijst.
03 Algemeen menu Audiofuncties Radio; CD; USB; AUX. Boordcomputer Afstanden invoeren; Waarschuwingsmeldingen; Status van functies. Display C Persoonlijke instelling - configuratie Parameters van de auto; Weergave; Talen. Bluetooth : telefoon - audio Koppelingen; Handsfree set; Streaming. Display A Raadpleeg voor een compleet overzicht van de beschikbare menu's de rubriek "Menustructuur scherm".
04 Audio Selecteren van een zender Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren. Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. RDS Druk op de toets MENU. Selecteer "Audiofuncties". Druk op de toets BAND AST om het golfbereik te selecteren. Druk op OK.
04 Audio Verkeersinformatie (TA) beluisteren CD-speler De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven.
04 Audio Een MP3-CD afspelen Informatie en adviezen Plaats een MP3-CD in de CD-speler. De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint. De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie ".mp3" en een samplingfrequentie van 22,05 kHz of 44,1 kHz af. Geluidsbestanden met een andere extensie (.wma, .mp4, .m3u...) kunnen niet worden afgespeeld.
05 USB-box - Peugeot Connect USB Gebruik van de USB-BOX - PEUGEOT CONNECT USB Aansluiten van een USB-stick Deze module bestaat uit een USB-aansluiting en een Jack-aansluiting*. De bestanden van een draagbare MP3-speler of een USB-stick worden overgebracht op uw Peugeot Connect Sound zodat de muziek via de luidsprekers van de auto kan worden beluisterd.
05 USB-box - Peugeot Connect USB Gebruik van de USB-BOX - PEUGEOT CONNECT USB Druk LIST lang in voor het weergeven van de indelingen. Kies per Map / Artiest / Genre / Playlist, druk op OK om de gekozen indeling te bevestigen en vervolgens opnieuw op OK om de keuze vast te leggen. - per Map: alle mappen met audiobestanden die door het systeem worden herkend. per Artiest: alle artiestennamen worden weergegeven in ID3 Tag en in alfabetische volgorde. per Genre : alle genres worden weergegeven in ID3 Tag.
05 USB-box - Peugeot Connect USB AUX-aansluiting (AUX-ingang) Volumeregeling externe apparatuur Sluit het externe apparaat (MP3speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting. Stel eerst het volume van uw draagbare apparatuur af. Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om "AUX" te selecteren. Stel vervolgens het volume van de autoradio af. Stel eerst het volume van het externe apparaat af (hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van de autoradio af.
06 Peugeot Connect Bluetooth Koppelen van een Bluetooth®-telefoon Display C (Afhankelijk van model en uitvoering) De beschikbare functies zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon of neem contact op met uw provider voor meer informatie over de beschikbare functies.
06 Peugeot Connect Bluetooth Een gesprek ontvangen Een inkomend gesprek wordt aangegeven door een beltoon en het verschijnen van een bovenliggend venster op het display. Bellen Ga naar het menu " Bluetooth: telefoon -audio". Selecteer " Beheer van een gesprek ". Selecteer met behulp van de toetsen de knop "JA" op het display. Selecteer " Bellen ". Of Bevestig met OK. Selecteer " Logboek van oproepen ". Of Druk op deze toets van de stuurkolomschakelaars om het gesprek te accepteren. Selecteer " Index ".
06 Peugeot Connect Bluetooth Een gesprek beëindigen Druk gedurende het gesprek meer dan twee seconden op deze toets. Bevestig met OK om het gesprek te beëindigen. Bluetooth® streaming audio Streaming biedt de mogelijkheid audiobestanden van de telefoon via de luidsprekers van de auto te beluisteren. Koppel de telefoon: zie de rubriek " Telefoon ". Het systeem heeft, afhankelijk van de compatibiliteit van de telefoon en gedurende de Bluetooth-verbinding, toegang tot de contactenlijst van de telefoon.
07 Menustructuur/menustructuren display(s) Display A Basisfunctie Keuze A 1 2 3 1 Keuze A1 2 Keuze A11 2 Keuze B... 2 2 1 Volgen RDS Mode REG 2 3 3 Random Play Config auto* 2 Diagnose 2 CD herhalen 1 RW achter aan Follow me home * De parameters variëren afhankelijk van het uitrustingsniveau.
07 Menustructuur/menustructuren display(s) 2 1 2 Temperatuur : °Celsius / °Fahrenheit Brandstofverbruik: KM/L L/100 - MPG Talen Inst.
07 Menustructuur/menustructuren display(s) Wanneer u op de toets OK drukt, komt u in de verkorte menu's terecht, afhankelijk van de weergave op het scherm.
07 Menustructuur/menustructuren display(s) Door het indrukken van de toets MENU is de volgende weergave mogelijk: Display C Audiofuncties 1 Audiofuncties 2 3 4 3 4 3 4 Voorkeuze FM RDS-functie Inschakelen/uitschakelen REG-functie Inschakelen/uitschakelen Boordcomputer Inschakelen/uitschakelen 2 1 3 Afspeelmogelijkheden 2 4 RPT-functie (CD herhalen 3 3 Inschakelen/uitschakelen 2 4 RDM-functie (random) 3 4 Inschakelen/uitschakelen 2 3 Invoeren afstand tot eindbestemmining Afstand: x
07 Menustructuur/menustructuren display(s) Persoonlijke instelling - configuratie 1 Bluetooth: telefoon - audio 1 Parameters van de auto definiëren* 2 Bluetooth configuratie 2 Configuratie beeldscherm 2 Toestel aansluiten/afkoppelen 3 Regeling weergave 3 Telefoonfunctie 3 4 4 Normale weergave Audio streaming functie 3 Omgekeerde weergave 4 4 Regeling helderheid (- +) 4 Datum en tijd instellen 3 4 4 Dag/maand/jaar instellen Logboek van oproepen 4 4 2 346 Keuze cyclus 12u/24u 4
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Ik heb geen toegang tot mijn voicemail. Er zijn slechts weinig telefoons en providers die deze functionaliteit ondersteunen. De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit. De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op. De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidssfeer) zijn niet op de CD-speler afgestemd.
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Het geluid van de radio valt 1 tot 2 seconden weg. Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een eventuele sterkere zender voor een betere ontvangst van het station. Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet. Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.
Index A Aanhanger.....................................................252 Aanhangergewichten............ 259, 260, 263, 266 Aansluiting 12V................99, 102, 108, 109, 113 Accessoires...................................................256 Accu............................................... 202, 244-246 Accu laden.....................................................246 Achterruitverwarming................................64, 79 Achteruitrijcamera..........................................
Index F Dashboardverlichting.......................................31 Datum instellen............................. 32, 34, 36, 40 Derde remlicht....................................... 235, 236 Detectie te lage bandenspanning..........183, 229 Diesel.............................................................193 Dieselmotor........... 193, 195, 198, 261, 263, 266 Dimlicht............................................ 82, 231-233 Dimmer dashboardverlichting..........................
Index J JACK-aansluiting...................101, 315, 336, 338 K Kaartleeslampjes.............................................96 Kaartleeslampjes achter..................................96 Kentekenplaatverlichting...................... 235, 236 Kilometerteller..................................................31 Kinderbeveiliging.............................53, 123, 134 Kinderen.........................................123, 128, 129 Kinderen (veiligheid)......................................134 Kinderzitjes.
Index O Oliefilter..........................................................202 Oliefilter (vervangen).....................................202 Olieniveau................................................30, 199 Oliepeilstok..............................................30, 199 Olieverbruik....................................................199 Onder de motorkap................................ 197, 198 Onderhoudscontroles......................................12 Onderhoudsindicator..............................
Index U Starten...........................................................245 Starten van de auto....................... 148, 170, 175 Starten van de motor.....................................148 Stilzetten van de auto.................... 148, 170, 175 Stoelen achter......................................73, 75, 76 Stoelen verstellen................................68, 69, 73 Stoelopstellingen.............................................78 Stoelverwarming..............................................
Op verschillende plaatsen in uw auto zijn stickers aangebracht. Ze bevatten veiligheidswaarschuwingen en informatie over de identificatie van uw auto. Verwijder ze niet: ze horen namelijk bij de auto. Reproductie of vertaling van dit document, zelfs gedeeltelijk, is verboden zonder schriftelijke toestemming van Automobiles PEUGEOT.
Néerlandais www.peugeot.com 15588.