Operation Manual

7
Veiligheid
135
5008_nl_Chap07_securite_ed01-2015
Richtingaanwijzers
F Links: duw de hendel helemaal omlaag.
F Rechts: duw de hendel helemaal omhoog.
Alarmknipperlichten
F Kantel de knop A of druk deze in, de
richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Claxon
F Druk op een van de spaken van het
stuurwiel.
Gebruik de claxon om medeweggebruikers te
waarschuwen bij gevaar.
Drie keer knipperen
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het zware punt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
vervolgens drie keer.
Wanneer de richtingaanwijzers na
meer dan 20 seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, wordt bij een snelheid
van meer dan 60 km/h automatisch het
knippergeluid versterkt.
Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file,
pech, slepen of een ongeval.
Deze functie kunt u bij elke snelheid gebruiken,
maar komt vooral van pas bij het wisselen van
rijstrook op wegen met meerdere rijstroken per
rijbaan.