Operation Manual
9
Onderhoud
199
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Niveaus controleren
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd
via de motorolieniveaumeter op
het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering) of met de oliepeilstok.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij,
tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
PEUGEOT adviseert u om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken
A of onder het merkteken B ligt, start de
motor dan niet.
- Als het oliepeil boven het merkteken MAXI
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het PEUGEOT-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
- Als het oliepeil lager is dan het merkteken
MINI, vul dan altijd motorolie bij.
A = MAXI
De controle van het motorolieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een horizontale
ondergrond staat en de motor ten minste
30 minuten niet heeft gedraaid.
Controle met de oliepeilstok
B = MINI
F Kijk waar de oliepeilstok zich bevindt in de
motorruimte van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de benzine- of
dieselmotor.
F Trek aan het gekleurde uiteinde om de
oliepeilstok volledig uit de schacht te
trekken.
F Veeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F Steek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt.