Operation Manual

2
Toegang tot de auto
57
5008_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de portieren
mechanisch te vergrendelen of te ontgrendelen
bij een lege accu of in het geval van een storing
in de centrale vergrendeling.
Vergrendelen van het portier aan
passagierszijde en de achterportieren
Vergrendelen van het
bestuurdersportier
F Steek de sleutel in het portierslot en draai
deze rechtsom.
U kunt deze procedure ook bij het andere
voorportier uitvoeren.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier
F Steek de sleutel in het portierslot en draai
deze linksom.
Ontgrendelen van het portier aan
passagierszijde en de achterportieren
F Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.
Automatisch vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
worden de portieren en de achterklep
automatisch vergrendeld.
De automatische centrale vergrendeling werkt
niet als een van de portieren is geopend.
Als de achterklep is geopend, is de automatische
centrale vergrendeling van de portieren actief.
Uitschakelen
F Druk nogmaals langer dan 2 seconden op
deze knop.
Ontgrendelen
F Druk als sneller wordt gereden dan
10 km/h op deze knop om de portieren en
de achterklep tijdelijk te ontgrendelen.
Bij een aanrijding worden de portieren
automatisch ontgrendeld.
F Open de portieren.
F Controleer of de kinderbeveiliging van de
achterportieren niet geactiveerd is (zie de
desbetreffende rubriek).
F
Verwijder met behulp van de sleutel het zwarte
dopje op de smalle zijde van het portier.
F Steek de sleutel voorzichtig in de opening
en duw de hendel zonder de sleutel te
verdraaien, naar de binnenzijde van het
portier.
F Verwijder de sleutel en plaats het kapje terug.
F Sluit de portieren en controleer van buitenaf of
de auto goed is vergrendeld.
Er verschijnt een melding ter bevestiging, in
combinatie met een geluidssignaal.