Instructieboekje
De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Scan deze code voor directe toegang tot uw gebruiksaanwijzing. Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek " MyPeugeot".
Welkom Wij danken u voor uw keuze voor de 508, synoniem voor vertrouwen, passie en inspiratie Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de gelegenheid te stellen onder alle omstandigheden optimaal en in alle veiligheid gebruik te maken van de mogelijkheden van uw 508. Neem de tijd om het aandachtig door te lezen zodat u vertrouwd raakt met uw nieuwe auto. In dit instructieboekje worden alle beschikbare uitrustingen van het 508-gamma behandeld.
Inhoud Overzicht Eco-rijden . .
Inhoud Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Kinderzitjes Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde ISOFIX-kinderzitjes Kinderbeveiliging Praktische informatie 155 158 164 170 Veiligheid Richtingaanwijzers Urgence-oproep of Assistance-oproep Claxon Gevarendriehoek Controlesysteem bandenspanning ESP-systeem Veiligheidsgordels Airbags Bandenreparatieset Wiel verwisselen Sneeuwkettingen Een lamp vervangen Zekeringen vervangen 12V-accu Accu verwijderen - plaatsen Eco-mode Wisserbladen vervangen S
Overzicht Buitenzijde Panoramadak (SW) Elektronische sleutel: Keyless entry and start Dit glazen dak zorgt voor meer licht in het interieur. Het is voorzien van een elektrisch bedienbaar zonnescherm. Met dit systeem kunt u de auto openen en sluiten en de motor starten zonder dat u de sleutel uit uw zak hoeft te halen. De sleutel moet zich wel in het detectiegebied bevinden.
Overzicht . Buitenzijde Parkeerhulp voor en achter Elektrisch bedienbare achterklep (SW) Deze functie waarschuwt u tijdens het vooruitof achteruitrijden voor obstakels voor en achter de auto. Dit elektrisch bedienbare systeem biedt u de mogelijkheid om met een druk op de knop de achterklep te openen en te sluiten. 57 134 Noodreparatieset voor banden Met deze complete set, bestaande uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel, kunt u een noodreparatie aan een band uitvoeren.
Overzicht Interieur Head-up display Dit systeem projecteert de informatie over de wagensnelheid en de snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar op een getint scherm in het gezichtsveld van de bestuurder, zodat deze de blik op de weg gericht kan houden. 124 Audio- en communicatiesystemen Deze systemen zijn voorzien van de nieuwste technologie: autoradio met MP3afspeelmogelijkheid, USB-aansluiting, Bluetooth handsfree set, navigatiesysteem met kleurenscherm, AUX-aansluitingen, hifiaudiosysteem, ...
Overzicht . Schakelaars* Uitschakelen van het ASR-systeem. 178 Elektrische kinderbeveiliging. 170 Verklikkerlampje programmeerbare verwarming. Het branden van een verklikkerlampje geeft aan of de bijbehorende functie is in- of uitgeschakeld. Massagefunctie. 70 Grootlichtassistent. 144 Inbraakalarm. 52 Dodehoekbewaking. 126 98 Elektrische parkeerrem. 103 Motor starten/afzetten met de elektronische sleutel. 101 Openen van het kofferdeksel/de achterklep. 44, 56, 57 Uitschakelen parkeerhulp.
Overzicht Cockpit 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 8 Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer. Koplampverstelling. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. Instrumentenpaneel. Airbag bestuurder. Claxon. Versnellingspook. 12V-aansluiting. USB-/Jack-aansluitingen. Hendel motorkapontgrendeling. 9. 10. 11. 12. 13. 14. Zekeringkast. Zijruitontwaseming. Voorruitontwaseming. Contact-/stuurslot. Starten met de elektronische sleutel. Bediening op het stuurwiel van de autoradio. 15.
Overzicht .
Eco-rijden Eco-rijden Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen. Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Eco-rijden Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik Houd u aan de onderhoudsvoorschriften Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Controle tijdens het rijden Instrumentenpaneel Meters en displays 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 12 Toerenteller (x 1000 t/min of rpm), schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). Motorolietemperatuurmeter. Brandstofniveaumeter. Koelvloeistoftemperatuurmeter. Snelheidsmeter (km/h of mph). Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer.
Controle tijdens het rijden Display van het instrumentenpaneel Hoofdmenu* Parameters van de auto 1 Display instellen 1 Instel. bestuurdersplaats 2 3 3 3 3 Keuze van de taal 2 Alleen ontgrendelen kofferdeksel Keuze van de eenheden 2 Hulp bij het rijden 2 Keuze van de kleurstelling 2 Toegang tot de auto 2 Gebruik, als de auto stilstaat, de linker rolknop van het stuurwiel om door de menu's te scrollen en de parameters van de auto in te stellen (comfort- en rijsystemen, ...).
Controle tijdens het rijden Verklikkerlampjes Bijbehorende waarschuwingen De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje). Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel. Verklikkerlampjes kunnen constant branden of knipperen.
Controle tijdens het rijden Verklikkerlampjes ingeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld. Controlelampje Status Oorzaak Richtingaanwijzer links knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt. Richtingaanwijzer rechts knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt. Parkeerlichten permanent.
Controle tijdens het rijden Controlelampje 16 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Voorgloeien dieselmotor permanent. De startknop "START/STOP" is ingedrukt (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat. Wanneer het lampje uitgaat, wordt de motor onmiddellijk gestart, op voorwaarde dat het rempedaal ingetrapt blijft bij auto's met automatische transmissie of elektronisch gestuurde versnellingsbak, of het koppelingspedaal bij een handgeschakelde versnellingsbak.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Automatische ruitenwissers permanent. De ruitenwisserschakelaar is naar beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is geactiveerd. Beweeg om de automatische stand van de ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand. Airbag aan passagierszijde permanent op het display van de verklikkerlampjes voor de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde.
Controle tijdens het rijden Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding op het display van het instrumentenpaneel. Controlelampje Passagiersairbag 18 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent, op het display van de verklikkerlampjes voor de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde.
Controle tijdens het rijden Waarschuwingslampjes Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen. Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het display van het instrumentenpaneel wordt weergegeven. Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controle tijdens het rijden Controlelampje + 20 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Elektrische parkeerrem knippert. Het aantrekken van de elektrische parkeerrem is onderbroken. Het aantrekken/vrijzetten werkt niet. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Controle tijdens het rijden Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Antiblokkeersysteem (ABS) permanent. Er is een storing in het antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden. Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dynamische stabiliteitscontrole (CDS/ASR) knippert. De CDS-/ASR-regeling is actief.
Controle tijdens het rijden Pictogram in het display van het instrumentenpaneel additief AdBlue ® (BlueHDi-diesel) + 22 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met een geluidssignaal en een melding van het aantal kilometers dat u nog kunt rijden. De actieradius ligt tussen de 600 en 2 400 km. Laat het AdBlue ® -reservoir snel bijvullen: neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.
Controle tijdens het rijden Pictogram in het display van het instrumentenpaneel SCR-systeem (BlueHDi-diesel) + + Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding met betrekking tot een storing in het emissieregelsysteem. Er is een storing in het SCR-systeem.
Controle tijdens het rijden Pictogram in het display van het instrumentenpaneel Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Motoroliedruk permanent. Er is een storing in de motorsmering. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Laadstroom accu permanent.
Controle tijdens het rijden Controlelampje + Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Veiligheidsgordel(s) niet vastgemaakt of weer losgemaakt permanent, en knippert vervolgens in combinatie met een in volume toenemend geluidssignaal. Een van de veiligheidsgordels is niet vastgemaakt of weer losgemaakt. Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de gesphouder. Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact wordt aangezet.
Controle tijdens het rijden Koelvloeistoftemperatuurmeter Motorolietemperatuurmeter De temperatuur en de druk in het koelcircuit beginnen na enkele minuten rijden te stijgen. Om koelvloeistof bij te vullen: F wacht tot de motor is afgekoeld, F draai de dop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen, F verwijder vervolgens de dop, F vul bij tot aan het merkteken "MAXI". Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in: zone A, is de temperatuur in orde, zone B, is de temperatuur te hoog.
Controle tijdens het rijden CHECK (automatische controle van de auto) Automatische CHECK Dimmer verlichting 1 Handmatige CHECK Contact aan: alle pictogrammen van de gecontroleerde functies worden weergegeven. Na enkele seconden doven ze. Gelijktijdig wordt automatisch een CHECK (automatische controle van de auto) uitgevoerd. Als er geen storing wordt gesignaleerd, kunt u de motor starten.
Controle tijdens het rijden Onderhoudsindicator De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het onderhoudsschema van de fabrikant. Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator op basis van het aantal afgelegde kilometers en de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.
Controle tijdens het rijden De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 5 seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Controle tijdens het rijden Motorolieniveaumeter* Kilometerteller Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten van het contact eerst de onderhoudsindicator weergegeven en vervolgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau. Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Controle tijdens het rijden Boordcomputer De boordcomputer geeft tijdens het rijden verschillende informatie (actieradius, brandstofverbruik ...). 1 Weergave van de informatie - Actuele informatie: ● actieradius, ● huidig brandstofverbruik, ● de teller van het Stop & Startsysteem. - Traject "1": ● gemiddelde snelheid, voor het eerste traject, ● gemiddeld brandstofverbruik, ● afgelegde afstand.
Controle tijdens het rijden Traject resetten F Druk de toets langer dan twee seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven of houd de linker draaiknop op het stuurwiel ingedrukt. De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en hebben dezelfde eigenschappen. Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor een maandelijks verbruik.
Controle tijdens het rijden 1 Weergave van de informatie De gegevens zijn toegankelijk via het menu "Rijden". Traject resetten Actuele informatie: actieradius, huidig brandstofverbruik, de teller van het Stop & Startsysteem. Permanente weergave: F Selecteer het menu "Rijden". De informatie van de boordcomputer wordt weergegeven op de hoofdpagina van het menu. F Druk op een van de toetsen om het gewenste tabblad te bekijken.
Controle tijdens het rijden Boordcomputer, enkele definities... Actieradius Huidig verbruik Stop & Start-teller (km of miles) De actieradius geeft aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers. (l/100 km, km/l of mpg) Dit is het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste seconden.
Controle tijdens het rijden Touchscreen Het heeft de volgende functies: toegang tot de configuratiemenu's van de functies en de systemen van de auto, toegang tot de configuratiemenu's van het audiosysteem en de weergave, bediening van het audiosysteem, de telefoon en weergave van de bijbehorende informatie.
Controle tijdens het rijden Principes Druk op de toetsen die op het touchscreen worden weergegeven. Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's (hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven. Gebruik deze toets om de secundaire pagina te openen. Gebruik deze toets om terug te gaan naar de hoofdpagina. Als gedurende enkele seconden geen handelingen op de secundaire pagina worden uitgevoerd, wordt automatisch de hoofdpagina weer weergegeven.
Controle tijdens het rijden Menu "Instellingen" 1 De via dit menu toegankelijke functies zijn in de volgende tabel weergegeven. Toets Desbetreffende functie Aanwijzingen Audio- instellingen Instellen van het geluidsvolume, de balans enz. Sferen Keuze van het grafische thema. Scherm uit Uitschakelen van de weergave op het touchscreen (zwart scherm). De weergave wordt weer ingeschakeld als u op het zwarte scherm drukt.
Controle tijdens het rijden Menu "Rijden" De te configureren functies (volgens uitvoering) zijn in de volgende tabel weergegeven. Toets 38 Desbetreffende functie Aanwijzingen Parkeerhulp Uitschakelen van de functie. Dodehoekdetectie Inschakelen van de functie.
Controle tijdens het rijden Datum en tijd instellen 1 Autoradio zonder Touchscreen Selecteer met de pijltjestoetsen " Persoonlijke instellingen - Configuratie " en bevestig uw keuze. Selecteer de parameter die u wilt wijzigen. Bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken, verander dan de waarde en bevestig dit nogmaals om de nieuwe instelling op te slaan. Stel de parameters één voor één in en bevestig dit steeds door op de toets "OK" te drukken.
Controle tijdens het rijden Autoradio met Touchscreen F Selecteer het menu " Instellingen ". F Druk op de secundaire pagina op " Tijd/datum ". 40 F Selecteer " Tijd instellen " of " Datum instellen " en wijzig de instellingen met behulp van het numerieke toetsenbord en bevestig uw keuzes. F Druk op " Bevestigen " om het menu te verlaten.
Toegang tot de auto Sleutel met afstandsbediening U kunt om de auto te ontgrendelen of vergrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de lokalisatie en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging. Uitklappen van de sleutel Inklappen van de sleutel F Druk op deze knop om de sleutel uit te klappen. F Druk op deze knop om de sleutel in te klappen.
Toegang tot de auto "Keyless entry and start"-systeem Openen van de auto Volledig ontgrendelen Systeem waarmee de auto geopend, gesloten en gestart kan worden zonder dat u de elektronische sleutel tevoorschijn hoeft te halen. Kan ook worden gebruikt als afstandsbediening. Met de elektronische sleutel Met de sleutel F Draai de sleutel in de richting van de voorzijde van de auto om de auto te ontgrendelen. Met de afstandsbediening F Druk op het geopende hangslot om de auto te ontgrendelen.
Toegang tot de auto Vuil (vocht, stof, modder, zout, ...) op de binnenzijde van de portiergreep kan de detectie negatief beïnvloeden. Als na het reinigen van de binnenzijde van de portiergreep met een doek de detectie niet verbetert, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Plotseling contact met water (waterstraal, hogedrukspuit, ...) kan door het systeem worden beschouwd als een verzoek om ontgrendelen van de auto.
Toegang tot de auto Ontgrendelen van de bagageruimte Met de afstandsbediening F Druk op deze knop om de auto te ontgrendelen en de bagageruimte te openen. Selectieve ontgrendeling bagageruimte geactiveerd Het selectief ontgrendelen van de bagageruimte kunt u instellen met behulp van het configuratiemenu op het display van het instrumentenpaneel. Standaard is deze functie uitgeschakeld. F Met de afstandsbediening of de elektronische sleutel wordt dan alleen de bagageruimte ontgrendeld en/of geopend.
Toegang tot de auto 2 Sluiten van de auto Normale vergrendeling Wanneer u de sleutel in de vergrendelstand gedraaid houdt, de knop van de afstandsbediening ingedrukt houdt of uw vinger op de portiergreep houdt, worden ook de ruiten en het schuifdak gesloten. Raadpleeg het PEUGEOTnetwerk om deze functie te laten deactiveren. Met de sleutel F Draai de sleutel in de richting van de achterzijde van de auto om de auto volledig te vergrendelen.
Toegang tot de auto Als een van de portieren of de achterklep geopend is, als een van de sleutels van het Keyless entry and start-systeem zich in de auto bevindt of als het contact is aangezet, werkt de centrale vergrendeling niet. Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat binnen ongeveer 30 seconden een van de portieren wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld. Als het alarmsysteem al was ingeschakeld, wordt dit niet automatisch weer ingeschakeld.
Toegang tot de auto Supervergrendeling Met de afstandsbediening De supervergrendeling blokkeert het van buitenaf en van binnenuit openen van de portieren. Als de supervergrendeling is ingeschakeld, is ook de vergrendelingsschakelaar in het interieur buiten werking. Schakel daarom nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt. F Druk op het gesloten hangslot om de auto volledig te vergrendelen of druk langer dan 2 seconden op het gesloten hangslot om ook de ruiten te sluiten.
Toegang tot de auto Vergrendelen / ontgrendelen van binnenuit Lokaliseren van de auto Automatische centrale vergrendeling van de portieren De portieren kunnen tijdens het rijden automatisch worden vergrendeld (bij een snelheid hoger dan 10 km/h). Houd om deze functie in of uit te schakelen de knop ingedrukt tot een melding op het display wordt weergegeven. F Druk op de knop om de portieren en de achterklep te ver- of ontgrendelen. Als de supervergrendeling is ingeschakeld, is de knop buiten werking.
Toegang tot de auto Noodprocedure Noodprocedure voor openen/sluiten met de elektronische sleutel Met de geïntegreerde sleutel kan de auto vergrendeld en ontgrendeld worden als de elektronische sleutel niet werkt: lege batterij, accu ontladen of losgekoppeld, ... auto bevindt zich in een omgeving met veel elektromagnetische straling. F Trek aan de knop 1 om de geïntegreerde sleutel 2 uit de houder te halen. F Open of sluit de auto met de sleutel.
Toegang tot de auto Synchroniseren (elektronische sleutel) Batterij van de sleutel vervangen Batterij van de elektronische sleutel vervangen Batterij ref.: CR2032 / 3 V. Deze batterij is via het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats verkrijgbaar. Als de batterij van de afstandsbediening vervangen moet worden, wordt u gewaarschuwd door een melding op het display van het instrumentenpaneel. F Wip het deksel met een kleine schroevendraaier bij de uitsparing los. F Verwijder het deksel.
Toegang tot de auto Sleutels, afstandsbediening, elektronische sleutel verloren Ga met het kentekenbewijs van de auto en uw legitimatiebewijs naar het PEUGEOT-netwerk. Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en een nieuwe bestellen. Afstandsbediening 2 De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Toegang tot de auto Alarm - Wegsleepbeveiliging Dit systeem treedt in werking als er veranderingen in de wagenhoogte worden waargenomen. Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild, verplaatst of aangestoten. Automatische beveiligingsfunctie Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende typen beveiliging: - Omtrekbeveiliging 52 Dit systeem treedt in werking als iemand probeert het alarm te saboteren.
Toegang tot de auto Vergrendelen van de auto met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld: een ruit op een kier blijft staan, de auto wordt gewassen, een wiel wordt verwisseld, de auto wordt gesleept, de auto op een boot wordt vervoerd.
Toegang tot de auto Elektrisch bedienbare ruiten Beveiliging tegen beknellen Handbediening Duw of trek de schakelaar tot het zware punt om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten. 1. 2. 3. 4. 5. 54 Schakelaar ruitbediening links voor. Schakelaar ruitbediening rechts voor. Schakelaar ruitbediening rechts achter. Schakelaar ruitbediening links achter. Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare ruiten achter, vergrendeling van de achterportieren (kinderbeveiliging).
Toegang tot de auto 2 Resetten van de ruitbediening Als de accu is losgekoppeld geweest, moet de ruitbediening gereset worden. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld: open de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens als de schakelaar omhoog wordt getrokken, sluit de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten, houd de schakelaar na het sluiten nog minimaal 1 seconde vast.
Toegang tot de auto Bagageruimte Openen Vanuit het interieur Houd deze knop ingedrukt tot u aan het geluid hoort dat de achterklep ontgrendeld is. Berline SW F Ontgrendel de auto volledig met de afstandsbediening of de sleutel en druk op deze knop. F Ontgrendel de auto volledig met de afstandsbediening of de sleutel, duw op de hendel A en open de achterklep. Sluiten F Trek de achterklep omlaag met behulp van de handgreep aan de binnenzijde.
Toegang tot de auto Elektrisch bedienbare achterklep (SW) 2 Openen Vanuit het interieur Auto vergrendeld/ supervergrendeld F Druk op deze knop A van de afstandsbediening. Auto ontgrendeld F Druk op de knop A van de afstandsbediening of op de knop B van de achterklep. F Druk op deze knop om de achterklep te ontgrendelen en open vervolgens de achterklep. Wanneer u de achterklep met de afstandsbediening opent, controleer dan of niets de beweging van de achterklep kan hinderen.
Toegang tot de auto Sluiten F Druk op deze knop C om de achterklep elektrisch te sluiten. Probeer de achterklep bij het sluiten niet tegen te houden; hierdoor stopt de achterklep met sluiten en gaat deze vervolgens enkele centimeters omhoog. Handmatig sluiten: beweeg de achterklep een klein eindje omhoog en omlaag, zodat deze ontgrendeld wordt, en sluit vervolgens de achterklep. Zorg ervoor dat tijdens het openen of sluiten van de achterklep niemand in de buurt staat om verwondingen te voorkomen.
Toegang tot de auto Noodbediening (Berline en SW) Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele storing in de centrale vergrendeling de achterklep mechanisch ontgrendeld worden. 2 Ontgrendelen F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen. F Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot en kantel vervolgens de hendel naar links om de achterklep te ontgrendelen.
Toegang tot de auto Schuif-/kanteldak U hebt de beschikking over een schuif-/kanteldak met getint glas, waardoor de lichtinval en het zicht in het interieur worden vergroot. Openen Sluiten Zonnescherm Draai de knop naar links om het dak te open te schuiven (meerdere standen zijn mogelijk). Draai de knop terug in zijn oorspronkelijke stand. Als de stand van het glazen paneel niet overeenkomt met de stand op de draaiknop, druk dan de knop in tot het wel de juiste stand heeft bereikt.
Toegang tot de auto Beveiliging tegen beknellen Systeem resetten Een beveiliging tegen beknellen zorgt ervoor dat het sluiten van het dak wordt onderbroken, zowel bij het schuiven als het kantelen. Als het tegen een obstakel stuit, gaat het gedeeltelijk weer open. Als het na een tweede poging nog niet lukt het dak te sluiten, kan het noodzakelijk zijn het systeem te resetten.
Toegang tot de auto Panoramadak (SW) Openen Draai de knop linksom (meerdere standen zijn mogelijk). Sluiten Draai de knop terug in zijn oorspronkelijke stand. Als de stand van het scherm niet overeenkomt met de stand op de draaiknop, druk dan de knop in tot het scherm wel de juiste stand heeft bereikt. U hebt de beschikking over een panoramadak met getint glas, waardoor de lichtinval en het zicht in het interieur worden vergroot.
Toegang tot de auto Brandstoftank Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 72 liter (of 55 liter, afhankelijk van de uitvoering). Openen - Druk op de toets. Dit is gedurende enkele minuten na het afzetten van het contact mogelijk. Zet het contact nog een keer aan om deze functie opnieuw te activeren (indien nodig). Tank nooit als de motor door het Stop & Start-systeem is afgezet; zet in dat geval altijd het contact af met de sleutel.
Toegang tot de auto Tankbeveiliging diesel Minimumbrandstofniveau Als het minimumbrandstofniveau is bereikt, gaat dit waarschuwingslampje branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel. Als dit lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 7 liter brandstof in de tank. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u zonder brandstof komt te staan.
Toegang tot de auto Brandstof voor benzinemotoren Brandstof voor dieselmotoren Auto's met benzinemotoren kunnen rijden op biobrandstoffen van het type E10 (deze bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376. Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293.
Comfort Voorstoelen Handmatig verstellen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 66 Hoofdsteun in hoogte verstellen en kantelen Trek de hoofdsteun omhoog om deze hoger te stellen. Houd de knop ingedrukt om de hoofdsteun lager te stellen en duw de hoofdsteun omlaag (druk de knop in tot voorbij het zware punt). Kantelen van de rugleuning Zet met de daarvoor bestemde bediening de rugleuning in de gewenste hellingshoek.
Comfort Elektrisch verstellen 1. 2. 3. Zet, om de stoelen elektrisch te verstellen, het contact aan of start de motor als de eco-modus is ingeschakeld. Na het openen van het voorportier kan de bediening van de elektrische verstelling van de bestuurdersstoel nog ongeveer een minuut worden gebruikt. Ongeveer een minuut na het uitzetten van het contact en in de eco-mode, wordt de bediening van de elektrische stoelverstelling uitgeschakeld.
Comfort Opslaan van zitposities in het geheugen In-/uitstapfunctie Opslaan van een zitpositie met de toetsen M / 1 / 2 Dit systeem slaat de elektrische instellingen van de bestuurdersstoel, de buitenspiegels en het head-up display op. U kunt twee standen opslaan met de toetsen aan de zijkant van de bestuurdersstoel. F Zet het contact aan. F Zet uw stoel, de buitenspiegels en het head-up display in de gewenste stand. F Druk op de toets M en vervolgens binnen 4 seconden op de toets 1 of 2.
Comfort Bediening stoelverwarming 3 Bij draaiende motor is de stoelverwarming voor beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar. Hoogte- en hoekverstelling hoofdsteun F Hoofdsteun omlaag bewegen: druk de knop A in tot voorbij het zware punt en beweeg de hoofdsteun naar beneden tot de gewenste positie is bereikt; laat vervolgens de knop los. F Hoofdsteun omhoog bewegen: beweeg de hoofdsteun omhoog tot de gewenste positie is bereikt.
Comfort Massagefunctie Inschakelen F Druk op deze knop. Deze functie zorgt voor een massage ter hoogte van de lendenen van de bestuurder. De functie werkt alleen bij draaiende motor en als de STOP-stand van het Stop & Start-systeem is geactiveerd. 70 Het verklikkerlampje gaat branden en de massagefunctie wordt voor een tijdsduur van 1 uur ingeschakeld. Gedurende deze tijdsduur wordt de massage in cycli van 6 minuten uitgevoerd (4 minuten massage worden gevolgd door 2 minuten rust).
Comfort Achterbank U kunt het linkerdeel (1/3) en/of het rechterdeel (2/3) van de achterbank neerklappen om de bagageruimte te vergroten. Hoofdsteunen buitenste zitplaatsen achter De hoofdsteunen hebben twee standen, een hoge stand (comfort en veiligheid) en een lage stand (zicht naar achteren). De hoofdsteunen kunnen ook worden verwijderd.
Comfort Neerklappen van de achterbank via de achterzijde Terugplaatsen van de achterbank Let erop dat bij het terugplaatsen van de achterbank de veiligheidsgordels niet klem komen te zitten en dat de gesphouders op de juiste plek komen te zitten. Zorg ervoor dat de beweging van de bank niet kan worden gehinderd door voorwerpen die zich op of onder de bank bevinden.
Comfort Spiegels Buitenspiegels Inklappen - De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto. De buitenspiegels kunnen ook worden ingeklapt voor het parkeren in een smalle straat. Ontwaseming - ontdooiing Deze functie kunt u inschakelen door bij draaiende motor op de toets van de achterruitverwarming te drukken. Zie de rubriek "Ontwaseming - Ontdooiing achterruit".
Comfort Automatisch kantelen buitenspiegels bij het achteruitrijden De buitenspiegels kunnen bij het achteruit inparkeren naar de grond worden gericht. Inschakelen F Schakel bij draaiende motor de achteruitversnelling in. F Beweeg de schakelaar A naar rechts of links om de desbetreffende buitenspiegel te selecteren. De geselecteerde buitenspiegel wordt in de geprogrammeerde stand gericht. Uitschakelen Programmeren F Schakel bij draaiende motor de achteruitversnelling in.
Comfort Stuurwielverstelling Binnenspiegel Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto. De binnenspiegel is voorzien van een antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van achteropkomend verkeer.
Comfort Indeling interieur 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Gekoeld dashboardkastje Het dashboardkastje is voorzien van een ventilatieopening* die met een draaiknop kan worden afgesloten. Via deze opening wordt koude lucht toegevoerd. Bovendien is het kastje voorzien van een USBaansluiting* voor de 3G-dongel. Opbergvakken Wegklapbare bekerhouders Druk op het deksel om de bekerhouder te openen. Uitneembare asbak Druk op het deksel om de asbak te openen.
Comfort Matten De matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto. Bevestigen Middenarmsteun achter Terugplaatsen 3 Terugplaatsen van de mat aan de bestuurderszijde: F leg de mat goed op zijn plaats, F druk de bevestigingen vast, F controleer of de mat goed vastzit. Gebruik, wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de bevestigingen uit het bijgeleverde zakje. De overige matten worden gewoon op de vloerbedekking gelegd.
Comfort Skiluik Peugeot Connect USB - USB-box Het skiluik kan worden gebruikt voor het vervoeren van lange voorwerpen. Openen F Klap de middenarmsteun omlaag. F Druk op de ontgrendelingsknop van het luik. F Laat het skiluik zakken. F Steek voorwerpen vanuit de bagageruimte door het skiluik. Sluit het luik wanneer u het niet meer gebruikt. 78 Deze aansluitmodule bestaat uit een JACKaansluiting en een USB-poort. Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod ® of een USB-stick.
Comfort Indeling van de bagageruimte (Berline) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Inklapbare haken Opbergvakken Hierin zijn het sleepoog, het wielblok (om te voorkomen dat de auto wegrolt) en de bandenreparatieset opgeborgen (volgens uitvoering en land van bestemming). Sjorogen Riemen Bagageruimteverlichting Vloerplaat Til de vloerplaat op om toegang te krijgen tot de opbergvakken of het reservewiel (volgens land van bestemming).
Comfort Indeling van de bagageruimte (SW) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 80 Bagageruimteverlichting Schakelaars voor neerklappen zitplaatsen achter Inklapbare haken 12V-aansluiting (maximaal 120 W) Opbergvakken Hierin zijn het sleepoog, het wielblok (om te voorkomen dat de auto wegrolt) en de bandenreparatieset opgeborgen (volgens uitvoering en land van bestemming). Sjorogen Bagageafdekking (zie volgende pagina).
Comfort Bagageafdekscherm (SW) Oprollen Verwijderen Plaatsen F Druk voorzichtig de vergrendeling (PRESS) in, het bagageafdekscherm wordt automatisch opgerold. De flap A kan langs de leuning van de achterbank worden neergeklapt. F Knijp de bediening 1 in en licht het bagageafdekscherm eerst aan het rechter uiteinde op, daarna aan het linker uiteinde en verwijder het. F Plaats het linker uiteinde van het oprolmechanisme in de uitsparing B achter de achterbank.
Comfort Bagagenet voor hoge belading (SW) Het net, dat aan de specifieke bovenste en onderste bevestigingen wordt vastgemaakt, zorgt ervoor dat de auto tot aan het dak kan worden beladen: achter de voorstoelen (1e zitrij) wanneer de achterbank is neergeklapt, achter de achterbank (2e zitrij). Klap de achterbank niet op wanneer de oprolautomaat van het net op de rugleuning van de neergeklapte achterbank is bevestigd.
Comfort 3 2e zitrij F rol de bagageafdekking op en verwijder deze vervolgens, F plaats het linker uiteinde van de oprolautomaat 2 in de steun van de bagageafdekking, F plaats het rechter uiteinde van de oprolautomaat 2 in de steun van de bagageafdekking, vergrendel deze vervolgens (rode markering), F rol het bagagenet voor hoge belading vanaf de achterbank uit, duw er daarbij tegenaan om het net los te maken uit de bevestigingshaken, F plaats een van de uiteinden van de metalen stang van het net in de de
Comfort Verwarming en ventilatie De ventilatie zorgt voor een optimaal comfort en zicht in het interieur. Luchttoevoer De lucht in het interieur wordt gefilterd en wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd. Bedieningspaneel De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder, voorpassagier of achterpassagiers (afhankelijk van het uitrustingsniveau) via verschillende circuits worden toegevoerd.
Comfort Tips voor instellingen in het interieur Verwarming of handbediende airconditioning Gewenste werking Luchtverdeling Luchtopbrengst Luchtrecirculatie/ Toevoer van buitenlucht Temperatuur Handbediende airconditioning 3 WARM KOUD ONTWASEMEN ONTDOOIEN Automatische airconditioning : het is raadzaam het automatische programma van de airconditioning te gebruiken door op de toets "AUTO" te drukken.
Comfort Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: F Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren. Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ververst wordt.
Comfort Handbediende airconditioning De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor. 3. Luchtverdeling F Druk op de desbetreffende toets voor: Voorruit en zijruiten. 3 Centrale ventilatieroosters en zijventilatieroosters. 1. Temperatuurregeling F Draai de knop van links (koel) naar rechts (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen. 2. Luchtopbrengstregeling F Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de luchtopbrengst te verhogen.
Comfort 4. T oevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en zijruiten. De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast. Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan. 5. Airconditioning aan/uit De airconditioning werkt doeltreffend in elk jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Comfort Automatische airconditioning met gescheiden regeling De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor. Automatische werking 2 - 3. R egeling bestuurders-/ passagierszijde De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk naar wens instellen. De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
Comfort 5. C entrale regeling/gescheiden regeling Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil. 4. A utomatisch programma "Zicht" Zie paragraaf "Ontwaseming ontdooiing vóór".
Comfort 8. Regeling luchtverdeling F Druk op de desbetreffende toets voor de stand: Voorruit en zijruiten. 9. Regeling luchtopbrengst F Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de luchtopbrengst te verhogen. Afhankelijk van de gevraagde waarde wordt het pictogram van de luchtopbrengst, de ventilator, geleidelijk gevuld. Centrale ventilatieroosters en zijventilatieroosters. F Druk op deze toets "lege ventilator" om de luchtopbrengst te verlagen. Beenruimte.
Comfort Automatische airconditioning quadrizone De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor. Automatische werking 3 - 4. Regeling aan bestuurders-/ passagierszijde De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk naar wens instellen. De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit. 1. Automatisch programma "Confort" 2.
Comfort Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil. 5. Automatisch programma "Zicht" Zie de paragraaf "Ontwaseming - ontdooiing vóór". 6.
Comfort 8. Regeling luchtverdeling F Druk op de desbetreffende toets voor de stand: Voorruit en zijruiten. 9. Regeling luchtopbrengst F Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de luchtopbrengst te verhogen. Afhankelijk van de gevraagde waarde wordt het pictogram van de luchtopbrengst, de ventilator, geleidelijk gevuld. Centrale ventilatieroosters en zijventilatieroosters. Beenruimte. Afhankelijk van uw wensen kunt u twee instellingen combineren of de drie instellingen gezamenlijk selecteren.
Comfort Comfortregeling achterpassagiers De bediening van de airconditioning achter werkt uitsluitend als vanaf de zitplaatsen vóór: de toets REAR is geactiveerd, het automatische programma Zicht niet is ingeschakeld. 1. Automatisch programma Comfort F Druk op de toets "AUTO". Het verklikkerlampje in de toets gaat branden. 2. Regeling van de luchtverdeling 3.
Comfort 4. Regeling van de luchtopbrengst F Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de luchtopbrengst te verhogen. Het symbool voor de aanjagersnelheid, de ventilator, wordt geleidelijk afhankelijk van de gevraagde waarde gevuld. F Druk op deze toets "lege ventilator" om de luchtopbrengst te verlagen. 96 Uitschakelen van het systeem F Druk op deze toets "lege ventilator" van de luchtopbrengst tot het symbool van de ventilator verdwijnt en "- -" wordt weergegeven.
Comfort Ontwasemen Ontdooien vóór Met handbediende airconditioning F Selecteer dit programma om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien. Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden. Stel de temperatuurregeling in om de ruiten sneller te ontwasemen/ontdooien.
Comfort Programmeerbaar verwarmings-/ventilatiesysteem Programmeren F Selecteer in het "Hoofdmenu" de optie "Voorverwarming/ventilatie", Stand "Programmeerbare verwarming" Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem dat het koelvloeistofcircuit van de motor opwarmt, zodat de ruiten sneller ontdooid kunnen worden en het interieur voorverwarmd kan worden. Dit verklikkerlampje gaat uitsluitend branden als het systeem in de stand "programmeerbare verwarming" wordt geprogrammeerd.
Comfort F Selecteer: - "onmiddellijk" om de verwarming of ventilatie te starten (als de keuze via "OK" is bevestigd), - het eerste klokje om uw vertrektijd te programmeren/op te slaan, - het tweede klokje om een tweede vertrektijd te programmeren/op te slaan. Afhankelijk van de ingestelde vertrektijd berekent het systeem automatisch het optimale inschakeltijdstip.
Rijden Starten - afzetten van de motor Handgeschakelde versnellingsbak: zet de versnellingshendel in de neutraalstand. Elektronisch gestuurde versnellingsbak: zet de selectiehendel in de stand N. Automatische transmissie: zet de selectiehendel in de stand P of N. Laat bij temperaturen onder de -23°C de motor vier minuten stationair draaien. Dit is belangrijk voor de goede werking en de levensduur van de motor en de versnellingsbak van uw auto.
Rijden Starten met de elektronische sleutel Afzetten met de elektronische sleutel Als aan een van de voorwaarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt ter herinnering een melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven. In sommige gevallen moet het stuurwiel heen en weer worden bewogen terwijl de knop "START/STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via een melding op de hoogte gebracht. F De elektronische sleutel bevindt zich in het interieur van de auto.
Rijden Diefstalbeveiliging Elektronische startbeveiliging In de sleutels is een chip aangebracht die over een geheime code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact de code van de sleutel worden herkend door de startbeveiliging. Deze elektronische startbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.
Rijden Elektrische parkeerrem Handmatig aantrekken Programmeren van de werking Afhankelijk van het land van bestemming kan de functie voor het automatisch aantrekken van de parkeerrem bij het afzetten van de motor en het automatisch vrijzetten van de parkeerrem bij het wegrijden worden uitgeschakeld. Deze functie kan worden ingeschakeld/ uitgeschakeld via het menu op het display van het instrumentenpaneel.
Rijden Handmatig vrijzetten Automatisch aantrekken, motor afgezet Extra stevig aantrekken Om bij aangezet contact of draaiende motor de parkeerrem vrij te zetten, trapt u het rempedaal in, drukt u de hendel A in en laat u deze vervolgens weer los. De vrijgezette toestand van de parkeerrem wordt aangegeven door: - - het uitgaan van het verklikkerlampje parkeerrem en het verklikkerlampje P op de hendel A, de melding "Parkeerrem vrijgezet".
Rijden Automatisch vrijzetten De elektrische parkeerrem wordt automatisch geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden: F Handgeschakelde versnellingsbak: houd het koppelingspedaal geheel ingetrapt en schakel de 1e versnelling of de achteruitversnelling in. Trap vervolgens het gaspedaal in terwijl u het koppelingspedaal laat opkomen. F Elektronisch gestuurde versnellingsbak: zet de selectiehendel in de stand A, M of R en geef gas.
Rijden Noodremfunctie Wanneer het rempedaal niet werkt, kan de auto worden gestopt door aan de hendel A te trekken en deze vast te houden. De dynamische stabiliteitsregeling zorgt ervoor dat de auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief is. In geval van een storing aan het systeem van de noodremfunctie verschijnt de melding "Parkeerrem defect". Bij een defect aan het CDS, aangegeven door het branden van dit verklikkerlampje, kan de stabiliteit bij het remmen niet worden gegarandeerd.
Rijden Storingen Als het storingslampje van de elektrische parkeerrem gaat branden in combinatie met één of meer verklikkerlampjes uit de onderstaande tabel, zet de auto dan op een veilige plaats stil (vlakke ondergrond, met ingeschakelde versnelling) en raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Situaties Gevolgen Weergave van de melding "Storing parkeerrem" en branden van de volgende verklikkerlampjes: - De automatische bediening is uitgeschakeld.
Rijden Situaties en/of knipperend. Weergave van de melding "Storing parkeerrem" en branden van de volgende verklikkerlampjes: Gevolgen Om de elektrische parkeerrem aan te trekken: F parkeer de auto en zet het contact uit, F trek de hendel ten minste 5 seconden uit tot de parkeerrem is aangetrokken, F zet het contact aan en controleer of de verklikkerlampjes van de elektrische parkeerrem gaan branden. Het aantrekken van de parkeerrem duurt langer dan normaal.
Rijden Handbediende parkeerrem 4 Aantrekken Vrijzetten F Trap het rempedaal in en trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten. F Trap het rempedaal in, trek vervolgens de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel omlaag. Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje STOP branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding, geeft dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Rijden Handgeschakelde 6-versnellingsbak Inschakelen van de 5e of de 6e versnelling Inschakelen van de achteruitversnelling F Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e versnelling in te schakelen. Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait. Als dit advies niet wordt nageleefd, kan de versnellingsbak onherstelbaar beschadigd raken (per ongeluk inschakelen van de 3e of 4e versnelling).
Rijden Schakelindicator* Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen. Werking Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u rustig rijdt. Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen. Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
Rijden Automatische transmissie "TipTronic - System Porsche" Bij deze automatische transmissie met 6 versnellingen kunt u kiezen voor automatisch schakelen, aangevuld met de programma's Sport en Sneeuw, of voor handmatig schakelen.
Rijden Weergave op het instrumentenpaneel Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel. P. Parking (parkeerstand) R. Reverse (achteruitversnelling) N. Neutral (neutraalstand) D. Drive (automatisch schakelen) S. Programma Sport T. Programma Sneeuw 1 t/m 6. I ngeschakelde versnelling bij handmatig schakelen -. Ongeldige waarde bij handmatig schakelen Wegrijden F Trap het rempedaal in en selecteer de stand P of N.
Rijden Automatisch schakelprogramma F Selecteer de stand D om automatisch te laten schakelen tussen de zes versnellingen. De versnellingsbak werkt dan in de autoadaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg en de belading van de auto. Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown).
Rijden Storing Handmatig schakelen F Selecteer de stand M om sequentieel te schakelen in de zes versnellingen. F Trek de selectiehendel naar het symbool + om één versnelling op te schakelen. F Duw de selectiehendel naar het symbool om één versnelling terug te schakelen. Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening.
Rijden Elektronisch gestuurde versnellingsbak Bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak met 6 versnellingen kunt u kiezen tussen automatisch schakelen en handmatig schakelen. Deze versnellingsbak heeft twee gebruiksmogelijkheden: automatische bediening, waarbij het open terugschakelen volledig automatisch wordt geregeld, handmatige bediening, waarbij de bestuurder zelf sequentieel kan schakelen.
Rijden Weergave op het instrumentenpaneel Starten van de auto Automatische bediening F Selecteer de stand N. F Houd het rempedaal ingetrapt. F Start de motor. F Start de auto en selecteer de stand A om de automatische bediening van de versnellingsbak te activeren. Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding N. Standen van de selectiehendel N. Neutral (neutraalstand). R. Reverse (achteruitversnelling). 1, 2, 3, 4, 5, 6. V ersnellingen bij handmatig schakelen. A.
Rijden Handmatig schakelen Handmatige bediening F Zet na het starten de selectiehendel in de stand M om de handbediende stand in te schakelen. F Beweeg de hendel in de richting van het symbool "+" om op te schakelen. F Beweeg de hendel in de richting van het symbool "-" om terug te schakelen. Bij de automatische bediening blijft het altijd mogelijk om zelf te schakelen met behulp van de flippers achter het stuurwiel, bijvoorbeeld om even snel in te halen. F Bedien de flippers "+" of "-" achter het stuur.
Rijden Kruipfunctie (rijden zonder gasgeven) Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage snelheid soepeler (inparkeren, file rijden, ...). Als de motor stationair draait, de selectiehendel in de stand A, M of R staat en het rempedaal wordt losgelaten, zet de auto zich langzaam in beweging zodra u het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het gaspedaal bedient).
Rijden Stop & Start Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. Het Stop&Start-systeem is perfect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Rijden Uitschakelen Overgang naar de START-stand Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en de motor wordt automatisch gestart: - - - auto met een handgeschakelde versnellingsbak: als u het koppelingspedaal volledig intrapt, auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak: ● als u het rempedaal loslaat terwijl de selectiehendel in de stand A of M staat, ● of als u, terwijl de selectiehendel in de stand N staat en het rempedaal is losgelaten, de selectiehendel in de stand A of M zet, ● of als u de achter
Rijden Inschakelen Storingen Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF". Het systeem is dan weer ingeschakeld; het verklikkerlampje in de schakelaar gaat uit en er wordt een melding op het display weergegeven. Schakel omwille van de veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren. Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contact opnieuw aanzet.
Rijden Hill holder Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen. Deze functie is alleen actief: als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt, bij bepaalde hellingcondities, als het bestuurdersportier is gesloten. De hill holder kan niet worden uitgeschakeld. Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de hill holder gebruikt.
Rijden Head-up display Systeem dat bepaalde informatie op een getint scherm projecteert, in het directe gezichtsveld van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet van de weg hoeft af te wenden. Schakelaars Informatie op het head-up display Dit systeem werkt bij draaiende motor en de instellingen worden opgeslagen bij het afzetten van het contact. 1. 2. 3. 4. Inschakelen head-up display. Uitschakelen head-up display (lang indrukken). Regeling lichtsterkte. Hoogteverstelling weergave.
Rijden Inschakelen/uitschakelen Regelen van de lichtsterkte Het is raadzaam de toetsen uitsluitend bij stilstaande auto te bedienen. Leg nooit voorwerpen rondom het scherm (of in de uitsparing) zodat het uitklappen en de goede werking van het scherm niet verhinderd worden. F Druk bij draaiende motor op de toets 1 om het systeem in te schakelen en het scherm uit te klappen. F Houd de toets 2 ingedrukt om het systeem uit te schakelen en het scherm in te klappen.
Rijden Dode-hoekdetectie Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig in de dode hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel gevaar betekent. 126 In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat voertuig bevindt, brandt dan permanent een lampje: direct, wanneer u wordt ingehaald, na circa een seconde, wanneer u te traag een andere auto inhaalt. Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een vervanging zijn voor de spiegels.
Rijden Inschakelen F Druk op deze knop: het controlelampje gaat branden. Met Autoradio of bij HYbrid4-uitvoering Sensoren in de voor- en achterbumper controleren de dode hoek van de auto.
Rijden Storingen F Om deze functie uit te schakelen drukt u nog een keer op de knop: het controlelampje gaat uit. Bij het afzetten van het contact wordt de status van het systeem opgeslagen. De dode-hoekdetectie wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhanger trekt met een door het PEUGEOT-netwerk gehomologeeerde trekhaak. - - - 128 bij het inhalen van of ingehaald worden door een extreem lang voertuig (vrachtauto, autobus...
Rijden Snelheden opslaan Het opslaan van snelheden geldt voor de snelheidsbegrenzer en voor de snelheidsregelaar. Werking Selecteren F Selecteer "Activeren" om de opgeslagen snelheden te kunnen gebruiken. F Vink de snelheden M1 tot en met M5 aan die u wilt gebruiken. F Verplaats de cursor naar de gekozen waarde en druk vervolgens op "CONFIG" om de waarde te kunnen wijzigen. F Selecteer "OK" en bevestig dit om de wijzigingen op te slaan. U kunt vijf snelheden opslaan in het geheugen van het systeem.
Rijden Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de wagensnelheid de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt. Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect. Alleen door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
Rijden Programmeren F Druk op 1: de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. F Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 90 km/h). U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3: +/- 1 km = kort indrukken, +/- 5 km = lang indrukken, +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. F Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4.
Rijden Snelheidsregelaar Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven. Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig.
Rijden Programmeren Storing F Druk op 1: de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause). F Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het gewenste niveau te brengen en vervolgens op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 110 km/h). U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3: +/- 1 km = kort indrukken, +/- 5 km = lang indrukken, +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
Rijden Parkeerhulp Parkeerhulp achter De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij klinkt een geluidssignaal. Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief. Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in de nabijheid van de auto (personen, auto's, bomen, slagbomen, enz.) die binnen het detectiebereik vallen. Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.
Rijden Parkeerhulp vóór Uitschakelen/activeren van de parkeerhulp vóór en achter De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd. De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra de auto langer dan drie seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan 10 km/h.
Rijden Storing Als er een storing optreedt, gaat bij het inschakelen van de achteruitversnelling dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel branden en/of wordt er een bericht op het display weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal (korte pieptoon). Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Controleer bij slecht weer of in winterse omstandigheden of de sensoren soms bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.
Rijden Achteruitrijcamera 4 De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de achteruit staat. Afhankelijk van de uitvoering van uw auto worden de beelden op het touchscreen of in het instrumentenpaneel weergegeven. De achteruitrijcamera vormt een aanvulling op het parkeerhulpsysteem. De achteruitrijcamera is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is.
Zicht Lichtschakelaar Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting en signalering van de auto selecteren en inschakelen. 138 Hoofdverlichting Aanvullende verlichting Automatische functies Uw auto is voorzien van verschillende verlichtingsfuncties: parkeerlicht: om gezien te worden, dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden, grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen zonder ander verkeer, meedraaiende koplampen: voor een optimaal zicht in bochten.
Zicht Ring voor de selectie van de stand van de hoofdverlichting Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten. 5 Lichten uit. Automatische verlichting. Alleen parkeerlicht. Dimlicht of grootlicht. Uitvoering zonder automatische inschakeling Grootlichtschakelaar Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
Zicht Ring voor de selectie van de mistverlichting De mistverlichting werkt in combinatie met het dimlicht en het grootlicht. Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en de mistachterlichten verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Gebruik de mistlampen vóór en de mistachterlichten uitsluitend bij mist of sneeuwval.
Zicht Dagrijverlichting Vergeten verlichting Als het contact is afgezet, de verlichting handmatig is ingeschakeld en een van de voorportieren wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt. Het geluidssignaal stopt zodra de verlichting wordt uitgeschakeld. Als de dimlichten bij afgezet contact blijven branden, gaat de auto over in de ECO-mode om het ontladen van de accu te voorkomen.
Zicht Handbediende follow me home-verlichting Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken. Inschakelen F Geef binnen 30 seconden of 1 minuut na het afzetten van het contact (afhankelijk van de in het Hoofdmenu van het display van het instrumentenpaneel ingestelde tijd van de verlichting) een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar. F Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie uit te schakelen.
Zicht Automatische verlichting Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is of in bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden ingeschakeld. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt. Inschakelen F Draai de ring in de stand "AUTO". Het inschakelen wordt bevestigd door een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Zicht Grootlichtassistent Dit systeem schakelt automatisch om tussen dim- en grootlicht, afhankelijk van de aanwezigheid van overig verkeer op de weg dat wordt geregistreerd door een sensor op de binnenspiegel. Het systeem wordt geactiveerd vanaf 25 km/h en wordt weer gedeactiveerd bij 15 km/h. Inschakelen F Zet de lichtschakelaar in de stand "AUTO" of "Dimlicht/grootlicht". F Druk op deze toets; het lampje gaat branden.
Zicht Instapverlichting buitenzijde Verlichting buitenspiegels De instapverlichting wordt afhankelijk van de door de lichtsensor gesignaleerde hoeveelheid licht geactiveerd om op donkere plaatsen het lokaliseren van de auto en het instappen te vergemakkelijken. Inschakelen 5 F Druk op het geopende hangslot van de afstandsbediening. Het dimlicht en parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt ontgrendeld.
Zicht Halogeenkoplampen handmatig verstellen Automatische koplamphoogteverstelling bij lampen met "full led"-technologie Verstel de koplampen met halogeenlampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen. 0 Bestuurder of bestuurder + voorpassagier. Bestuurder + voorpassagier + achterpassagiers. 1 5 personen. 5 personen + belading in de bagageruimte. 2 Bestuurder + belading in de bagageruimte.
Zicht Aanvullende verlichting vóór Aanvullende verlichting ingeschakeld Deze functie wordt ingeschakeld vanaf een bepaalde stuuruitslag. Tijdens het rijden met dim- of grootlicht verlichten LED's (Light-emitting Diodes) in de koplamp de binnenkant van de bocht. De wagensnelheid moet lager zijn dan 120 km/h. Deze functie is uitsluitend beschikbaar in combinatie met de "Full LED"-koplampen.
Zicht Statische bochtverlichting Tijdens het rijden met dim- of grootlicht wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de binnenkant van de bocht extra te verlichten bij snelheden tot 40 km/h. Het gebruik van de statische bochtverlichting is vooral handig in de stad, op kruispunten, op bijzonder bochtige wegen, bij parkeermanoeuvres, ...
Zicht Ruitenwisserschakelaar De ruitenwissers voor en achter zorgen voor een optimaal zicht voor de bestuurder, ongeacht de weersomstandigheden. Handmatige functies De bestuurder schakelt de ruitenwissers handmatig in.
Zicht Ruitensproeiers vóór en koplampsproeiers uit, interval, wissen en sproeien (gedurende enige tijd). Ruitenwisser achter Achteruitversnelling Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter: Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld op het moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser achter ingeschakeld. Schakel de automatische werking van de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of strenge vorst en bij montage van een fietsendrager op de achterklep.
Zicht Automatische ruitenwissers vóór Te laag niveau ruiten-/ koplampsproeiervloeistof De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Als uw auto is voorzien van koplampsproeiers en het niveau van het reservoir te laag is, verschijnt dit pictogram op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Zicht Speciale stand van de ruitenwissers voor Storing In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.
Zicht Plafonniers Plafonnier vóór In deze stand gaat de interieurverlichting geleidelijk branden: - 1. 2. 3. 4. Plafonnier vóór Kaartleeslampjes vóór Kaartleeslampjes achter Sfeerverlichting als de auto wordt ontgrendeld, als de sleutel uit het contact wordt verwijderd, als een portier wordt geopend, als op de vergrendelingsknop van de afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te lokaliseren.
Zicht Sfeerverlichting De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt. 154 Inschakelen Uitschakelen Als het buiten donker is, gaan de leds van de sfeerverlichting automatisch branden als de parkeerlichten worden ingeschakeld. De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Kinderzitje achterin "Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting" Middelste zitplaats achter Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat het kinderzitje de voorstoel niet raakt.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Kinderzitje op de passagiersstoel voor* "Met de rug in de rijrichting" "Met het gezicht in de rijrichting" Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren worden geschoven, en in de hoogste stand en met de rugleuning rechtop worden gezet. De airbag aan passagierszijde moet zijn uitgeschakeld.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde Plaats nooit een kind in een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel als de airbag vóór aan passagierszijde is ingeschakeld. Het kind kan in dat geval bij een aanrijding ernstig en zelfs dodelijk gewond raken. Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de waarschuwingssticker aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen AR BG НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето. CS NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ. DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen 160 LT NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS. LV NEKAD NEuzstādiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera sēdvietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais DROŠĪBAS GAISA SPILVENS. Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Door PEUGEOT aanbevolen kinderzitjes PEUGEOT levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt. Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 1: van 9 tot 18 kg L1 "RÖMER/BRITAX Baby-Safe Plus". Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. L2 "RÖMER Duo Plus ISOFIX". 6 Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg L5 "KLIPPAN Optima". Vanaf ongeveer 6 jaar (22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Bevestiging kinderzitjes met veiligheidsgordel Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a), gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto: Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie Minder dan 13 kg (Categorie 0 (b) en 0+) Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (Categorie 1) Van 1 tot ongeveer 3 jaar Van 15 tot 25
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen a: universeel kinderzitje dat in alle auto's bevestigd kan worden met behulp van de veiligheidsgordel. b: categorie 0, vanaf de geboorte tot 10 kg. Reiswiegen en autobedjes mogen niet op de passagiersplaats voor worden vervoerd. Als ze op een zitplaats van de 2e zitrij worden geplaatst, zijn de andere zitplaatsen mogelijk niet meer bruikbaar. c: raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ISOFIX-bevestigingen Uw auto voldoet aan de nieuwste ISOFIXnormen. De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust met de voorgeschreven ISOFIXbevestigingen: Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen: Twee bevestigingsringen A, die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden, aangegeven met een etiket. - Eén bevestigingsring B achter de stoel, TOP TETHER genoemd, voor de bevestiging van de bovenste riem.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ISOFIX-kinderzitjes aanbevolen door PEUGEOT en gehomologeerd voor uw auto "RÖMER Duo Plus ISOFIX" (lengtecategorie: B1) Groep 1: van 9 tot 18 kg Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst. Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de bovenste riem, aan de ring B, de Top Tether. Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. We raden u aan de ligstand te gebruiken.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen "Baby P2C Mini" met ISOFIX-basis (lengtecategorie: E) Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIX-basis, die wordt bevestigd aan de ringen A. De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust. Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het zitje zonder basis gebruikt.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t/m G).
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen IUF: z itplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem. IL-SU : zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje: rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun, gezicht in de rijrichting voorzien van een steun, reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Adviezen Kinderzitjes De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding. Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen brengen.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen Elektrische kinderbeveiliging De elektrische kinderbeveiliging voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden geopend en blokkeert de bediening van de achterportierruiten. Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit op een storing in de elektrische kinderbeveiliging. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. 170 Inschakelen Uitschakelen F Druk bij ingeschakeld contact op deze knop.
Veiligheid Richtingaanwijzers Alarmknipperlichten Drie keer knipperen F Links: duw de hendel helemaal omlaag. F Rechts: duw de hendel helemaal omhoog. Wanneer de richtingaanwijzers na meer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld, wordt bij een snelheid van meer dan 60 km/h automatisch het knippergeluid versterkt. Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag, zonder het zware punt te passeren; de desbetreffende richtingaanwijzers knipperen vervolgens drie keer.
Veiligheid Urgence-oproep of Assistance-oproep Claxon Systeem om uw medeweggebruikers met een geluidssignaal te waarschuwen voor direct gevaar. Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de desbetreffende PEUGEOT-helpdesk. F Druk op het middelste gedeelte van het stuur met bedieningstoetsen. Raadpleeg de rubriek "Audio en telematica" voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening.
Veiligheid Gevarendriehoek Deze veiligheidsuitrusting vormt een aanvulling op de alarmknipperlichten. Elke auto moet zijn voorzien van een gevarendriehoek. Op de weg plaatsen van de gevarendriehoek F Plaats de gevarendriehoek achter de auto, houd u daarbij aan de ter plaatse geldende regels. In de binnenbekleding van het kofferdeksel/de achterklep is plaats voor een opgevouwen gevarendriehoek, al dan niet in een koker.
Veiligheid Controlesysteem bandenspanning Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden. Zodra de auto rijdt, controleert het systeem permanent de spanning van de vier banden. In het ventiel van elke band (met uitzondering van het reservewiel) is een druksensor gemonteerd. Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra het een daling van de spanning van een of meer banden detecteert.
Veiligheid Waarschuwing te lage bandenspanning Bij een te lage bandenspanning brandt dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, in combinatie met de weergave van een melding. Als er een afwijking in de bandenspanning van één band wordt geconstateerd, kan deze band worden herkend aan het pictogram of, afhankelijk van de uitvoering, de weergegeven melding. F Verlaag onmiddellijk de snelheid, maak geen bruuske stuurbewegingen en rem niet plotseling hard af.
Veiligheid Elektronische stabiliteitscontrole (ESP) Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP: Electronic Stability Control) dat de volgende systemen omvat: het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (REF), de noodremassistentie (AFU), de antispinregeling (ASR), de dynamische stabiliteitscontrole (CDS).
Veiligheid Tractiecontrole op besneeuwde wegen (Intelligent Traction Control) Deze auto is uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen: Intelligent Traction Control. Deze automatische functie is permanent geactiveerd om situaties met weinig grip op te sporen, zoals het wegrijden en het voortbewegen van de auto in verse en diepe sneeuw of over platgereden sneeuw.
Veiligheid Antispinregeling (ASR) Uitschakelen Opnieuw inschakelen In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn het ASR-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen. Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf snelheden boven 20 km/h. F Druk nogmaals op de knop "ASR OFF" om het systeem handmatig weer in te schakelen.
Veiligheid Veiligheidsgordels Veiligheidsgordels vóór De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer. Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.
Veiligheid Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) voor en achter Bij het aanzetten van het contact gaat het pictogram 1 op het instrumentenpaneel en de desbetreffende pictogrammen (2 t/m 6) op het pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels en passagiersairbag rood branden als de desbetreffende veiligheidsgordel niet is vastgemaakt of weer is losgemaakt. Hoogteverstelling vóór F Knijp, om het bevestigingspunt te vinden, de knop in en schuif deze in één van de standen.
Veiligheid Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.
Veiligheid Airbags De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
Veiligheid Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Veiligheid Zijairbags Activering De windowairbag wordt gelijktijdig met de zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij (B), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto worden uitgeoefend. De windowairbag wordt opgeblazen tussen de inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Veiligheid Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags: Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
Praktische informatie Bandenreparatieset De volledige set voor de reparatie van een band bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken. Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt. Toegang tot de set Overzicht gereedschap Deze set bevindt zich in de opbergbak onder de vloerplaat van de bagageruimte.
Praktische informatie Beschrijving van de set A. Schakelaar stand "Reparatie" of "Op spanning brengen". B. Aan/uit schakelaar "I/O". C. Knop voor leeg laten lopen. D. Manometer (bar en psi). E. Opbergvak met: - kabel + adapter voor 12V-aansluiting, - diverse opblaasnippels voor accessoires als ballonnen, fietsbanden, ... F. Flacon met afdichtmiddel. G. Witte slang met dop voor de reparatie. H. Zwarte slang voor het op spanning brengen. I. Sticker met snelheidslimiet.
Praktische informatie Reparatiemethode 1. Afdichting van het lek F Zet het contact af. F Zet de schakelaar A in de stand "Reparatie". F Controleer of de schakelaar B in de stand "O" staat. Verwijder het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band. 188 F Rol de witte slang G volledig uit. F Draai de dop van de witte slang los. F Sluit de witte slang aan op het ventiel van de lekke band. Let op: dit product is schadelijk (ethyleenglycol, colofonium...
Praktische informatie F Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van de aansluiting (kans op spatten). Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
Praktische informatie 2. Op spanning brengen F Zet de schakelaar A in de stand "Bandenspanning". F Rol de zwarte slang H volledig uit. F Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de gerepareerde band. F Sluit de stekker van de compressor weer aan op de 12V-aansluiting in de auto. F Start de motor opnieuw en laat de motor draaien. Ga zo snel mogelijk naar een servicepunt van het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vergeet niet de technicus te vertellen dat u de set hebt gebruikt.
Praktische informatie Uitnemen van de flacon F Berg de zwarte slang op. F Neem het gebogen aansluitstuk van de witte slang los. F Houd de compressor rechtop. F Draai de flacon aan de onderzijde los. Let op dat er geen afdichtmiddel uit de flacon stroomt. De uiterste gebruiksdatum staat op de patroon vermeld. De patroon met afdichtmiddel kan slechts één keer gebruikt worden en moet daarna worden vervangen, ook als hij niet leeg is.
Praktische informatie Wiel verwisselen In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure. Toegang tot het gereedschap 3. 4. 5. 6. Het gereedschap bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte: F open het kofferdeksel/de achterklep, F zet de vloerplaat rechtop (SW: in de geleider) om toegang te krijgen tot het gereedschap. Gereedschap voor het verwijderen van sierdoppen.
Praktische informatie Toegang tot het reservewiel Wiel met wieldop Monteren: plaats de wieldop, begin bij de ventielopening en druk de wieldop rondom met de hand vast. Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte. Afhankelijk van het land van bestemming, is er een stalen reservewiel, een lichtmetalen reservewiel of noodreservewiel aanwezig. Raadpleeg de rubriek "Toegang tot het gereedschap" voor meer informatie. Verwijderen van het reservewiel F Draai de gekleurde centrale bout los.
Praktische informatie Terugplaatsen van het reservewiel F Leg het reservewiel in de reservewielbak. F Draai de gekleurde centrale bout een aantal omwentelingen los en plaats de bout in het hart van het reservewiel. F Draai de centrale bout vast tot deze klikt en het reservewiel goed vastzit. 194 F Plaats de houder met het gereedschap in het hart van het reservewiel en maak de houder vast. F Plaats de polystyreen opbergbak terug.
Praktische informatie Demonteren van het wiel Stilzetten van de auto Zet de auto stil op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat.
Praktische informatie Zorg ervoor dat de krik stevig staat. Op een gladde of zachte ondergrond kan de krik wegschuiven of wegzakken Risico van letsel! Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B van de auto en controleer of het contactvlak van het steunpunt goed in het middelste deel van de kop van de krik steekt.
Praktische informatie Monteren van het wiel Bevestiging van het noodreservewiel Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het noodreservewiel de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel. Na het verwisselen van het wiel Procedure Verwijder de naafdop van het wiel om het op de juiste manier in de bagageruimte op te bergen.
Praktische informatie F Laat de auto volledig zakken. F Vouw de krik 2 op en verwijder hem. 198 F Draai de slotbout vast met de wielsleutel 1 en de dop 4. F Draai de overige wielbouten vast met alleen de wielsleutel 1. F Bevestig de doppen op de wielbouten (volgens uitvoering). F Berg het gereedschap op in de houder.
Praktische informatie Sneeuwkettingen Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto. Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een sneeuwketting. Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid. Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto.
Praktische informatie Een lamp vervangen Verlichting vóór Uitvoering met "Full LED"verlichting 1. 2. 3. 4. 5. 6. Aanvullende verlichting. Dimlicht. Grootlicht. Dagrijverlichting. Richtingaanwijzers / parkeerlicht. Mistlampen. Alle verlichtingsfuncties worden door LED's (Light-emitting Diodes) verzorgd. 200 Neem voor het vervangen van de LEDlampen contact op met het PEUGEOTnetwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie RXH met uitsluitend verbrandingsmotor (onderste gedeelte) 1. 2. Dagrijverlichting/parkeerlicht (LED's). Richtingaanwijzers (LED's).
Praktische informatie Uitvoering met halogeenlampen Dimlicht Grootlicht F Trek aan de borglip om de plastic beschermkap te verwijderen. F Maak de lamphouder los. F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. F Trek aan de borglip om de plastic beschermkap te verwijderen. F Maak de lamphouder los. F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. Voor het vervangen van de lamp van de linker koplamp moet eerst de accu worden verwijderd.
Praktische informatie Achterlichten (Berline) 1. 2. 3. 4. Remlicht (LED's). Parkeerlicht (LED's). Richtingaanwijzers (PY21W amberkleurig). Mistachterlichtlicht (LED's)/ Achteruitrijlicht (W16W). Leds Neem voor het vervangen van leds contact op met het PEUGEOT-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. Richtingaanwijzers en achteruitrijlicht Richtingaanwijzers Achteruitrijlicht F Open het kofferdeksel/de achterklep en vervolgens de kunststof klep.
Praktische informatie Achterlichten (SW) 1. 2. 3. 4. 5. Remlicht (LED's). Achteruitrijlicht (W19W). Richtingaanwijzers (PY21W amberkleurig). Parkeerlicht (LED's). Mistachterlichten (LED's). Leds Neem voor het vervangen van leds contact op met het PEUGEOT-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. 204 Richtingaanwijzers (op de schermen) F Open de achterklep en verwijder vervolgens het afdekplaatje. F Verwijder het afdichtschuim. F Neem de stekker van de lamp los.
Praktische informatie Achteruitrijlicht (achterklep) F Open de achterklep en verwijder vervolgens het afdekplaatje. F Neem de stekker van de lamp los. F Verwijder de bevestigingsmoer van de lamp. F Verwijder de lamp voorzichtig via de buitenzijde van de auto. F Verwijder het afdichtschuim. F Draai de lamphouder een kwart omwenteling en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Praktische informatie 206 Derde remlicht (LED's) Kentekenplaatverlichting Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste gaten van het lampglas. F Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken. F Neem de stekker van de lamp los. F Verwijder het lampglas. F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.
Praktische informatie Zekeringen vervangen In het geval van een storing in een bepaalde functie kunt u de desbetreffende defecte zekering vervangen volgens de onderstaande procedure. Toegang tot het gereedschap Vervangen van een zekering Montage van elektrische accessoires Goed De tang voor het verwijderen van zekeringen bevindt zich in het dashboardkastje. Defect Voordat u een zekering vervangt, dient u de oorzaak van de storing op te sporen en te (laten) verhelpen.
Praktische informatie Zekeringen dashboard De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (linkerzijde). Toegang tot de zekeringen F Open het uitklapbare paneel; u moet daarbij een zekere weerstand overwinnen. 208 Zekering nr. Ampère (A) F6 A of B 15 Autoradio. F8 3 Inbraakalarm. F13 10 Aansteker vóór. F14 10 12V-aansluiting vóór. F16 3 Plafonnier achter, kaartleeslampen achter. F17 3 Plafonnier vóór, make-upspiegel. F28 A of B 15 Autoradio.
Praktische informatie Zekeringen achter het dashboardkastje Zekering N° Ampère (A) Functies F3 15 Paneel ruitbediening in bestuurdersportier, 12V-aansluiting achterzitplaatsen. F4 15 12V-aansluiting bagageruimte. F5 30 Elektrisch bedienbare ruiten achter met eentrapsbediening. F6 30 Elektrisch bedienbare ruiten vóór met eentrapsbediening. F11 20 Servicecentrale trekhaakaansluiting. F12 20 Audioversterker. F15 20 Blinderingspaneel panoramadak (SW).
Praktische informatie Zekeringen motorruimte De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu. Toegang tot de zekeringen F Maak het deksel los. F Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf). F Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekeringkast. 210 Zekering N° Ampère (A) F20 15 Ruitensproeierpomp voor en achter. F21 20 Pomp koplampsproeiers. F22 15 Claxon. F23 15 Grootlicht rechts. F24 15 Grootlicht links.
Praktische informatie 12V-accu Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu. Toegang tot de accu Voordat u werkzaamheden uitvoert Deze sticker hoort bij het Stop & Start-systeem en geeft aan dat er een speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen losgekoppeld en/of vervangen mag worden door het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Loskoppelen van de pluspool (+) Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu (externe accu of een accu van een andere auto) en startkabels. F Trek de hendel D zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem E te ontgrendelen. Weer aansluiten van de pluspool (+) F Plaats de geopende accupoolklem E op de pluspool (+) van de accu.
Praktische informatie F Stel de startmotor in werking van de auto met de lege accu en laat de motor draaien. Als de motor niet direct start, zet dan het contact af en wacht even alvorens een nieuwe poging te doen. F Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels in omgekeerde volgorde los. F Breng, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
Praktische informatie Laden met behulp van een acculader Bij auto's met het Stop & Start-systeem hoeven de accukabels tijdens het opladen niet losgenomen te worden. F Maak de accupoolklemmen los. F Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader. F Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel. F Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en klemmen.
Praktische informatie Accu verwijderen - plaatsen* Met deze procedure kunt u de accu veilig verwijderen zodat u de gloeilampen van de desbetreffende koplamp kunt vervangen. U kunt het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats vragen deze procedure uit te voeren. Vóór het verwijderen van de accu - - - - Parkeer de auto in een vrij toegankelijke en geventileerde ruimte, bij voorkeur op een vlakke ondergrond. Trek de parkeerrem aan.
Praktische informatie Verwijderen - Koppel de pluspool (+) van de accu los. - Verwijder de afdekkap 1 van de accu. - 216 Draai 2 los en koppel vervolgens de minpool (-) van de accu los. Maak de draadbundels 3 los. Maak de draadbundel 4 los en leg deze opzij. Verwijder de moer 5 van de pluskabel (+). Leg de draadbundel 6 opzij.
Praktische informatie - Maak met een schroevendraaier de klemmen 7 en 8 los. Kantel de eenheid bescherming elektrische voedingen 9 omhoog. Kantel de eenheid naar voren en leg hem opzij. - Maak de klemmen los. Verwijder de afdekkap 10 van de accu. - Gebruik de schroevendraaier als hefboom om de bevestiging 11 opzij te bewegen en verwijder de accu.
Praktische informatie Plaatsen Na het plaatsen - - Voer bij het plaatsen de handelingen voor het verwijderen in tegenovergestelde richting uit en sluit als laatste de pluspool (+) aan. - - - 218 Controleer de accupolen. Zet het contact aan, maar start de motor niet. Controleer of er geen storingsmeldingen worden weergegeven en er geen verklikkerlampjes gaan branden. Is dit wel het geval, neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te resetten.
Praktische informatie Spaarfase Eco-mode De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen. Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld. Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
Praktische informatie Wisserbladen vervangen Voordat u een wisserblad demonteert F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact om de ruitenwissers naar het midden van de voorruit te verplaatsen. Demonteren F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op. F Maak het wisserblad los en verwijder het. 220 Monteren F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast. F Zet de ruitenwisserarm voorzichtig terug. Na het monteren van een wisserblad vóór F Zet het contact aan.
Praktische informatie Slepen van uw auto U kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog. Toegang tot het gereedschap Slepen van uw auto Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat van de bagageruimte: F open de achterklep, F plaats de vloerplaat rechtop, F pak het sleepoog. F Maak het klepje in de voorbumper los door op de onderkant ervan te drukken. F Draai het sleepoog vast tot de aanslag. F Bevestig de sleepstang.
Praktische informatie Algemene aanwijzingen Slepen van een andere auto F Maak het klepje in de achterbumper los door op de onderkant ervan te drukken. F Draai het sleepoog vast tot de aanslag. F Bevestig de sleepstang. F Schakel de alarmknipperlichten van de te slepen auto in. 222 Volg de huidige wetgeving in uw land op. Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept. Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten.
Praktische informatie Trekken van een aanhanger Sneeuwscherm De trekhaak bestaat uit een mechanisch systeem voor het aankoppelen van een aanhanger of het monteren van een fietsendrager en een elektrische aansluiting voor de verlichting en signalering. Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger. Bij het trekken van een aanhanger dient het sneeuwscherm te zijn verwijderd, indien uw auto hiermee is uitgerust.
Praktische informatie Adviezen Gewichtsverdeling Koeling Remmen F Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en houd u aan de toegestane kogeldruk. Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt. Trek boven de 1000 m 10% van het maximale aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1000 m.
Praktische informatie Allesdragers monteren Houd u bij het monteren van de dwarsdragers aan hun montageplaats: - Berline: deze zijn herkenbaar aan de bevestigingspennen in de portiersponningen. Max. toegestane daklast op de allesdragers, bij een maximale laadhoogte van 40 cm (m.u.v. fietsendrager): Berline: 70 kg SW: 100 kg Pas bij een belading hoger dan 40 cm de rijsnelheid aan de rijomstandigheden aan om schade aan de allesdragers en de bevestigingsplaatsen op het dak te voorkomen.
Praktische informatie Sneeuwscherm Het afneembare sneeuwscherm wordt op het onderste gedeelte van de voorbumper geplaatst om een opeenhoping van sneeuw bij de koelventilateur van de radiateur te voorkomen. Zorg dat de motor is afgezet en de ventilateur stil staat als er handelingen aan het sneeuwscherm worden uitgevoerd. Voor het plaatsen en verwijderen wordt geadviseerd contact op te nemen met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie Accessoires Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het PEUGEOT-netwerk. Deze accessoires en onderdelen zijn getest en goedgekeurd ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid. Ze zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van PEUGEOT. "Comfort": "Styling": "Bescherming": thermomodule, rokersset, 230V-aansluiting, uitneembare lamp, ...
Praktische informatie "Multimedia": autoradio's, portable navigatiesystemen, portable videoscherm Takara/Sony, Bluetooth handsfree set, luidsprekers, DVD-speler, WiFi, rijhulpsystemen, videoafspeelmogelijkheid, hyperfrequentie-eenheid, ...
Onderhoud PEUGEOT & TOTAL, Een samenwerking in het teken van prestaties! Innovatie als sleutel voor succes De afdelingen Research & Development van TOTAL werken samen met de afdelingen van PEUGEOT om smeermiddelen van hoge kwaliteit te ontwikkelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto's van het merk PEUGEOT worden toegepast. U bent op die manier verzekerd van optimale prestaties en een maximale levensduur van de motor van uw auto.
Onderhoud Openen van de motorkap Schakel het Stop&Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch activeren van de START-stand te voorkomen. Openen F In het interieur: trek de handgreep links onder het dashboard naar u toe. F Aan de buitenzijde: beweeg de hendel omhoog en til de motorkap op. Een gasdemper opent de motorkap en houdt deze omhoog.
Onderhoud Brandstoftank leeg (Diesel) Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten: raadpleeg de afbeelding van de desbetreffende motorruimte. Als de tank van uw auto is voorzien van een tankbeveiliging, raadpleeg dan de rubriek "Tankbeveiliging (Diesel)". Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en herhaal de procedure. 2,0 liter BlueHDi-motor F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.
Onderhoud Benzinemotoren Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde onderdelen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Reservoir stuurbekrachtiging. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. Reservoir koelvloeistof. Reservoir remvloeistof. Accu/zekeringen. Zekeringkast. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen.
Onderhoud Benzinemotoren Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde onderdelen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Reservoir stuurbekrachtiging. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. Reservoir koelvloeistof. Reservoir remvloeistof. Accu/zekeringen. Zekeringkast. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen.
Onderhoud Dieselmotoren Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onderdelen en het ontluchten van het brandstofcircuit. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. Reservoir stuurbekrachtiging. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. Reservoir koelvloeistof. Reservoir remvloeistof. Accu/zekeringen. Zekeringkast. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen. Handopvoerpomp*. Ontluchtnippel*. * Volgens motoruitvoering.
Onderhoud Dieselmotoren Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onderdelen en het ontluchten van het brandstofcircuit. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. Reservoir stuurbekrachtiging. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. Reservoir koelvloeistof. Reservoir remvloeistof. Accu/zekeringen. Zekeringkast. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen. Handopvoerpomp*. Ontluchtnippel*.
Onderhoud BlueHDi-dieselmotoren Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onderdelen en het ontluchten van het brandstofcircuit. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Reservoir stuurbekrachtiging. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. Reservoir koelvloeistof. Reservoir remvloeistof. Accu/zekeringen. Zekeringkast. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen.
Onderhoud Niveaus controleren Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven. Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud Remvloeistofniveau Motorolie bijvullen Olie verversen Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of "Dieselmotor" om te zien waar de olievuldop zich bevindt in de motorruimte van uw auto. F Draai de dop van de vulopening. F Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand veroorzaken). F Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de peilstok. F Vul indien nodig nog olie bij.
Onderhoud Koelvloeistofniveau Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de ventilator.
Onderhoud Controles Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen. Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 12V-accu De accu is onderhoudsvrij. Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupolen en -klemmen schoon zijn, vooral bij warm weer en in de winter.
Onderhoud Handgeschakelde versnellingsbak De versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het interval van de niveaucontrole. Elektronisch gestuurde versnellingsbak De versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het interval van de niveaucontrole. Automatische transmissie De automatische transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Onderhoud Additief AdBlue® en SCR-systeem voor BlueHDi dieselmotoren Om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen, heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat de prestaties veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
Onderhoud Actieradiusindicatoren Zodra het contact wordt aangezet en als de reservevoorraad van het AdBlue ® -reservoir is aangesproken of een storing in het SCRsysteem is gesignaleerd, verschijnt een indicator die aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het opnieuw starten van de motor automatisch wordt geblokkeerd. Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd en het AdBlue ® -niveau laag is, wordt de laagste actieradius weergegeven.
Onderhoud Actieradius tussen 600 en 2400 km Zodra het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje UREA branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen 1500 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid additief. Tijdens het rijden wordt de melding elke 300 km weergegeven zolang er geen additief is bijgevuld.
Onderhoud Als een storing in het SCR-systeem wordt gesignaleerd Als een storing wordt gesignaleerd Er wordt automatisch een startblokkeringssysteem geactiveerd als meer dan 1100 km is gereden nadat de storing in het SCR-systeem is gesignaleerd. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud Starten geblokkeerd Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan de verklikkerlampjes SERVICE en zelfdiagnose motor branden en knippert het verklikkerlampje UREA in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing emissieregeling: Starten geblokkeerd". U hebt de limiet van de geautoriseerde rijfase overschreden: het startblokkerringssysteem voorkomt dat de motor opnieuw wordt gestart.
Onderhoud Bijvullen van het additief AdBlue® Het AdBlue ® -reservoir moet bij elke periodieke onderhoudscontrole worden gevuld door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vanwege de inhoud van het reservoir kan het echter noodzakelijk zijn om het reservoir tussentijds bij te vullen, zeker als u hier door een waarschuwing (verklikkerlampjes en melding) op wordt geattendeerd. Dit kunt u laten uitvoeren door het PEUGEOTnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud Voorschriften voor opslag Procedure voor bijvullen AdBlue ® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam de flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren. Onder deze omstandigheden is het additief ten minste één jaar houdbaar. Additief dat bevroren is geweest, kan weer worden gebruikt nadat het bij kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Onderhoud F Veeg nadat u de flacon leeg hebt gegoten met behulp van een vochtige doek eventuele vloeistofsporen van de rand van de vulopening van het reservoir. F Pak een flacon AdBlue ®. Controleer de houdbaarheidsdatum en lees vervolgens aandachtig de gebruiksaanwijzing op het etiket voordat u de inhoud van de flacon in het AdBlue ® -reservoir van uw auto giet.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken, benzine Benzinemotoren 1,6 l VTi 120 pk Versnellingsbak Elektronisch gestuurd (6 versnellingen) Handgeschakeld (6 versnellingen) Automaat (6 versnellingen) Type Variant Uitvoering 8D5FH8/P - 8E5FH8/P 8D5FS8/P - 8E5FS8/P 8D5FV8 - 8E5FV8 8D5FNA - 8E5FNA 8D5FVA - 8E5FVA Emissienorm 1,6 l THP 155 pk Euro 5 Euro 5 1598 1598 77 x 85,8 77 x 85,8 85 88 110 115 6000 6000 Max.koppel: ECE-norm (Nm) 160 240 Toerental bij max.
Technische gegevens 1,6 l e-THP 165 pk Benzinemotor Versnellingsbak Type Variant Uitvoering Emissienorm Cilinderinhoud (cm3) Boring x slag (mm) Max.vermogen: ECE-norm (kW)* Toerental bij max.vermogen (t/min) Handgeschakeld (6 versnellingen) Automaat (6 versnellingen) 8D5GZ-M / S - 8E5GZ-M / S 8D5GZ-T / S - 8E5GZ-T / S - 1598 77 x 85,8 121 6000 Max.koppel: ECE-norm (Nm) 240 Toerental bij max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten, benzine (in kg) Benzinemotoren 1,6 l VTi 120 pk 1,6 l THP 155 pk Versnellingsbak Elektronisch gestuurd (6 versnellingen) Handgeschakeld (6 versnellingen) Automaat (6 versnellingen) Type Variant Uitvoering 8D5FH8/P - 8E5FH8/P 8D5FS8/P - 8E5FS8/P 8D5FV8 - 8E5FV8 8D5FNA - 8E5FNA 8D5FVA - 8E5FVA Carrosserievariant Berline SW Berline SW Berline SW - Ledig gewicht 1390 1410 1400 1420 1410 1430 - Gewicht rijklaar* 1465 1485 1475 1
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten, benzine (in kg) 1,6 l e-THP 165 pk Benzinemotor Handgeschakeld (6 versnellingen) Versnellingsbak Type Variant Uitvoering Carrosserievariant 8D5GZ-M / S Automaat (6 versnellingen) 8E5GZ-M / S 8D5GZ-T / S 8E5GZ-T / S Berline SW Berline SW - Ledig gewicht 1400 1420 1410 1430 - Gewicht rijklaar* 1475 1495 1485 1505 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 1995 2080 2015 2100 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken, diesel 1,6 l HDi 115 pk Dieselmotor Handgeschakeld (6 versnellingen) Elektronisch gestuurd (6 versnellingen) 8D9HL0 - 8E9HL0 8D9HR8/PS - 8E9HR8/PS Versnellingsbak Type Variant Uitvoering Carrosserievariant Emissienorm Berline SW Berline SW Euro 5 Euro 5 1560 1560 75 x 88,3 75 x 88,3 84 84 3600 3600 Max.koppel: ECE-norm (Nm) 240 270 Toerental bij max.koppel (t/min) 1750 1750 Cilinderinhoud (cm3) Boring x slag (mm) Max.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken, diesel 2,0 l HDi 140 pk Dieselmotor Versnellingsbak Type Variant Uitvoering Carrosserievariant Emissienorm Cilinderinhoud (cm3) Boring x slag (mm) Max. vermogen: ECE-norm (kW)* Toerental bij max. vermogen (t/min) Max. koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij max.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken, diesel 2,2 l HDi 204 pk Dieselmotor Automaat (6 versnellingen) Versnellingsbak Type Variant Uitvoering Carrosserievariant Emissienorm Cilinderinhoud (cm3) Boring x slag (mm) Max. vermogen: ECE-norm (kW)* 8D4HLA - 8E4HLA Berline SW Euro 5 2179 85 x 96 150 Toerental bij max. vermogen (t/min) 3500 Max. koppel: ECE-norm (Nm) 450 Toerental bij max.
Technische gegevens Motoren en versnellingsbakken, BlueHDi-diesel Dieselmotor Versnellingsbak Type Variant Uitvoering Carrosserievariant Emissienorm 2,0 l BlueHDi 150 2,0 l BlueHDi 180 Handgeschakeld (6 versnellingen) Automaat (6 versnellingen) 8DAHXM/S 8EAHXM/S 8DAHWT/S 8EAHWT/S 8UAHWT/S Berline SW Berline SW RXH met uitsluitend verbrandingsmotor Euro 6 Euro 6 1997 1997 85 x 88 85 x 88 110 133 4000 3750 370 400 Toerental bij max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten, diesel (in kg) 1,6 l HDi 115 pk Dieselmotor Handgeschakeld (6 versnellingen) Elektronisch gestuurd (6 versnellingen) 8D9HL0 - 8E9HL0 8D9HR8/PS - 8E9HR8/PS Versnellingsbak Type Variant Uitvoering Carrosserievariant - Berline SW Berline SW Ledig gewicht 1405 1425 1410 1430 - Gewicht rijklaar* 1480 1500 1485 1505 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 1975 2080 2005 2100 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten, diesel (in kg) 2,0 l HDi 140 pk Dieselmotoren Versnellingsbak Type Variant Uitvoering Carrosserievariant 2,0 l HDi 163 pk Handgeschakeld (6 versnellingen) Automaat (6 versnellingen) Handgeschakeld (6 versnellingen) 8DRHR8 - 8ERHR8 8DRHF8 - 8ERHF8 8DRHHA - 8ERHHA 8DRHDA - 8ERHDA 8DRHH8 - 8ERHH8 Berline SW Berline SW Berline SW - Ledig gewicht 1430 1500 1520 1540 1480 1500 - Gewicht rijklaar* 1505 1575 1595 1615 1555 1575 -
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten, diesel (in kg) 2,2 l HDi 204 pk Dieselmotor Automaat (6 versnellingen) Versnellingsbak Type Variant Uitvoering Carrosserievariant 8D4HLA - 8E4HLA Berline SW - Ledig gewicht 1540 1660 - Gewicht rijklaar* 1615 1735 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 2155 2280 - Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12% 3855 3880 - Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) helling max.
Technische gegevens Gewichten en aanhangergewichten, diesel BlueHDi (in kg) Dieselmotoren Versnellingsbakken Type Variant Uitvoering Carrosserievariant 2,0 l BlueHDi 150 2,0 l BlueHDi 180 Handgeschakeld (6 versnellingen) Automaat (6 versnellingen) 8DAHXM/S - 8EAHXM/S 8DAHWT/S - 8EAHWT/S 8UAHWT/S Berline SW Berline SW RXH met uitsluitend verbrandingsmotor - Ledig gewicht 1500 1520 1540 1620 1650 - Gewicht rijklaar* 1575 1595 1615 1695 1725 - Maximaal technisch toegestane massa to
Technische gegevens Afmetingen (in mm) Berline 262 SW
Technische gegevens RXH met uitsluitend verbrandingsmotor (leverbaar 2e halfjaar 2014) Let op: de wagenhoogte van uw auto is onder ideale omstandigheden ongeveer 184 mm (waarde rijklaar: alleen de bestuurder inclusief volle brandstoftank). Deze waarde kan, afhankelijk van de belading van de auto, de ondergrond en de omgeving variëren. Als de bestuurder van mening is dat de auto een obstakel kan passeren, is hij hiervoor zelf volledig verantwoordelijk.
Technische gegevens Identificatie De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto. De sticker bevat de volgende informatie: bandenspanning zonder en met volle belading, bandenmaat, bandenspanning van het reservewiel, kleurcode van de lak. 264 A. Serienummer onder de motorkap. Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij de schokdempersteun. C. Constructeurssticker.
Urgence-oproep of Assistance-oproep 265
Urgence-oproep of Assistance-oproep Peugeot Connect SOS Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene ledlampje en een geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de alarmcentrale "Peugeot Connect SOS" is verstuurd*. Het groene ledlampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht. Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit. Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd.
JBL HIFI-SYSTEEM Het Hifi-systeem versie 5.1 is door de ingenieurs van PEUGEOT samen met de specialisten van het merk JBL ontwikkeld. Voor een optimale geluidskwaliteit zijn voor en achter in het interieur vier tweewegluidsprekersets gemonteerd. De twee wegen worden door een actief filtersysteem van elkaar gescheiden.
268
7 inch Touchscreen GPS-navigatie Multimedia-autoradio Bluetooth®-telefoon INHOUD Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Wanneer de eco-mode is geactiveerd, schakelt het systeem zichzelf na het afzetten van de motor automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. 01 Algemene werking blz.
01 Algemene werking "Navigatie"* hiermee kan de navigatie worden ingesteld en de bestemming worden gekozen. "Rijhulpsysteem" hiermee kan de boordcomputer worden weergegeven en kunnen bepaalde functies van de auto worden ingeschakeld, uitgeschakeld of geconfigureerd. 270 "Telefoon" hiermee kan een telefoon via Bluetooth worden verbonden. "Media" hiermee kunnen de radio en de andere geluidsbronnen van het audiosysteem worden geselecteerd en kunnen foto's worden weergegeven.
01 Algemene werking Gebruik de toetsen onder het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's (hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven. Hoofdpagina Secundaire pagina Als het bijzonder warm is, kan het systeem gedurende minimaal 5 minuten overgaan in de waakstand (volledig uitschakelen van het scherm en het geluid).
02 Basisfuncties Bij draaiende motor wordt het geluid onderbroken door de toets in te drukken. Bij afgezet contact wordt het systeem ingeschakeld door de toets in te drukken. Volumeregeling (voor elke bron afzonderlijk, ook voor "Verkeersinformatie (TA)" en navigatieaanwijzingen). Sneltoetsen: met behulp van de toetsen in de bovenste balk van het touchscreen is het mogelijk direct de geluidsbron of de lijst met zenders (of titels afhankelijk van de geluidsbron) te kiezen.
03 Stuurkolomschakelaars - Indrukken: toegang tot het menu van het display van het instrumentenpaneel. Draaien: scrollen binnen het menu van het display van het instrumentenpaneel. - - Volume verhogen. - - - Geluidsweergave onderbreken / hervatten. Volume verlagen. Draaien. Radio: automatische selectie van vorige/volgende zender. Media: volgende/vorige track. Drukken en draaien: naar de opgeslagen voorkeurzenders. Kort indrukken: geluidsbron wijzigen.
04 Media Niveau 1 "Media" Niveau 2 Lijst van FM-zenders Hoofdpagina Opslaan 274 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Media Lijst van FM-zenders Druk op een zender om deze te selecteren. Lijst FM-radio DAB-radio AM-radio Jukebox Media CD Selecteer de bron. Bron USB iPod Bluetooth AUX Media Druk op een lege plek en vervolgens op "Opslaan".
04 Media Niveau 1 "Media" Niveau 2 Niveau 3 Lijst van FM-zenders Secundaire pagina Media Foto's Kopiëren naar jukebox 276 Beheer jukebox
Niveau 1 Media Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Opslaan Op een zender drukken om deze te selecteren. Lijst updaten De lijst updaten afhankelijk van de ontvangst. Frequentie De gewenste radiofrequentie invoeren. Bevestigen De instellingen opslaan. Selecteren pagina De geselecteerde foto op het volledige scherm weergeven. Draaien De foto 90° draaien. Alles selecteren Alle foto's van de lijst selecteren. Nogmaals drukken om de selectie ongedaan te maken.
04 Media Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 "Media" Secundaire pagina Media Instellingen Instellingen Instellingen 278
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Media Secundaire pagina Weergeven van het meest recent gebruikte medium. Lijst met media Willekeurige volgorde (alle nummers): Media Willekeurige volgorde (huidige album): De instellingen voor het afspelen kiezen. Instellingen Continu herhalen: Versterking AUX Volgen RDS Media Radio Secundaire pagina Instellingen Instellingen Volgen DAB/FM Weergave Radio Text De opties in - of uitschakelen.
04 Radio Selecteren van een zender Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven. of Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven en selecteer vervolgens " Opslaan ". OF Selecteer " Lijst " op de hoofdpagina. of Selecteer " Lijst zenders " op de secundaire pagina. Selecteer een in de lijst opgeslagen zender. Selecteer de radiozender in de weergegeven lijst. Selecteer indien nodig een andere geluidsbron.
04 Radio Wijzigen van een frequentie Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven. Automatisch zenders zoeken Druk op 3 of 4 of verplaats de cursor om automatisch te zoeken naar de zender met een hogere of lagere frequentie. OF Druk op "Frequentie invoeren" om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. VERVOLGENS Voer de volledige frequentie (bijv.: 92.
04 Radio Een zender opslaan Selecteer een zender of een frequentie (zie de desbetreffende rubriek). Druk op " Opslaan ". Selecteer een nummer in de lijst om de eerder gekozen/ingestelde zender op te slaan. Door een nummer ingedrukt te houden wordt de zender onder dat nummer opgeslagen. Of Door op deze toets te drukken worden de zenders achtereenvolgend opgeslagen. Oproepen van opgeslagen zenders Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven en selecteer vervolgens " Opslaan ".
04 Radio RDS inschakelen en uitschakelen Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Instellingen ". Selecteer " Radio ". Schakel " Volgen RDS " in of uit. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen.
04 Radio Weergave van de naam van de radiozender waarop is afgestemd. Sneltoets: toegang tot het keuzemenu van geluidsbronnen en de lijst met zenders (of titels, afhankelijk van de geluidsbron). Selecteren van de radiozender. Eventueel uitgezonden programmatype van de radiozender. Selecteren van de geluidsbron. Weergave van de "DAB"band. Beheer van de Jukebox. Weergave van een huidige bewerking. Weergave van de "Radiotekst" van de beluisterde radiozender. Secundaire pagina. Volgende "multiplex".
04 Radio DAB (Digital Audio Broadcasting) Digitale radio Digitale radio - Volgsysteem DAB / FM Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit en biedt de mogelijkheid grafische informatie weer te geven met actualiteiten van de beluisterde radiozender. Selecteer Lijst op de primaire pagina. Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt. "DAB" is niet overal beschikbaar.
04 Muziek CD-, MP3-, USB-speler, AUX-aansluiting Plaats de CD in de speler, steek de USBstick in de USB-aansluiting of sluit de USBapparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan. Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten (in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.
04 Muziek CD, MP3-CD, USB-speler Informatie en adviezen De autoradio speelt bestanden met de extensie ".wma, .aac,.flac,.ogg, .mp3" met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af. Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld. Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld. WMA-bestanden moeten van het type WMA9 Standaard zijn. De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.
04 Muziek Een track selecteren Vorige track. / Overzicht van tracks en afspeellijsten op USB of CD. Volgende track. / Omhoog en omlaag in de lijst. Vorige afspeellijst. Bevestigen, verder in de menustructuur. Volgende afspeellijst. Terug in de menustructuur.
04 Muziek APPLE®-speler aansluiten Sluit een Apple®-speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op één van de USB-aansluitingen. Het afspelen begint automatisch. Streaming audio Streaming audio biedt de mogelijkheid om muziekbestanden op de telefoon via de audio-installatie in de auto af te spelen. Maak een verbinding met de telefoon: zie de rubriek " Telefoon " en vervolgens " Bluetooth ". Kies het profiel "Audio" of "Alle". De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
04 Muziek AUX-ingang gebruiken (audiokabel niet meegeleverd) Sluit het externe apparaat (MP3-speler, enz.) met een geschikte kabel aan op de JACK-aansluiting. Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer het wijzigen van de geluidsbron. Selecteer de geluidsbron " AUX-INGANG ". Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de autoradio. De bediening gebeurt via het externe apparaat.
04 Muziek Beheer van de Jukebox Sluit de apparatuur (MP3-speler, enz.) met behulp van een audiokabel aan op de USB- of de JACK-aansluiting. Selecteer het vergrootglas om een map of een album te openen en kies elk audiobestand afzonderlijk. Wanneer geen enkel audiobestand naar het systeem, met een geheugencapaciteit van 8 GB, is gekopieerd, worden alle pictogrammen met betrekking tot de functie Jukebox gearceerd weergegeven en kunnen ze niet worden gebruikt.
05 Navigatie Niveau 1 Niveau 2 Navigatie "Navigatie" Hoofdpagina 292 Niveau 3 Berekeningscriteria
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Bestemming innvoeren Aanwijzingen Weergeven van de meest recente bestemmingen. Snelste Kortste Tijd/afstand Ecologisch Berekenings criteria Tol De navigatiecriteria kiezen. Op de kaart wordt het aan de hand van de criteria gekozen traject weergegeven. Veerboot Navigatie Exact - Dichtb. Instellingen Navigatie Zie route op de kaart De kaart weergeven en de routegeleiding starten. Bevestigen De opties opslaan. Opslaan Het actuele adres opslaan.
05 Navigatie Niveau 1 "Navigatie" Niveau 2 Bestem. Invoeren Niveau 3 Adres Zie de rubriek " Communicatie " voor het beheren van de contacten en de adressen. Secundaire pagina Contacten Navigatie Zie de rubriek " Communicatie " voor het gebruik van de functies van de telefoon.
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Huidige locatie Points of Interest Adres Navigatie Het adres instellen. Stadscentrum Opslaan Het actuele adres opslaan. Stop inlassen Een etappe aan het traject toevoegen. Route naar Op de toets drukken om de route te berekenen. Adresbestanden Bestand aanmaken Secundaire pagina Contacten Bestem. Invoeren Stop inlassen Een contact selecteren en de route naar diens adres berekenen.
05 Navigatie Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Route omleiden "Navigatie" Traffic-berichten Secundaire pagina Config. kaart Navigatie Config. kaart Instellingen Instellingen Instellingen Wisselen tussen twee menu's.
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Op de route Navigatie Secundaire pagina Traffic-berichten Rondom auto De keuzes voor de meldingen en het filtergebied instellen. Op bestemming Afwijken over een afstand van Omleiden Route herberekenen Afsluiten De opties opslaan. Noorden boven Richting Rijrichting boven In perspectief Navigatie Kaarten Secundaire pagina Config. kaart De weergave en de richting van de kaart kiezen. Kaartkleur "dag" Kenmerk Kaartkleur "nacht" Dag-/nachtst. automat.
05 Navigatie - routebegeleiding Een bestemming kiezen Naar een nieuwe bestemming Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Bestem. Invoeren ". Selecteer " Navigeren ". Kies de navigatiecriteria: " Snelste " of " Kortste " of " Tijd/afstand " of " Ecologisch ". Kies de overige criteria: " Inclusief tolwegen ", " Inclusief veerboten ", " Verkeer ", " Exact ", " Dichtb. ". Selecteer " Adres ".
05 Navigatie - routebegeleiding Naar een van de meest recente bestemmingen Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Naar een contact uit het telefoonboek Navigatie naar een contact dat is geïmporteerd vanuit de telefoon is alleen mogelijk als het adres compatibel is met het systeem. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Bestem. invoeren ". Selecteer " Bestem. Invoeren ".
05 Navigatie - routebegeleiding 300 Naar GPS-coördinaten Naar een punt op de kaart Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Bestem. Invoeren ". Selecteer " Bestem. Invoeren ". Selecteer " Adres ". Selecteer " Op kaart ". Stel de " Lengtegraad: " en vervolgens de " Breedtegraad: " in. Zoom in op de kaart en selecteer vervolgens het punt.
05 Navigatie - routebegeleiding Naar Points of Interest (POI) Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " POI zoeken ". Selecteer " Alle POI's " of " Auto " of " Rest./ hotels " of " Persoonlijk " of " Op naam ". Points of Interest (POI) zijn openbare gebouwen en diensten in de omgeving (hotels, bedrijven, vliegvelden, ...). Selecteer een Point of Interest in de weergegeven lijst. Selecteer " Navigeren ".
05 Navigatie - routebegeleiding Naar Points of Interest (POI) Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " POI weergeven ". Selecteer een categorie in de weergegeven lijst en druk vervolgens op " Bevestigen ".
05 Navigatie - routebegeleiding Instellen waarschuwingsmeldingen risicogebieden / Gevarenzones Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Bevestigen ". Selecteer " Instellingen ". Deze functies zijn alleen beschikbaar als de Risicogebieden zijn gedownload en in het systeem zijn geïnstalleerd. Selecteer "Config. waarschuwingen".
05 Navigatie - routebegeleiding Een etappe toevoegen Etappes beheren Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Herhaal de vorige stappen 1 tot en met 3 om etappes te beheren (een etappe toevoegen). Selecteer " Bestem. invoeren ". Selecteer de etappe die u wilt verplaatsen. Selecteer " Etappe&route ". Selecteer " Omhoog verplaatsen ". Selecteer " Etappe toevoegen " en vervolgens " Adres ". 304 Selecteer " Omlaag verplaatsen ".
05 Navigatie - routebegeleiding Navigatieopties Criteria voor de berekening Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Nu kunt u het volgende kiezen: navigatiecriteria: " Snelste ", " Kortste ", " Tijd/afstand ", " Ecologisch ". aanvullende criteria: " Inclusief Tolwegen ", " Inclusief veerboten ", " Verkeer ", " Exact ", " Dichtb. ". Selecteer " Instellingen ". Selecteer " Bevestigen ". Selecteer " Criteria ".
05 Verkeer Verkeersinformatie Weergave van berichten Filters instellen Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Traffic-berichten ". Selecteer " Instellingen ". Stel de filters " Op de route ", " Rondom ", " Op bestemming " in om een meer gedetailleerd overzicht van meldingen te krijgen. Druk nogmaals op de knop om het filter ongedaan te maken.
05 Verkeer Belangrijkste picrogrammen met betrekking tot het verkeer Rood-gele driehoek: verkeersinformatie, bijvoorbeeld: Verkeerssituatie gewijzigd Wegversmalling Gladheid Ongeval Oponthoud Werkzaamheden Explosiegevaar Wegafsluiting Manifestatie Gevaar Verboden in te rijden File Verkeersberichten beluisteren Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Instellingen ". Selecteer " Spraak ". Schakel " Verkeer (TA)" in of uit.
05 Verkeer Route omleiden Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Route herberekenen ". De route wordt qua tijd en afstand aangepast. Selecteer " Traffic-berichten ". Selecteer " Bevestigen ". Selecteer " Omleiden ". Er kan een omleiding worden ingesteld als er verkeersinformatie wordt ontvangen. Selecteer de afstand van de omleiding door op + of - te drukken.
05 Kaart Kaartinstellingen Oriëntering van de kaart Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Config. kaart ". Selecteer: " Noorden boven " om de kaart altijd naar het noorden te richten, " Rijrichting boven " om de kaart op de rijrichting van de auto te richten, " In perspectief " om de kaart in perspectief te zien. Selecteer " Richting ". Selecteer " Bevestigen " om de wijzigingen op te slaan.
05 Kaart Configureren Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Config. kaart ". Selecteer: " Kaartkleur "dag" " om de kaart altijd in de dagstand weer te geven. " Kaartkleur "nacht" " om de kaart altijd in de nachtstand weer te geven. " Dag-/nachtst. automat. " om de weergave van de kaart automatisch aan de hoeveelheid buitenlicht aan te passen.
05 Instellingen Gesproken navigatieberichten Volume / Straatnamen Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Spraakweergave " en/of " Mannenstem " en/of " Vrouwenstem " en/of " Spraakweergave straatnamen ". Selecteer " Instellingen ". Selecteer " Spraak ". Selecteer " Bevestigen " om de wijzigingen op te slaan.
06 Configuratie Niveau 1 "Configuratie" Niveau 2 Niveau 3 Audio-instellingen Hoofdpagina Audio-instellingen Audio-instellingen Keuze van het thema 312
Niveau 1 Configuratie Audio-instellingen Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Geluidssferen De geluidssfeer kiezen. Verdeling De verdeling van het geluid over het interieur instellen dankzij het Arkamys®-systeem. Effecten Het geluidsvolume selecteren of het volume koppelen aan de wagensnelheid. Beltonen De melodie en het volume van de beltoon kiezen als de telefoon overgaat. Spraak Het geluidsvolume van de stem instellen en kiezen voor het opnoemen van straatnamen.
06 Configuratie Niveau 1 "Configuratie" Niveau 2 Eenheden Secundaire pagina Fabrieksinstellingen Configuratie Instellen datum en tijd Display 314
Niveau 1 Configuratie Niveau 2 Aanwijzingen Eenheden De eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur kiezen. Gegevens wissen De gewenste gegevens in de lijst selecteren en vervolgens op Wissen drukken. Fabrieksinstellingen De oorspronkelijke instellingen terugzetten. Bevestigen De instellingen opslaan. Bevestigen De datum en tijd instellen en vervolgens bevestigen.
06 Configuratie Niveau 1 "Configuratie" Niveau 2 Taalkeuze Secundaire pagina Configuratie Rekenmachine Kalender 316
Niveau 1 Niveau 2 Aanwijzingen Configuratie Secundaire pagina Bevestigen De taal selecteren en vervolgens bevestigen. Talen Configuratie Secundaire pagina De rekenmachine selecteren. Rekenmachine Configuratie Secundaire pagina De kalender selecteren.
06 Configuratie Geluidsinstellingen Druk op Configuratie om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer " Audio-instellingen ". Selecteer " Sfeer of " Verdeling "of " Effecten "of " Beltonen "of " Spraak ". De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys©-systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden. Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met 6 luidsprekers.
06 Configuratie Thema's Druk op Configuratie om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer " Thema's ". Selecteer een achtergrond in de lijst met grafische thema's en druk op " Bevestigen ". Elke keer dat de achtergrond van het systeem wordt gewijzigd, start het touchscreen opnieuw op en wordt het scherm even zwart. Uit veiligheidsoverwegingen kan de procedure voor het veranderen van de achtergrond uitsluitend bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
06 Configuratie Systeem De instellingen van het systeem wijzigen Druk op Configuratie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Druk op Configuratie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer " Systeeminstelling ". Selecteer " Scherminst. ". Selecteer " Eenheden " om de eenheden voor afstand, verbruik en temperatuur te wijzigen.
06 Configuratie Druk op Configuratie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Selecteer: " Tijd/datum " om de tijdzone, de synchronisatie met het GPS, de tijd en het formaat en vervolgens de datum te wijzigen. " Talen " om de taal te wijzigen. " Rekenmachine " om de rekenmachine weer te geven. " Kalender " om de kalender weer te geven.
07 Internetdiensten Niveau 1 Identificatie "Internetdiensten" Hoofdpagina: Applicaties voor hulp tijdens het rijden, zie "PEUGEOT CONNECT APPS"* op de volgende bladzijde. Niveau 2 Secundaire pagina: Browsen op het internet via de Bluetooth-telefoon en het protocol Dial-Up Networking (DUN). Parameters DUN-verbinding Het is mogelijk dat sommige smartphones van de nieuwste generatie hiermee niet compatibel zijn. Internetsnelheid * Volgens land van bestemming.
07 PEUGEOT CONNECT APPS "PEUGEOT CONNECT APPS" bestaat uit rijhulpapplicaties die de bestuurder in real time van nuttige informatie kunnen voorzien over o.a. de situatie op de weg, risicozones, brandstofprijzen, parkeermogelijkheden, toeristische plaatsen, weersomstandigheden, leuke adresjes… Deze service bevat de toegang tot het mobiele netwerk in combinatie met het gebruik van de apps. Om de service PEUGEOT CONNECT APPS te kunnen gebruiken, moet u een contract afsluiten bij het PEUGEOT-netwerk.
08 Telefoon Niveau 1 Niveau 2 "Telefoon" Hoofdpagina Gesprekkenlijst Contacten 324 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Aanwijzingen Alle oproepen Ontvangen oproepen Verzonden oproepen Telefoon Contacten Bellen na de verschillende keuzes gemaakt te hebben. Gesprekkenlijst Raadplegen Vergrootglas Aanmaken Bellen Adresbestanden Aanmaken Wijzigen Verwijderen Raadplegen Telefoon Alles wissen Bellen na de verschillende keuzes gemaakt te hebben.
08 Telefoon Niveau 1 "Telefoon" Niveau 2 Bluetooth (apparatuur) Secundaire pagina Telefoon -verbinding Gedetecteerde apparatuur Opties Telefoon 326 Niveau 3
Niveau 1 Telefoonverbinding Secundaire pagina Bluetooth Verbinding Niveau 2 Externe apparatuur zoeken. Loskoppelen De Bluetooth-verbinding van het geselecteerde externe apparaat beëindigen. Bijwerken De contacten van de geselecteerde telefoon importeren om ze in de autoradio op te slaan. Verwijderen De geselecteerde telefoon verwijderen. Bevestigen De instellingen opslaan.
08 Bluetooth Bluetooth-telefoon koppelen Eerste koppeling Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat. Snelle procedure via de telefoon Selecteer " Zoeken apparatuur ". Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).
08 Bluetooth De beschikbaarheid van diensten hangt af van het GSM-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetoothapparatuur. Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn. Het systeem kan maar één profiel kiezen als de telefoon geen extra functies heeft. U kunt beide profielen als standaardinstelling kiezen. Raadpleeg voor meer informatie (compatibiliteit, extra hulp, enz.) de site www.peugeot.nl.
08 Bluetooth Beheer van telefoonverbindingen Een gesprek aannemen Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd. Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een popupvenster op het scherm. Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.
08 Contacten Bellen Gebruik de telefoon liever niet onder het rijden. Stop op een veilige plaats of gebruik de schakelaars op het stuurwiel. Een nieuw nummer bellen Een contact bellen Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Toets het nummer in op het toetsenbord en druk op " Bellen " om het ingevoerde telefoonnummer te bellen. Of houd TEL op het stuurwiel lang ingedrukt. Selecteer " Contacten ".
08 Gesprekkenlijst Een gesprek beëindigen Laatste nummers bellen Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer " Gesprekkenlijst ". Selecteer " Ophangen ". of Houd de toets TEL op het stuur lang ingedrukt. Selecteer het contact in de weergegeven lijst. U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.
08 Instellingen Beltonen voor een oproep Contacten / items beheren Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina. Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Selecteer " Contacten ". Selecteer " Telefoonopties ". Selecteer " Bestand aanmaken ". Selecteer " Beltonen ". U kunt de melodie en het volume van de beltoon instellen. Selecteer " Bevestigen ". Selecteer: " Aanmaken " om een nieuw contact toe te voegen.
Veelgestelde vragen In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio. VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Navigatie De route wordt niet berekend. De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt). Ik kan mijn postcode niet invoeren. Het systeem werkt met postcodes van maximaal 5 karakters. De POI's worden niet aangegeven. De POI's zijn niet geselecteerd.
Veelgestelde vragen VRAAG Sommige files op de route worden niet direct gemeld. De hoogte wordt niet weergegeven. ANTWOORD OPLOSSING Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart). Het filter is te krap ingesteld. Verander de instellingen via "Geografisch filter". In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen...
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst. Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen. Kies "Contacten van simkaart weergeven" of "Contacten van telefoon weergeven". De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven. De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven. Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten. Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet. De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten. Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Instellingen, configuratie Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd. De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen. Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen. Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.
Veelgestelde vragen VRAAG Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. ANTWOORD Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt. OPLOSSING Start de motor om de accu op te laden.
340
Autoradio INHOUD Het systeem is zodanig gecodeerd dat het alleen in uw auto werkt. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. 01 Basisfuncties blz. 342 02 Bediening op het stuurwiel blz. 343 03 Hoofdmenu blz. 344 04 Audio blz. 345 05 Audio-instellingen blz.
01 Basisfuncties Selecteren van de weergave op het scherm: Volledig scherm: Audio Verkleind scherm: Audio Tijd of Boordcomputer. Lang indrukken: scherm uit (DARK). Selecteren van de geluidsbron: Radio, CD, AUX, USB. Functie TA (verkeersinformatie) aan/uit. Lang indrukken: toegang tot de soort informatie. Weergave van de lijst met ontvangen radiozenders, nummers of CD/MP3-speellijsten. Lang indrukken: ordenen van MP3-/WMA-bestanden / bijwerken van de lijst met ontvangen radiozenders.
02 Stuurkolomschakelaars - - - Indrukken: toegang tot het menu van het display van het instrumentenpaneel. Draaien: scrollen binnen het menu van het display van het instrumentenpaneel. Volume verhogen. Geluidsweergave onderbreken / hervatten. - Draaien: Radio: zoeken vorige/volgende zender. Media: vorige/volgende nummer. Indrukken: bevestigen. - Geluidsbron veranderen. - Selecteren van het type weergave op het display: scherm met meerdere vensters of volledig scherm.
03 Algemeen menu " Multimedia ": Parameters media, Radio-instellingen. > Display C Raadpleeg voor een compleet overzicht van de beschikbare menu's de rubriek "Menustructuur display".
04 Audio Radio Selecteren van een zender De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio. Druk een paar keer achter elkaar op SOURCE of SRC om de radiofunctie te selecteren. Druk op LIST voor een overzicht van de opgeslagen zenders in alfabetische volgorde.
04 Audio RDS Verkeersinformatie beluisteren TA Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen. De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar verkeersberichten.
04 Audio Berichten beluisteren De functie INFO geeft voorrang aan de verkeersinformatie. Om te kunnen functioneren moet er op een zender die dit soort informatie meestuurt, afgestemd zijn en moet het signaal sterk genoeg zijn. Zodra er een bericht verschijnt, wordt de weergave van de geluidsbron (Radio, CD, USB ...) automatisch onderbroken om het bericht weer te geven. Na afloop van het bericht wordt de geluidsweergave weer hervat.
04 Audio Audio-CD Een CD afspelen Gebruik alleen ronde CD's met een diameter van 12 cm. Bepaalde beveiligingssystemen op de originele CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de CD-speler. Plaats zonder op de toets EJECT te drukken een CD in de CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen. Druk op de toets LIST om de lijst met nummers van de CD weer te geven. Houd een van de toetsen ingedrukt om versneld vooruit of terug te spoelen.
04 Audio CD, USB Informatie en tips De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie ".mp3" of ".wma" met een vaste of variabele compressie van 32 Kbps tot 320 Kbps. Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en gebruik geen speciale tekens (bijv.: " ", ?, ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen. Playlists moeten van het type .m3u of .pls zijn. Het maximum aantal bestanden bedraagt 5.000 verdeeld over 500 afspeellijsten op maximaal 8 verschillende niveaus.
04 Audio CD, USB Een playlist afspelen Druk op een van de toetsen om het vorige of volgende nummer te selecteren. Plaats een MP3-CD in de speler of sluit een USB-apparaat rechtstreeks of met een kabeltje aan op de USB-aansluiting. Het systeem leest alle afspeellijsten en slaat ze op in het tijdelijke geheugen; dit kan enkele seconden tot enkele minuten duren. Elke keer als het contact wordt aangezet en als er een nieuwe verbinding via de USB-stick wordt gemaakt, worden de afspeellijsten bijgewerkt.
04 Audio USB-stick - Afspeellijsten indelen Selecteer een regel uit de lijst. Druk even op LIST of op MENU, selecteer " Multimedia ", dan " Parameters media " en ten slotte " Indeling afspeellijst kiezen " om de indelingen weer te geven. Selecteer een nummer of een bestand. Omhoog in de menustructuur. Naar het volgende/vorige muziekstuk. Druk na het kiezen van de indeling (" Per map " / " Per artiest " / " Per genre "/ " Per playlist " op OK. Druk vervolgens nogmaals op OK om de wijzigingen op te slaan.
04 Audio APPLE®-Spelers of Mass Storage Device U kunt audio-bestanden op een Mass Storage Device* via de luidsprekers van de audio-installatie in de auto beluisteren door het apparaat met een geschikte kabel (niet meegeleverd) op de USB-poort aan te sluiten. Het bedienen van de randapparatuur gebeurt via de audio-installatie in de auto. De afspeellijsten zijn dezelfde als die op de Apple®-speler.
04 Audio Aux-ingang (AUX) JACK-aansluiting De Jack AUX-aansluiting is bedoeld om een extern (Non Mass Storage) apparaat of een Apple®-speler aan te sluiten als die niet via de USB-poort herkend wordt. Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de USB-aansluiting en de Jack-aansluiting. Sluit het externe apparaat met behulp van een adapterkabel (niet meegeleverd) op de Jack-aansluiting aan. Druk een paar keer op SOURCE of SRC en selecteer "AUX".
04 Audio Afspeelmethode Er zijn verschillende afspeelmethodes: Normaal: de tracks worden in de normale volgorde volgens de afspeellijst afgespeeld. Shuffle: de tracks van een album of een map worden in een willekeurige volgorde afgespeeld. Shuffle uitgebreid: alle tracks van alle mediaspelers worden in een willekeurige volgorde afgespeeld. Herhaling: alleen de tracks van dit album of deze map worden afgespeeld. Druk op OK om naar het contextmenu te gaan. of Druk op MENU.
05 Audio-instellingen Display C De verdeling (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys©systeem) van het geluid is een audio-instelling die zorgt voor een optimale geluidsweergave afgestemd op het aantal inzittenden in de auto. De audio-instellingen Klankkleur, Hoge tonen en Bass zijn andere instellingen, die u voor elke geluidsbron apart kunt verrichten. Druk op ¯ om het menu met de audio-instellingen op te vragen.
06 Menustructuur/menustructuren display(s) Display C BASISFUNCTIE Keuze A 1 Keuze A1 2 3 1 MULTIMEDIA Keuze A11 Parameters media 1 2 Keuze B...
Veelgestelde vragen In de volgende tabellen vindt u een antwoord op veelgestelde vragen. VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, klankkleur, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
Veelgestelde vragen VRAAG De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). ANTWOORD OPLOSSING De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.
Veelgestelde vragen VRAAG De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. ANTWOORD De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend. OPLOSSING - De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.
Veelgestelde vragen VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De harde schijf of andere randapparatuur wordt bij het aansluiten op de USB-aansluiting niet herkend. Sommige schijven en randapparatuur hebben meer stroom nodig dan de voeding die de radio levert. Sluit de randapparatuur op het 230 V- stopcontact, de 12 V-aansluiting of een externe voedingsbron aan. Let op: controleer of de randapparatuur zelf geen signaal van meer dan 5 V afgeeft (kans op schade).
Visuele index Exterieur Berline Sleutel met afstandsbediening/ elektronische sleutel - openen/sluiten - diefstalbeveiliging - starten - batterij Kofferdeksel - openen/sluiten - noodbediening Bandenreparatieset 41-51 Schuif-/kanteldak Allesdragers Accessoires 60-61 225 227-228 44, 56, 59 Ruitenwissers Ruitenwisserbladen vervangen 149-152 152, 220 Instapverlichting Verlichting buitenspiegels Aanvullende verlichting Statische bochtverlichting Koplampverstelling Lampen vóór vervangen 145 145 147 148 14
Visuele index Exterieur SW Sleutel met afstandsbediening/ elektronische sleutel - openen/sluiten - diefstalbeveiliging - starten - batterij 41-51 Schuif-/kanteldak Panoramadak Allesdragers Accessoires 60-61 62 225 227-228 44, 56, 59 Achterklep - openen/sluiten - noodbediening Elektrisch bedienbare achterklep 57-58 Bandenreparatieset 186-191 362 Ruitenwissers Ruitenwisserbladen vervangen 149-152 152, 220 Instapverlichting Verlichting buitenspiegels Aanvullende verlichting Statische bochtverlichting K
Visuele index Interieur Voorzieningen bagageruimte (Berline) 79 - sjorogen, haken, riemen - opbergbak - schotten, opbergvakken - verlichting - vloer Voorzieningen bagageruimte (SW) 80 - sjorogen, haken - verlichting - vloer - 12V-aansluiting - opbergvakken 81 Bagage-afdekking (SW) Bagagenet voor hoge belading (SW) 82-83 Gevarendriehoek 173 242-249 Additiefreservoir AdBlue ® Achterzitplaatsen ISOFIX-kinderzitjes Middenarmsteun achter Skiluik Voorstoelen - handmatig verstelbaar - elektrisch verstelbaar -
Visuele index Cockpit Elektrische parkeerrem 103-108 Zekeringen dashboard 207-208 Motorkapontgrendeling Buitenspiegels Ruitbediening, blokkering Handgeschakelde zesversnellingsbak Opschakelindicator Automatische transmissie Elektronisch gestuurde versnellingsbak Stop & Start-systeem Hill Holder Handbediende parkeerrem Peugeot Connect USB Plafonniers 153 Pictogrammendisplay veiligheidsgordels/ airbag aan passagierszijde 180, 183 Binnenspiegel 75 Schuif-/kanteldak 60-61 62 Panoramadak (SW) 269-340
Visuele index Cockpit (vervolg) Head-up display 124-125 Instrumentenpaneel 12, 27-29 - check/ onderhoudsindicator / dagteller - dimmer dashboardverlichting Verklikkerlampjes 14-25 Meters 26-30 Schakelindicator 111 Contactslot, motor starten/ afzetten Stop & Start-systeem Elektrische parkeerrem Rijen drukschakelaars, knoppen Programmeerbare verwarming Koplampverstelling Touchscreen Display C 35-38, 40, 269-340 39, 341-360 Alarmknipperlichten 171 100-102 120-122 103-108 Ruitenwisserschakelaar Boor
Visuele index Onderhoud - Gegevens Niveaus controleren 237-239 - olie - remvloeistof - stuurbekrachtigingsvloeistof - koelvloeistof - ruitensproeier-/ koplampsproeiervloeistof - brandstofadditief (diesel) 242-249 Additief AdBlue ® Controle van onderdelen 240-241 - 12V-accu - luchtfilter - interieurfilter - oliefilter - roetfilter (diesel) - versnellingsbak - remblokken/-schijven - parkeerrem - elektrische parkeerrem Lampen vervangen - voor - achter Brandstoftank leeg (diesel) 211-214 215-218 219 207, 21
Index A Aanhanger.....................................................223 Aanhangergewichten.............................252, 258 Aansluiting 12V................................................76 Accessoires...................................................227 Accu................................................211-215, 240 Accu laden..................................................... 214 Achterruitverwarming......................................97 Achteruitrijcamera.....................................
Index E Eco-mode.......................................................219 Eco-rijden (adviezen).......................................10 Electronic Stability Program (ESP)............... 176 Elektrisch bedienbare achterklep.............. 57, 58 Elektrisch bediende handrem..................20, 103 Elektronische sleutel............................ 41-46, 49 Elektronische startblokkering.................. 51, 102 Elektronisch gestuurde versnellingsbak...... 10, 116, 120, 123, 214, 241 ESP/ASR................
Index L Laden accu.................................................... 214 Lampen (vervangen)............. 200, 203, 204, 206 Lampen vervangen............... 200, 203, 204, 206 LED-verlichting............................. 200, 203, 204 Lekke band.....................................................186 Lichtschakelaar......................................138, 142 Lokaliseren van de auto...................................48 Luchtfilter.......................................................
Index R Radio......................................280-282, 286, 345 Radiozender...................................280, 281, 283 RDS................................................................283 Regelmatige controles...........................240, 241 Regelmatig onderhoud....................................10 Regeneratie roetfilter.....................................240 Remblokken................................................... 241 Remlichten............................................
Index Verklikkerlampje SCR-systeem.......................23 Verklikkerlampje voorgloeien (diesel).............16 Verlichting overdag........................ 141, 200-202 Versnellingshendel..........................................10 Verversen.......................................................237 Vervoer van lange voorwerpen.......................78 Verwarming..............................10, 85, 87, 95, 98 Verwijderen accu........................................... 215 Voorstoelen......................
Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in staat u dit te bieden. Reproductie of vertaling van dit document, zelfs gedeeltelijk, is verboden zonder schriftelijke toestemming van Automobiles PEUGEOT.
Néerlandais www.peugeot.com NE. 14508.