User manual

12 NL
5 Afspeelopties
Bediening
In de CD- of USB-modus kunt u het afspelen
op de volgende manieren bedienen.
/ Houd ingedrukt om de track vooruit
of terug te spoelen tijdens het
afspelen en laat los om het afspelen
te hervatten.
/ Naar het vorige of volgende MP3-
album gaan.
/ Hiermeegaatunaardevorige/
volgende track.
Hiermee start of onderbreekt u het
afspelen.
Hiermee stopt u het afspelen.
MODE [
]: hiermee wordt de huidige
track herhaaldelijk afgespeeld.
[
]: hiermee worden alle tracks
herhaaldelijk afgespeeld.
[
]: tracks worden in willekeurige
volgorde afgespeeld.
Tip
Alleen [ ] en [ ] kunnen worden gekozen
wanneer u de geprogrammeerde tracks afspeelt.
Tracks programmeren
In de CD- of USB-modus kunt u maximaal
20 tracks programmeren.
1 Druk op om het afspelen te stoppen.
2 Druk op PROG om de
programmeermodus te activeren.
» [PROG] (programmeren) begint te
knipperen.
3 Druk voor MP3-tracks op ALBUM/
PRESET +/- om een album te selecteren.
4 Druk op / om het tracknummer te
selecteren en druk vervolgens op PROG
om uw keuze te bevestigen.
5 Herhaal stap 3 en 4 om meer tracks te
programmeren.
6 Druk op om de geprogrammeerde
tracks af te spelen.
» Tijdens het afspelen wordt [PROG]
(programmeren) weergegeven.
Druk tweemaal op
om het
programma te wissen.
Om het programma te bekijken
wanneer het afspelen gestopt is, houdt
u PROG 2 seconden ingedrukt.
Geluid aanpassen
Tijdens het afspelen kunt u het volume
aanpassen en geluidseffecten kiezen.
Toets Functie
VOL +/- Hiermee verhoogt of verlaagt u het
volume.
Hiermee dempt of hervat u het
geluid.
DBB Hiermee schakelt u de dynamische
basversterking in of uit.
SOUND Een voorgeprogrammeerd
geluidseffect selecteren:
POWERFUL (krachtig); BALANCE
(balans); WARM (warm); BRIGHT
(helder) en CLEAR (duidelijk).