Operation Manual

62 2. Netwerken
PC-functies
Multifunctioneel apparaat
voorbereiden
Steek de WLAN-adapter in de USB-aansluiting aan de
zijkant van uw apparaat.
²
De adapter voor draadloos netwerk van uw
multifunctioneel apparaat draagt gegevens
over via het draadloze protocol IEEE 802.11g,
kan echter ook in een bestaand IEEE 802.11b-
net worden geïntegreerd. Gebruik voor de aan-
sluiting op het multifunctionele apparaat uit-
sluitend originele adapters (zie bestelservice aan
de achterzijde van deze handleiding). Andere
zend- en ontvangstadapters kunnen het apparaat
beschadigen.
Onafhankelijk van het feit of u uw multifunctioneel
apparaat in een draadloos infrastructuur- of ad hoc
netwerk gebruikt, moet u bepaalde netwerk- en vei-
ligheidsinstellingen uitvoeren (bijv. de Service-Set-ID
(SSID) en de WEP-sleutel). De instellingen moeten
met de gegevens van het netwerk overeenstemmen.
Soort netwerk instellen
Druk op MENU/OK en 912 om het soort net-
werk te selecteren. Kies met / Ad-hoc of Infra-
struc. (zie hoofdstuk Draadloze netwerken). Beves-
tig dit met OK.
a Als u Ad-hoc kiest, wordt u gevraagd het ra-
diokanaal voor de transmissie in te stellen (vooraf
ingesteld is 10). U kunt een willekeurig kanaal
invoeren, als er storingen met naburige draadloze
netwerken ontstaan. Het radiokanaal moet met het
ingestelde kanaal op de PC overeenstemmen. Toets
het radiokanaal in en bevestig dit met OK.
b Als u Infrastruc. kiest, wordt u gevraagd de
authentiseringsmodus te selecteren. Hiermee be-
paalt u of het multifunctionele apparaat zich met
de WEP-sleutel bij het access point (gateway, rou-
ter) authentiseert en of de gegevens voor de trans-
missie in het draadloze netwerk gecodeerd moeten
worden. Volgende selectiemogelijkheden staan ter
beschikking:
GEEN – Er vindt geen authentisering plaats en ge-
gevens worden ongecodeerd overgedragen.
OPen – Er vindt geen authentisering plaats, maar
gegevens worden gecodeerd overgedragen.
VRIJGEGEVEN – Het multifunctionele apparaat
authentiseert zich met de ingetoetste WEP-sleutel
bij het access point (gateway, router) en gegevens
worden gecodeerd overgedragen.
beide – De authentiseringsmodus wordt door
het apparaat willekeurig geselecteerd.
Kies een modus met /, en bevestig dit met OK.
Als u oPen, VRIJGEGEVEN of beide instelt, moet
u met de functie 914 een WEP-sleutel intoetsen.
Netwerknaam (SSID) intoetsen
Druk op MENU/OK en 913 om de netwerknaam
(Service-Set-ID (SSID)) in te toetsen. Toets de SSID in
en bevestig dit met OK (vooraf ingesteld is Crystal_
mfp). De netwerknaam vindt u in de netwerkinstellin-
gen van uw PC. De SSID moet met de SSID op de PC
of op het access point overeenstemmen.
WEP-codering activeren
Æ
Onbeveiligde draadloze netwerken zijn voor
buitenstaanders toegankelijk! Bescherm uw
netwerk daarom in ieder geval tegen onbevoegde
toegang met de WEP (Wired Equivalent Pri-
vacy-)standaard. U moet dezelfde WEP-sleutel
zowel op uw multifunctioneel apparaat als op de
aangesloten PC’s of op het access point (gateway,
router) gebruiken.
De WEP-codering is vanaf fabriek gedeactiveerd.
Druk op MENU/OK en 914. Selecteer met /
64-bit of 128-bit. Bevestig dit met OK. Toets de
WEP-sleutel in en bevestig dit met OK.
²
Met de 64-bit-codering moet de WEP-sleutel
uit 5 tekens (ASCII) of 10 cijfers (hexadeci-
maal) bestaan. Met de 128-bit-codering moet de
WEP-sleutel uit 13 tekens (ASCII) of 26 cijfers
(hexadecimaal) bestaan. U kunt vier verschillende
WEP-sleutels intoetsen. De WEP-sleutel vindt u
in de netwerkinstellingen van uw PC.
Verbindingsmodus selecteren
Met de verbindingsmodus stelt u het IP-adres en sub-
net-masker in. In een infrastructuurnetwerk kunt u kie-
zen of de instellingen automatisch uitgevoerd moeten
worden resp. of u het IP-adres en het subnet-masker
handmatig wilt intoetsen. In een ad hoc netwerk moet
u de instellingen handmatig uitvoeren.
Druk op MENU/OK en 915 om de verbindings-
modus te selecteren. Kies met / Auto (DHCP) of
handmatig en bevestig dit met OK (vooraf inge-
steld is Auto (DHCP), in een ad hoc netwerk moet u
handmatig kiezen).
²
De automatische instelling van IP-adres en
subnet-masker kan op de aangesloten net-
werk-PC’s even duren.