Operation Manual

66 3. Companion Suite IH gebruiken
PC-functies
Faxen verzenden
Verzenden van faxen via het dialoogven-
ster C
OMPANION – MANAGER FAX
U kunt zowel documenten die op de PC opgeslagen zijn
als scans die u op het multifunctionele apparaat maakt
als fax verzenden.
1 Klik in de werkbalk op N en selecteer F.
a
Scan faxen: Klik op S, en plaats het docu-
ment met de beeldzijde onder in de flatbedscanner
(zie ook gedeelte Functies van het apparaat /
Installatie / Documenten plaatsen).
b PC-document faxen/doorzenden (bestands-
formaten: *.tif (*.tiff); *.fax): Klik op G,
en selecteer A  > C
S IH > D > F. Hier vindt u alle
documenten die u via de PC ontvangen en verzon-
den hebt. In de map R kunt u ontvangen
faxen selecteren en naar een abonnee doorzenden.
2 Toets het nummer van de ontvanger in. Hiervoor
staan meerdere opties ter beschikking: Toets in het
veld  het nummer van de abonnee
in en klik op ^, of markeer een telefoongidscon-
tact onder A en klik op >. U kunt uw
fax ook naar meerdere ontvangers sturen.
²
Markeer een contact in de ontvangerslijst en
klik op
om een abonnee uit de lijst te ver-
wijderen.
Als u uw multifunctioneel apparaat met een te-
lefooncentrale gebruikt, toetst u voor het verzen-
den van PC-faxen de ingestelde buitenlijncode
in (zie gedeelte Functies van het apparaat /
Instellingen / Telefooncentrale (PABX)).
3 Klik op V om een afzenderherkenning mee
te sturen. Gebruik een opgeslagen versie of maak
een nieuwe titelpagina aan (zie ook Fax-instellin-
gen op de PC). Bevestig uw invoeren met
.
4 Klik op G  om de gewenste
resolutie in te stellen resp. om uw fax op een later
tijdstip te verzenden. Klik op
.
5 Klik tenslotte op
. De fax wordt verzonden.
6 De fax-beheersmap P  informeert u over
de transmissiestatus van uw fax-berichten. Als u
een faxtransmissie wilt annuleren, markeert u het
faxbericht en klikt u in de werkbalk op S.
²
Wilt u uw fax als sjabloon opslaan, dan klikt
u op
. Klik op om de lopende functie
te annuleren.
Na de transmissie drukt het apparaat, afhankelijk
van de instelling, een verzendrapport af (zie ook
PC-Fax-instellingen wijzigen).
Als de fax-verzendbox ca. 30 contacten bevat,
drukt uw multifunctioneel apparaat automa-
tisch een journaal af en in de map V-
 wordt een log-invoer aangemaakt die uw
faxtransmissies documenteert. De log-invoeren
worden na bereiken van een A4-pagina automa-
tisch afgedrukt (zie Fax-instellingen op de PC).
Verzenden van faxen via de PC-toepas-
singen
U kunt vanuit elk Windows-programma een document
als fax verzenden.
1 Klik in de betreffende toepassing op B > A-
 en selecteer als printernaam C
S F.
2 Het dialoogvenster F  wordt ge-
opend; hiermee kunt u het document als fax ver-
sturen.
Faxen ontvangen
Æ
Denk eraan dat u de PC-faxontvangst op
het multifunctionele apparaat met de functie
38 moet vrijschakelen (zie gedeelte Functies
van het apparaat / Fax / Geavanceerde ont-
vangstopties instellen).
Komt een nieuw faxbericht binnen, dan verschijnt aan
de onderste rand van het dialoogvenster C
– M F het symbool t. Als u de fabrieksin-
stellingen voor de faxontvangst niet veranderd hebt,
worden faxen automatisch in de fax-beheersmap O-
 ontvangen en afgedrukt.
Faxberichten lezen
Markeer het gewenste faxbericht in de map P 
en klik in de werkbalk op V, om de fax te
lezen.
Faxbericht printen
Selecteer het gewenste faxbericht in de map P
 en klik in de werkbalk op A om de fax af
te drukken.
²
Als de ontvangstmap ca. 30 contacten bevat,
drukt uw multifunctioneel apparaat automa-
tisch een journaal af en in de map O-