Operation Manual
Bijlage
Bijlage 75
Bijlage
Verklarende
woordenlijst
Access Point: Centraal toegangspunt
tot een WLAN. Alle netwerkappara-
ten moeten zich bij het Access Point
aanmelden om met andere apparaten
in het netwerk te kunnen communice-
ren. Alle apparaten sturen de gegevens
naar het Access Point, dat ze in het net-
werk verdeelt.
Actieve faxschakelaar: De passieve
faxschakelaar splitst binnenkomende
oproepen in faxberichten en gesprek-
ken, waarbij van de Calling-Tone
(CNG-signaal, 1100 Hertz) wordt
uitgegaan. De actieve faxschakelaar
regelt bovendien het belpatroon van
de apparaten en coördineert extern
aangesloten apparatuur (zie Extra ap-
paratuur, zie Faxschakelaar).
Active Sensing: Samenvattend begrip
voor de actieve sturing en coördinatie
van extern aangesloten apparaten. Met
Active Sensing herkent het multifunc-
tionele apparaat zowel parallel als se-
rieel aangesloten extra apparatuur en
stuurt gesprekken en berichten naar
deze apparaten door.
Adapter voor draadloos netwerk:
Interne of externe verzend- en ont-
vangstinrichtingen op apparaten.
Ad-hoc-netwerk: zie Netwerk
Afzenderherkenning (= kopregel):
Weergave van telefoonnummer, naam
alsmede datum en tijd op uitgaande
berichten.
Automatische nummerherhaling
(herkiezen): Als de abonnee bezet
is, kiest uw apparaat de aansluiting na
een bepaalde tijd nogmaals.
Bluetooth: Standaard voor een draad-
loze transmissie van gegevens over een
afstand tot ca. tien meter. Met het
OBEX-protocol (Object Exchange
Protocol) kunt u bestanden unidirec-
tioneel van apparaten met Bluetooth-
functie naar uw multifunctioneel ap-
paraat overdragen.
Broadcast: zie Rondzenden
Buitenlijncode: De buitenlijncode is
een cijfer (meestal “0”) of een letter
(meestal “R”) die men in een telefoon-
centrale vóór het eigenlijke telefoon-
nummer moet kiezen om een verbin-
ding met het openbare telefoonnet te
verkrijgen (zie ook Telefooncentrale).
Call-by-Call: Het is mogelijk telefoon-
gesprekken via verschillende particu-
liere telefoonaanbieders te voeren. Met
kengetallen vóór het eigenlijke tele-
foonnummer kan voor elk telefoon-
gesprek een andere aanbieder worden
gekozen.
Calling Line Identication Presen-
tation (CLIP): zie Nummerweer-
gave
Chain Dialling ( Nummers combi-
neren): zie Call-by-Call
CNG-toon (Calling Signal): Een
toon (CalliNG), waarmee een faxtrans-
missie wordt aangekondigd. Aan de
CNG-toon herkent de faxschakelaar
van het apparaat een binnenkomend
faxbericht en start de faxontvangst.
Codering: Een proces waarmee de in-
formaties van een faxbericht gecodeerd
en gecomprimeerd worden. Minimum
standaard is MH (Modified Huff-
mann). Uw multifunctioneel apparaat
gebruikt de betere coderingsprocessen
MR (Modified Read) en MMR (Mo-
dified Modified Read), voorzover het
apparaat van de abonnee eveneens over
deze modi beschikt.
Codering: Veiligheidsbescherming voor
het verzenden van netwerkgegevens
(zie ook WEP-standaard).
Crystal Image: Een speciaal voor uw
multifunctioneel apparaat ontwikkel-
de beeld- en tekstoptimalisatiefunctie
voor het printen en kopiëren van uw
zwart-wit en kleurendocumenten.
Dongle: zie Adapter voor draadloos net-
werk
Easylink: Coördineert extern aangeslo-
ten telefoons op dezelfde telefoonlijn
(doorsturen van gesprekken, starten
van de faxontvangst enz.) – zie ook Ex-
tra apparatuur
E.C.M. ( Error Correction Mode):
Reduceert transmissiefouten die bij-
voorbeeld door slechte leidingen ont-
staan en verkort daardoor de transmis-
sieduur. Beide verbonden faxapparaten
moeten ECM ondersteunen.
Energiespaarmodus: Het apparaat
schakelt, als het niet gebruikt wordt,
na ca. 2 minuten in de energiespaar-
modus. Als het apparaat geactiveerd
wordt (bijv. door een faxbericht) of u
wilt een afdruk of kopie maken, scha-
kelt het apparaat naar de uitgangsmo-
dus.
EXIF-informaties: Gedetailleerde
beeld-informaties van uw foto‘s (bijv.
opnametijd, diafragma, belichtings-
tijd). Bijna alle moderne digitale came-
ra‘s ondersteunen de EXIF-standaard.
Extra apparatuur: U kunt andere
apparaten als antwoordapparaten, te-
lefoons, kostentellers of computermo-
dems serieel of parallel op uw faxappa-
raat aansluiten. Parallel aangesloten wil
zeggen dat de apparaten op een ander
telefoonstopcontact van dezelfde lijn
aangesloten zijn. Als u de apparaten
op de externe bus van uw faxapparaat
aansluit, zijn ze serieel aangesloten. De
actieve faxschakelaar van uw apparaat
kan zowel serieel als parallel aangeslo-
ten apparaten controleren en sturen.
Fax afroepen (Polling): De moge-
lijkheid documenten van een ander
faxapparaat af te roepen (actief) of
documenten klaar te leggen die door
andere faxapparaten afgeroepen kun-
nen worden (passief).
Faxgroepen: De faxapparaten worden,
afhankelijk van de transmissiewijze en
–snelheid, in internationaal gestan-
daardiseerde faxgroepen ingedeeld.
De verbinding van twee apparaten van
verschillende groepen is mogelijk, dan