Operation Manual

29
Weergave
Inhoudsopgave
6 Weergave
Tip
Voor een betere weergave kunt u de ClearVoice-functie
inschakelen. Zachte passages worden dynamisch aangepast,
waardoor zachte stemmen duidelijker en beter verstaanbaar
worden weergegeven (zie ook hoofdstuk 9.3.2 ClearVoice in- en
uitschakelen, pagina 48).
6.1 Opname kiezen
1
Druk in stopmodus (startscherm) op INDEX/a om een map te
kiezen.
X Afhankelijk van de geselecteerde opslaglocatie worden de
volgende symbolen weergegeven: u, v, w, x, y–intern
geheugen, à, á, â, ã, ä–geheugenkaart. (A, B, C en D zijn
mappen voor opnames, de mapy/ä bevat muziekbestanden).
2
Druk in stopmodus op b.
a De Positieweergave springt naar het einde van de opname.
b De positieaanwijzer springt naar het begin van de volgende
opname.
3
Druk in stopmodus op h.
a De positieaanwijzer springt naar het begin van een opname.
b De positieaanwijzer springt naar het einde van de vorige
opname.
Aanwijzing
Als een opname indexmarkeringen bevat, springt u met h / b
naar de vorige of de volgende indexmarkering.
X Op het display verschijnt in plaats van de totale opnametijd
voor korte tijd het nummer van de indexmarkering.
Aanwijzing
Het apparaat ondersteunt muziekbestanden in de formaten WMA
en MP3. Kopieer deze bestanden naar de map Music, als het
apparaat op een computer is aangesloten. U vindt de bestanden in
de map y/ä op het apparaat. Tijdens de weergave wordt op het
display het symbool van het muziekformaat weergegeven:
–MP3-bestand
–WMA-bestand
Bestanden met kopieerbeveiliging (Digital Rights Management,
DRM) worden niet ondersteund.
Het apparaat kan maximaal 99 muziekbestanden aangeven.