Pinnacle Studio 11 Plus Inclusief Studio, Studio Plus en Studio Ultimate Eenvoudige, KRACHTIGERE, CREATIEVERE videobewerking Handleiding 8410-07435-01 MANUAL S11 (PLUS) SOFTWARE NL
Woord van dank: Travis White, Richard Edgley, Kenn LeGault, Jan Piros, Jörg Weselmann, Mikel Zwissler en Sulekha Somasekhar. Documentatie: Nick Sullivan Copyright © 1996-2007 Pinnacle Systems, Inc. en haar licentiegevers en/of dochterondernemingen. Alle rechten voorbehouden. U verklaart geen merksymbolen of mededelingen over eigendomsbeperkingen te verwijderen van producten of handleidingen van Pinnacle Systems.
Inhoudsopgave VOORDAT U BEGINT ..................................................................... XI Apparatuureisen...................................................................................... xi Afkortingen en conventies....................................................................xiii On-line help ........................................................................................... xv HOOFDSTUK 1: STUDIO GEBRUIKEN ...........................................
Analoog opnemen ..................................................................................... 27 Opties opnamekwaliteit ......................................................................... 27 Audio- en videoniveaus – analoog ........................................................ 28 Video importeren van DVD..................................................................... 29 Media importeren van externe apparaten.............................................. 30 HOOFDSTUK 3: HET ALBUM ......
HOOFDSTUK 5: VIDEOCLIPS........................................................69 Basishandelingen voor videoclips............................................................ 70 Videoclips aan uw film toevoegen ........................................................ 70 Werken met meerdere opnamebestanden .............................................. 71 Het projectformaat voor video............................................................... 72 Interfacekenmerken ........................................
2D Editor ............................................................................................. 109 Aardbeving .......................................................................................... 109 Stralenkrans ......................................................................................... 109 Vergroten............................................................................................. 110 Bewegingsvervaging .................................................................
De Frame grabber .................................................................................. 152 Het gereedschap Frame grabber .......................................................... 152 HOOFDSTUK 9: SCHIJFMENU’S................................................ 155 Authoring van schijven in Studio ........................................................ 157 Menu’s uit het album gebruiken .......................................................... 158 De knoppen voor de DVD Player ...................
Audio-effecten......................................................................................... 206 Ruisonderdrukking .............................................................................. 208 Plus effecten ............................................................................................ 209 ChannelTool ........................................................................................ 209 Chorus ................................................................................
Studio en computeranimatie ................................................................ 260 BIJLAGE C: PROBLEMEN OPLOSSEN..................................... 261 Technische hulp on line.......................................................................... 262 Studio loopt vast in modus Bewerken ................................................. 264 Opnamefout bij starten van opname .................................................... 268 Studio loopt vast bij berekenen...............................
Voordat u begint Hartelijk dank dat u Pinnacle Studio hebt gekocht. We hopen dat u plezier hebt in het gebruik van de software. Deze handleiding is van toepassing op alle versies van Studio, inclusief Studio Plus. Indien nodig worden de verschillen tussen de verschillende versies aangegeven. In de meeste gevallen wordt het woord “Studio” gebruikt om naar alle versies te verwijzen.
Let op: Sommige functies die hier worden genoemd, dienen gratis of tegen betaling te worden geactiveerd via internet (afhankelijk van uw versie van Studio). Computer • Intel Pentium of AMD Athlon 1.4 GHz of hoger (2.4 GHz of hoger • • • • • • aanbevolen). Intel Pentium HT of AMD Athlon 2.4 GHz of 1.6 GHz Dual core vereist voor Windows Vista. 512 MB of RAM (1 GB aanbevolen). 1 GB vereist voor HD en/of Vista (2 GB aanbevolen). 1.5 GB vereist voor AVCHD (2 GB vereist voor Vista).
voor elke seconde vidoe; slechts viereneenhalve minuut aan DV-video nemen daarom een volledige gigabyte op de harde schijf in beslag. Tip: We raden het gebruik van een afzonderlijke harde schijf voor het opnemen van video aan. Hierdoor vermijdt u competitie tussen Studio en andere software, waaronder Windows, voor het gebruik van de schijf tijdens het opnemen. Hardware voor het opnemen van video Studio kan video opnemen van een keur aan digitale en analoge bronnen. Lees “Opnamehardware” op pagina 21.
HDV: Een “high-definition video” formaat waarmee video in frameformaten van 1280x720 of 1440x1080 in het formaat MPEG-op DVmedia kan worden opgenomen. 1394: De term “1394” verwijst naar OHCI-compliant IEEE-1394, FireWire-, DV- of i.LINK-interfaces, poorten en kabels. Analoog: De term “analoog” verwijst naar 8mm, Hi8, VHS, SVHS, VHSC of SVHS-C camcorders, videorecorders en banden en naar Composite/RCA en S-Video-kabels en connectors.
On-line help Er zijn altijd twee soorten onmiddellijke Help beschikbaar terwijl u in Studio werkt: • Helpbestand: Klik op de knop Help in de hoofdmenubalk van Studio of selecteer het menu Help ¾ Help-onderwerpen of druk op F1 om Studio’s on-line helpbestand te openen. • Knopinfo: Om erachter te komen wat een knop in Studio doet, plaatst u er uw muisaanwijzer er overheen. Er verschijnt dan een “knopinfo” met uitleg over de functie.
HOOFDSTUK 1: Studio gebruiken Films maken met Studio is een proces dat uit drie stappen bestaat: 1. Opnemen: Importeer bronvideomateriaal – uw “ruwe materiaal” – naar de harde schijf van uw pc. Mogelijke bronnen omvatten analoge videoband (8mm, VHS etc.), digitale videoband (HDV, DV, Digital8), en live video vanaf een videocamera, camcorder of webcam. De modus Opnemen wordt behandeld in Hoofdstuk 2: Video opnemen. Beschikbaarheid: HDV-opname wordt alleen ondersteund in Studio Plus. 2.
De modus instellen Selecteer aan welke stap van het proces van films maken u wilt werken door op een van de drie modusknoppen bovenaan links in het venster van Studio te klikken: Schakelt u over naar een andere modus, dan verandert het scherm van Studio om de bedieningselementen weer te geven die nodig zijn voor de nieuwe modus.
Setup-opties De meeste opties in Studio worden ingesteld met twee dialoogvensters die tabbladen bevatten. Via het eerste kunt u opties besturen die verwant zijn aan de modus Opnemen en de modus Bewerken. Het bevat vier tabbladen: Het andere dialoogvenster heeft betrekking op de opties voor de modus Film maken.
MODUS BEWERKEN Studio opent elke keer dat het programma wordt gestart in de modus Bewerken, omdat dit de meest gebruikte modus is. Het scherm van de modus Bewerken omvat drie hoofdgebieden. Het Album slaat bronnen op die u in uw films zult gebruiken, inclusief uw opgenomen videoscènes. Het venster Film is waar u uw bewerkte film maakt door video- en geluidsclips te arrangeren en door effecten en overgangen toe te passen.
De Player De Player geeft een voorbeeld van uw bewerkte film weer of van het momenteel geselecteerde item in het album. Het bestaat uit twee hoofdgebieden: een venster Voorbeeld en afspeelknoppen. Het venster Voorbeeld geeft videobeelden weer. Via de afspeelknoppen kunt u de video afspelen of naar een exacte positie erbinnen gaan. Deze knoppen zijn er in twee formaten: standaard en DVD. Standaardmodus De standaard afspeelknoppen lijken op die van een camcorder of videorecorder.
DVD-modus De DVD-afspeelknoppen simuleren de navigatieknoppen op een DVDspeler of afstandsbediening. Gebruik ze om een voorbeeld van uw DVD, VCD of S-VCD-schijfproducties te bekijken, inclusief menu-interactie. Het venster Voorbeeld Dit is een belangrijk punt in Studio omdat het zo vaak wordt gebruikt, vooral voor het voorvertonen van uw film. U kunt het ook gebruiken om het volgende weer te geven: • Elke soort inhoud van het album. • Stilstaande beelden of titels van uw film.
De grootte van het videovoorbeeld aanpassen Als uw scherm dit toelaat, kunt u in Studio de Player vergroten – en daarmee het videovoorbeeld – met behulp van de schuifknop Playergrootte aanpassen. Deze knop staat boven de Player links van de knop Ongedaan maken indien het aanpassen van de weergave mogelijk is. Sleep de knop naar rechts om de weergave van de Player te vergroten of naar links om deze te verkleinen. De positie uiterst links zorgt voor de kleinste weergave, tevens de standaardinstelling.
Afspeelknoppen De Player presenteert een van twee sets afspeelknoppen, afhankelijk van de door u geselecteerde afspeelmethode. Terwijl u uw film als gewone video afspeelt zult u de standaardafspeelknoppen gebruiken. Gebruikt uw film schijfmenunavigatie, dan kunt u deze als optische schijf met interactieve menu’s op het scherm afspelen door de DVD-afspeelknoppen te gebruiken. Beide groepen knoppen worden hieronder besproken.
Versneld vooruitspoelen, Versneld terugspoelen: Met deze knoppen kunt u de uw film met twee, vier of tien keer de normale snelheid in elke richting bekijken. Gebruik ze om een bepaald stuk video te zoeken waarmee u wilt werken. Klik herhaaldelijk op de knoppen om door de snelheidsfactoren te gaan. Loop: via deze knop worden de momenteel geselecteerde clips in het venster Film herhaaldelijk worden afgespeeld. Deze functie is met name handig bij het selecteren en bewerken van extra effecten en overgangen.
De teller De teller geeft de huidige afspeelpositie in uren, minuten, seconden en beelden weer. U kunt de tellervelden direct aanpassen om een exact beeld te bekijken of vanaf waar het afspelen te starten. Klik gewoon op het getal dat u wilt wijzigen en voer een nieuwe waarde in. Om naar een ander veld te gaan, klikt u nogmaals of gebruikt u de pijltoetsen Links en Rechts.
Nog meer onderwerpen over bewerken Lees de volgende hoofdstukken voor meer informatie over specifieke bewerkingsonderwerpen: • Hoofdstuk 5: Videoclips • Hoofdstuk 6: Bewerken van twee sporen in Studio Plus • Hoofdstuk 7: Overgangen • Hoofdstuk 8: Stilstaande beelden • Hoofdstuk 9: Schijfmenu’s • Hoofdstuk 10: De Titeleditor • Hoofdstuk 11: Geluidseffecten en muziek Studio uitbreiden Als u wat pit aan uw producties wilt toevoegen, kunt u een reeks video- en audiofilters, geanimeerde overgangen, VCD- en DVD-
Aanvullende items van premium-content kunnen worden gedownload zodra ze beschikbaar zijn. U kunt deze items bekijken en aanschaffen in Studio met gebruik van dezelfde activatiemethode als bij de premium-content bij de installatie van het programma. U kunt bonusinhoud voor aanschaf eenvoudig uitproberen om te controleren of de inhoud voldoet aan uw wensen. Totdat u de activatiecode voor het item hebt gekocht, verschijnt er een "watermerk" tijdens de voorbeeldweergave of bij het maken van een voltooide film.
Hier is de pagina “Studio Plus RTFX” geopend in de functie Videoeffecten. U kunt de knop Effectpakket activeren nu gebruiken om de effecten in deze set te ontgrendelen. Via vergelijkbare knoppen in het Album kunt u alle media op een bepaalde Album-pagina als een themapakket aanschaffen. Het gedeelte Overgangen van het Album, geopend op een van de vele themapakketten met Hollywood FX-overgangen. Klik ergens in het activatiegedeelte aan de rechterkant om deze set overgangen te activeren.
Omdat het paspoort specifiek voor één computer is bestemd, hebt u nieuwe activatiesleutels nodig als u Studio op een andere machine installeert. Deze sleutels zijn gratis, maar uw gebruikerslicentie voor zowel Studio en alle premium-content die u hebt aangeschaft zijn dan alleen op de nieuwe machine van toepassing.
HOOFDSTUK 2: Video opnemen Opnemen is het proces van het importeren van video van een videobron zoals een camcorder naar een bestand op de harde schijf van uw pc. Clips van dit “opnamebestand” kunt u vervolgens in Studio als ingrediënten van uw bewerkte films gebruiken. U kunt opnamebestanden binnen het album in de modus Bewerken van Studio openen (zie Hoofdstuk 3: Het Album). Opnemen is de eerste stap in het gebruik van uw video.
Overschakelen naar modus Opnemen De allereerste stap in opnemen is het schakelen naar Studio's modus Opnemen door te klikken op de knop Opnemen boven aan het scherm. Dit opent de interface van de modus Opnemen, waarmee u het opnemen van video kunt instellen en uitvoeren. De details van de interface zijn iets anders voor analoge dan voor digitale videobronnen. Onderwerpen in dit hoofdstuk • “Interface van de modus Opnemen” (verderop) introduceert de knoppen en schermen voor analoge en digitale opnamen.
INTERFACE VAN DE MODUS OPNEMEN De gereedschappen en knoppen die u in de modus Opnemen ziet, verschillen afhankelijk van of uw opnamehardware digitaal of analoog is. Digitale opname Is uw videobron digitaal, dan zal uw scherm van de modus Opnemen er als volgt uitzien: Het Album, linksboven aan het scherm, geeft pictogrammen weer die de videoscènes weergeven zoals ze worden opgenomen.
De camcorderbediening, linksonder, biedt een bandentellerscherm en stel transportknoppen voor het bedienen van het afspeelapparaat. Tot slot geeft de Voortgangsmeter, rechtsonder, de resterende opname ruimte op het station weer. Het biedt tevens de knop Opname starten en knoppen voor het instellen van de opnameopties. De voortgangsmeter en de camcorderbediening worden op pagina 19 gedetailleerd omschreven. Analoog opnemen Zowel het album als de player worden in analoge en digitale opnamen gebruikt.
De voortgangsmeter De voortgangsmeter geeft zowel numeriek als grafisch de hoeveelheid beschikbare ruimte op uw opnamestation weer. Het geeft ook ongeveer de duur van video weer waaraan plaats kan worden geboden. Dit hangt af van de beschikbare ruimte en de geconfigureerde opnamekwaliteit. Instellingen voor opnamekwaliteit worden geselecteerd via de voorkeuzeknoppen die op de voortgangsmeter voor sommige opnameapparaten wordt weergegeven, of door aangepaste instellingen in te voeren.
De camcorderbediening Dit paneel van transportknoppen wordt weergegeven in de modus Opnemen als u van een digitale videobron opneemt. (Analoge apparaten moeten handmatig worden ingesteld en bediend.) De Camcorderbediening en een close-up aanzicht van de transportknoppen.
HET OPNAMEPROCES Met Studio kunt u video van een keur aan analoge en digitale hardwaretypen opnemen. Selecteer het apparaat dat u wilt gebruiken op het optiepaneel Opnamebron. Zie “Opnamehardware” (hieronder) voor meer informatie. Het eigenlijke opnemen uitvoeren is een eenvoudige stap-voor-stap procedure (zie pagina 22). Terwijl de opname verdergaat, herkent Studio automatisch de natuurlijke onderbrekingen in de binnenkomende video en verdeelt het materiaal in “scènes”.
Zo selecteert u een opnameapparaat: 1. 2. Klik op de menuopdracht Setup ¾ Opnamebron. Het optiepaneel Opnamebron verschijnt. Selecteer de apparaten die u wilt gebruiken uit de vervolgkeuzelijsten Video en Audio in het gedeelte Opnameapparaten en klik op OK. Zie “Instellingen voor Opnamebron” op pagina 230 voor gedetailleerde informatie over het optiepaneel Opnamebron. Standaard- vs.
Zo neemt u video op: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Controleer of uw apparatuur op de juiste wijze is aangesloten. Voor digitaal opnemen dient uw camcorder of videorecorder te zijn aangesloten op de 1394-poort van uw PC. Sluit voor een analoge opname de bronvideo aan op de samengestelde of S-Video-ingang van uw opnamehardware. Sluit uw bronaudio aan op de audio-ingang van de opnamehardware indien die aanwezig is. Sluit de audio anders aan op de audio-ingang van uw geluidskaart.
8. Tijdens het opnemen voert Studio automatische scèneherkenning uit, gebaseerd op de huidige instelling in het optiepaneel Opnamebron. Klik op de knop Opname stoppen om de opname op het door u gekozen punt te stoppen. Studio stopt automatisch met opnemen wanneer uw harde schijf vol is of de maximale duur die u hebt ingevoerd is bereikt. Scèneherkenning Automatische scèneherkenning is een belangrijke functie van Studio.
• Geen automatische scèneherkenning: Selecteer deze optie als u het gehele opnameproces wilt volgen en zelf wilt beslissen waar scèneonderbrekingen moeten voorkomen. Druk telkens wanneer u een scèneonderbreking tijdens het opnemen wilt invoen op de toets [Spatiebalk]. DIGITAAL OPNEMEN Dit gedeelte bespreekt aspecten van het opnemen van een DV-bronapparaat (camcorder of videorecorder) en een 1394-poort.
Het opnemen van DV-video neemt een grote hoeveelheid ruimte op de harde schijf in beslag; kies daarom kleine segmenten om op te nemen in plaats van de gehele band als u op uw systeem rekening moet houden met de beschikbare ruimte. U kunt de hoeveelheid benodigde ruimte op de harde schijf berekenen door de lengte van uw video in seconden te vermenigvuldigen met 3.6, dat het aantal benodigde megabytes als resultaat levert. Bijvoorbeeld: 1 uur video = 3600 seconden (60 x 60) 3600 seconden x 3.
Met digitale opnamen stelt u alle benodigde aanpassingen van audio en videoniveaus uit tot de modus Bewerken, waar Studio plug-in videoeffecten biedt voor het aanpassen van de visuele balans van een clip en audio-effecten om het geluid te optimaliseren. Met deze effecten kunt u afzonderlijke clips aanpassen in plaats van globale instellingen te moeten doen die alle video in een opnamebestand beïnvloeden.
Audio- en videoniveaus – analoog Studio biedt uitklapbare panelen voor het regelen van video- en audioniveaus tijdens het opnemen Deze functie is met name handig wanneer u verschillen moet compenseren in video die van verschillende bronnen is opgenomen.
Audio Gebruik de knoppen voor Audio-opname om te regelen of Studio de audio samen met de video moet opnemen. Selecteer de knop Uit als uw bron alleen video is. Met de schuifbalken in het vak kunt u het ingangsniveau en de stereobalans van de binnenkomende audio regelen. VIDEO IMPORTEREN VAN DVD Hoewel het strikt genomen niet om opnemen gaat, kunt u eveneens video in Studio importeren vanaf een niet-beveiligde DVD-schijf of een DVD-beeld op uw harde schijf.
DVD-video importeren: 1. Selecteer de DVD-schijf of het beeld met de knoppen onder Kies een schijf / beeld. Studio geeft een overzicht van de beschikbare ‘titels’ (videobestanden) op die locatie onder Markeer de titels (die u wilt importeren). 2. om in de map een bestemmingsmap voor Gebruik de bladerknop de geïmporteerde bestanden te selecteren. Type en naam voor de DVD. Deze naam wordt gebruik als onderdeel van de geïmporteerde bestandnamen.
Selecteren van bestanden om te importeren Kies allereerst een apparaat in de vervolgkeuzelijst Bron. Om in de lijst voor te komen, moet een apparaat over de breed ondersteunde interface ‘apparaat voor massaopslag’ beschikken. Apparaten die TWAIN of andere protocollen vereisen, dienen te worden benaderd met geschikte software van andere fabrikanten.
• De weergave Details biedt geen thumbail, maar geeft een overzicht van aanvullende gegevens, zoals de grootte en de duur, bij de bestandsnaam. Klik op de knop van een kolom met gegevens om de lijst te sorteren op basis van de tekst in die kolom; klik er nogmaals op om de sortering om te draaien. De sorteringvolgorde is ook van toepassing op de weergave Thumbnails.
HOOFDSTUK 3: Het Album Het gedeelte Videoscènes van het album. Klik op de tabbladen aan de linkerkant van het album om toegang te krijgen tot de materialen in de andere gedeelten De bronmaterialen die u nodig hebt om een film te maken worden opgeslagen in de verschillenden gedeelten van het album. Elk gedeelte kunt u als volgt via diens eigen tabblad bereiken: Videoscènes: Dit gedeelte bevat uw opgenomen videobeeldmateriaal.
Titels: Dit gedeelte bevat bewerkbare titels, die u als overlays of schermvullende afbeeldingen kunt gebruiken. U kunt uw eigen titels maken, of de meegeleverde titels gebruiken of aanpassen. Studio ondersteunt afrollen, kruipen en veel typografische effecten. Zie “Het gedeelte Titels”, pagina 51. Stilstaande beelden: Dit is een gedeelte van foto’s, bitmaps en afzonderlijke videobeelden. U kunt deze afbeeldingen schermvullend of als overlays op de hoofdvideo gebruiken.
Dit hoofdstuk introduceert elk van de gedeelten van het album een voor een, beginnend met een uitgebreide discussie over het zeer belangrijke gedeelte Videoscènes. Het eigenlijke gebruik van de inhoud van de album om uw bewerkte film te maken is het onderwerp van de hoofdstukken 4 tot en met 11.
Sommige Album-secties bieden tevens een knop voor hoofdmappen zodat u binnen een groep mappen met geschikte media kunt navigeren. , In de gedeeltes Videoscènes en Stilstaande beelden van het Album vindt u die een koppeling naar het dialoogvenster Media nog een knop importeren vormt. Zie pagina 30 voor alle informatie. HET GEDEELTE VIDEOSCÈNES Hier begint het bewerkingsproces echt – in het gedeelte Videosènes van het album met uw opgenomen onbewerkte beeldmateriaal.
Zoeken naar mappen en videobestanden op uw computer door de modus Bestanden te selecteren in het onderdeel Videoscènes van het Album. Dubbelklik op een videobestand of selecteer het keuzerondje Scènes om over te schakelen naar de modus Scènes. Weergaveopties Zowel de modus Bestanden als de modus Scènes ondersteunen meerdere weergaveopties waarmee u de weergave geheel naar wens kunt instellen door meer of minder informatie over ieder item in het Album weer te geven.
De twee weergaveopties die in de modus Scènes beschikbaar zijn: n Thumbnail-weergave en o Commentaarweergave. Interfacekenmerken Het gedeelte videoscènes biedt verschillende speciale interfacekenmerken: • Scènes die aan het venster Film zijn toegevoegd worden in het album met een groen vinkje aangeduid. Het vinkje blijft net zolang als er een clip in het venster Film is die uit die scène komt.
• Scène- en bestandsinformatie weergeven • Commentaarweergave • Scènes combineren en onderverdelen • Scènes opnieuw herkennen Een opgenomen videobestand openen De standaardlocaties voor uw videobestanden zijn de standaardmap voor opname in Windows en de map Mijn video’s. Als u het onderdeel Videoscènes in de modus Bestanden bekijkt, verschijnen deze beide locaties altijd in het vervolgkeuzemenu bovenaan het Album. U kunt tevens andere mappen op de harde schijf kiezen om opgeslagen videobestanden te openen.
Een map openen De inhoud van mappen wordt weergegeven in de modus Bestanden van het Album. Zowel de submappen als de digitale videobestanden in de huidige map worden weergegeven. Er zijn drie manieren om een map te openen: • Met het onderdeel Videoscènes in de modus Bestanden, selecteert u de bestandsnaam in de weergegeven map. vervolgkeuzelijst • Klik op de knop hoofdmap of dubbelklikt op een in de modus Bestanden of de modus Scènes.
Er zijn drie manieren om een digitaal videobestand te openen: • Selecteer de bestandsnaam in het vervolgkeuzemenu wanneer het onderdeel Videoscènes in de modus Scènes staat. • Dubbelklik op een bestand in de modus Bestanden. • Klik op de knop Zoeken naar bestand en gebruik het dialoogvenster Openen om een digitaal videobestand van een ondersteund type op uw harde schijf te zoeken.
Dit is een andere methode dan de frameformaatconversie die plaatsvindt wanneer u een scène met de “tegenovergestelde” hoogte/breedteverhouding aan een filmproject toevoegt. In dat geval wordt de scène in beide richtingen gelijkmatig geschaald, zodat hij binnen het doelframe past. Niet-gebruikte gedeelten worden zwart weergegeven. (L) Origineel 4:3 frame; (C) Hetzelfde frame met zwarte banen bij toevoegen aan 16:9 project; (R) Hetzelfde frame nadat de opdracht Hoogte-/Breedteverhouding (H-/B-verh.
• Geven scènepictogrammen een voortgangsbalk weer tijdens het bekijken van het voorbeeld. Terwijl u verder gaat met het bekijken van uw opgenomen video, gaat de voortgangsbalk van het ene pictogram naar het volgende. Een voorbeeld bekijken van digitale videobestanden Als er een videobestand wordt geselecteerd in de mode Bestanden van Album, dan kunt u de Player gebruiken om een voorbeeld van de video te bekijken zonder het bestand in het Album te openen.
Selectietechnieken volgen de standaardconventies van Windows. U kunt de volgende conventies afzonderlijk of gecombineerd gebruiken: • Kies de menuopdracht Bewerken ¾ Alles selecteren of druk op Ctrl+A • • • • om alle scènes (of bestanden en mappen) die op dit moment in het album worden weergegeven te selecteren, inclusief die op andere pagina’s. Druk op Shift en klik om een aantal items in de omgeving te selecteren.
Voor informatie over videobestanden wanneer het gedeelte Videoscènes zich in de modus mapweergave bevindt, selecteer dan Detailweergave in het contextmenu (dat u met de rechtermuisknop oproept) van Album. De bestandsnaam, resolutie, hoogte-/breedteverhouding, duur en herhalingsfrequentie worden weergegeven. Schakel terug naar een compactere opsomming met Pictogramweergave.
Scènes op naam selecteren Via een verwante optie kunt u videoscènes selecteren door naar zoektermen in het commentaar te zoeken. Gebruik Album ¾ Scène selecteren op naam om dit dialoogvenster te openen: Voer een zoekterm in het tekstvak in en klik op OK om alle albumscènes te markeren waarvan het bijschrift de zoekterm bevat. De standaardbijschriften worden niet doorzocht - alleen diegenen welke u hebt aangepast.
Alleen geselecteerde aangrenzende scènes kunnen worden gecombineerd. Bovendien worden ze samengevoegd in de volgorde waarin ze in het album staan, onafhankelijk van de volgorde waarin ze zijn geselecteerd. (albumvolgorde gaat over rijen en dan naar beneden in de pagina.) Klik om dit terug te draaien op Ctrl+Z of klik op de knop Ongedaan maken.
4. Klik op OK. Een voortgangsbalk verschijnt, de scène wordt onderverdeeld en er worden nieuwe scènes aan het album toegevoegd. Klik om dit terug te draaien op Ctrl+Z of klik op de knop Ongedaan maken. U kunt deze scènes indien gewenst nog verder onderverdelen tot de minimale duur van een seconde. Drie geselecteerde scènes worden onderverdeeld in een duur van vijf seconden. De verticale strepen geven onderverdelingen van vijf seconden in elke scène aan.
Zo herkent u scènes opnieuw: 1. 2. 3. Als u scènes opnieuw wilt combineren, selecteert u eerst de onderverdeelde scènes en daarna het menuonderdeel Album ¾ Scènes combineren. Selecteer de scènes die u opnieuw wilt herkennen. Selecteer uit het menu Scènes herkennen op video-inhoud of Scèneherkenning op filmopnametijd en datum. Een voortgangsbalk verschijnt terwijl Studio de scènes herkent en het album opnieuw vult.
Studio’s verzameling overgangen omvat 74 standaardovergangen, meer dan 50 Alpha Magic-overgangen, een startset onbeperkte Hollywood FX 3-Dovergangen en nog veel meer “vergrendelde” Hollywood FX-overgangen (met een schatkistsymbool in de linkerbovenhoek van het overgangspictogram). Let op: Als er geen premium-overgangen zichtbaar zijn, klik dan op Bewerkingsomgeving ¾ Premium-content weergeven in het optiepaneel Projectinstellingen om ze te laten weergeven (zie pagina 236).
Een voorbeeld bekijken van overgangseffecten Klikt u op een overgangspictogram, dan demonstreert de player de overgang met de conventie dat “A” de oorspronkelijke clip vertegenwoordigt en “B” de nieuwe clip. De demonstratie loopt door zolang het pictogram geselecteerd blijft. Voor een gedetailleerde weergave stopt u de Player en gebruikt u de instelknoppen (Beeld achteruit en Beeld vooruit) om beeld voor beeld door de overgang te lopen.
De map Titels: De pictogrammen in het gedeelte Titels vertegenwoordigen bestanden in de map die boven aan elke linkerpagina van het gedeelte wordt vermeld. Titels die u hebt gemaakt of aangepast kunt u aan het gedeelte toevoegen door ze vanuit Titeleditor in deze map op te slaan. U kunt tevens een andere map selecteren als bron voor het gedeelte (zie “Bronmappen voor de inhoud van het Album” op pagina 35). Voor informatie over het gebruik van titels in uw film, zie Hoofdstuk 8: Stilstaande beelden.
HET GEDEELTE SCHIJFMENU’S Dit gedeelte van het album bevat een verzameling menu’s voor de authoring van VCD, S-VCD en DVD die door artiesten zijn ontworpen. Menu’s in Studio zijn eigenlijk gespecialiseerde titels: ze kunnen worden gemaakt en bewerkt in de titeleditor. U kunt ze vanuit de editor naar een schijfmap opslaan of direct in uw film invoegen. Net zoals bij videoscènes en andere visuele bronnen worden schijfmenu’s die in uw film worden gebruikt in het Album aangeduid met een groen vinkje.
Naast het grote aantal standaardmenu’s van Studio en de optionele bewegende menu’s van Studio Plus, vindt u tevens diverse mappen met menu’s in de serie “Pinnacle Premium DVD-menu’s”. Dit zijn “premium” menus (te herkennen aan een schatkistsymbool in de linkerbovenhoek van het menupictogram). Een groot aantal van deze professionele DVD-menu’s beschikken over soundtracks in loops.
Naast wav-bestanden (Windows “wave”) worden bestanden in mp3formaat en animatiebestanden van het formaat avi ook weergegeven in het album en kunnen ze worden gebruikt voor aanvullende audio in uw producties. Elke geluidsclip kunt u vooraf beluisteren door op de naam of pictogram te klikken. Voor informatie over het gebruik van geluiden in uw film, zie Hoofdstuk 11: Geluidseffecten en muziek.
HET GEDEELTE MUZIEK Dit gedeelte van het Album toont de muziekbestanden in een map op uw harde schijf. Als u een bestand wilt gebruiken, sleept u het op het muziekspoor of een ander audiospoor op de Tijdlijn van het venster Film. De map Muziek: De wav-, mp3- en andere audiobestanden komen uit de map die op iedere linkerpagina aan de bovenkant wordt vermeld. U kunt andere muziekbestanden toevoegen door ze in deze map op te slaan.
HOOFDSTUK 4: Het venster Film Het venster Film, waar u uw film maakt van de onbewerkte materialen in het album, neemt de onderste helft van het scherm in de modus Bewerken van Studio in beslag. Om het venster Film te bereiken, moet u eerst naar de modus Bewerken overschakelen indien u zich daar nog niet bevindt: De titelbalk van het venster Film bevat verschillende belangrijke knoppen en schermen.
Knop audio scrubbing Standaard wordt er alleen tijdens de weergave een voorbeeld van de audio van uw project weergegeven. De functie audio scrubbing van Studio, die u in- en uitschakelt met de luidsprekerknop, biedt tevens een audiovoorbeeld tijdens het scrubben door de film. Audio scrubbing maakt het montagewerk eenvoudig als u de montage op het geluid afstemt.
Knop Clip verwijderen – de prullenbak Met deze knop verwijdert u de momenteel geselecteerde inhoud in alle weergaven van het Filmvenster. Wanneer videoclips in de het hoofd video-spoor van uw project worden gewist, wordt het gat dat anders in uw film zou ontstaan standaard opgevuld. Hiertoe worden clips op andere sporen verwijderd of ingekort om ervoor te zorgen dat alles op elkaar blijft afgestemd.
Is het gereedschap Clipeigenschappen open, dan is er een derde schuifregelaar, de trimschuifregelaar, beschikbaar. Hiermee kunt u de huidige positie binnen de clip tijdens het trimmen aanpassen WEERGAVEN VAN HET FILMVENSTER Het venster Film biedt drie verschillende weergaven van uw project: Tijdlijn, Storyboard en Tekst. Selecteer het beeld dat u wilt gebruiken door op de knoppen voor beeldkeuze in de hoek rechtsboven aan het venster Film te klikken.
Tijdlijnweergave Tijdlijnweergave toont de posities en duur van clips in verhouding tot de Tijdschaal. Deze weergave geeft ook tot acht sporen weer waarop u verschillende typen clips kunt plaatsen: • Video • • • • plus schermvullende schijfmenu’s, titels en afbeeldingen: Het spoor video bevat het primaire beeldmateriaal in uw productie. Zie Hoofdstuk 5: Videoclips, Hoofdstuk 9: Schijfmenu’s en Hoofdstuk 8: Stilstaande beelden voor meer informatie.
• Achtergrondmuziek: De achtergrondmuziek voor uw films kan worden gemaakt op elke gewenste duur met het gereedschap Achtergrondmuziek (pagina 192) of geïmporteerd met het gereedschap CD-audio (pagina 191). Uw soundtrack kan ook gebruik maken van mp3 en andere muziekbestanden (zie pagina 187). • Schijfmenu’s, hoofdstukmarkeringen en terug-naarmenukoppelingen: Dit is een extra spoor dat boven het spoor video verschijnt wanneer de film tenminste een schijfmenu bevat.
U kunt klikken op de hangslotknoppen langs de rechterrand van het venster Film om het vergrendelen van het bijbehorende spoor in of uit te schakelen. Met het vergrendelen van sporen krijgt Studio de functies invoegbewerking en splitsbewerking (zie Hoofdstuk 5: Videoclips). Sporen dempen en verbergen De audiosporen kunnen afzonderlijk worden aangesproken met de knoppen Dempen aan de rechterkant van het venster Film.
Groene plaatsingslijnen met de aanwijzer “kopiëren” betekenen dat een bewerking geldig is. Rode plaatsingslijnen met de muisaanwijzer “nietbeschikbaar” ;, geven aan dat deze niet geldig is. Tekstweergave De Tekstweergave van het venster Film is een lijst die de start- en eindtijden van clips weergeeft, evenals de duur ervan. Daarnaast zijn aangepaste namen voor clips zichtbaar in deze weergave.
Selecteer de gereedschapskist die u wilt openen door de cursor over de pictogrammen te bewegen. De afzonderlijke knoppen geven aan welke gereedschapskist er wordt geopend als u klikt. Het Album wordt vervolgens vervangen door de weergave van de gereedschapskist; deze weergave bestaat uit twee hoofdgebieden: • Knoppen gereedschapskistselector in een paneel aan de linkerkant. Klikt u op een van deze knoppen, dan wordt het overeenkomstige gereedschap geopend. • Het momenteel geselecteerde gereedschap rechts.
producties te maken. U bereikt de Titeleditor via de gereedschappen Titel en Schijfmenu of met de opdracht Ga naar Titel-/Menu-editor uit het met de rechtermuisknop geactiveerde contextmenu in het venster Film. Zie Hoofdstuk 10: De Titeleditor voor volledige informatie. De videogereedschapskist Met de zeven gereedschappen in deze gereedschapskist verandert of maakt u visuele cliptypes, zoals videoclips, titels, stilstaande beelden en schijfmenu’s.
Frame grabber: Dit gereedschap neemt een schermafdruk van een afzonderlijk beeld van uw film of uit uw huidige videobron. U kunt het in uw film gebruiken of het voor gebruik in andere toepassingen bewaren. Net als bij de modus Opnemen zelf, geeft dit gereedschap een verschillende interface weer als uw huidige opnamebron DV is dan wanneer u een niet-DV-bron gebruikt.
invoeren om indien gewenst de standaardnaam te wijzigen. (Clipnamen worden weergegeven wanneer het venster Film in Tekstweergave is.) De andere knoppen van het gereedschappen verschillen afhankelijk van het type clip. Volume en balans: Dit gereedschap biedt u volumeknoppen voor elke van de drie audiosporen: oorspronkelijke audio (audio opgenomen bij video), geluidseffecten en voice-overs en achtergrondmuziek. U kunt er ook een willekeurig spoor of alle sporen mee dempen en real-time volume fade toevoegen.
HOOFDSTUK 5: Videoclips De hoeksteen van de meeste videoprojecten in Studio is het gedeelte Album dat uw opgenomen videoscènes bevat. Om uw bewerkte film te maken, sleept u scènes vanuit het album naar het venster Film, waar ze als bewerkbare videoclips worden behandeld. Dit hoofdstuk geeft aan hoe u de punten “in” en “uit” (start en einde) voor elke clip moet instellen. De bewerkingsinterface van het venster Film maakt dit “trim”proces simpel, snel en nauwkeurig.
BASISHANDELINGEN VOOR VIDEOCLIPS De eerste stap in het maken van een film is het plaatsen van een aantal videoscènes uit het album in het venster Film, waar ze bewerkbare clips worden. Op een bepaald moment zult u waarschijnlijk ook een paar overgangen, titels, audio en andere extra’s toevoegen, maar een set videoscènes is het startpunt voor bijna elk project. Dit gedeelte legt uit hoe u scènes aan uw film toevoegt, en hoe u moet werken met scènes uit meerdere opnamebestanden.
Wanneer het venster Film zich in de weergave Tijdlijn bevindt, kunt u een videoscène of clip op een van de volgende sporen plaatsen: • Het hoofdspoor video. Indien de clip over bijbehorende audio beschikt, dan wordt deze aan het oorspronkelijke audiospoor toegevoegd. Deze video dient als de achtergrond voor overlay-video of titels op de lagere sporen van de Tijdlijn. • Het spoor overlay. Video op dit spoor wordt geplaatst op de inhoud van het spoor video.
3. Sleep scènes van het tweede opnamebestand naar het venster Film. Ga zo door totdat u alle bestanden hebt doorlopen. Vanwege het feit dat een film ofwel in het standaard (4:3) formaat ofwel in het breedbeeld (16:9) formaat kan staan, kunt u in Studio frameformaten niet combineren in het Filmvenster. Standaard bepaalt de eerste videoclip die u aan een film toevoegt het frameformaat van de film; latere clips worden indien nodig op dit formaat aangepast.
Het projectformaat is van toepassing op alle video- en afbeeldingsclips in het Filmvenster en op de voorbeeldweergave van deze clips in de Player. Visuele content in het Album, zoals opgenomen videoscènes, wordt standaard in het originele formaat weergegeven, onafhankelijk van het feit of dit formaat overeenkomt met het projectformaat.
Renderen op de achtergrond Het projectformaat wordt tevens gebruikt als het doelformaat voor renderen, het proces waarbij video wordt gegenereerd voor materiaal waarin HFX overgangen, effecten of andere voor de computer veeleisende functies worden gebruikt. Totdat deze video is gerenderd, is de weergave ervan wellicht niet gelijkmatig en volledig gedetailleerd tijdens de voorbeeldweergave. Studio voert de berekeningen op de achtergrond uit terwijl u werkt.
Interfacekenmerken Studio biedt een keur aan visuele cues met betrekking tot de videoclips in het venster Film: • Wordt een clip toegevoegd aan het venster Film, dan verschijnt er een groen vinkje op het pictogram van het album voor de overeenkomstige scène. Het vinkje blijft staan zolang welke clip dan ook in het venster Film bij die scène hoort.
VIDEOCLIPS TRIMMEN In het algemeen bevatten opgenomen videoscènes meer materiaal dan u eigenlijk nodig hebt voor uw film. “Trimmen” – het proces van het aanpassen van de punten in en uit van een clip om ongewenst beeldmateriaal te verwijderen – is een fundamentele bewerkingshandeling. Door trimmen gaan geen gegevens verloren: Studio stelt nieuwe start- en eindpunten voor de clip in het venster Film in, maar de bron van de clip de oorspronkelijke scène uit het album - blijft intact.
Zo trimt u een afzonderlijke clip op de tijdlijn: 1. 2. Verwijderen alle clips behalve een clip van de tijdlijn. Is de tijdlijn leeg, sleep er dan een scène in uit het album. Breid de tijdschaal uit om fijne aanpassingen te vergemakkelijken. Plaats de muisaanwijzer ergens op de tijdlijn behalve direct boven de bewerkingslijn. De aanwijzer verandert in een kloksymbool. Klik en sleep het naar rechts om de tijdschaal uit te breiden.
Meerdere clips Het geheim van een clip trimmen wanneer meerdere clips op de tijdlijn staan, is dat u eerst de te trimmen clip moet selecteren door erop te klikken met de muis. Zo trimt u met meerdere clips op de tijdlijn: 1. 2. 3. 4. 5. Zet twee korte clips op de tijdlijn. Pas de tijdschaal aan totdat de gewenste clip een handige grootte voor bewerken heeft. Klik op de tweede clip.
6. Laat de muisknop los. De clip die u hebt getrimd springt terug langs de rechterrand van de eerste clip. Gaten en opvullingen: knippen met de Ctrl-toets Zoals we in het bovenstaande voorbeeld hebben gezien, wordt bij het inkorten van een clip op het videospoor de clip en eventuele clips rechts ervan naar links verplaatst om te voorkomen dat er een gat ontstaat. Tegelijkertijd worden clips op andere sporen ingekort om de gehele Tijdlijn synchroon te houden.
Tips voor het trimmen van clips Hebt u er moeite mee om de randen van de clips tijdens het trimmen te manipuleren, probeer dan het volgende: • Controleer of de clip die u wilt trimmen geselecteerd is en dat het de enige is die geselecteerd is. • Maak de tijdschaal groter totdat het makkelijker is om nauwkeurige aanpassingen te doen. • Voorkom dat u de tijdschaal te ver uitbreidt omdat clips hierdoor erg lang lijken.
Het vak Naam wordt in het gereedschap Clipeigenschappen voor alle cliptypen aangeboden. Clipnamen worden gebruikt door de tekstweergave van het venster Film, en kunnen ook worden bekeken als voorbijschietende labels wanneer uw muis over clips in de weergave Storyboard beweegt. Voorbeeldgebieden: Afzonderlijke voorbeeldgebieden geven de in- en uitbeelden van de getrimde clip weer, samen met een teller en instelknoppen. De lay-out van elk voorbeeldgebied lijkt op die van de Player tijdens normale bewerking.
getrimde gedeelte van de clip te gaan terwijl de trimpunten worden aangepast. De trimpunten instellen: De knop linkerhaak naast de teller in het linkervoorbeeldgebied en de knop rechterhaak naast de teller in het rechtervoorbeeldgebied, stellen hun respectievelijke trimpunten in op de huidige positie.
CLIPS SPLITSEN EN COMBINEREN Wilt u een clip op het spoor video in het midden van een andere clip invoegen, splits dan de laatste in twee delen en voeg vervolgens het nieuwe item in. Een clip “splitsen” heeft tot resultaat dat het in feite wordt gedupliceerd. Beide clips worden dan automatisch getrimd zodat de eerst op het splitspunt eindigt en de tweede daar begint. Zo splitst u een clip in de tijdlijnweergave: 1. 2. Kies het splitspunt.
GEAVANCEERDE TIJDLIJNBEWERKING Let op: De aanvullende geavanceerde functies van Studio Plus, gebruikmaken van het spoor overlay, worden besproken in Hoofdstuk 6: Bewerken van twee sporen in Studio Plus. Tijdens de meeste bewerkingshandelingen houdt Studio automatisch de clips op de verschillende tijdlijnsporen gesynchroniseerd. Wanneer u bijvoorbeeld een scène uit het album op het spoor video invoegt, blijven de relatieve posities van alle clips rechts van de invoeging ongewijzigd.
Het vergrendelen van het spoor titel voorkomt bijvoorbeeld dat de duur van een titel wordt gewijzigd zelfs wanneer u clips op het hoofd videospoor op dezelfde tijdindex trimt. Is het spoor Titel ontgrendeld, dan trimt het trimmen van de videoclip erboven automatisch de titel. Invoegbewerking In gewoon bewerken in de tijdlijn worden een videoclip en de oorspronkelijke audio die erbij is opgenomen als een eenheid behandeld.
Let op: In Studio Plus kunnen invoegbewerkingen ook worden uitgevoerd op de overlay video- en audiosporen door middel van methodes die analoog zijn aan hetgeen hier wordt beschreven. Bijvoorbeeld in een korte videofilm die iemand laat zien die een verhaal opnieuw vertelt, zou u misschien een beeld van een persoon in het publiek kunnen laten zien die glimlacht (of slaapt!) zonder de hoofdaudio te verlaten. Zo voegt u een invoegbewerking op het spoor video in: 1. 2.
Is de ingevoegde clip te lang voor de ruimte die u hebt gemaakt, dan wordt het automatisch getrimd om in de ruimte te passen. U kunt het trimmen aanpassen met het gereedschap Clipeigenschappen. Invoegbewerking op het spoor oorspronkelijke audio De omgekeerde invoegbewerking waarin een geluidsclip in het spoor oorspronkelijke audio over ononderbroken video wordt ingevoegd, is minder vaak nodig maar wordt ook met gemak uitgevoerd in Studio.
De L-snede In een L-snede komt de snede naar nieuwe video voor de snede in de audio. Stel uzelf een op video opgenomen les voor waarin de video af en toe weggaat van de spreker om reis- of natuurscènes weer te geven die het onderwerp van de les illustreren. Audio en video gaan tegelijkertijd weg In plaats van de audio en de video tegelijkertijd te snijden, kunt u ervoor kiezen de stem van de spreker in de volgende scène te laten overlappen.
Zo voert u een L-snede uit: 1. 2. Pas de tijdlijn aan zodat u makkelijk het aantal beelden of seconden kunt aftellen dat u wilt overlappen. Selecteer de linkerclip en trim de rechterrand ervan tot het punt waarop u wilt dat de audio eindigt. 3. Vergrendel het audiospoor. Sleep nu de rechterrand van de video van dezelfde clip terug naar rechts naar het punt waar de video moet starten. 4.
De J-snede In de J-snede komt de audio binnen voordat de video overschakelt. Dit kan effectief zijn als de audio van de tweede clip de kijker op het materiaal in de scène voorbereidt. We keren terug naar het opgenomen lesvoorbeeld. Stel dat we nu terugschakelen naar de spreker aan het einde van het geïnterpoleerde beeldmateriaal. Als we het volgende deel van de les een paar tellen voor de video ons weer het podium toont op het geluidsspoor laten verschijnen, is de wijziging veel minder abrupt.
VIDEO-EFFECTEN GEBRUIKEN Het grootste deel van de videobewerking bestaat uit het selecteren, ordenen en trimmen van videoclips, het koppelen van clips aan overgangseffecten en het combineren ervan met andere materialen zoals muziek en stilstaande beelden. Soms moet u echter ook de videobeelden zelf aanpassen, ze op de een of andere manier manipuleren om een gewenst effect te behalen.
Video-effecten versus audio-effecten In de meeste opzichten werken het gereedschap Video-effecten en het gereedschap Audio-effecten identiek, behalve wat betreft het type materiaal waarop ze worden toegepast. Werken met de effectenlijst Elke videoclip of beeldclip in uw project kan worden aangepast via een of meer video-effecten. Elk effect wordt op zijn beurt toegepast op het oorspronkelijke beeld in de volgorde waarop ze in het gereedschap Videoeffecten staan.
De browser Video-effecten is hier geopend op de Studio Plus RTFXpagina. Op deze pagina vindt u een extra set effecten voor Studio Plus. De andere vermelde pakketten bevatten andere premium-effecten dienen afzonderlijk te worden aangeschaft. Met de laatste ‘categorie’, Meer effecten, wordt er een pagina op de Pinnacle website geopend waar u extra premium-effecten kunt vinden. Premium video- en audio-effecten kunnen - net zoals ander vergrendelde content in Studio - gratis worden gebruikt.
Effectparameters wijzigen Is een effect geselecteerd in de effectenlijst, dan biedt het parameterpaneel aan de rechterkant van het venster gereedschap Video-effecten bediening voor het aanpassen van de parameters van het effect als die er zijn. De bediening voor de basisbibliotheek van effecten die met Studio wordt geleverd, wordt verderop beschreven (beginnend op pagina 103). Add-on effecten worden in hun eigen on-line documentatie beschreven.
Parameterinstelling gebruiken Om het gebruik van parameters te vergemakkelijken, bieden veel effecten instellingen waarmee u een effect voor een bepaald gebruik kunt configureren door gewoon een naam uit een lijst te selecteren. In Studio Plus zijn er twee soorten instellingen: statische, waarmee één set effectparameters wordt opgeslagen, en keyframed, waarmee meerdere sets parameters in de vorm van keyframes worden opgeslagen (zie hieronder).
Keyframing De parameters voor Studio video-effecten worden normaal gesproken toegepast bij het eerste frame van de videoclip en blijven tot aan het einde ongewijzigd. Dit is het standaardgedrag van ieder effect dat u aan de clip toevoegt. Gewoonlijk veranderen de parameterwaarden van een effect niet gedurende videoclip waarbij het effect hoort.
Een grafisch beeld van de keyframes in het bovenstaande voorbeeld. De waarden voor Zoom (Z), Horizontale positie (H) en Verticale positie (V) worden bepaald door keyframe 1 bij de start van de clip, bij keyframe 2 na ongeveer eenderde van de clip en bij keyframe 3 aan het einde. De waarden worden geleidelijk gewijzigd voor de tussenliggende frames. De meeste effecten ondersteunen keyframing.
Met een set van vier keyframes kunt u één of meerdere parameterwaarden laten opkomen bij de start van een clip en verdwijnen aan het einde van de clip. Een diashow met pannen en zoomen zoals beschreven in “Clipeigenschappen bewerken” (pagina 146) kan worden gemaakt door het effect Pan en Zoom op één stilstaand beeld toe te passen. Twee keyframes met identieke parameters definiëren het begin en het einde van iedere weergave – zoveel als gewenst – binnen de presentatie.
Keyframing gebruiken Zoek in het parametervenster van een effect dat keyframing ondersteunt naar het vakje Gebruik Keyframes en plaats er een vinkje in. Als u dit niet doet, blijft het effect een enkele set parameterwaarden gedurende de gehele clip. Als u keyframing voor effect inschakelt, worden er automatisch twee keyframes gemaakt. Het ene keyframe wordt aan het begin van de clip geplaatst, en het andere aan het einde ervan. De parameters voor beide frames worden ingesteld op een niet-keyframe waarde.
Er verschijnen nieuwe knoppen onder in het parametervenster wanneer keyframes zijn ingeschakeld De indicator Huidige keyframe geeft het nummer aan van het keyframe dat is gekoppeld aan het frame dat u in het Filmvenster bekijkt. Gebruik de pijlen om van het ene keyframe naar het volgende keyframe te gaan. Terwijl u klikt, springt de scrubber van het Filmvenster naar de volgende keyframe-positie.
Wanneer het huidige frame een keyframe heeft, dan kan de tijdverschuiving worden gewijzigd met behulp van de pijlen van de teller. De posities van het eerste en laatste keyframe kunnen niet worden aangepast. U kunt andere keyframes vrij verplaatsen tussen de huidige posities van de aangrenzende keyframes. De tijd van keyframe 2 instellen.
BIBLIOTHEEK MET VIDEO-EFFECTEN De plug-in video-effecten die samen met Studio is geïnstalleerd, is verdeeld in zes categorieën, te herkennen aan de verschillende pictogrammen: • Restauratie-effecten helpen fouten in de bronvideo te verbeteren zoals ruis en cameraschokken. • Tijdeffecten, zoals Snelheid in Studio Plus, wijzigen het afspeeltempo zonder het uiterlijk van de videobeelden zelf te wijzigen.
Sommige uitbreidingseffecten worden in Studio geleverd als vergrendelde, premium-content. Deze bevatten de pakketten RTFX Volume 1 en 2 van Pinnacle. U kunt een voorbeeld van dergelijke effecten bekijken in Studio, maar er wordt een “watermerk” aan het effect toegevoegd. Door een activatiesleutel te kopen, kunt u het watermerk verwijderen. Hiervoor hoeft u Studio niet te verlaten. Voor meer informatie over het aanschaffen van premium-content voor Studio raadpleegt u “Studio uitbreiden” op pagina 11.
Automatische kleurcorrectie Dit effect compenseert onjuiste kleurbalans in uw video. Het idee lijkt op de instelling “witbalans” op een camcorder. Helderheid: Kleurcorrectie kan de helderheid van het beeld aantasten. U kunt met deze schuifregelaar indien nodig een handmatige correctie toepassen. (Technisch gezien regelt de bediening het “contrastgamma” van het beeld in plaats van de werkelijke helderheid.
Stabiliseren Evenals de elektronische functie beeldstabilisatie in veel digitale camcorders minimaliseert dit effect bewegingen of trillingen die door de beweging van de camera worden veroorzaakt. De randgebieden van het beeld worden verwijderd en het centrale deel wordt met ongeveer 20% vergroot om het beeld te vullen. Door de grenzen van de geselecteerde regio beeld voor beeld aan te passen, kan Studio de ongewenste camerabeweging compenseren.
PLUS EFFECTEN Het Studio Plus RTFX pakket met video-effecten wordt geleverd bij Studio Plus. Gebruikers van andere Studio versies kunnen de effecten in hun bezit krijgen door te upgraden naar Studio Plus. Dit gedeelte geeft een korte beschrijving van ieder effect in de groep, behalve: • Twee van de Overlay-effecten worden elders besproken (Kleurwaarde- instelling op pagina 130, en Beeld-in-beeld op pagina 125).
Embosseleren Dit gespecialiseerde effect simuleert het uiterlijk van een geëmbosseleerd beeldhouwwerk of beeldhouwwerk met licht reliëf. De sterkte van het effect wordt geregeld via de schuifregelaar Hoeveelheid. Embosseleren kan worden gebruikt in combinatie met het effect Kleurcorrectie om het contrast en de helderheid aan te passen (rechts).
Verzachten Het effect Verzachten brengt een zachte vervaging in uw video aan. Dit kan handig zijn voor het toevoegen van een romantisch tintje of het verbergen van rimpels. Een schuifknop bepaalt de kracht van het effect. Bevlekt glas Dit effect simuleert het uiterlijk dat de video wordt bekeken door een kozijn van onregelmatige polygonen die in een mozaïekstructuur zijn gearrangeerd.
2D Editor Gebruik dit effect om het beeld te vergroten en in te stellen welk gedeelte ervan wordt weergegeven, of om het beeld te verkleinen en optioneel een rand en schaduw toe te voegen. Aardbeving Het Studio Plus Aardbeving effect laat het videobeeld schommelen om een seismische gebeurtenis te simuleren. De hevigheid stelt u in via schuifknoppen voor snelheid en intensiteit.
Vergroten Met dit effect kunt u een virtueel vergrootglas toepassen op een geselecteerd gedeelte van het videoframe. U kunt de lens in drie dimensies plaatsen, horizontaal en verticaal binnen het frame bewegen en dichter bij of juist verder van het beeld plaatsen. Bewegingsvervaging Dit effect simuleert de vervaging die het resultaat is wanneer een camera tijdens het filmen snel wordt bewogen. Zowel de hoek als de hoeveelheid vervaging kunnen worden ingesteld.
Watergolf Dit effect voegt vervorming toe om een reeks oceaangolven te simuleren die door het videoframe spoelen tijdens het afspelen van de clip. Via de parameters kunt u het aantal, de onderlinge afstand, de richting en de diepte van de golven bepalen. Zwart-wit Dit effect vermindert een beetje of alle kleurinformatie uit de oorspronkelijke video, met resultaten die van deels onverzadigd (de voorkeuze “Verbleekt”) tot volledig monochroom (“Zwart-wit”) lopen.
Color map Dit effect kleurt een beeld door middel van een paar mengselgradaties, ofwel color maps. Pas uw beeldmateriaal helemaal naar wens aan met gedurfde kleurbehandelingen, voeg tweekleurige en driekleurige stijlkleuring toe of maak opvallende redactionele overgangen. Color map kan worden gebruikt voor fijne controle over monochrome beelden tot psychedelische kleurtransformaties en alles wat er tussen zit Inverteren Ondanks de naam zet het effect Inverteren de weergave niet op zijn kop.
Poster Met dit effect kunt u het aantal kleuren regelen dat wordt gebruikt om elke beeld van de clip te berekenen, helemaal vanaf het volledige oorspronkelijke palet naar twee kleuren (zwart en wit) terwijl u de schuifregelaar Hoeveelheid van links naar rechts schuift. Gebieden met een gelijksoortige kleur worden samengesmolten in grotere platte gebieden naarmate het palet kleiner wordt. RGB-kleurbalans RGB-kleurbalans heeft in Studio Plus een dubbele rol.
Het effect Witbalans van Studio corrigeert het probleem door u in staat te stellen aan te geven welke kleur in het beeld als “wit” moet worden beschouwd. De aanpassing die moet worden gemaakt om die referentiekleur wit te maken, wordt vervolgens toegepast op iedere pixel van het beeld. Als het referentiewit goed is gekozen, zal de kleuring er natuurlijker uitzien.
Nu de visuele elementen op de goede plek staan, voegt u een clip met ScoreFitter, CD-audio of digitale muziek (wav, mp3) toe aan de track achtergrondmuziek. De lengte van deze clip – en niet de hoeveelheid visueel materiaal die u selecteert – bepaalt de lengte van uw muziekvideo. Als u niet voldoende visueel materiaal kiest, gebruikt SmartMovie uw videoclips of afbeeldingen meerdere keren om de vereiste duur te bereiken.
Bij videostijlen krijgt u de beste resultaten als de startduur van uw videomateriaal ongeveer het dubbele is dan die van het geluidsspoor. Iedere diashowstijl beschikt over zijn eigen ideale verhouding tussen het aantal foto’s en de lengte van de song. De statusballon biedt hulp bij het kiezen van de juiste verhoudingen. SmartMovie opties Met de optie Willekeurige volgorde... kunt u het visuele materiaal door elkaar mengen zonder rekening te houden met de aanvankelijke volgorde.
De laatste configuratiestap is het invoeren van tekst voor de openingstitels en de aftiteling. Elke tekstregel bestaat uit twee bewerkingsvakken. Gebruik Tab en Shift+Tab om tussen de linker- en rechtervakken te springen. Het grote moment … Klik ten slotte op de knop SmartMovie maken en leun achterover terwijl Studio uw film genereert. SmartMovie gebruiken in modus Opnemen U kunt in Studio direct na het opnemen van uw video naar de functie SmartMovie gaan.
HOOFDSTUK 6: Bewerken van twee sporen in Studio Plus Studio Plus biedt nu de geweldige mogelijkheid van videobewerking op meerdere sporen. Deze nieuwe versie van Studio beschikt namelijk over een extra videospoor in de tijdlijn van het Filmvenster, het zogenoemde overlay-spoor. U kunt nu gebruikmaken van de geavanceerde effecten beeld-in-beeld en kleurwaarde-instelling terwijl het gemak en de eenvoud van de gestroomlijnde en logische gebruikersinterface van Studio behouden zijn gebleven.
Plaats video op het spoor titel om het overlay-spoor te openen. Naast het overlay-spoor beschikt Studio nu ook over een overlayaudiospoor voor de oorspronkelijke audio-informatie van de videoclip. Wanneer de sporen overlay video en audio zijn geopend, accepteert Studio niet langer videoclips op het spoor titel. Sleep clips van het Album naar wens direct naar de sporen video of overlay. Videoclips op de sporen video en overlay.
A/B-bewerkingen Het tweede videospoor in Studio Plus vereenvoudigt vaak de bewerkingstaken – invoegbewerkingen, L-snede en J-snede besproken onder “Geavanceerde Tijdlijn-bewerking” op pagina 84. Een invoegbewerking is bijvoorbeeld heel eenvoudig: sleep de clip die u wilt invoegen gewoon op het spoor overlay en knip hem naar wens bij.
Splitsbewerking op het spoor overlay. Het overlay videospoor is vergrendeld, waardoor de audio van de B-clip kan worden geknipt. De hoofdaudio kan naar wens worden gereduceerd of volledig worden gedempt. Het gereedschap Beeld-in-beeld Beeld-in-beeld (vaak afgekort tot “BIB”) – het invoegen van een extra videobeeld binnen het hoofdbeeld – is een veelzijdig effect dat vaak in professionele tv-producties wordt gebruikt. Beeld-in-beeld met optionele rand, schaduw en afgeronde hoeken (links).
Let op: Als u het scherm wilt splitsen, bijvoorbeeld zoals rechts te zien is in de bovenstaande illustratie, maakt het niet uit welke van de twee clips op welk spoor komt te staan. Nu de clips op hun plaats staan, selecteert u de voorgrondclip en opent u het gereedschap voor Beeld-in-beeld en Kleurwaardeinstelling. Dit is het zesde gereedschap in de gereedschapskist van het Filmvenster.
Schaalmodus: het grijze, geblokte gedeelte van het lay-outgebied vertegenwoordigt het transparante gedeelte van het overlay-beeld, waardoor onderliggende video kan worden bekeken. Normaal gesproken staat dit bij BIB voor het grootste gedeelte van het scherm. De overlay is klein genoeg om te voorkomen dat de hoofdvideo onzichtbaar wordt. U kunt het BIBbeeld op drie manieren aanpassen: • Klik op het BIB-beeld en sleep het in het lay-outgebied om het een nieuwe positie in het hoofdvideobeeld te geven.
Rand: met deze knoppen bepaalt u de kleur, breedte en transparantie van de rand die rondom het overlaybeeld wordt getekend. Stel de breedte in op nul (schuifknop geheel naar links) als u helemaal geen rand wilt. Zie pagina 134 voor informatie over het gebruik van deze kleurinstellingen. Via de schuifknop Zachtheid bepaalt u de mate van vervaging aan de buitenrand. Verplaats de schuifknop naar links voor een harde rand of naar rechts om de rand over te laten lopen in de achtergrondvideo.
De beschikbare parameterinstellingen van het effect Beeld-in-beeld zijn vrijwel identiek aan die van het gereedschap BIB: Parameterinstellingen voor het effect Beeld-in-beeld. Positie: met de schuifknoppen Horizontaal en Verticaal bepaalt u de positie van het midden van het BIB-beeld ten opzichte van het midden van het achtergrondbeeld. Formaat: met de schuifknoppen Breedte en Hoogte bepaalt u het formaat van het BIB-beeld als een percentage van de oorspronkelijke afmetingen.
Schaduw: net zoals in de groep Rand zijn deze parameters hoofdzakelijk gelijk aan de instellingen van het PIP-gereedschap, behalve dat de parameters Horizontale offset en Verticale offset iets meer flexibiliteit bieden bij het positioneren van de schaduw in vergelijking tot de instellingen Afstand en Hoek van het gereedschap.
Net zoals bij beeld-in-beeld is de eerste stap bij het gebruik van de functie Kleurwaarde-instelling het slepen van videoclips naar de Tijdlijn. Plaats de gewenste clips voor de achtergrondvideo op het spoor video. De voorgrondclip (die een uniforme, sterk verzadigde achtergrond moet hebben zoals de middelste clip in de bovenstaande illustratie) wordt op het overlay-spoor onder de hoofdclip geplaatst.
Instelling: dit gereedschap biedt twee standaardinstellingen, “Groen scherm” en “Blauw scherm”. Deze instellingen vormen goede beginpunten voor het instellen van het gereedschap als u een van de standaardkleuren van Kleurwaarde-instelling gebruikt. Hoofdkleur: gebruikt de bijbehorende knoppen om de kleur te selecteren die uit het videobeeld wordt verwijderd, zodat alleen de gewenste voorgrond overblijft. Zie pagina 134 voor informatie over het gebruik van de kleurknoppen.
Minimale verzadiging: verzadiging is de hoeveelheid tint in een kleur. Een pixel met nul verzadiging (dit komt overeen met het midden van de kleurcirkel) heeft geen tint en valt onder de “grijsschaal”, waarvan de extremen wit en zwart zijn. Kleurwaarde-instelling werkt het effectiefst wanneer de achtergrond zeer uniform is verzadigd. Daardoor kan deze knop op een hoge waarde worden ingesteld. In het echte leven resulteren de nukken van belichting en apparatuur vaak in een achtergrond die niet ideaal is.
De Studio Plus plug-in Kleurwaarde-instelling biedt parameterinstellingen die vrijwel gelijk zijn aan die van de functie kleurwaarde-instelling. De plug-in beschikt echter over een extra optie, Instelling omkeren. Wanneer deze optie is geactiveerd, worden de gedeelten die normaal gesproken ondoorzichtig zijn als transparant behandeld, en de transparante als ondoorzichtig; het gevolg hiervan is dat de onderliggende video overal zichtbaar is behalve in het gedeelte dat door het gekleurde scherm wordt bedekt.
Tips voor kleurwaarde-instelling Hoe goed uw software ook is, een succesvol gebruik van kleurwaardeinstelling is afhankelijk van het zorgvuldig voorbereiden van de scène en de beelden. Wellicht zult u moeten experimenteren om alle details precies in orde te krijgen. Hier volgt een aantal tips waarmee u aan de slag kunt: Belicht het achtergronddoek zo gelijkmatig mogelijk: vaak blijkt achtergrondkleuring die op het blote oog gelijkmatig lijkt tijdens de weergave donkere of waterige gebieden te vertonen.
Kies de voorgrondkleuren zorgvuldig: laat het onderwerp geen groene kleren dragen als u voor een groen scherm filmt of blauw als u voor een blauw scherm filmt; deze gebieden worden namelijk verwijderd als ze overeenkomen met de correctiekleur. U dient hier ook goed op te letten als u met minder gelijkmatige achtergronddoeken werkt waarvoor een brede kleurtolerantie in de kleurwaarde-instelling noodzakelijk is.
Kleuren selecteren Voor het selecteren van kleuren in gereedschappen en effecten met een kleurparameter, klikt u op de knop kleurmonster (links) of de knop oogdruppelaar. Met de eerste knop wordt er een dialoogvenster geopend waarin u een standaardkleur kunt kiezen, en met de tweede knop kunt u een kleur selecteren door op een plaats op het scherm te klikken.
HOOFDSTUK 7: Overgangen Een overgang is een geanimeerd effect dat het overgaan van de ene clip naar de andere vloeiend – of juist nadrukkelijk laat gebeuren. Fades, vegen en oplossingen zijn gebruikelijke overgangstypen. Andere overgangen zijn exotischer en kunnen zelfs ingewikkelde 3D-illustraties bevatten. Overgangen worden in hun eigen gedeelte van het album opgeslagen (zie “Het gedeelte Overgangen” op pagina 49).
Moet een overgang twee seconden duren (de standaardduur voor een overgang in een nieuwe installatie van Studio), dan begint de tweede clip twee seconden voordat de eerste clip is afgelopen te draaien. Aan het begin is alleen de eerste clip zichtbaar; aan het einde heeft de tweede clip de eerste geheel vervangen. De details van wat er gebeurt als de eerste clip langzaam wordt verwijderd en de tweede langzaam verschijnt, hangen van het overgangstype.
De vele andere groepen op de lijst behoren allemaal tot de Hollywood FX, een grote set ingewikkelde overgangen die driedimensionele afbeeldingen bevatten. De overgangen van Hollywood FX worden aan het einde van dit gedeelte besproken (pagina 138). Snede (Cut): Een snede is de minimale overgang – een onmiddellijke verschuiving van de ene scène naar de volgende. Dit is de standaardovergang in Studio. Een snede is passend wanneer er een sterke inherente verbinding tussen een clip en de volgende is.
Een duw lijkt weer op een schuif, behalve dan dat de oude video uit het beeld wordt geduwd terwijl de nieuwe video binnenkomt. Het lijkt op een filmrol die van het ene beeld naar het volgende beeld wordt getransporteerd. Hollywood FX voor Studio Pinnacle Systems’ Hollywood FX omvat een groot aantal dramatische 3D-overgangen en effecten. Deze zijn ideaal voor openingsfilmpjes, sport en actiebeeldmateriaal of muziekvideo’s.
U kunt ook voorbeelden van overgangen bekijken door ze in de player of op de tijdlijn van het venster Film te schuiven. Achtergrondberekening van Hollywood FX Renderen op de achtergrond is een optionele functie waarbij de berekeningen die nodig zijn voor het maken van een gedetailleerd voorbeeld van Hollywood FX-overgangen en andere effecten als een “taak op de achtergrond” wordt uitgevoerd.
De opdracht Rimpelovergang Deze functie van Studio is uitermate geschikt voor het maken van een snelle diapresentatie van een set stilstaande beelden of videofotoboek uit een set korte clips. Een dergelijke presentatie is interessanter wanneer u elk paar clips met een overgang verbindt. Rimpelovergang biedt u een snelle en makkelijke manier om dit voor elkaar te krijgen. Begin met een stel clips op de tijdlijn, voeg daarna een overgang in van het gewenste type tussen de eerste twee clips.
TRIMOVERGANGEN Hoewel overgangen geen echte clips zijn, worden ze op soortgelijke manier behandeld als clips binnen Studio’s bewerkingsomgeving. Evenals andere clips kunt u overgangen direct op de tijdlijn van het venster Film trimmen, of met behulp van het gereedschap Clipeigenschappen. Zie “Trimmen op de tijdlijn met handvatten” op pagina 76 voor een bespreking van de eerste methode. De maximaal toegestane duur van een overgang is een frame minder dan de kortste aangrenzende clip.
Als u de HFX Creator applicatie hebt aangeschaft, kunt u deze in Studio openen door op de knop Bewerken in het gereedschap Clipeigenschappen voor Hollywood FX-overgangen te klikken. HFX Creator is een extern bewerkingsprogramma met een groot aantal opties die worden beschreven in de bijbehorende documentatie. Voorbeeld bekijken in het gereedschap Clipeigenschappen Het gereedschap Clipeigenschappen biedt voorbeeldknoppen voor overgangen die op overgangen voor videoclips lijken.
HOOFDSTUK 8: Stilstaande beelden Video houdt meestal bewegende beelden in, maar de meeste producties omvatten ook niet-bewegende titels of afbeeldingen en kunnen ook andere soorten stilstaande beelden bevatten. U kunt de volgende typen stilstaande beelden in uw films gebruiken: • Alle typen tekstonderschriften en afbeeldingen, inclusief schuivende aftiteling en “kruipende” berichten. • Foto’s of tekeningen die in afbeeldingsbestanden zijn opgeslagen die zich op een schijf bevinden.
Let op: Gebruikers van Studio Plus beschikken over een aanvullende optie, het spoor overlay, om hun beelden aan de Tijdlijn toe te voegen. Zie Hoofdstuk 6: Bewerken van twee sporen in Studio Plus voor details. Het album bevat afzonderlijke gedeelten voor titels, bitmapped beelden en schijfmenu’s. Al deze bronnen worden als afzonderlijke bestanden op uw harde schijf opgeslagen.
Studio gebruikt de kleur van de bovenste linkerpixel van het beeld om te bepalen welke gebieden transparant zullen zijn. Pixels die gelijk zijn aan deze worden niet getekend wanneer het beeld wordt berekend over video. Dit schema werkt goed voor stilstaande beelden die consistente vaste achtergrondkleuren hebben. Soms moet u misschien de bovenste linkerpixel bewerken van een bitmapped beeld om het transparantie-effect te krijgen dat u wenst. Een beeldbewerkingsprogramma – zelfs Windows Paint – kan dit doen.
Effecten als Vervagen, Poster en Kleurcorrectie kunnen op alle typen clips van stilstaande beelden op dezelfde manier als op videoclips worden toegepast. Zie “Bibliotheek met video-effecten” op pagina 102. Beeldbewerking via Clipeigenschappen De menuopdracht Gereedschapskist ¾ Clipeigenschappen aanpassen start een versie van het gereedschap Clipeigenschappen voor het type van de momenteel geselecteerde clip. U kunt ook het bovenste gereedschappictogram in de gereedschapskist gebruiken.
• Het rode ogen effect verwijderen. Dit effect kan optreden als het onderwerp van een foto recht in de lens kijkt op het moment dat de flitser flitst; • In Studio Plus kunt u animaties met “pannen en zoomen” maken waarin een beeld in hoge resolutie wordt weergegeven als een reeks soepel in elkaar overgaande close-ups in diverse stadia van vergroting. Deze techniek is nauw verbonden met de bekende documentairemaker Ken Burns.
Met de functie voor het verminderen van rode ogen kunt een natuurlijk beeld in foto's herstellen waarin de ogen van het onderwerp rood zijn. (Dit probleem wordt veroorzaakt door licht van de flitser dat wordt weerspiegeld door de retina van het oog wanneer het onderwerp recht in de camera kijkt.) Om de rode-ogen correctie in te schakelen, klikt u op de linkerknop in het vak rode ogen. De knop blijft ingedrukt als u erop hebt geklikt.
Wanneer de clip wordt afgespeeld, genereert Studio de tussenliggende beelden om de beelden aan het begin en het einde in een vloeiende animatie op elkaar aan te sluiten. De bovenstaande procedure beschrijft de eenvoudigste vorm van animatie met pannen en zoomen. Effectieve toepassingen zijn onder andere: • Het verplaatsen van een foto op volledige beeldgrootte naar een gedetailleerd beeld van een persoon of een voorwerp in het beeld.
Om ervoor te zorgen dat de film een tijdje aandacht besteed aan de afzonderlijke details nadat u hebt gepand, voegt u een niet-geanimeerde kopie van ieder beeld tussen de verschillende bewegingen in. Plaats deze statische clips op de gebruikelijke manier in de reeks met behulp van de knop Aanpassen op vorige clip.
De interface van het effect Pan en Zoom Als alternatief voor het instellen van animaties met pannen en zoomen animaties met behulp van het gereedschap Clipeigenschappen kunt u de eigenschappen met betrekking tot de start en het einde van de beelden numeriek invoeren in het video-effect Pan en Zoom. Deze alternatieve interface vindt u in het gereedschap Video-effecten.
DE FRAME GRABBER De frame grabber kan een stilstaand beeld opnemen van elke videoopnamebron die door Studio wordt ondersteund of een afzonderlijke beeld uit een willekeurige videoclip in uw huidige project halen. U kunt het opgenomen beeld direct aan uw film toevoegen of op een schijf opslaan in een groot aantal standaardafbeeldingsformaten. Zodra u een opgenomen beeld op een schijf hebt opgeslagen, kunt u: • Het in andere software-applicaties gebruiken. • Het in beeldbewerkingssoftware manipuleren.
De frame grabber in modus Van film opnemen. Neemt u op van een externe bron (zoals een camcorder), dan wordt de Camcorderbediening weergegeven. Met DV-apparatuur kunt u de bronband vanuit het gereedschap navigeren Opnemen van: Selecteer een bron voor de frame grabber door op de knop Film of de knop Camcorder boven aan het gereedschap te klikken.
Opnemen: Klik op de knop Opnemen wanneer u het beeld dat u wilt opnemen in de player hebt en de optie Flikker reduceren hebt geconfigureerd. Het opgenomen beeld wordt weergegeven in het voorbeeld gebied van het gereedschap en de twee knoppen voor uitvoer (Aan film toevoegen en Op schijf opslaan) zijn ingeschakeld. Aan film toevoegen: Deze knop voegt het opgenomen beeld in het spoor video van het venster Film voor de momenteel geselecteerde clip in.
HOOFDSTUK 9: Schijfmenu’s Met de komst van de schijfformaten DVD, VCD and S-VCD is video een interactief medium geworden, dat nieuwe mogelijkheden heeft voor zowel de videograaf als het publiek. Het ontwikkelen – de “authoring” – van een schijf in een van deze formaten betekent verder gaan dan het oude idee van het maken van een film om in strikte volgorde van begin tot eind te kijken. Nu kan het publiek bepalen welke delen van de film worden bekeken en in welke volgorde.
Het volgende diagram is opgebouwd volgens de storyboard van het venster Film. Het geeft weer hoe het eerder geïllustreerde menu, dat in het diagram als M1 wordt weergegeven, zou kunnen passen in de algehele opzet van een eenvoudige film met twee menu’s. Elk menu wordt in de film gevolgd door meerdere hoofdstukken, die met een uitzondering allemaal bestaan uit een enkele clip. Ons menu M1 bevat koppelingen naar vijf hoofdstukken. Ons menu is ontworpen om twee hoofdstukkoppelingen per pagina weer te geven.
Authoring van schijven in Studio Voor de bewerkingsdoeleinden in Studio is een schijfmenu slechts weer een cliptype. Net zoals bij titelskunt de menu’s in het Album gebruiken of aanpassen. Ook kunt u ze helemaal zelf maken in de Titeleditor (zie Hoofdstuk 3: Het Album en Hoofdstuk 10: De Titeleditor). Om een idee te krijgen van wat gedaan moet worden, moet u eens proberen het paar “instant” projecten hieronder te maken.
Menu’s uit het album gebruiken Het gedeelte Schijfmenu’s van het album bevat een verzameling menu’s ontworpen voor bepaalde gelegenheden, authoring-stijlen en hoofdstukaantallen. Elk menu biedt een achtergrondafbeelding, een titel, een set hoofdstukknoppen (over het algemeen met ruimte voor pictogrambeelden), en een paar knoppen Volgende pagina en Vorige pagina. Het aantal hoofdstukknoppen per pagina varieert van een menuontwerp tot het andere.
Dit is de snelste en makkelijkste manier om een koppeling in een schijfmenu te maken. Het kan echter zijn dat u iets anders wilt in een bepaalde authoring-situatie. Vinkt u het selectie vakje Niet opnieuw vragen aan, dan wordt uw keuze van Ja of Nee de standaardhandeling wanneer u in de toekomst in een menu sleept.
Een groep DVD-knoppen verschijnt en wordt onder het voorbeeldscherm van de player geactiveerd: Hier volgen de functies van de afzonderlijke DVD-knoppen: Hoofdmenu: Springt naar het eerste menu in uw film en begint met afspelen (of gaat daarmee verder). Vorig menu: Springt naar het meest recente actieve menu en begint met afspelen (of gaat daarmee verder). Nog een keer klikken springt weer terug van het menu naar de meest recente clip.
Menu’s bewerken op de tijdlijn Menu’s kunt u trimmen op de tijdlijn evenals elke andere clip met stilstaand beeld (zie “Trimmen op de tijdlijn met handvatten” op pagina 76). De duur van de clip instellen is over het algemeen minder belangrijk voor menuclips dan voor andere typen, aangezien menu’s blijven draaien tijdens het afspelen terwijl ze wachten op invoer van de gebruiker.
Het volgende gedeelte van de Tijdschaal in de bovenstaande overzichtsillustratie omvat de vierde hoofdstukkoppeling van M1 en een koppeling (de naar links wijzende pijl) van het einde van de vorige clip terug naar het menu. Een resultaat van het instellen van de link is dat de clip C4 alleen kan worden bereikt vanuit het menu. De clip C4 wordt gevolgd door menu M2, die - samen met de bijbehorende tekens automatisch in een nieuwe kleur wordt getekend.
Bewerken met het gereedschap Clipeigenschappen Met het gereedschap Clipeigenschappen voor schijfmenu’s kunt u hoofdstukkoppelingen maken, bewerken en afstemmen. Het geeft ook toegang tot de titeleditor voor het aanpassen van de visuele inhoud van het menu. Evenals het gereedschap Clipeigenschappen voor andere cliptypen, kunt u met dit gereedschap een aangepaste naam voor het menu instellen door het vak Naam te bewerken en de clip trimmen door het vak Duur te bewerken.
Knoppen voor het bekijken van een menuvoorbeeld Deze knoppen bevinden zich onder het voorbeeldgebied. Paginaselector: Voor menu’s met meerdere pagina's (die meer koppelingen dan een enkele pagina kan bevatten) kunt u met de pijlknoppen selecteren welke pagina actief is in het voorbeeldgebied. U kunt elke pagina in het menu selecteren waarvoor koppelingen zijn gedefinieerd.
Knoppen voor koppelingseigenschappen De knoppen in dit gebied stellen de weergave-eigenschappen van de hoofdstukkoppelingen op het menu in. Knopselector: Elke koppelingsknop in uw menu, onafhankelijk van de pagina waarop die zich bevindt, heeft een uniek volgnummer. Gebruik de pijltoetsen op deze knop om de menuknop te kiezen waaraan u wilt werken. De geselecteerde knop wordt gemarkeerd in het voorbeeldgebied. U kunt ook een knop selecteren door erop te klikken in het voorbeeldgebied.
Knoppen voor het bewerken van hoofdstukken De bediening in dit gedeelte selecteert of past de afzonderlijke hoofdstukknoppen binnen een menu aan. De knoppen Hoofdstuk instellen: Deze knoppen maken of verbreken de koppeling tussen de op dit moment geselecteerde hoofdstukknop in het menu en diens doelclip. Zo stelt u een koppeling in: Plaats de Tijdlijn-schuifregelaar binnen een clip van een menu, video of stilstaand beeld en klik op de knop Hoofdstuk maken .
• Klik op de knop waarvoor u een koppeling wilt maken en sleep het naar een clip in het venster Film. In dit geval koppelt u naar het punt binnen de clip waarop u de knop neerzet – over het algemeen niet het eerste beeld.
HOOFDSTUK 10: De Titeleditor Studio’s ingebouwde titeleditor is een krachtige functie voor het maken en bewerken van titels en andere afbeeldingen. Het uitgebreide pakket aan tekst- en beeldeffecten en gereedschappen biedt eindeloze mogelijkheden voor het visuele ontwerp van uw film. De titeleditor is niet beperkt tot het maken van passieve titels.
Titeleditor starten De veelzijdigheid van de titeleditor ziet u terug in de vele manieren waarop u het vanuit de modus Bewerken van Studio kunt bereiken via een van de gereedschappen in de Videogereedschapskist (zie pagina 66) of een muisopdracht op een van de sporen van de tijdlijn (zie pagina 61). • Zo maakt u een schermvullend(e) titel of menu: Selecteer Ga naar • • • • • • • Titel-/Menu-editor uit het contextmenu van de rechtermuisknop in het hoofdvideospoor van de Tijdlijn.
DE KNOPPEN VAN TITELEDITOR De belangrijkste knoppen van Titeleditor zijn rond het venster Bewerken gegroepeerd (zie de afbeelding op pagina 169). Titelachtige knoppen De vier knoppen in dit cluster staan aan de linkerkant van het scherm boven het venster Bewerken van de Titeleditor. Er kan maar een knop tegelijk geselecteerd zijn. Selecteer de eerste knop als u een stilstaande titel maakt.
Gezien het feit dat schijfmenu’s alleen kunnen worden gebruikt op het hoofdvideospoor van de Tijdlijnweergave in het venster Film, is de knop voor het maken van schijfmenu’s niet beschikbaar wanneer er een titel van een van de andere sporen wordt gemaakt of bewerkt. Objectgereedschapskist Dit cluster van vier gereedschapsknoppen van de Titeleditor bevindt zich links onder het venster Bewerken.
Objecten opnieuw ordenen in drie dimensies Omdat object elkaar kunnen overlappen, is het makkelijk om in situaties te komen waar een object dat volledig zichtbaar moet zijn deels of geheel verborgen wordt door een of meerdere objecten. Gebruik in zulke gevallen de vier herordeningsopdrachten in het menu Titel/Laag van Titeleditor. Deze opdrachten beïnvloeden het momenteel geselecteerde object, gesymboliseerd door vierkant “3” in het diagram.
Is een tekstobject niet geselecteerd, dan kunt u het tekstvak ervan direct activeren door in het midden van het object te klikken. Wilt u dat het selectiekader en de controlepunten verschijnen, klik dan op de randen van het object. Met andere objecttypen kunt u op een willekeurige plek in het object klikken om het te selecteren. Klik om een tekstvak te deactiveren op een willekeurige plek in het venster Bewerken buiten het object.
• Klikken op de tweede knop schakelt de bewerking schuintrekken in, die slechts een controlepunt nodig heeft. Bij tekstobjecten biedt de tweede knop nog twee bewerkingen, afstand, positie en vervormen instellen.
Lay-outknoppen voor objecten De twee linkerknoppen in dit cluster zijn bestemd voor het groeperen en de-groeperen van de objecten van de Titeleditor. De eerste knop is beschikbaar wanneer meerdere objecten worden geselecteerd. De handeling ervan is het verbinden van de objecten tot een groep – een samengesteld object dat als afzonderlijke eenheid wordt behandeld door bewerkingshandelingen. Is een groep geselecteerd, dan zijn al diens controlepunten tegelijk zichtbaar.
De laatste lay-outknop voor objecten opent nog een klein pop-out menu, deze houdt bezig met objecten uitlijnen. De negen opties hier zijn in een grafische vorm die op een speelbord voor boter, kaas en eieren lijkt. Klikt u op een van de negen gebieden, dan wordt het object naar de overeenkomstige hoek van het scherm verplaatst (zoals gedefinieerd in het “tekstveilige” gedeelte dat is aangegeven door rode stippellijnen), of naar het midden.
Tekststijlknoppen De knoppen in dit cluster, rechtsboven in het bewerkingsvenster van de Titeleditor, zien er bekend uit voor mensen die tekstverwerkingssoftware gebruiken. De knoppen worden toegepast op zowel de momenteel geselecteerde tekst evenals alle nieuwe tekst die kan worden ingevoerd totdat de instellingen weer worden gewijzigd. Links staan drie knoppen voor de lettertypestijl, die respectievelijk de stijlen vet (bold), cursief (italics) of onderstrepen (underline) vertegenwoordigen.
Met Passend vergroten wordt de tekst tijdens het wijzigen van de grootte gewijzigd om beide boxafmetingen te volgen. Met Passend verkleinen blijft de tekst in zijn oorspronkelijke grootte tenzij het vak kleiner gemaakt wordt. In dat geval wordt de grootte van de tekst gewijzigd als bij Passend vergroten. Geen van beide Passend-opdrachten wijzigt de line divisions /lijnverdelingen van de tekst. De vervolgkeuzelijst voor lettertypen en de tekengrootte selecteren voltooien de groep van tekststijlknoppen.
Uiterlijk zoeken Dit gedeelte van het album van Titeleditor bevat drie subgedeelten die u kunt bereiken via de tabbladen Standaard, Aangepast en Favorieten boven aan. Het tabblad Standaard is een collectie stijlen die worden toegepast op de tekst en andere objecten die u in uw titel gebruikt.
Via de knop Aangepast kunt u de meegeleverde uiterlijken bewerken of uw eigen uiterlijken maken door de bovengenoemde parameters aan te passen. De identieke sets knoppen passen respectievelijk de parameters voor opvulling, rand en schaduw aan. Hier volgt de bediening: De drie optieknoppen bovenaan selecteren een vaste kleur, een kleurverloop of geen kleur (transparantie).
Het gedeelte Achtergronden Een titel of menu kan vier typen achtergrond bevatten: een vaste kleur, een kleurverloop, transparantie (helemaal geen achtergrond) of een afbeeldingsbestand (zoals een tekening, foto of opgeslagen videobeeld).
Een bewegende achtergrond toevoegen In Studio Plus kunnen schijfmenu’s een achtergrond van bewegende video hebben (en dus niet alleen een statisch beeld). Om een dergelijke bewegende achtergrond te maken, of er een te vervangen, klikt u op de mapknop en zoekt u naar een filmbestand in het bestandstype AVI, MPEG of WMV. Om filmbestanden te zien bij het zoeken naar een map op uw harde schijf, selecteert u het gewenste filmtype (of “Alle bestanden”) in het vak “Bestanden van type”.
Het gedeelte Afbeeldingen Evenals bij de zojuist besproken achtergrondafbeeldingen, kunnen de afbeeldingen in het gedeelte Afbeeldingen van het album van de titeleditor van elk standaardtype zijn.
• Pictogram: Deze speciale vorm van het knoptype standaard geeft een klein pictogrambeeld (of een bewegend pictogramvoorbeeld) weer van het gedeelte van de film waarnaar het een koppeling bevat. • Vorige: Deze knop verschijnt op de tweede en volgende pagina’s van menu’s met meerdere pagina’s (menu’s met meer koppelingen van standaard of pictogramknoppen dan op een pagina passen). Het koppelt naar de vorige menupagina.
Knopmarkering DVD-menu’s (maar geen VCD- en S-VCDmenu’s), geven visuele informatie door de huidige knop te markeren terwijl de gebruiker door het menu schuift. Speciale actieve markering onderscheidt een knop die wordt geactiveerd vlak voordat de handeling wordt uitgevoerd. (U kunt een voorbeeld van deze markering bekijken in de player en interactie hebben met het menu waarbij u de muis of de DVD-knoppen van de player gebruikt.
HOOFDSTUK 11: Geluidseffecten en muziek Video mag dan worden beschouwd als een hoofdzakelijk visueel medium, maar de rol van geluid in uw films is vaak even belangrijk als die van de beelden op het scherm. Bioscoopfilms en televisieproducties bevatten talloze typen audio, om te beginnen de dialoog en andere geluiden die tijdens live actie worden gemaakt. Deze onbewerkte soundtrack wordt in uw films gebracht met de video tijdens de modus Opnemen.
Zodra een geluidsclip onderdeel van uw film is, kunt u het aanpassen met fades en andere volume-aanpassingen. U kunt de plaatsing van uw clips binnen een stereo- of surround-mix aanpassen en zelfs de plaatsing willekeurig binnen de clip bepalen. U kunt tevens Studio’s audio-effecten toepassen waaronder ruisonderdrukking en echo. Beschikbaarheid: surround sound wordt alleen ondersteund in Studio Plus.
De audiosporen van de tijdlijn De tijdlijn van het venster Film bevat diverse audiosporen: Spoor oorspronkelijke audio: Dit bevat de audio die samen met uw videoclips is opgenomen. Soms wordt dit “synchrone” audio genoemd omdat het simultaan met het spoor video wordt opgenomen. Overlay audiospoor: de oorspronkelijke audio van videoclips op het spoor overlay. Spoor geluideffect en voice-over: Geluidseffecten en voice-overs zijn de typische inhoud op dit spoor.
De audiosporen in Tijdlijn: oorspronkelijke audio, geluidseffect en voice-over, en achtergrondmuziek. Een vierde audiospoor verschijnt wanneer het spoor overlay zichtbaar is; dit bevat de oorspronkelijke audio van video op dat spoor. Audiosporen omwisselen Hoewel de audiosporen hun gespecialiseerde rollen hebben, zoals boven beschreven, regelen deze voornamelijk de keuze van het spoor waar nieuwe clips zullen verschijnen.
Het gereedschap CD-audio Gebruik dit gereedschap om een audioclip van een CD-nummer te maken. U kunt nummers binnen het gereedschap bekijken en een heel nummer of een uittreksels aan uw film toevoegen. Ligt er een CD in de speler die u nog niet eerder hebt gebruikt in een project van Studio, dan zal Studio u vragen de naam ervan in te voeren voordat u verdergaat. De knoppen op het gereedschap worden pas beschikbaar wanneer Studio minstens een gegeven op de vervolgkeuzelijst CD-titel heeft staan.
Het gereedschap Achtergrondmuziek ScoreFitter van Studio maakt automatisch achtergrondmuziek in de stijl van uw keuze. Binnen die stijl selecteert u een van meerdere liedjes en binnen dat lied een willekeurig aantal versies. De lijst van beschikbare versies hangt ook af van de duur van de achtergrondmuziek die u specificeert. Om muziek te maken voor een bepaalde set clips, selecteert u die clips voordat u het gereedschap Achtergrondmuziek opent.
Uw verzameling liedjes uitbreiden De liedjes van ScoreFitter zijn ondergebracht in verzamelingen, die “bibliotheken” worden genoemd. De bibliotheek Standaard, die wordt meegeleverd in Studio, bevat meer dan 40 songs in stijlen die uiteenlopen van Folk tot Elektronica. U kunt desgewenst aanvullende bibliotheken in Studio aanschaffen zodra ze beschikbaar worden gesteld; u klikt hiertoe op de knop Meer songs ophalen.
Voordat u audio kunt opnemen met het gereedschap Voice-over, moet u een microfoon aansluiten op de microfooningang van de geluidskaart van uw pc. U moet tevens ten minste een videoclip in het venster Film hebben. Bekijk de videoscènes in uw film en beslis waar u wilt dat de voice-over begint en eindigt. Bent u klaar, open dan het gereedschap Voice-over. Let op: de opnamelamp – de zwarte rechthoek linksboven in de vorige illustratie – staat niet aan.
Opnameopties voor Voice-over De setupdialoogvensters van Studio omvatten verscheidene instellingen die uw opnameconfiguratie en kwaliteit beïnvloeden. Dit gedeelte geeft een korte samenvatting. Zie “Video- en audio-instellingen” op pagina 238 voor gedetailleerde informatie. U opent deze opties via Setup ¾ Video- en audio-instellingen op de hoofdmenubalk. De vervolgkeuzelijst Microfoon in dit dialoogvenster somt de vele manieren op waarop een microfoon op uw bepaalde geluidskaart kan zijn aangesloten.
AUDIOCLIPS TRIMMEN Net als bij andere cliptypen, kunt u audioclips direct op de tijdlijn trimmen of door het gereedschap Clipeigenschappen te gebruiken. Zie “Trimmen op de tijdlijn met handvatten” op pagina 76 voor een bespreking van de eerste methode. De meeste typen audioclips kunnen worden getrimd vanaf een minimum van een beeld tot de volledige lengte van de clipinhoud. ScoreFitter-clips kunnen worden getrimd op de tijdlijn tot maar drie seconden, en naar boven zonder beperking.
Oorspronkelijke audio, geluidseffecten en voiceovers Het gereedschap Clipeigenschappen biedt dezelfde soort trimknoppen voor geluidseffecten en voice-over clips als voor videoclips, maar geeft een grafiek weer van de audiogolfvorm in plaats van visuele voorbeeldgebieden. Zie om te leren hoe u moet trimmen met deze knoppen, “Trimmen met het gereedschap Clipeigenschappen” op pagina 80.
AUDIOVOLUME EN MIXEN De audioniveaus en stereo plaatsen van afzonderlijke clips kan ofwel direct op de tijdlijn worden aangepast of met het gereedschap Volume en balans. Elke techniek heeft zijn eigen voordelen. Aanpassen op de tijdlijn geeft u een goed idée van tijd versus volume of balans, terwijl het gereedschap Volume en balans mengen mogelijk maakt – afzonderlijk het volume en de stereobalans van elk van de sporen aanpassend.
Aanpassingslijnen De oranje volumelijn geeft een grafische weergave van de volumewijzigingen die u in de track en de clip hebt aangebracht. Hebt u het volume helemaal niet aangepast, dan loopt de lijn recht door het midden van de clip op ongeveer driekwart van de hoogte van de clip. Dit is het niveau “zero gain” of nulversterking (0 dB), waar het oorspronkelijke volume van de clip noch verhoogd noch verlaagd is.
Let op: U kunt de fade-lijn van een clip alleen bekijken en bewerken wanneer het gereedschap Volume en balans in de modus surround staat. U kunt het effect van het aanpassen van de lijn alleen beluisteren op systemen waarop surround sound kan worden afgespeeld. Om te selecteren welke van de drie aanpassingslijnen momenteel wordt weergegeven, gebruikt u het contextmenu van de audioclip: . Beschikbaarheid: surround sound wordt alleen ondersteund in Studio Plus.
Klik met de linkermuisknop en sleep het omhoog of omlaag binnen de clip. De volumelijn buigt terwijl deze de muis volgt. Laat u de muis los, dan maakt Studio een aanpassingshandvat op de volumelijn. Staat uw muisaanwijzer over een aanpassingshandvat op een geselecteerde clip, dan verschijnt een gemarkeerde versie van de aanpassingscursor voor het volume. Met deze cursor kunt u het aanpassingshandvat zowel verticaal als horizontaal klikken en slepen.
Wijzigingen verwijderen U kunt audio-aanpassingen individueel of tegelijkertijd voor een gehele audioclip verwijderen. Selecteer de desbetreffende opdracht in het contextmenu van de clip: Het gereedschap Volume en balans Vergeleken met het aanpassen van audio op de tijdlijn, biedt het gereedschap Volume en balans meer aanpassingsfunctionaliteit georganiseerd in een handige locatie. Het biedt tevens balansknoppen voor links-rechts en surround-sound.
Met behulp van de balansregelaar, die aan de rechterkant van het gereedschap is geplaatst, kunt u de audio van een clip – of een gedeelte ervan – in stereo (eendimensionaal) of twee surround (tweedimensionaal) modi plaatsen. U selecteert de mode in de vervolgkeuzelijst boven de regelaar. Elk audiospoor heeft zijn eigen set niveauknoppen. De set voor het spoor oorspronkelijke audio wordt links weergegeven. De afzonderlijke knoppen en schermen omvatten een knop spoor dempen n.
De omtrek van het afspeelvolume van een spoor, of envelop, combineert het totale spoorniveau met het relatieve niveau op elk punt op het spoor. Dit gecombineerde niveau, dat grafisch wordt weergegeven door de lijnen voor volumeaanpassing op audioclips, wordt op de eigenlijke audiogegevens toegepast om het uitvoerniveau van het spoor te produceren. Dit wordt vertegenwoordigd op de niveaumeter r. Deze geeft tijdens het afspelen licht om het niveau op de huidige tijdindex weer te geven.
Het spoor oorspronkelijke audio (L) en het spoor achtergrondmuziek (R) aan tegenovergestelde kanten van een stereomix. In dit voorbeeld is het pictogram van het muziekspoor (rechts van het midden) minder goed zichtbaar om aan te geven dat het spoor is gedempt of dat er geen clip op het spoor staat bij deze tijdindex. In de modus surround kunt u elk spoor van voor naar achter positioneren (“fade”) evenals van links naar rechts (“balans”).
Er zijn twee manieren om de positie van een spoorpictogram in het balansvenster in te stellen. Klik op het trackpictogram en sleep het naar de gewenste positie of beweeg het door de driehoekige locatieknoppen onder en rechts van de bediening te slepen. De locatieknop onder het balansbeeld past de plaatsing links-rechts aan van de audio-uitvoer van de momenteel geselecteerde clip, terwijl de knop rechts de plaatsing voor-achter regelt.
Evenals bij vdeo-effecten is uw blibliotheek van audio plug-ins uitbreidbaar. Elk audio-effect dat de populaire standaard VST gebruikt, kan in Studio op dezelfde manier worden gebruikt als de effecten die bij het programma geleverd zijn. Pictogrammen voor audio-effecten In de modus Tijdlijn worden alle speciale effecten die u hebt toegepast op een audio- of videoclip aangeduid met kleine pictogrammen aan de onderkant van de clip.
Ruisonderdrukking Deze geavanceerde filter onderdrukt ongewenste ruis in elke audioclip. De filter reageert dynamisch op de wijzigende ruisomstandigheden binnen de clip. De voorkeuze die u kiest biedt het startpunt waarvandaan het aanpassende algoritme verdergaat. U kunt uw resultaten vaak nog meer verbeteren door de parameters van Ruisonderdrukking en Fijn afstemmen aan te passen. Er is een vertraging van ongeveer een seconde voordat een nieuwe instelling een hoorbaar effect heeft.
Let op: De filter Ruisonderdrukking helpt bij een grote hoeveelheid materiaal, maar het is geen wondermiddel. Uw resultaten zijn afhankelijk van het oorspronkelijke materiaal en de ernst en aard van de problemen. PLUS EFFECTEN Het Studio Plus pakket met audio-effecten is alleen beschikbaar in Studio Plus. Gebruikers van andere Studio versies kunnen in het bezit komen van deze effecten door te upgraden naar Studio Plus. Dit gedeelte geeft een korte beschrijving van de afzonderlijke effecten in de groep.
De-Esser Dit Studio Plus audiofilter verwijdert op onopvallende wijze bovenmatig sissende geluiden in opgenomen spraak. Via parameters kunt u het effect precies instellen voor de opname die u wilt corrigeren. Equalizer Grafische equalizers zoals deze in Studio Plus zijn in concept vergelijkbaar met de toonregelaars voor hoge en lage tonen op audioapparatuur, maar bieden een veel grotere mate van aanpassing. De equalizer van Studio verdeelt het audiospectrum in tien banden.
Grungelizer De Grungelizer (Studio Plus) voegt ruis en statisch geluid toe aan uw opnamen. Het kan uw clips laten klinken alsof u ze op een radio met slechte ontvangst of een gekraste vinylplaat hoort. Regelaar (Leveller) Dit effect helpt een gebruikelijk probleem met het opnemen van audio voor videoproducties te compenseren: de imbalans in het opgenomen volume van verschillende elementen in de oorspronkelijke audio.
Echo Het effect Echo (Studio Plus) bootst het effect na van het afspelen van het brongeluid in een kamer van een bepaalde grootte en geluidsweerkaatsing. De interval tussen de aankomst van het oorspronkelijke geluid bij de oren van de luisteraar en de eerste echo’s is groter voor een grote kamer dan voor een kleine kamer. De snelheid waarmee echo’s wegsterven hangt af van zowel de kamergrootte als de weerkaatsing van de muren.
HOOFDSTUK 12: Uw film maken Een van de grote voordelen van digitale video is het grote en groeiende aantal apparaten dat er gebruik van maakt. In Studio kunt u versies van uw film maken voor alle video viewers die uw publiek gebruiken, van handheld DivX-spelers tot HDTV-thuisbioscopen. Als u klaar bent met het bewerken van uw project, schakelt u over op de modus Film maken door op de knop Film maken knop bovenaan het scherm te klikken.
Ga als volgt te werk om het mediatype van uw voltooide film te selecteren op de drie tabs aan de linkerkant van het venster: Schijf, Bestand of Band. Met de uitvoer Schijf kunt u een film op een schijf in uw de CD- of DVD-recorder van uw computer kopiëren. Zie pagina 215 voor meer informatie. Met de uitvoer Bestand worden er bestanden gemaakt die u vanaf de harde schijf, uw website, uw draagbare filmspeler of zelfs uw mobiele telefoon kunt bekijken. Zie pagina 218.
UITVOEREN OP SCHIJFMEDIA Studio kan films rechtstreeks overzetten naar VCD- (VideoCD), S-VCD(Super VideoCD), DVD- en HD DVD-schijven indien de noodzakelijke hardware voorhet branden van schijven op uw systeem beschikbaar is. Of u nu wel of geen schijfbrander hebt, Studio kan ook een “schijfbeeld” of een “schijfimage” – een set bestanden met dezelfde informatie die anders op de schijf zouden worden gebrand – maken in een map op uw harde schijf. U kunt dit image nadien op een schijf branden.
DVD, HD DVD en Blu-ray Als uw systeem over een DVD-brander beschikt, kan Studio drie typen DVD-schijven maken: standaard (voor DVD-spelers), HD DVD voor HD DVD-spelers en AVCHD voor Blu-ray-spelers. Als uw system over een HD DVD-recorder beschikt, kunt u schijven van het type HD DVD opnemen op alle beschrijfbare media die door het apparaat worden ondersteund. Uw standaard DVD-schijven kunt u afspelen op: • elke DVD-speler die kan werken met het formaat opneembare DVD die uw brander maakt.
Zo zet u uw film naar schijf of naar een schijfimage over: 1. Klik op de tab Schijf om het volgende bedieningspaneel te openen: De twee cirkelvormige onderdelen tonen een samenvatting van uw schijfgebruik. De bovenste cirkel toont de ruimte op de harde schijf die noodzakelijk is voor het maken van uw film, terwijl de andere cirkel een schatting van de tijd geeft die de film in beslag neemt op uw beschrijfbare schijf. 2. 3. 4.
Kwaliteit en capaciteit van schijfformaten De verschillen tussen de diverse schijfformaten kunnen worden samengevat in deze vuistregels met betrekking tot de videokwaliteit en de capaciteit van de formaten: • VCD: Elke schijf kan ongeveer 60 minuten MPEG-1 video met • • • • • ongeveer de helft van de kwaliteit van DVD bevatten. S-VCD: Elke schijf kan ongeveer 20 minuten MPEG-2 video met ongeveer tweederde van de kwaliteit van DVD bevatten.
De grootte van het uitvoerbestand is afhankelijk van zowel het bestandstype als de compressieparameters van het geselecteerde type. Hoewel compressie-instellingen gemakkelijk kunnen worden aangepast om kleine bestanden te produceren, gaat zware compressie ten koste van de kwaliteit. Gedetailleerde instellingen voor de meeste formaten kunnen worden aangepast via de optie Aangepast. Klik vervolgens op de knop Instellingen. Andere standaardinstellingen zijn van ontworpen voor veelvoorkomende situaties.
Klik op de instelling die het best aan uw behoeften voldoet of kies Aangepast; klik vervolgens op de knop Instellingen om het venster Bestand maken te openen (zie pagina 246). DivX Dit bestandstype, gebaseerd op MPEG-4-technologie voor videocompressie, is populair voor videobestanden die via internet worden verspreid. Het wordt tevens ondersteund door een reeks DivX-compatibele hardwareapparaten, van DVD-spelers tot draagbare en handheld apparaten.
De drie kwaliteitsinstellingen selecteren verschillende gegevenssnelheden, en bieden ieder een andere balans van kwaliteit en bestandsgrootte. MPEG MPEG-1 is het originele MPEG-bestandstype. MPEG-1-videocompressie wordt gebruikt voor VideoCD’s, maar voor andere toepassingen hebben nieuwere standaarden het overgenomen. MPEG-2 is de opvolger van het bestandstype MPEG-1.
Aangepaste instellingen. Voor alle MPEG-varianten kunt u de functie Aangepast gebruiken om de filmuitvoer in detail te configureren. Klik hiertoe op de knop Instellingen om het dialoogvenster Bestand maken te openen (zie pagina 246). Real Media Real Media-filmbestanden zijn ontworpen voor weergave op internet. Real Media-films kunnen overal ter wereld worden afgespeeld door gebruikers met RealNetworks® RealPlayer® software, gratis te downloaden op www.real.com.
Windows Media Het bestandstype Windows Media is eveneens ontworpen voor streamingweergave op internet. De bestanden kunnen worden afgespeeld op alle computers waarop de Windows Media Player – een gratis programma van Microsoft – is geïnstalleerd. Zie pagina 253 voor informatie over het configureren van uw uitvoer met het venster Bestand maken – Real Media. UITVOER NAAR BAND De oranje volumelijn geeft een grafische weergave van de volumewijzigingen die u in de track en de clip hebt aangebracht.
Uitvoer met analoge audio-/videokabels Hebt u een Studio-product met een analoge (TV- of video-)uitgang zoals Studio DVplus of DC10plus, sluit dan de videouitgangen van de opnamekaart aan op de ingangen van de videorecorder en de audiouitgangen van de geluidskaart (of de opnamekaart indien van toepassing) op de audio-ingangen van de videorecorder. Een televisietoestel of videomonitor aansluiten Veel camcorders hebben een geïntegreerd scherm waardoor het niet nodig is een videomonitor aan te sluiten.
Uw film op videoband overzetten Controleer of de camcorder/videorecorder is ingeschakeld en geconfigureerd en u een band hebt geplaatst die op de plaats staat waar u de opname wilt beginnen. U hebt nu twee opties: 1. 2. Als u uw film op een DV-band opneemt, biedt Studio u de optie om het DV-apparaat automatisch te bedienen. Klik op de knop Instellingen en plaats een vinkje in het selectievakje in het vak Uitvoeropties.
De twee ingestelde formaten, Beste kwaliteit en Snel uploaden, bieden verschillende combinaties van framegrootte en videogegevenssnelheid: • Beste kwaliteit schaalt uw video naar een framegrootte van 480x480 en vereist een gegevenssnelheid van 2400 Kbits/seconde. • Snel uploaden gebruikt een framegrootte van 352x240 en vereist een gegevenssnelheid van 1150 Kbits/seconde. Er zijn geen aanvullende formaatinstellingen nodig. Nadat u de gewenste instelling hebt geselecteerd, klikt u op de knop Maken.
gebruikersinformatie in; als dit niet het geval is, klik dan eerst op de koppeling Sign up (registreren) om een nieuwe Yahoo!-account in te stellen. Studio maakt uw film nu automatisch en begint met het uploaden ervan. Klik op de knop Video online bekijken als u de website Yahoo! Video wilt bezoeken in uw webbrowser om te controleren of de upload is geslaagd.
BIJLAGE A: Setup-opties U gebruikt de instellingen om de werking van de diverse bedieningsonderdelen van Studio aan te passen. De standaardwaarden zijn geschikt voor de meeste situaties en hardware. Desgewenst kunt u deze instellingen aanpassen op uw werkmethode of uw specifieke apparatuurconfiguratie. Over Studio setup-opties De setuo-opties van Studio zijn verdeeld over twee dialoogvensters met diverse tabbladen.
Instellingen voor opnamebron De wijzigingen die u aanbrengt, hebben effect op alle toekomstige opnamen. Als u slechts één opnamesessie wilt configureren, zorg er dan voor dat u de oude instellingen herstelt voordat u met de volgende sessie begint. De instellingen zijn ondergebracht in drie gedeeltes: Opnameapparaten, Scèneherkenning tijdens video-opname en Gegevenssnelheid. Opnameapparaten Studio herkent de opnamehardware die u op uw systeem hebt geïnstalleerd, zowel voor video als voor audio.
Invoer videorecorder: deze optie, beschikbaar bij sommige analoge opnameapparaten, moet zijn ingeschakeld als uw bronapparaat een videorecorder is. Als deze optie is geactiveerd, is de opname toleranter in het geval van A/V-synchronisatieproblemen in het binnenkomende signaal. Opnamevoorbeeld: deze optie bepaalt of de binnenkomende video tijdens de opname te zien is in de Player.
Tijdcode werkt niet wanneer de band: • één of meerdere lege (niet-opgenomen) secties bevat • onleesbaar is door beschadiging of elektronische ruis • is opgenomen zonder de tijd- en datuminstelling van de camcorder • een kopie van een andere band is • is opgenomen op een 8mm of Hi8 camcorder en wordt weergegeven op een Digital8 camcorder. Met de laatste optie – “Geen automatische scèneherkenning” – wordt er telkens wanneer u op de [Spatiebalk] drukt een nieuwe scène gemaakt.
Instellingen voor het opnametype De aantal beschikbare opties is afhankelijk van het opnameapparaat dat u gebruikt (zie het tabblad Opnamebron). De hieronder beschreven instellingen verschijnen niet allemaal tegelijk op uw scherm. Instellingen De instellingen in de andere vakken van het dialoogvenster Opnameformaat zijn afhankelijk van uw keuze in het vak Instelling. De beschikbare presets zijn afhankelijk van uw opnamehardware.
Video-instellingen Het opnameapparaat en de opties die u ervoor in het vak Standaardwaarden hebt geselecteerd bepalen de instellingen die in dit vak beschikbaar. Alleen de toepasbare instellingen worden weergegeven. De instellingen kunnen alleen worden bewerkt als u een voorkeuze Aangepast gebruikt. Opties: deze knop biedt toegang tot de setup-opties van de codec (compressie-/decompressiesoftware) die u hebt gekozen. Compressie: gebruik deze vervolgkeuzelijst om de gewenste codec te selecteren.
Audio-instellingen U kunt deze instellingen voor het opnemen van audio alleen bewerken wanneer u een voorkeuze Aangepast gebruikt. Audio invoegen: verwijder het vinkje in dit selectievakje als u niet van plan bent om de opgenomen audio in uw productie te gebruiken. Opties: deze knop geeft u toegang tot de setup-opties van de codec (compressie/ decompressie software) die u hebt gekozen. Compressie: in dit menu wordt de codec weergegeven die wordt gebruikt om de binnenkomende audiogegevens te comprimeren.
Projectinstellingen Deze instellingen zijn in vijf gedeelten onderverdeeld. Deze worden in de onderstaande paragrafen beschreven. Hardware-instellingen met betrekking tot bewerken vindt u in het venster Video- en audio-instellingen (zie pagina 238). Bewerkingsomgeving Projecten automatisch opslaan en laden: Als deze optie is geactiveerd, werkt Studio uw opgeslagen project constant bij terwijl u eraan werkt. U hoeft uw wijzigingen dus niet steeds op te slaan.
Standaardduur De tijdsduur wordt gemeten in seconden en beelden. NTSC bevat 30 beelden per seconde, PAL bevat 25 beelden per seconde. Met deze drie instellingen bepaalt u de aanvankelijke tijdsduur voor overgangen, stilstaande beelden en volumefades wanneer deze aan uw film worden toegevoegd. De tijdsduur kan tijdens het bewerken naar wens worden aangepast. De standaardwaarden van de installatie worden in de bovenstaande illustratie getoond.
Minimum hoofdstuklengte: als u hebt aangegeven dat Studio automatisch hoofdstukkoppelingen moet maken wanneer u een menu toevoegt, dan worden meerdere clips in hoofdstukken gecombineerd als dit nodig is om de minimale duur te bereiken. Map voor tijdelijke bestanden In veel gevallen genereert Studio aanvullende bestanden terwijl u uw project bewerkt en uitvoert. Deze bestanden worden allemaal opgeslagen in de map die wordt aangegeven.
Voor voorbeeldweergave op een computermonitor, de standaard voorbeeldweergave, is een resolutie van een kwartframe waarschijnlijk goed genoeg. Als u een veeleisende toepassing voor de voorbeeldweergave hebt, met name als u een extern uitvoerapparaat voor de voorbeeldweergave gebruikt (door het te selecteren in het vervolgkeuzemenu Extern), plaats dan een vinkje bij Voorbeeld op volledige resolutie inschakelen. Op sommige machines zullen de prestaties hierbij zichtbaar achteruitgaan.
Als uw computersysteem over twee monitoren beschikt, dan wilt u het tweede scherm waarschijnlijk gebruiken voor voorbeeldweergave op volledig scherm. Studio staat dan volledig op uw hoofdmonitor. De weergave op de tweede monitor wordt volledig bestuurd via de knop Volledig scherm, onafhankelijk van het feit of uw film wordt afgespeeld of is onderbroken. De eenvoudigste optie voor voorbeeldweergave op volledig scherm is Tweede VGA-monitor.
Let op: Zelfs als u de correcte grafische kaart hebt, is het mogelijk dat het gewenste format nog steeds niet wordt ondersteund door een monitor. Als Studio dit merkt, schakelt het programma over naar de laatste voorbeeldmodus (volgende paragraaf). Veilige modus secundaire VGA-monitor, kleine voorbeeldweergave: in deze modus past Studio het videoformaat van uw project zo goed mogelijk aan op de formaten die door de monitor worden ondersteund.
Renderen op de achtergrond inschakelen: verwijder het vinkje in dit vakje als u helemaal geen gebruik wilt maken van renderen op de achtergrond. U kunt doen op een tragere computer wanneer intensieve berekeningen ervoor zorgen dat de bewerkingen traag verlopen. Codec automatisch instellen: laat Studio beslissen welke codec er wordt gebruikt voor het coderen van uw gerenderde video.
CD-station (voor het rippen van audiobestanden) Als u muziek van CD in uw project hebt gebruikt, dan zet Studio de audiogegevens digitaal over van de schijf naar de computer (“rippen”). Met behulp van de vervolgkeuzelijst selecteert u welk CD-station er voor het rippen wordt gebruikt (als u over meerdere stations beschikt).
Kbits/sec: Als u de optie Aangepast hebt gekozen bij de vorige instelling, dan kunt u met deze combinatie van vervolgkeuzelijst en bewerkingsveld de gegevenssnelheid – en hiermee de videokwaliteit en de maximale tijdsduur – van de schijf kiezen of aangeven. Hierbij staan hogere waarden voor een betere kwaliteit en een lagere capaciteit.
Altijd gehele film opnieuw coderen: via deze optie wordt uw film geheel opnieuw gerenderd voor uitvoer. Dit wordt alleen aanbevolen als u problemen ondervindt met uw uitvoerfilm en u het renderen op de achtergrond als een mogelijke foutoorzaak wil wegnemen. Brandopties Direct op schijf branden: uw film wordt op schijf gebrand aan de hand van het bestandstype dat u hebt geselecteerd bij Uitvoerformaat.
Media- en apparaatopties Doelmedia: kies een onderdeel in deze vervolgkeuzelijst dat overeenkomt met het type en de capaciteit van de schijf waarop u uw project wilt branden. Schrijfapparaat: als uw system over meerdere branders beschikt, selecteer dan welke brander door Studio moet worden gebruikt. Aantal: selecteer of typ het aantal exemplaren dat u van deze schijf wilt maken. Schrijfsnelheid: kies een van de beschikbare snelheden of kies Auto voor de standaardselectie.
De bestandstypen Real Media en Windows Media beschikken over speciale bedieningspanelen, die worden behandeld in “Instellingen van Real Mediabestand maken” op pagina 250 en “Instellingen van Windows Mediabestand maken” op pagina 253. Het gezamenlijke venster, dat hier wordt beschreven, wordt gebruikt door alle andere ondersteunde bestandtypen: AVI, DivX, MPEG-1, MPEG-2 en MPEG-4 (inclusief iPod-compatibel en Sony PSP-compatibel).
Video-instellingen Video invoegen: deze optie is standaard ingeschakeld. Als u het vinkje verwijdert, beschikt het uitvoerbestand alleen uit audio. Alle codecs tonen: standaard is dit selectievakje niet ingeschakeld: alleen codecs die door Pinnacle Systems zijn gecertificeerd voor gebruik in Studio worden weergegeven. Als u de optie inschakelt, worden alle codecs weergegeven die op uw pc zijn geïnstalleerd.
Framesnelheid: de standaard framerate is 29,97 frames per seconde voor NTSC en 25 frames per seconde voor PAL. U kunt de framerate lager zetten voor applicaties zoals webvideo. Kwaliteit/Gegevenssnelheid: Afhankelijk van de gebruikte codecs kan met de geïntegreerde schuifregelaar het percentage van de gewenste kwaliteit alsmede de gegevenssnelheid worden ingesteld. Hoe hoger het ingestelde percentage, des te groter het daaruit voortkomende bestand.
Kanalen: de opties in deze lijst zijn Mono, Stereo en MultiChannel, afhankelijk van het bestandstype. De bestandsgrootte neemt toe als er meerdere kanalen worden gebruikt. Samplefrequentie: digitale audio-bestanden worden gemaakt met kleine, discrete samples van analoge golfvormen, waarbij de kwaliteit toeneemt naarmate er meer samples ter beschikking staan. Zo worden bijvoorbeeld audio-CD’s met 44 kHz en 16-Bit stereo opgenomen.
Titel, Auteur en Copyright: Op basis van de informatie in deze velden kan iedere RealVideo-clip goed worden herkend. Deze informatie wordt in het audiobestand geïntegreerd, maar is bij gebruik van de player niet zichtbaar. Trefwoorden: Hier kunnen max 256 tekens worden ingevoerd om de clip te versleutelen. Normaal gesproken dienen trefwoorden ertoe om ervoor te zorgen dat de betreffende clip door zoekmachines op het internet kan worden geïdentificeerd.
Audiokwaliteit: in dit vervolgkeuzemenu kunt u de kenmerken van uw audiotrack bepalen. Studio gebruikt deze informatie om de beste audiocompressie voor uw Real Media-bestand te selecteren. Iedere volgende optie biedt een hogere audiokwaliteit, maar leidt tot een groter bestand. • Geen audio: als u deze optie selecteert, bevat het uitvoerbestand alleen video. • Alleen spraakweergave: deze optie levert voldoende kwaliteit voor gesproken audio in clips zonder muziek.
Door het kiezen van een speciale doelgroep wordt inderdaad ook de maximale bandbreedte van de RealMedia-stream vastgelegd, die aan deze groep te beschikking gesteld kan worden. Bandbreedten worden gemeten in Kilobits per seconde (Kbps). Dit is de hoeveelheid data die via een internetof netwerkverbinding gedurende een bepaald tijdsbestek kan worden afgezet, waarbij standaard modems veelal in de productnaam iets zeggen over de ontvangst-gegevenssnelheid, zoals 28,8 of 56 Kbps.
Titel, Auteur, Copyright: met de gegevens in deze drie velden worden Windows Media-clips geïdentificeerd. De betreffende informatie is in het bestand geïmplementeerd en kan in de regel niet worden ingezien. Beschrijving: met de gegevens in dit veld kunnen Trefwoorden voor de clip worden meegegeven. De lengte van 256 tekens mag daarbij niet worden overschreden. Dit soort beschrijvingen wordt door zoekmachines op het internet gebruikt voor clipidentificatie.
Instellingen voor het maken van banden Studio herkent de hardware die u hebt geïnstalleerd automatisch en configureert het Band maken weergavedoel dienovereenkomstig. Om de filmuitvoer (band maken) naar een DV-apparaat om te leiden, biedt Studio de mogelijkheid de opdrachten voor het starten en beëindigen met de hand uit te voeren resp. automatisch naar de DV-camcorder te sturen. Ga als volgt te werk om automatisch een film naar het DV-apparaat te sturen: 1. 2. 3. 4. 5.
6. Klik op Maken. Studio berekent nu de film en stuurt de betreffende opnameopdracht naar het DV-apparaat. Daarbij wordt het eerste beeld van de film (zonder audiodeel) gedurende de tijd van de in het optieveld Opnamevertraging: aangegeven vertragingswaarde naar het DVapparaat gestuurd. Het apparaat heeft nog genoeg tijd om de band in positie te brengen en met de opname te beginnen.
BIJLAGE B: Tips en trucs Hier volgt een aantal hints van de technische specialisten van Pinnacle met betrekking tot het kiezen, gebruiken en onderhouden van een computersysteem voor videotoepassingen. Hardware Voor een effectief gebruik van Studio moet de hardware optimaal worden voorbereid en geconfigureerd. Wij adviseren het gebruik van UDMA IDE-harde schijven, temeer daar deze in combinatie met Studio betrouwbare video overdrachtssnelheden realiseert.
Standaard harde schijven hebben bij video-opname door de automatische interne kalibrering het nadeel dat daartoe soms de continue datastroom moet worden onderbroken. Bij het opnemen is dit niet te merken, aangezien Windows beelden tijdelijk in een buffer kan opslaan. Bij de weergave vanaf de harde schijf kunnen echter slechts enkele beelden tussentijds worden opgeslagen. Daarom is het ook beslist noodzakelijk dat er een continue datastroom zonder onderbrekingen - wordt geleverd.
RAM Hoe groter het werkgeheugen, hoe comfortabeler er met Studio kan worden gewerkt. U hebt mimimaal 512 MB aan RAM-geheugen nodig om met het programma te werken, en wij raden sterk 1 GB (of meer) aan. Moederbord Intel Pentium of AMD Athlon 1.4 GHz of hoger – hoe hoger hoe beter. Software Kleurdiepte instellen 1. Een kleurdiepte van 16-bit wordt aangeraden. 2. Klik met de rechter muisknop op de desktop en kies Eigenschappen. 3. Kies onder Kleuren de vermelding Hoge kleuren (16-bit).
Geluidsopname Neem alleen geluid op wanneer dit echt nodig is, aangezien een videoopname met geluid veel processortijd in beslag neemt. Wij adviseren het gebruik van een PCI-geluidskaart. Digitale video met geluid Wanneer er digitale videosequenties met geluid worden opgenomen, let er dan op dat geluidsopnamen ook ruimte op de harde schijf innemen: • CD-kwaliteit (44 kHz, 16 Bit-stereo) betekent ongeveer 172 KByte/sec.; • Stereokwaliteit (22 kHz, 16 Bit-Stereo) ongeveer 86 KByte/sec.
BIJLAGE C: Problemen oplossen Voordat u problemen gaat oplossen, dient u eerst uw hardware en software te controleren. Software update: wij bevelen u aan om de nieuwste updates voor de besturingssystemen voor Windows XP te installeren. U kunt deze updates downloaden vanaf de volgende site: windowsupdate.microsoft.com/default.htm Zorg ervoor dat de nieuwste versie van de Studio-software is geïnstalleerd. Dit kan via het menu Help ¾ Software updates vanuit het programma zelf.
Apparaatbeheer openen De optie Apparaatbeheer van Windows XP, waarmee de hardware van uw systeem kan worden geconfigureerd, speelt een belangrijke rol bij het oplossen van problemen. In alle Windows-versies krijgt u op de volgende manier toegang tot de optie Apparaatbeheer: klik met de rechtermuisknop op Deze computer en selecteer Eigenschappen in het menu dat nu verschijnt. Nu verschijnt het dialoogvenster Systeem. U vindt de knop Apparaatbeheer op het tabblad Hardware.
Als u naar een bepaald artikel wilt zoeken, typt u een korte zin of een aantal trefwoorden in het tekstvak. Gebruik niet te veel woorden; de zoekfunctie werkt het beste als er slechts een paar trefwoorden worden opgegeven. Zoekvoorbeeld In de onderstaande lijst van veelvoorkomende problemen is het eerste onderwerp “Studio loopt vast of hangt in modus Bewerken”. Typ “Vastlopen in modus Bewerken” in het zoekvenster en klik op de knop Zoeken. Dit levert ongeveer 60 tot 150 zoekresultaten op.
7. De foutmelding “Kan het DV-opnameapparaat niet initialiseren” verschijnt in de modus Opnemen (ID 2716). De informatie op de volgende pagina’s is gebaseerd op de deze veelgelezen artikelen uit de kennisdatabase. Studio loopt vast in modus Bewerken Antwoord-ID 6786 Als Studio vastloopt, ligt dit ofwel aan de configuratie of er bestaat een probleem met een project- of contentbestand.
Sluit alle andere programma’s af, voordat u aan de installatie van een nieuwe versie van Studio begint. Studio-instellingen aanpassen: selecteer Geen achtergrondberekening in de vervolgkeuzelijst Berekening en verwijder het vinkje in het selectievakje Video- en audio-instellingen. Beide opties vindt u in het optiepaneel Bewerken (zie pagina 236). Achtergrondtaken beëindigen: sluit alle overige applicaties af en breek eventuele achtergrondtaken af, voordat u Studio opstart.
Windows updaten: zorg ervoor dat u alle nieuwste beschikbare Windowsupdates hebt geïnstalleerd. “Beste weergave”: gebruik deze systeemoptie om visuele extra’s uit te schakelen die alleen maar extra CPU-tijd verbruiken. Klik met de rechtermuisknop op Deze computer, selecteer Eigenschappen in het menu en klik vervolgens op het tabblad Geavanceerd. Onder Prestaties klikt u op de knop Instellingen om het dialoogvenster Instellingen voor prestaties te openen. Selecteer de optie Beste weergave en klik op OK.
Beschadigde videoclip of corrupt audiobestand repareren: soms wordt het programma alleen instabiel als u een bepaald audiobestand of een bepaalde videoclip bewerkt. In dergelijke gevallen moet u het audiobestand of de videoclip opnieuw opnemen. Als het audiobestand of de videoclip door een andere toepassing is gecreëerd, neemt u deze indien mogelijk opnieuw met Studio op.
Het gebruik van een klein testproject, zoals beschreven in Geval 2, kan erbij helpen om bepaalde variabelen uit te sluiten die uw testresultaten kunnen verstoren. Opnamefout bij starten van opname Antwoord-ID 2687 Sommige problemen kunnen worden teruggevoerd tot een incompatibiliteit of probleem met opnamekaarten van andere fabrikanten: • ATI: Studio werkt met de meeste All In Wonder kaarten. • Hauppauge: ga naar de sectie FAQ op onze website voor informatie over kaarten van Hauppauge.
2. Als u via een analoge bron opneemt, moet u ervoor zorgen dat het juiste analoge type geselecteerd is. In het Diskometer-venster (in de modus Opnemen van Studio), klikt u op het linker tabblad om het dialoogvenster voor de analoge video-instellingen te openen. Selecteer Composiet of S-video. Als de juiste optie al is geselecteerd, kiest u voor de andere en selecteert u na enkele seconden opnieuw de juiste optie. Hiermee kunt u de opnamemodus resetten, zodat het inkomende signaal goed wordt ontvangen. 3.
Let op: AMCAP werkt niet in combinatie met opnameapparatuur met MPEG-encoders (zoals MovieBox USB, PCTV Deluxe, MP20, en TDK Indi). In het onwaarschijnlijke geval dat u na alle oplossingsmogelijkheden nog steeds niet met Studio kunt opnemen met uw opnamekaart, kunt u het probleem omzeilen door het gebruik van een ander programma voor de opname. U importeert de videoclip hierna in Studio om hem te bewerken en af te spelen.
Oplossingen: • Studio deïnstalleren en opnieuw installeren. • Andere software die wellicht niet samen met Studio kan worden gebruikt, deïnstalleren (andere videobewerkingssoftware, andere video codecs, enzovoort). • Zorg ervoor dat u alle beschikbare Windows service packs hebt geïnstalleerd. • Windows opnieuw installeren (zonder het programma eerst te deïnstalleren). In Windows XP wordt deze procedure Repareren genoemd.
Een paar mogelijke oplossingen en tussenoplossingen: 1. Controleer de clips van het project op beschadigde videobeelden. Deze kunnen grijs, zwart, geblokt of vervormd worden weergegeven. Als u dergelijke beschadigde beelden tegenkomt, verwijder deze dan uit de clip. U kunt de clip ook opnieuw opnemen. 2. Voer een defragmentatie van uw harde schijf uit. 3. Zorg ervoor dat u over voldoende geheugencapaciteit beschikt – bij voorkeur tien of meer gigabyte – op de harde schijf die u voor de video gebruikt.
Hiermee wordt de conversie van FAT32 naar NTFS gestart. Zodra hierom wordt gevraagd, typt u de volumelabel die u zojuist hebt genoteerd. CD- of DVD-brander wordt niet herkend Antwoord-ID 1593 Als Studio uw schijfbrander niet herkent als u uw project op een schijf wilt zetten, verschijnt gewoonlijk de foutmelding “Er is geen schrijfapparaat gevonden.” Het station wordt ofwel niet door Studio of niet door Windows herkend.
5. Als u andere brandersoftware gebruikt, zoals Nero, Adaptec of Roxio Easy CD Creator, dient u hiervoor een upgrade naar de nieuwste versie uit te voeren. Als Studio het station nog steeds niet herkent, deïnstalleert u de andere brandersoftware en probeert u het opnieuw. Studio loopt vast tijdens opstarten of start helemaal niet op Antwoord-ID 1596 Problemen tijdens het opstarten doen zich op verschillende manieren voor.
De foutmelding “Kan het DVopnameappararaat niet initialiseren” verschijnt in de modus Opnemen Antwoord-ID 2716 De foutmelding luidt volledig: “Pinnacle Studio kan het DVopnameapparaat niet initialiseren. Controleer of de camcorder is aangesloten en aan staat.” Deze foutmelding verschijnt als u opneemt via een digitale bron (DV of Digital8 camcorder) die aangesloten is op de DV-poort (ook wel “FireWire” of “1394” poort genoemd).
4. 5. Schakel de computer uit en plaats de 1394-opnamekaart in een andere PCI-slot. Als u geen slot beschikbaar hebt, verwisselt u de opnamekaart met een kaart uit een andere slot. Herstart de computer. De hardwarewizard van Windows zou de “nieuwe” hardware automatisch moeten herkennen. Volg eventuele instructies op het scherm om de laadprocedure van het stuurprogramma te voltooien. Controleer onder Apparaatbeheer of het stuurprogramma correct is geladen.
4. 5. Installeer de host controller driver opnieuw. Sluit de DV- of Digital8-camcorder weer aan. Uw camcorder moet nu automatisch worden herkend en de stuurprogramma’s moeten worden geladen. Windows-installatie repareren Als de foutmelding “kan niet initialiseren” blijft verschijnen na het uitvoeren van de hierboven beschreven stappen, is de kans groot dat de ingebouwde 1394-stuurprogramma’s van Windows beschadigd zijn.
3. Klik op OK Het venster Hulpprogramma voor systeemconfiguratie verschijnt nu. Klik op de tab Opstarten. Verwijder alle vinkjes uit de selectievakjes behalve die bij Explorer en System Tray (SysTray.exe). Hardware niet gevonden tijdens installatie. Mogelijke oorzaak: In de BIOS is er geen IRQ toegwezen het PCI slot waarop de hardware is geïnstalleerd of de IRQ wordt met een ander apparaat gedeeld. Misschien is de kaart niet goed in het the PCI slot geplaatst.
De snelheid van de harde schijf kan soms door enkele maatregelen worden verbeterd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Alle programma’s of taken die op de achtergrond actief zijn, worden afgesloten. Houd voor het oproepen van Studio de toetsen Ctrl en Alt ingedrukt en activeer de toets Del. Daarmee wordt het venster Progamma afsluiten geopend. Klik nu op de gewenste toepassing in het keuzemenu en klik op de knop Taak beëindigen. Herhaal dit voor alle vermeldingen in de lijst behalve voor Explorer en Systray.
Er wordt geen videobeeld weergegeven in het voorbeeld van de Player. Opposing 1: Wijzig de videoresolutie en/of kleurdiepte in het dialoogvenster Eigenschappen voor Beeldscherm: 1. Klik met de rechter muisknop op het Bureaublad en kies Eigenschappen, klik vervolgens op de tab Instellingen. 2. Kies bij Kleurkwaliteit de opties voor 16 bits, 24 bits en 32 bits. 3. Kies bij Beeldschermresolutie de diverse beschikbare instellingen, oplopend van 800x600.
De uitgaande gegevens leggen deze reis in omgekeerde volgorde af. Ieder proces dat de gegevensstroom stoort of vertraagt, op welk moment dan ook, is een potentiële bron van problemen bij de video-uitvoer. Oplossing 1: Zorg ervoor dat er tijdens het opnemen van het vidoebeeld geen beelden verloren gaan. Beelden die tijdens de opname verloren zijn gaan leveren problemen op tijdens de uitvoer. Er zijn andere opties oplossingen voor opname problemen.
• Defragmenteer de harde schijf: Door het gebruik raken harde schijven na verloop van tijd “gefragmenteerd”. Dit betekent dat de bestanden op inefficiënte wijze in kleine groepjes worden opgeslagen in plaats van in één cluster. Hierdoor kan de bestandstoegankelijkheid aanzienlijke vertraging oplopen. Het is dus belangrijk om de harde schijf regelmatig te defragmenteren. De functie voor het defragmenteren vindt u op de meeste Windows-systemen via Bureau-accessoires ¾ Systeemwerkset in het menu Start.
BIJLAGE D: Videografietips Iedereen die over enige basiskennis beschikt kan goed videomateriaal vastleggen en op basis hiervan een interessante, spannende of informatieve film maken. U begint met een schetsmatig script of draaiboek en vervolgens gaat u de beelden vastleggen. Zelfs tijdens deze fase dient u al rekening te houden met de montagefase door ervoor te zorgen dat u een aantal goede shots hebt die een goede basis vormen.
inclusief informatie over de lengte van de shots, de belichting en de rekwisieten. Titel: “Jan op de cartbaan” Nr. 1 Instelling Tekst / Geluid Duur Datum 11 sec din. 06/22 Gezicht van Jan met helm, camera zoomt uit “Jan rijdt vandaag zijn eerste rit ...” Geluid van motoren op de achtergrond. 2 Startklaar vanuit het zicht van de rijder, lage camerapositie. In de hal klinkt muziek, motorgeluid. 8 sec din. 06/22 3 Man met startvlag wordt in de scène begeleid tot aan de startpositie.
Close-ups Wees niet zuinig met close-ups, detailopnamen, van belangrijke dingen en personen. Detailopnamen werken op een televisiescherm meestal beter dan overzichten en kunnen later goed voor effecten worden gebruikt. Opnemen van overzichten / dichtbij-opnamen Hele overzichten geven de toeschouwer later een overzicht en tonen de plaats van handeling. Deze scènes kunnen later worden gebruikt voor het inkorten van langere scènes.
Externe tussenmontage tonen iets anders dan de handelingen. Tijdens een shot in het gemeentehuis tijdens een trouwceremonie, kunt u bijvoorbeeld een andere ruimte laten zien waar op dat moment een verrassing in gereedheid wordt gebracht. Tussenmontages moeten de boodschap van de film onderstrepen en dienen altijd in de situatie te passen om verwarring te voorkomen en niet af te leiden van de daadwerkelijke verhaallijn.
Voorkom beeldsprongen Dezelfde instellingen direct na elkaar gemonteerd, geven mogelijk beeldsprongen (dezelfde persoon bevindt zich dan weer in de linker beeldhelft, dan weer in de rechter beeldhelft of wordt een keer met en dan weer zonder bril getoond. Draaiingen niet achter elkaar plaatsen Plaats draaiingen niet achter elkaar, behalve als ze dezelfde richting en hetzelfde tempo hebben. Vuistregels voor videomontage Hier volgt een aantal richtlijnen die handig kunnen zijn voor het monteren van uw film.
Door het bewust achter elkaar plaatsen van videobeelden kan niet alleen een bepaald effect worden bereikt, maar kan ook een boodschap op de toeschouwer worden overgebracht die met beelden niet kun of moet worden getoond.
Montage naar vorm Beelden met verschillende inhoud kunnen samen worden gemonteerd wanneer ze een gemeenschappelijk kenmerk hebben. Bijvoorbeeld dezelfde vorm, kleur, bewegingen (bol van de waarzegger en aardbol, gele regenjas en gele bloem, parachutespringer en omlaag dwarrelende veer). Achteraf geluid toevoegen Geluid toevoegen is een kunst, maar een kunst die geleerd kan worden.
Titels Titels moeten informatief zijn, de inhoud beschrijven en de belangstelling wekken. De Title Editor bidet u onbeperkte creatieve mogelijkheden. In principe kan bij het maken van titels voor de videofilm vrij gefantaseerd worden. Korte, heldere titels gebruiken Titels moeten kort zijn en weergegeven in grote, goed leesbare lettertypen. Titelkleur Goed leesbaar zijn de volgende combinaties van achtergrond en letters: wit/rood, geel/zwart en wit/groen.
BIJLAGE E: Woordenlijst De lijst met multimediaterminologie bevat computer- en videotermen. De belangrijkste termen worden hieronder gedefinieerd. Kruisverwijzingen worden aangeduid met het volgende symbool: . 720p: Een high-definition (HD) videoformaat met een resolutie van 1280x720 en progressieve (non-interlaced) frames. 108i: Een high-definition (HD) videoformaat met een resolutie van 1440x1080 en interlaced frames.
Afzonderlijk beeld: Een afzonderlijk beeld ( beeld) is onderdeel van een serie of sequentie. Wanneer deze serie met voldoende snelheid wordt bekeken, ontstaat een “bewegend beeld. Aliasing: Onnauwkeurige weergave van een afbeelding door beperkingen in de weergavesnelheid. Aliasing treedt op in de vorm van een trapeffect bij rondingen en hoekige vormen. Anti-aliasing: Een methode waarbij de hoekige randen van bitmapafbeeldingen worden bijgewerkt.
Beginmarkering/Eindmarkering: Bij videobewerking verwijzen deze markeringen naar de begin- en eindtijdcodes die het aantal clips aanduidt dat in een project wordt opgenomen. Bestandsformaat: De organisatie van informatie binnen een computerbestand zoals van een beeldbewerkingsprogramma of een tekstverwerker. Het formaat van een bestand wordt gewoonlijk aangeduid door de “extensie” (zoals doc, avi of wmf). Bijsnijden: Hierbij wordt bepaald welk deel van een afbeelding wordt weergegeven.
Codec: Samentrekking van de twee woorden compressor/decompressor – een algortime dat beeldgegevens comprimeert (inpakt) en decomprimeert (uitpakt). Codecs kunnen in elke willekeurige software of hardware worden geïmplementeerd. Complementaire kleuren: Complementaire kleuren zijn de tegenhanger van basiskleuren. Complementaire kleuren vormen samen namelijk de kleur wit. Voorbeeld: de complementaire kleuren van rood, groen en blauw zijn cyaan, magenta en geel.
DirectShow: Systeemuitbreiding multimediatoepassingen onder Windows. van Microsoft ActiveMovie. voor DirectX: Een verzameling van diverse door Microsoft voor Windows 95 ontwikkelde systeemuitbreidingen om video- en gameversnelling mogelijk te maken. Dithering: Door het gebruik van kleurpatronen wordt het aantal kleuren voor het oog kunstmatig vergroot. DMA: Afkorting voor Direct Memory Access.
GOP: Bij de MPEG-verwerking wordt de datastroom eerst in gebieden van steeds meerdere afzonderlijke beelden ingedeeld, zogenaamde GOP’s (Group of Pictures (= groepen beelden). In een GOP komen drie soorten beelden (= frames) voor: I-frames, P-frames en B-frames. GOP-lengte: De GOP-lengte geeft aan hoeveel I-, B- of P-frames (beelden) er in een GOP aanwezig zijn. Gebruikelijke lengten zijn b.v. een GOPlengte van 9 of 12.
HiColor: Bij beelden betekent dit meestal een 16-bits (5-6-5-)beeldtype dat maximaal 65.536 kleuren kan bevatten. TGA-bestandsformaten ondersteunen dit soort beelden. Bij andere bestandsformaten is vaak eerst een conversie van het HiColor-beeld nodig naar een waar kleurenbeeld. Bij beeldschermen betekent HiColor meestal 15-bits-(5-5-5-) beeldschermadapter, waarmee maximaal 32.768 kleuren kunnen worden getoond.
IRQ: Interrupt Request. Onderbreking van een lopend proces van de computer, zodat beheer- of achtergrondtaken kunnen worden uitgevoerd. Interrupts kunnen zowel door de hardware (zoals toetsenbord en muis) als door software worden opgevraagd. JPEG: Afkorting van Joint Photographic Experts Group. Heeft betrekking op een compressiemethode voor het comprimeren van digitale videobeelden op basis van de discrete cosinus-transformatie DCT.
Kleurmodel: Een model voor de mathematische beschrijving en definitie van kleuren en hun onderlinge relatie. Ieder kleurmodel heeft een bepaald doel. De twee meest gangbare modellen zijn RGB en YUV. Kleurverzadiging: De intensiteit van een kleur. Kwantisering: Onderdeel van de JPEG-beelddatacompressie. Essentiële beelddelen worden exact, maar voor het menselijke oog minder wezenlijke informatie wordt minder exact weergegeven. Laser disk: Een medium waarop analoge videobeelden worden opgeslagen.
MPG: (extensie voor) een MPEG-bestand waarin zowel video- als audiodata zijn opgeslagen. M1V, MPEG, MPA MPV: (extensie voor) een MPEG-bestand dat uitsluitend videodata bevat. MPA, MPEG, MPG Non-interlaced: De methode van beeldopbouw: non-interlaced (progressief) betekent de volledige beeldmethode waarbij een beeld compleet, d.w.z. zonder regelsprongen wordt gemaakt. Bij de noninterlaced methode (computermonitor) flikkert een beeld duidelijk minder dan bij een interlaced opgebouwd beeld (televisie).
QSIF: Afkorting van Quarter Standard Image Format. Een MPEG-1formaat met een resolutie van 176 x 144 onder PAL en 176 x 120 onder NTSC. MPEG, SIF Raster: Het beeldschermgebied dat door een elektronenstraal in de vorm van horizontale lijnen van linksboven naar rechtsonder wordt afgetast (gezien vanuit de toeschouwer). Redundantie: Dit beeldkenmerk wordt gebruikt door compressiealgoritmen.
Seriële interface : Via de seriële interface worden data via een 1-bits datakabel overgedragen. Daardoor is deze soort overdracht duidelijk langzamer dan via de parallelle interface. Hierbij kunnen namelijk meerdere bits tegelijkertijd worden getransporteerd. Seriële interfaces worden aangeduid met “COMn”, waarbij n voor een getal staat (bijvoorbeeld “COM2”). Parallelle interface SIF: Standard Image Format. MPEG I-formaat dat de resolutie beschrijft die onder PAL 352 x 288 bedraagt en onder NTSC 352 x 240.
Twain-stuurprogramma: TWAIN definieert een gestandaardiseerde software-interface voor communicatie tussen grafische resp. opnameprogramma’s en apparaten die beeldinformatie beschikbaar stellen. Wanneer het Twain-stuurprogramma is geïnstalleerd, kunnen via de opnamefunctie van het betreffende programma beelden rechtstreeks vanaf de videobron in het grafische programma worden opgenomen. Het Twainstuurprogramma ondersteunt alleen 32-bits programma’s en neemt beelden in 24-bit modus op.
Witbalans: In een elektronische camera worden de versterkers van de kleurkanalen rood, groen en blauw zodanig aan elkaar aangepast dat de witte beeldgedeelten van een scène zonder kleurnuance worden weergegeven. Y/C: Aanduiding van Helderheidsinformatie, C = Kleureninformatie. een 2-componentensignaal: Y = YUV: Kleurenmodel, waarin Y de helderheidsinformatie en U en V de kleurinformatie leveren.
BIJLAGE F: Licentieovereenkomst Licentieovereenkomst tussen Pinnacle en de eindgebruiker Deze Licentieovereenkomst voor de eindgebruiker (“Licentieovereenkomst”) is een wettelijke overeenkomst tussen u en Pinnacle Systems (“Pinnacle”) aangaande de software en het bijbehorende documentatiemateriaal van de software van Pinnacle (gezamenlijk “Software” genoemd”). LEES DE ONDERSTAANDE LICENTIEOVEREENKOMST AANDACHTIG DOOR. DOOR DEZE SOFTWARE TE GEBRUIKEN, VERKLAART U ZICH AKKOORD MET DEZE LICENTIEOVEREENKOMST.
gebruik door meerdere personen, tenzij elke gebruiker een licentie heeft aangeschaft; (c) uitvoeren van reverse engineering, decompilatie of demontage van de Software of hardware, hetzij gedeeltelijk, hetzij in zijn geheel; (d) verwijderen of vernietigen van vermeldingen aangaande copyright of andere vormen van eigendom op de Software of software van derden; (e) modificeren of aanpassen van de Software, inpassen van de Software in een ander programma of creëren van van deze Software afgeleide producten; (f)
6. Beveiliging. U verklaart zich ermee akkoord dat Pinnacle en/of haar licentieverleners voorzien in updates voor beveiliging van de Software die automatisch naar uw computer gedownload en daarop geïnstalleerd worden. Deze updates voor beveiliging kunnen de Software (en eventuele andere software op uw computer die specifiek afhankelijk is van de Software) beïnvloeden en onder andere de mogelijkheid tot het kopiëren en/of afspelen van “veilige” content (m.a.w.
10. GEEN ANDERE GARANTIES. AFGEZIEN VAN HET BOVENSTAANDE WORDT DEZE SOFTWARE “AS IS” GELEVERD. U AANVAARDT ALLE AANSPRAKELIJKHEID VOOR DE KWALITEIT EN PRESTATIES VAN DE SOFTWARE. PINNACLE WIJST IN DE MAXIMALE MATE WAARIN DIT VOLGENS DE GELDENDE WETGEVING IS TOEGESTAAN, ALLE GARANTIES AF, HETZIJ UITDRUKKELIJK, HETZIJ IMPLICIET EN INCLUSIEF, MAAR NIET BEPERKT TOT, IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID, HET NIET MAKEN VAN INBREUK OP RECHTEN, EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL.
BIJLAGE G: Sneltoetsen De termen Links, Rechts, Omhoog en Omlaag in deze tabel verwijzen naar de pijltoetsen.
R of End Links Rechts Delete Insert Page up Page down Numeriek toetsenbord + Numeriek toetsenbord C V M Ctrl+Page up Ctrl+Page down Ga naar einde Selecteer vorige clip Selecteer volgende clip Wis geselecteerde clip(s) Splits clip bij positie schuifregelaar Ga naar volgende pagina in venster Film Ga naar vorige pagina in venster Film Inzoomen Tijdlijn Uitzoomen Tijdlijn Menuhoofdstuk instellen Menuhoofdstuk wissen Terug naar menu Ga naar vorig menuhoofdstuk Ga naar volgend menuhoofdstuk Titeleditor Alt+Plu
Ctrl+Links Ctrl+Rechts Ctrl+Omlaag Ctrl+Omhoog Shift+Ctrl+Links Shift+Ctrl+Rechts Shift+Ctrl+Omlaag Shift+Ctrl+Omhoog Alt+Links Alt+Rechts Shift+Alt+Links Shift+Alt+Rechts Bijlage G: Sneltoetsen Horizontale schaal verkleinen, of inkrimpen (letterspatiëring), tekstselectie afhankelijk van actuele bewerkingsmodus (verplaatsen/schalen/roteren of letterspatiëring/helling/interlinie) Horizontale schaal vergroten, of uitrekken (letterspatiëring), tekstselectie Schaal of interlinie van tekstselectie verklei
Index 2 2D Editor (video-effect) 109 A A/B-bewerkingen 121 Aardbeving (video-effect) 109 Achtergrond in Titeleditor 182 Achtergrondberekening inschakelen en uitschakelen 139 van bewegende menupictogrammen 165 van Hollywood FX 139 van video-effecten 101 Achtergrondmusziek Gereedschap 68 Achtergrondmuziek 59, 61 CD 191 formaten 189 gereedschap 192 ScoreFitter 192 Activeren Geluidseffecten 55 Hollywood FX 50 Schijfmenu’s 54 Toegelicht 13 Afbeeldingen Zie Stilstaande afbeeldingen Bewerken 146 Afkortingen xiii
Album Titeleditor 179 gedeelte Achtergronden 182 gedeelte Afbeeldingen 184 Uiterlijk zoeken 180 Alpha Magic-overgangen 136 Analoog Niveaus tijdens opnemen 28 Opnamekwaliteitsopties 27 Uitvoeren naar 224 Andere apparaten Media importeren van 30 Animatie 260 Apparaten Opnemen 22, 230 Apparatuureisen xi Aspect ratio’s (frameformaten) Opnameoptie 231 Audio Achtergrondmuziek 189 Dempen 63 Gebruik van 187 gebruiken in Studio 187 Geluidseffecten 189 Gesynchroniseerd met video 84 Instellingen (voor bestandsuitvoer)
Tekstopmaak 178 Beelden, venster Film Storyboard 60 Tekst 60 Tijdlijn 60, 61 Beeldformaten Zie Hoogte/breedteverhoudingen Beeld-in-beeld Gereedschap 122 Video-effect 125 Belichting 112 Bestand Film opslaan in 218 Bestandsnaam Project 57 Bestandstype AVI 219 DivX 220 iPod-compatibel 220 MPEG 221 Real Media 222 Sony PSP-compatibel 222 Windows Media 223 Bestandstypen AVI 55 Beeld 52 Geluid 54 MP3 55 Muziek 56 WAV 54 Bevlekt glas (video-effect) 108 Bewegingsvervaging (video-effect) 110 Bewerken A/B 121 Geavance
Opslagberekening 26 Uitvoeren naar 223 DVD Afspeelknoppen 6, 10, 157 Film uitvoeren naar 215, 216 Image op harde schijf 215 Menu’s 53, Zie Schijfmenu’s MPEG coderen 25 Player-knoppen 159 Video importeren van 29 Voorbeeld bekijken 159 E Echo (Reverb) (audio-effect) 212 Editor, menu- en titel- 169 Een opgenomen videobestand openen Map 39 Effecten Audio Zie Audio-effecten Video Zie Video-effecten Eisen, apparatuur xi Embosseleren (video-effect) 107 Equalizer (audio-effect) 210 Externe apparaten Media van 30
Clipeigenschappen 63, 66, 67, 163, 196 Frame grabber 67 Kleurwaarde-instelling 127 Pannen en zoomen 146 Schijfmenu 66, 167 SmartMovie 114 Titels 66 Video-effecten 67, 91 Voice-overs 193 Volume en balans 68, 198, 202 Gereedschapskist 57 Audio 67 Video 66 Gereedschapskisten 64 Glossary/woordenlijst 291 Groepen tijdelijke, in Titeleditor 177 Grungelizer (audio-effect) 211 H Harde schijf Ruimte voor video-opname 26 Snelheid voor video-opname 26 Voorbereiden voor opname 258 Hardware Opnemen 21 HD 296 HD DVD Fil
Achtergronddoek voor 132 Gereedschap 127 Tips 132 Video-effect 130 Knippen Met Ctrl-toets 79 Knop Audio scrubbing 58 Knop Clip verwijderen 59 Knop Clip/scène splitsen 58, 83 In invoegbewerking 86 Knop Help 2 Knop Menu bewerken 66 Knop Ondersteuning 2 Knop Ongedaan maken 2 Knop Opname starten/stoppen 19 Knop Opnieuw 2 Knop Premium 2 Knop Prullenbak 59 Knop Scheermes 58 Knoppen Afspelen 8 Beeldselectie 57 Clip 57 Clip splitsen 57, 83, 86 Clip/scène splitsen 58 Clipverwijdering 59 DVD-schakelaar 5, 6 Gereedsch
menu Album Thumbnail-weergave 45 Menu Album Commentaarweergave 45 Detailweergave 44 opdrachten Scèneherkenning 49 Pictogram instellen 41 Pictogramweergave 44 Scène in project zoeken 38, 75 Scènes combineren 46 Scènes onderverdelen 47 Selecteren op naam 46 Menu- en Titeleditor 169 Menu’s, schijf Zie Schijfmenu’s Menu-editor Zie Titeleditor Menuknoppen markering 186 Menukoppelingen Zie Koppelingen Menuopdracht Clip splitsen 83 Menuopdracht Clips combineren 83 Menuopdracht Pictogram instellen 41 Menuopdrachten
Plug-in effects 93 Ontgrendelen van Premium-content 11 Oorspronkelijk geluid Behouden (videografietip) 289 Oorspronkelijke audio eigenschappen 197 Gesynchroniseerd met video 84 Opdracht Scène in album zoeken 38 Opdracht Scène in project zoeken 38 Opdracht Schijfhoofdstuk 159 Opgenomen videobestand Openen 39 Oplossing (overgang) 137 Opname Harde schijf voorbereiden 258 MPEG opties 235 Typeopties 233 Van HDV 26 Opname-instellingen 19 Opnemen 15 Analoge kwaliteitsopties 27 Analoog versus digitaal 18 Apparaatse
Criteria voor selectie 136 Driedimensionaal 138 Duur instellen van 141 Effect op clipduur 136 Fade 137 gedeelte (van album) 49 Groepen 50 Hollywood FX 137, 138 In audio 139 Lussen in voorbeeld 142 Naam geven 141 Omschrijving 135 Op Tijdlijn 135 Oplossing 137 Premium 50 Richting omkeren 141 Rimpelovergang 140, 145, 157 Snede 137 Standaard (2D) 136 Standaardduur van 237 Trimmen 141 Typen van 136 Veeg, schuif, duw 137 Voorbeeld bekijken 51, 142 Voorbeelden bekijken 138 Weergavetype 50 Overlaybeelden Omschrijvi
Progressieve codering (geavanceerde uitvoerinstelling) 244 Project Zie Film Projectformaat voor video 72 Projectinstellingen (optievenster) 236 R Real Media Bestanden 222 RealNetworks® RealPlayer® 222 RealNetworks® RealPlayer® Bestanden bekijken met 219 Renderen 214 Renderen op de achtergrond 72 RGB-kleurbalans (video-effect) 113 Rimpelovergang 140, 145, 157 Rode-ogen correctie Toelichting 148 Verwijderen 148 Ruimte op de harde schijf voor DV-opname 26 Ruisonderdrukking (audio-effect) 208 Ruisonderdrukking
Snelheid (video-effect) 105 Splitsbewerking A/B 121 introductie 87 Spoorvergrendelingsknoppen 84 Sporen Achtergrondmuziek 189 Audio 189, 190 Dempen en verbergen 63 Indicatie wanneer vergrendeld 84 Menu 161 oorspronkelijke audio 189 Overlay 119 Titel 85 vergrendelen 63 video 84 Video 62 Video gekoppeld aan audio 85 Sporen vergrendelen 63 Indicatie van 84 Stabiliseren (video-effect) 105 Stationsnelheid Onvoldoende gegevenssnelheid 232 Stationssnelheid voor video-opname 26 Stereo balans aanpassen op Tijdlijn 2
starten 170 Titeleditor-album gedeelte Knoppen 184 Titels Afrollende titels 171 bewerken 169 gedeelte (van album) 51 Kleuren (videografietip) 290 Kruipende titels 171 maken 169 Map 52 Titelspoor Vergrendelen 85 Titlelgereedschap 66 Toetsenbordconventies xiv Tools Automatische achtergrondmuziek 68 Clip properties 80 Tracks Geluidseffect en voice-over 189 Transparantie In overlaybeelden 144 Transportknoppen op het scherm 18 Op het scherm 20 Trimmen audioclips 196 introductie 69 Omschrijving 76 Ongedaan maken
Hoogte-/breedteverhoudingen Zie Hoogte-/breedteverhoudingen Instellingen (voor Bestandsuitvoer) 248 Opname Zie Opnemen Opties 28 uitvoerhardware xiii Verbergen 63 Video effects Ontgrendelen 93 Video- en audio-instellingen (optievenster) 238 Video importeren van DVD 29 Videoband Uitvoer naar 225 Videoclips 61 Afspeelsnelheid wijzigen 105 Albumscène zoeken 75 Alleen audiodeel gebruiken 71 bewerken 69 combineren 83 Effecten toepassen op 91 Gereedschap Eigenschappen 81 ingekort door overgang 136 Interfacekenmer
combineren en onderverdelen 46 Commentaar 45 Gedeelte (van album) 36 in-gebruik indicator 38 In-gebruik indicator 75 Interfacekenmerken album 38 Lengte weergeven van 44 Map 39 opnieuw herkennen 48 Pictogrambeelden 41 Selecteren 43 Splitsen 58 vinden in album 38 volgorde van 36 Videospoor 62, 71, 84 en stilstaande beelden 143 Gekoppeld aan audiospoor 85 Videovoorbeeld Extern 238 Opties 238 Volledig scherm 238 Voice-overs 61 eigenschappen 197 Opnamekwaliteitsopties 195 opnemen 193 Volume 194 Voice-overs opnem