Pinnacle Studio Versie 15 Inclusief Studio, Studio Ultimate en Studio Ultimate Collection Uw leven in films
Documentatie door Nick Sullivan Copyright © 1996-2011 Avid Technology, Inc. Alle rechten voorbehouden. Respecteer de rechten van artiesten en makers. Inhoud zoals muziek, foto's, video en beelden van beroemdheden zijn in veel land wettelijk beschermd. U mag de inhoud van andere mensen niet gebruiken tenzij u de rechten of de toestemming van de eigenaar hebt.
Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE ......................................................................... III VOORDAT U BEGINT ................................................................... XIII Apparatuureisen .................................................................................... xiii Afkortingen en conventies ..................................................................... xv On-line help .........................................................................................
Het paneel Importeren van .................................................................... 21 Het paneel Importeren naar ................................................................... 24 Het paneel Modus .................................................................................. 27 Het venster Compressie-opties .............................................................. 29 Het venster Opties voor scèneherkenning ............................................. 30 Het paneel Bestandsnaam ....
Het Projectvak .......................................................................................... 75 HOOFDSTUK 4: HET VENSTER FILM ...................................................................... 79 Weergaven van het Filmvenster .............................................................. 82 Storyboard-weergave ............................................................................. 83 Tijdlijnweergave ....................................................................................
HOOFDSTUK 6: MONTAGE®THEMA’S EN THEMA’S BEWERKEN..................... 121 Thema’s gebruiken ................................................................................. 122 Het gedeelte Thema’s van het Album .................................................. 124 Themaclips maken ............................................................................... 125 Werken met themaclips op de Tijdlijn ................................................. 127 De anatomie van een thema ..........................
Watergolf ............................................................................................. 155 Zwart-wit ............................................................................................. 155 Kleurcorrectie ...................................................................................... 155 Color map ............................................................................................ 155 Inverteren.........................................................................
HOOFDSTUK 11: SCHIJFMENU’S ............................................................................ 195 Authoring van schijven in Studio ........................................................ 197 Menu’s uit het album gebruiken .......................................................... 198 De knoppen voor de DVD Player ........................................................ 199 Menu’s bewerken op de tijdlijn ...........................................................
Bewegende titels maken en bewerken................................................... 242 Het achtergrondpaneel ......................................................................... 244 Het venster Bewerken .......................................................................... 245 Werken met tekst ................................................................................. 247 Werken met de Lagenlijst ....................................................................
HOOFDSTUK 16: UW FILM MAKEN ......................................................................... 291 Uitvoeren op schijfmedia ....................................................................... 293 Uitvoeren naar bestand .......................................................................... 297 Uitvoer naar band .................................................................................. 304 De camera of videorecorder configureren... ........................................
In Studio gemaakte DVD's kunnen niet worden afgespeeld of lijken leeg ............................................................................................................. 348 BIJLAGE D: VIDEOGRAFIETIPS ...................................................................... 351 Een draaiboek maken........................................................................... 351 Montage ...............................................................................................
Voordat u begint Hartelijk dank dat u Pinnacle Studio hebt gekocht. We hopen dat u plezier hebt in het gebruik van de software. Deze handleiding behandelt alle versies van Studio, inclusief Studio Ultimate en Studio Ultimate Collection. Verschillen tussen de versies worden waar nodig aangeduid. Het woord “Studio” wordt in het algemeen voor alle versies gebruikt. Verwijzingen naar “Studio Ultimate” gelden ook voor Studio Ultimate Collection, tenzij anders wordt aangegeven.
door de fabrikanten wordt geleverd. Wij raden u aan de websites van de fabrikant in de gaten te houden voor driverupdates en ondersteuningsinformatie; dit is vaak nuttig bij het oplossen van problemen met grafische kaarten, geluidskaarten en andere apparaten. Let op: Sommige functies die hier worden genoemd, dienen gratis of tegen betaling te worden geactiveerd via internet (afhankelijk van uw versie van Studio). Computer Intel Pentium of AMD Athlon 1.8 GHz of hoger (2.
Tip: Bij opnemen van videoband raden wij u aan een aparte harde schijf te gebruiken om conflicten tussen Studio en andere software, zoals Windows, voor het gebruik van de schijf tijdens de opname te voorkomen. Hardware voor het opnemen van video Studio kan video opnemen van een keur aan digitale en analoge bronnen. Lees “De wizard Importeren” op pagina 21. Video-uitvoerhardware Studio video uitvoeren naar: Elke HDV, DV- of Digital8-camcorder of videorecorder.
DV: De term “DV” verwijst naar DV- en Digital8- camcorders, videorecorders en banden. HDV: Een “high-definition video” formaat waarmee video in frameformaten van 1280x720 of 1440x1080 in het formaat MPEG op DVmedia kan worden opgenomen. 1394: De term “1394” verwijst naar OHCI-compliant IEEE-1394, FireWire-, DV- of i.LINK-interfaces, poorten en kabels.
On-line help Er zijn altijd twee soorten onmiddellijke Help beschikbaar terwijl u in Studio werkt: Helpbestand: Klik op de knop Help in de hoofdmenubalk van Studio of selecteer het menu Help Help-onderwerpen of druk op F1 om Studio’s on-line helpbestand te openen. Knopinfo: Om erachter te komen wat een knop in Studio doet, plaatst u er uw muisaanwijzer er overheen. Er verschijnt dan een “knopinfo” met uitleg over de functie.
HOOFDSTUK 1: Studio gebruiken Films maken met Studio is een proces dat uit drie stappen bestaat: 1. Importeren: Importeer bronvideomateriaal – uw “ruwe materiaal” – naar de harde schijf van uw pc. Mogelijke bronnen zijn analoge videoband (8mm, VHS etc.), digitale videoband (HDV, DV, Digital8), geheugenkaarten en andere bestandsgebaseerde media, en live video vanaf een videocamera, camcorder of webcam. De modus Importeren wordt behandeld in Hoofdstuk 2: Media opnemen en importeren. 2.
De modus instellen Selecteer aan welke stap van het proces van films maken u wilt werken door op een van de drie modusknoppen bovenaan links in het venster van Studio te klikken: Schakelt u over naar een andere modus, dan verandert het scherm van Studio om de bedieningselementen weer te geven die nodig zijn voor de nieuwe modus.
Setup-opties De meeste opties in Studio worden ingesteld met twee dialoogvensters die tabbladen bevatten. Met de eerste kunt u opties instellen met betrekking tot de modus Bewerken. Er zijn twee tabs: Het andere dialoogvenster heeft betrekking op de opties voor de modus Film maken.
MODUS BEWERKEN Studio opent elke keer dat het programma wordt gestart in de modus Bewerken, omdat dit de meest gebruikte modus is. Het scherm van de modus Bewerken omvat drie hoofdgebieden. Het Album slaat bronnen op die u in uw films zult gebruiken, inclusief uw opgenomen videoscènes. Het venster Film is waar u uw bewerkte film maakt door video- en geluidsclips te arrangeren en door effecten en overgangen toe te passen.
De Player De Player geeft een voorbeeld van uw bewerkte film weer of van het momenteel geselecteerde item in het album. Het bestaat uit twee hoofdgebieden: een venster Voorbeeld en afspeelknoppen. Het venster Voorbeeld geeft videobeelden weer. Via de afspeelknoppen kunt u de video afspelen of naar een exacte positie erbinnen gaan. Deze knoppen zijn er in twee formaten: standaard en DVD. Standaardmodus De standaard afspeelknoppen lijken op die van een camcorder of videorecorder.
Het venster Voorbeeld Dit is een belangrijk punt in Studio omdat het zo vaak wordt gebruikt, vooral voor het voorvertonen van uw film. U kunt het ook gebruiken om het volgende weer te geven: Elke soort inhoud van het album. Stilstaande beelden of titels van uw film. Wijzigingen aan video-effecten in real time terwijl u de parameterbediening voor de effecten aanpast. Stilstaande beelden uit uw video.
Sleep de knop naar rechts om de weergave van de Player te vergroten of naar links om deze te verkleinen. De positie uiterst links zorgt voor de kleinste weergave, tevens de standaardinstelling. Het aanpassen van de grootte van Player optimaliseert uw gebruik van kostbare schermruimte om een groter videovoorbeeld te krijgen. De knop DVD in-/uitschakelen Schakel over tussen de twee afspeelmodi met de knop DVD in/uitschakelen in de rechterbenedenhoek van de Player.
De knop Schermvullend voorbeeld: Deze knop, net onder de hoek rechtsonder van het voorbeeldvenster, schakelt over naar een voorbeeld op een volledig scherm. Dit is beschikbaar in beide afspeelmodi. Het schermvullend weergeven eindigt wanneer uw film eindigt, wanneer u op het scherm dubbelklikt of op de toets Esc drukt. Zie de opties Videovoorbeeld in het optiepaneel Video- en audio-instellingen (pagina 312) voor instellingen die van toepassing zijn op systemen met meerdere monitoren.
Selecteer het bijbehorende veld in de teller (zie onder) en gebruik de instelknoppen om aanpassingen te verrichten. De schuifregelaar van de Player Gebruik de schuifregelaar van de player om snel in elke richting door uw opgenomen video te lopen. De positie van de schuifregelaar komt overeen met de positie van het huidige beeld in het opgenomen videobestand (niet slechts de huidige scène) of in de bewerkte film (niet slechts de huidige clip).
Het kleine luidsprekerpictogram rechts van het bedieningselement doet dienst als een knop voor masterdemping tijdens het afspelen. DVD-afspeelknoppen Deze bediening bevat de vier standaardafspeelknoppen die hierboven nader zijn uitgelegd (Afspelen/Pauze, Versneld terugspoelen, Versneld vooruitspoelen, Terug naar begin) plus de knoppen voor de DVD Player, die onder “De knoppen voor de DVD Player” op pagina 199 worden omschreven.
Studio beschikt over een uitgebreide selectie van honderden items en speciale effecten, maar het programma is tevens ontworpen om het uw wensen mee te groeien. Als u een bepaalde filter, overgang of een bepaald menu of effect wilt gebruiken die of dat geen onderdeel van de basisset uitmaakt, dan kunt u met een eenvoudig te gebruiken upgrade mechanisme de materialen zoeken, aanschaffen en installeren zonder dat u het programma hoeft te verlaten.
Een activatiesleutel voor alle premium-content items die u aanschaft Uw Passport (paspoort), een getal dat wordt gegenereerd wanneer u Studio op uw computer installeert. U kunt uw paspoort bekijken via het menucommando Help Mijn paspoort. Omdat het paspoort specifiek voor één computer is bestemd, hebt u nieuwe activatiesleutels nodig als u Studio op een andere machine installeert.
Inhoud van eerdere versies van Studio importeren Als u een eerdere versie van Studio bezit, dan bestaat de kans dat u al inhouditems hebt, op een schijf “Bonus Content” of “Premium Pack”, of op een harde schijf in uw systeem. De wizard “Transfer Content” van Studio leidt u door het proces van het zoeken naar dergelijke beschikbare materialen en het importeren ervan voor gebruik in de huidige versie van de software.
mediabestanden waaraan door dat project gerefereerd wordt (met enkele uitzonderingen die hieronder genoemd worden). Als de originele bestanden die in het archief gekopieerd zijn, verwijderd worden, bewust of onbewust, blijft het project intact. Het project kan eenvoudig hersteld worden vanuit het archief en zal in orde zijn. U kunt deze functie ook gebruiken voor het maken van een back-up van het project en zijn mediabestanden: kopieer het archief nadat het gemaakt is naar uw back-upmedia.
Omdat de totale media-omvang van een Studio-project aanzienlijk kan zijn, dient u zich ervan te verzekeren dat het station waarop u het archief wilt opslaan voldoende ruimte heeft voor de vereiste hoeveelheid. Denk eraan dat uw systeempartitie (meestal met stationletter C) een ruime hoeveelheid vrije ruimte moet hebben; als het te vol wordt, zal uw systeem langzaam trager en uiteindelijk zelfs onstabiel worden.
Hier zien we het projectbestand, “Op een mooie dag.stx”, de map voor werkbestanden, “OP EEN MOOIE DAG”, en de archiefmap, “Op een mooie dag Archief”. Voor de duidelijkheid bevat onze voorbeeldmap slechts één project. In de archiefmap vinden we twee nieuwe bestanden, waaronder de archiefmap zelf (“Op een mooie dag Archief.sta”). Een “Media” submap is ook gemaakt; al uw verspreide media wordt hier centraal geplaatst.
Na het onderzoeken van het archief deelt Studio mee hoeveel ruimte nodig is op het bestemmingsstation voor succesvol herstellen. De laatste stap voor herstellen van het archief is het selecteren van een naam en locatie voor het bestemmingsproject. De opmerkingen met betrekking tot stationsruimte tijdens het archiveren zijn hier ook van toepassing.
De standaard projectnaam bevat de datum en het tijdstip waarop het archief gemaakt werd. Wijzig de naam en bestemmingsmap naar wens en klik dan op Opslaan. Studio maakt een project met de aangegeven naam met alle bijbehorende media in één submap. Met een voortgangsdialoog kunt u het herstelproces bewaken. Als u deze dialoog annuleert, herstelt Studio net als bij archiveren alles zoals het was en gaat het terug naar uw eerdere open project.
HOOFDSTUK 2: Media opnemen en importeren Met Studio kunt u een groot aantal verschillende soorten media in uw videoproducties opnemen. Wanneer deze media buiten uw computer zijn opgeslagen – op een camcorderband, bijvoorbeeld, of een geheugenkaart van uw digitale camera – moeten ze worden overgebracht naar lokale opslag voordat u ze kunt gebruiken. Dit overdrachtsproces wordt “opnemen” of “importeren” genoemd.
De wizard Importeren van Studio De allereerste stap bij het opnemen is het openen van de wizard Importeren van Studio door op de knop Importeren links bovenaan het scherm te klikken. De wizard Importeren bestaat uit een groot centraal gedeelte en een aantal kleinere panelen. Een van deze panelen, het paneel Importeren van links bovenaan het scherm, speelt een belangrijke rol. Hier vindt u een lijst apparaattypen die als bron van uw importbewerking kunnen dienen.
Importeren is een proces van vier stappen: 1. Selecteer de importbron in het paneel Importeren van. 2. Bevestig de instellingen in de andere panelen of pas ze aan. 3. Selecteer materiaal om te importeren van de gekozen bron. 4. Start de importbewerking. Studio begint vervolgens met het overbrengen van het aangegeven audio-, video- en fotomateriaal van het bronapparaat naar uw harde schijf en gebruikt hiervoor de locaties die zijn ingesteld in het paneel Importeren naar.
Alle typen aanvullende bestandsgebaseerde opslagmedia, inclusief optische drives, geheugenkaarten en USB-sticks (zie “Importeren van bestandsgebaseerde media”, pagina 33). Klik op Andere apparaten in het paneel Importeren van om te beginnen. DV- of HDV-videocamera's met een IEEE-1394-verbinding (FireWire) (zie “Importeren van DV- of HDV-camera”, pagina 39). Apparaten worden vermeld in het paneel Importeren van met hun apparaatnaam (bijvoorbeeld “DV-apparaat”). Selecteer het desbetreffende apparaat.
Voor toegang tot meer instellingen klikt u op de knop meer achter de bronnaam. Hiermee verschijnt het venster Analoge ingangsniveaus. Met het venster Analoge ingangsniveaus kunt u een aantal video- en audioparameters aanpassen. De schuifknop Tint (vierde van links) wordt niet gebruikt bij PAL-bronnen. Hoewel u deze niveaus kunt aanpassen met de desbetreffende Videoeffecten in de modus Bewerken, hoeft u zich bij het correct instellen voor de opname later geen zorgen meer te maken over kleurcorrectie.
Audio: Met de schuifknoppen aan de rechterkant van het paneel kunt u het ingangsniveau en de stereobalans van de binnenkomende audio regelen. Het paneel Importeren naar Na importeren zijn uw media-items toegankelijk als bestanden op uw computer. In het paneel Importeren naar van de wizard Importeren kunt u aangeven waar deze bestanden worden opgeslagen.
Als u bijvoorbeeld de hoofdmap voor de video instelt op “c:\vid”, en de naammethode voor uw submap op “Huidige naam”, dan wordt video die u importeert overgebracht naar een map met een naam als “c:\vid\2009-10”. Vulniveau-indicator: Deze indicator geeft voor iedere importbestemming aan hoeveel ruimte er over is op het opslagapparaat. Het eerste deel van de balk staat voor de ruimte die al in gebruik is op het apparaat.
Als u een submap in de momenteel geselecteerde map wilt maken, klik dan op “Nieuwe map” onderaan de bestandselector, typ een naam voor de map en druk vervolgens op Enter. Om een map een andere naam te geven, selecteert u hem en klikt u één keer met de linkermuisknop of drukt u op de toets F2. Er verschijnt nu een bewerkingsvenster waarin u de oude naam kunt vervangen door een nieuwe naam van uw keuze. Druk ten slotte op Enter om de naamswijziging te accepteren of op Esc om de naamswijziging te annuleren.
De rij instellingen voor ieder mediatype bevat een vervolgkeuzelijst met naamgevingsopties: Geen submap: Met deze optie worden de bestanden die u importeert in de basismap opgeslagen. Aangepast: Als u deze optie kiest, verschijnt er een bewerkingsvenster. Geef de naam van de submap waarin u uw volgende geïmporteerde bestanden van het mediatype opslaat. Vandaag: De geïmporteerde bestanden gaan naar een submap met als de naam de huidige datum, in de volgorde “2009-10-25”.
DV: Voor DV-opname met volledige kwaliteit, met gebruik van ongeveer 200 MB aan schijfruimte per minuut video. MPEG: MPEG-compressie produceert kleinere bestanden dan DV, maar vereist meer rekenkracht van de computer voor het coderen en decoderen. Dit kan leiden tot tragere prestaties bij oudere computers. Scèneherkenning: Wanneer de functie Scèneherkenning is ingeschakeld, wordt uw materiaal bij importeren verdeeld in “scènes” die afzonderlijk kunnen worden bekeken en bewerkt in het Album van Studio.
Duplicaten negeren: Met deze optie kunt u bepalen wat er moet gebeuren met overbodige mediabestanden die u al hebt; u geeft aan dat de wizard Importeren geen extra kopieën van bestanden moet kopiëren die mogelijk een andere naam hebben maar identiek lijken te zijn. Importopties voor stop beweging-opname In een stop beweging-animatie wordt er een reeks individuele frames van een live videobron opgenomen.
Kwaliteit, Geg.snelheid: Sommige codecs bieden kwaliteitsopties zoals een compressiepercentage (Kwaliteit), en andere met betrekking tot de gegevensoverdrachtsnelheid in KB/sec (Geg. snelheid). Audio-instellingen Compressie: Deze vervolgkeuzelijst toont de codec die wordt gebruikt voor het comprimeren van de binnenkomende audiogegevens. Audio opnemen: Verwijder het vinkje in dit selectievakje als u de opgenomen audio niet in uw productie wilt gebruiken.
De vier opties voor scèneherkenning zijn: Automatisch gebaseerd op tijd en datum: Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u van een DV-bron opneemt. Studio bewaakt de gegevens van de tijdregistratie op de band tijdens het opnemen en start een nieuwe scène wanneer er een onderbreking wordt gevonden. Automatisch gebaseerd op inhoud: Studio herkent wijzigingen in de video-inhoud en maakt een nieuwe scène waar een grote wijziging in beelden plaatsvindt.
Als u een aangepaste naam wilt, voer deze dan in het bewerkingsvenster in; in geval van bestandsgebaseerde media bestaat de doelbestandsnaam echter uit twee delen: een stam, die u invoert, en een aanhangsel, gegenereerd door een van drie eenvoudige regels bij het importeren. De standaardregel voegt een uniek reeksnummer aan iedere bestandsnaam toe. Terwijl u de aangepaste naam invoert, toont het bewerkingsvenster alleen de stam.
MEDIA SELECTEREN VOOR IMPORTEREN Iedere bron die wordt ondersteund door de wizard Importeren heeft zijn eigen set instellingen voor het selecteren van het materiaal. Als u op de bronnaam klikt in het paneel Importeren van, wordt het centrale deel van de wizard automatisch aangepast met de instellingen die u nodig hebt.
Eén importbewerking kan meerdere typen mediabestanden van meerdere bronmappen bevatten. Ieder geselecteerd bestand wordt naar de correcte map voor het desbetreffende mediatype gekopieerd (zoals aangegeven in het paneel Importeren naar). De map- en mediabestandsbrowser De kolom aan de linkerkant van de browser is een hiërarchische weergave van alle mappen op apparaten voor bestandsopslag die op uw computer zijn aangesloten. Dit zijn harde schijven, optische schijfstations, geheugenkaarten en USB-sticks.
Hier is de map video\current geopend, met acht videobestanden. Om een bestand voor importeren te selecteren (of juist niet te selecteren), klikt u op het selectievakje rechtsboven het pictogram van het bestand. In de illustratie zijn drie bestanden geselecteerd. Voorbeeldweergaves van mediabestanden bekijken Voorbeeldweergaves van audio en video bekijken: De browser voor mediabestanden biedt functies voor voorbeeldweergave van alle ondersteunde mediatypen.
Scrub-voorbeeld: Audio- en videoclips beschikken over een scrubber-knop direct onder het bestandspictogram. Klik en sleep de scrubber-knop om handmatig een gedeelte van het bestand te bekijken. De muisaanwijzer verandert in een dubbele horizontale pijl wanneer hij correct is gepositioneerd voor scrubbing. Mediabestanden selecteren voor importeren U selecteert mediabestanden één voor één voor importeren door op het selectievak rechtsboven het bestandspictogram te klikken.
Een groep van vier gemarkeerde pictogrammen van videobestanden. Selecteren of deselecteren van een pictogram is van invloed op de gehele groep. Alles selecteren en Alles deselecteren: Klik op deze knoppen onderaan de browser voor mediabestanden om alle mediabestanden of geen enkele van de mediabestanden in de huidige map te selecteren voor importeren. Dit heeft geen invloed op bestanden die momenteel zijn geselecteerd in andere mappen.
De bestandslijst filteren: Een andere manier om het gebruik van het bestandsgedeelte te optimaliseren is alleen bestanden met hetzelfde mediatype te laten weergeven. Hiertoe gebruikt u de vervolgkeuzelijst voor de mediafilter linksonder in de browser. Standaard worden alle ondersteunde mediabestandstypen in de browser weergegeven, maar u kunt de weergegeven bestanden beperken tot fotobestanden, audiobestanden of videobestanden door hier uw keuze aangeven.
De bestandsdatum en -tijd van het importeren aanpassen De interne klokken van opnameapparaten zijn vaak niet goed ingesteld, waardoor de tijdsvermelding van mediabestanden niet correct is. De wizard Importeren kan deze problemen corrigeren door de datum en de tijd van de geïmporteerde bestanden aan de hand van uw specificaties in te stellen.
Voorbeeld van video bekijken De video die momenteel wordt afgespeeld op het bronapparaat moet nu zichtbaar zijn in het voorbeeldgedeelte van het centrale deel van het venster. Aan de rechterrand van het videovoorbeeld ziet u een schaal die het actuele audioniveau aangeeft. Boven deze schaal, in de rechterbovenhoek van het voorbeeldframe, ziet u een kleine knop waarmee u overschakelt naar weergave op het volledige scherm.
De indicator van de huidige tijdcode toont de weergavepositie op basis van de tijdcode die tijdens het filmen op de band is opgenomen. De vier delen staan voor uren, minuten, seconden en frames. Links naast de indicator ziet u twee pijlknoppen; gebruik deze knoppen om de positie met één frame naar achter of voren te laten springen. Van links naar rechts staan de transportknoppen afspelen/pauze, stoppen, terugspoelen en snel vooruitspoelen. Deze knoppen geven opdrachten aan uw camera door.
De automatische opnamemethode is goed voor het instellen van de eindpunten van uw opname (de “beginmarkering” en “eindmarkering”), waarbij u heel precies frames kunt selecteren, en voor onbewaakte imports die moeten stoppen voor het einde van het opgenomen materiaal. Soms is het handig om de beginmarkering in te stellen en de eindmarkering open te laten.
2. 3. 4. Klik op Opname starten. Studio zet het bronapparaat op de beginmarkering en begint automatisch met de opname. Wanneer de eindmarkering wordt bereikt, wordt de import afgesloten en het bronapparaat gestopt. Het opgenomen materiaal wordt opgeslagen in het Album. Importeren van analoge bronnen Voor opnemen van analoge video (bijvoorbeeld VHS of Hi8) hebt een converter nodig die u op uw computer kunt aansluiten en die over de juiste video- en audio-aansluitingen beschikt.
3. 4. 5. Video- en audiovoorbeeldweergave moet zijn ingeschakeld. (Als dit niet het geval is, controleer dan de bekabeling en de installatie van de converter.) Klik op de knop Opname starten om de opname te starten. Het onderschrift van de knop verandert in Opname stoppen. Aan het einde van het segment klikt u nogmaals op de knop. Het opgenomen materiaal wordt opgeslagen in het Album. Stop het bronapparaat.
Importeren van digitale camera's Net zoals bij optische schijfstations is de media op digitale camera's toegankelijk via het bestandssysteem van de computer. De camera wordt mogelijk in de bronlijst vermeld als een verwijderbaar schijfstation. Het bekijken van voorbeelden en selecteren en importeren van bestanden verloopt op dezelfde manier als bij bestandsgebaseerde media (behalve dat de mapweergave begint in de gesloten positie). Zie pagina 33 voor meer informatie.
Als u klaar bent om een beeld op te nemen, klikt u op de knop Frame opnemen. Een thumbnail van het opgenomen frame wordt toegevoegd aan de Beeldbalk onderaan het venster. (Zie “De Beeldbalk gebruiken” op pagina 49 voor meer informatie.) Aangezien dit een stop beweging-sequentie is, zult u waarschijnlijk na het opnemen van de beelden kleine wijzigingen maken in de scène om de illusie van beweging van frame tot frame te creëren.
Instellingen voor uienschil: Klik op de knop meer om een klein venster te openen waarin u de uienschilfunctie kunt configureren. De eerste schuifknop toont het verschil in transparantie tussen opeenvolgende frames, terwijl de tweede knop het aantal frames bepaalt dat naast het huidige frame onderdeel van het effect is. Experimenteer met beide instellingen totdat u de niveaus hebt gevonden die het beste werken voor uw film.
Voor een voorbeeld op het volledige scherm klikt u op de knop rechtsboven in de voorbeeldweergave. U sluit de weergave op het volledige scherm weer af door op Esc te drukken of op sluiten te klikken rechtsboven op het scherm. Als u een beeld wilt opnemen zodra het verschijnt, klikt u op de knop Frame opnemen. Een thumbnail van het opgenomen frame wordt toegevoegd aan de Beeldbalk onderaan het venster. Snapshots opnemen in de wizard Importeren.
De Beeldbalk gebruiken Als u een frame dat u al hebt opgenomen wilt controleren, klikt u op de thumbnail van een frame (behalve het meest recente frame) op de Beeldbalk. Hiermee wordt de voorbeeldweergave overgeschakeld van de videobron naar het opgenomen bestand en wordt de indicator Bestand geactiveerd. U kunt de indicator ook activeren door erop te klikken. Klik op de indicator Bestand of een thumbnail op de Beeldbalk om de opgenomen beelden te bekijken.
HOOFDSTUK 3: Het Album Het gedeelte Video van het Album in scènemodus. De afgebeelde pictogrammen vertegenwoordigen de scènes binnen een filmbestand. Er zijn knoppen beschikbaar (boven) voor toegang tot andere filmbestanden op uw systeem. Klik op de tabbladen aan de linkerkant van het album om toegang te krijgen tot de materialen in de andere gedeelten.
Uw software-installatie van Studio bevat al over een brede collectie professioneel geproduceerde bronnen en er zijn tevens talloze bonuspacks beschikbaar. En natuurlijk zijn er ook nog de praktisch onbeperkte mogelijkheden voor het gebruik van aanvullende media, zelfgemaakt of afkomstig van andere bronnen. Uw media beheren Het overzicht bewaren bij zoveel materiaal kan al een hele taak op zich vormen.
Om een paar van de scènes in uw film te gebruiken, sleept u gewoon de pictogrammen ervan naar het venster Film. Zie “Het gedeelte Video”, pagina 56. Overgangen: Dit gedeelte van het album bevat fades, oplossingen, dia’s en andere overgangstypen, waaronder de uitgebreide Hollywood FX-overgangen. Om een overgang te gebruiken, plaatst u het tussen videoclips en afbeeldingen in het venster Film. Zie “Het gedeelte Overgangen”, pagina 69.
Het Album gebruiken Een vervolgkeuzelijst met mappen wordt weergegeven in alle delen van het Album. In sommige delen, zoals het gedeelte met foto's en beeldopnamen waarbij de mappen echte directory's op uw harde schijf zijn, zijn extra navigatieknoppen beschikbaar. Een vervolgkeuzelijst met mappen in het gedeelte met foto's en beeldopnamen. Hier bevat de huidige map zowel afbeeldingsbestanden als submappen, waarbij één map als een ‘favoriet’ is gemarkeerd (met ster).
Bronmappen voor de inhoud van het Album De meeste delen van het Album bevatten gewone mediabestanden van diverse typen, maar er zijn drie uitzonderingen. De scènepictogrammen in de modus Scènes van het gedeelte Video vertegenwoordigen segmenten binnen een videobestand, terwijl de pictogrammen in de delen Overgangen en Thema's speciale bronnen van het Studio-programma vertegenwoordigen.
HET GEDEELTE VIDEO Hier begint het bewerkingsproces echt – in het gedeelte Video van het album met uw opgenomen onbewerkte beeldmateriaal. In een typische productie is uw eerste stap waarschijnlijk het slepen van een aantal scènes uit het album naar het venster Film (zie Hoofdstuk 5: Videoclips). In het Album worden scènes weergegeven in de volgorde waarin ze in de video voorkomen. Deze volgorde kan niet worden gewijzigd, aangezien het wordt bepaald door het onderliggende bestand.
Studio biedt diverse methoden voor het instellen van deze weergaveopties: Via opdrachten in het menu Weergave. Via het contextmenu van het Album (via de rechtermuisknop). Via de menuknop die verschijnt als op de knop Weergave klikt. In de modus Bestanden ondersteunt het onderdeel Video die weergavetypen met verschillende detailniveaus: Pictogramweergave, Detailweergave en Thumbnail-weergave.
Om te zien hoe een bepaalde scène uit het album in uw huidige project wordt gebruikt, gebruikt u de menu opdracht Album Scène in project zoeken. Studio markeert alle clips in het venster Film die uit de geselecteerde scène (of scènes) komen. Een andere manier om het te doen is de opdracht Scène in Album zoeken te gebruiken. U vindt deze, wanneer u met de rechtermuisknop hebt geklikt, in het contextmenu voor clips in het venster Film.
Een videobestand openen De standaardlocaties voor uw videobestanden zijn de algemene videomap van Windows en de bijbehorende map in uw gebruikersaccount. Als u het onderdeel Video in de modus Bestanden bekijkt, verschijnen deze beide locaties altijd in het vervolgkeuzemenu bovenaan het Album. U kunt tevens andere mappen op de harde schijf kiezen om opgeslagen videobestanden te openen. In Studio kunt u naar de map gaan waarin uw films zijn opgeslagen door op de pictogrammen te klikken in de modus Bestanden.
Er zijn drie manieren om een map te openen: Met het onderdeel Video in de modus Bestanden, selecteert u de bestandsnaam in de weergegeven map. vervolgkeuzelijst Klik op de knop hoofdmap of dubbelklikt op een in de modus Bestanden of de modus Scènes. Klik op de knop hoofdmap en gebruik het dialoogvenster Openen om een digitaal videobestand te zoeken in de modus Bestanden of de modus Scènes.
Scèneherkenning en pictogrammen Als u een videobestand opent, wordt het Album gevuld met de verwijderde scènes van het bestand. Elke scène word gekenmerkt door een pictogrambeeld – een pictogram van het eerste beeld van de scène. Misschien is het eerste beeld niet geschikt als pictogram voor de scène, daarom laat Studio u indien gewenst een andere kiezen. Zo wijzigt u pictogrammen in het album: 1. 2. 3. Selecteer de scène die moet worden gewijzigd.
(L) Origineel 4:3 frame; (C) Hetzelfde frame met zwarte banen bij toevoegen aan 16:9 project; (R) Hetzelfde frame nadat de opdracht Hoogte-/Breedteverhouding (H-/B-verh.)16:9 is gebruikt. Afwijkende hoogte/breedteverhoudingen kunnen worden gecorrigeerd in het Filmvenster met de opdrachten ‘Volledig beeld weergeven’ en ‘Inzoomen op beeld om frame te vullen’ in het contextmenu.
Geven scènepictogrammen een voortgangsbalk weer tijdens het bekijken van het voorbeeld. Terwijl u verder gaat met het bekijken van uw opgenomen video, gaat de voortgangsbalk van het ene pictogram naar het volgende. Een voorbeeld bekijken van digitale videobestanden Wanneer er een videobestand wordt geselecteerd in de modus Bestanden,kunt u de Player gebruiken om een voorbeeld van de video te bekijken zonder het bestand echt te openen in de modus Scènes.
Kies de menuopdracht Bewerken Alles selecteren of druk op Ctrl+A om alle scènes (of bestanden en mappen) die op dit moment in het album worden weergegeven te selecteren, inclusief die op andere pagina’s. Druk op Shift en klik om een aantal items in de omgeving te selecteren. Druk op Ctrl en klik om afzonderlijke items van de selectie te verwijderen of aan de selectie toe te voegen.
De bestandsnaam, resolutie, hoogte-/breedteverhouding, duur en herhalingsfrequentie worden weergegeven. Schakel terug naar een compactere opsomming met Pictogramweergave. Commentaarweergave In de standaardweergave van de modus Scènes van het onderdeel Video, de Thumbnail-weergave, wordt iedere scène vertegenwoordigd door een pictogram (thumbnail) in de vorm van een frame. Om meer informatie over de scène te bekijken, schakelt u over op de Commentaarweergave via een van de methodes beschreven op pagina 56.
Voer een zoekterm in het tekstvak in en klik op OK om alle albumscènes te markeren waarvan het bijschrift de zoekterm bevat. De standaardbijschriften worden niet doorzocht - alleen diegenen welke u hebt aangepast. Scènes combineren en onderverdelen Nadat u een voorbeeld van uw scènes hebt bekeken, wilt u sommige daarvan mogelijk combineren in grotere of onderverdelen in kleinere eenheden. Deze aanpassingen kunt u zeer eenvoudig maken. Zo combineert u scènes in het album: 1. 2.
Verscheidene geselecteerde scènes (zwart) worden tot twee langere scènes samengevoegd. Aangezien scène 4 nergens aan grenst, wordt deze niet gebruikt Zo verdeelt u scènes onder in het album: 1. 2. Selecteer de onder te verdelen scènes. Selecteer Album Scènes verdelen. Het dialoogvenster Geselecteerde scènes opsplitsen verschijnt. 3. Kies de lengte van de onderverdeelde scènes door een waarde in te typen. De kleinst toegestane onderverdeling is een seconde.
Drie geselecteerde scènes worden onderverdeeld in een duur van vijf seconden. De verticale strepen geven onderverdelingen van vijf seconden in elke scène aan. De oneven cliptijden rechts vinden plaats omdat resterende tijd na onderverdeling aan de definitieve onderverdeelde scène wordt toegevoegd; daarom wordt scène 2 dan ook niet gewijzigd door de onderverdelingbewerking.
HET GEDEELTE OVERGANGEN Het gedeelte Overgangen van het album biedt een grote set clipovergangen die u kunt slepen en neerzetten. Om het overzichtelijk te houden zijn de overgangen in groepen onderverdeeld. Gebruik de vervolgkeuzelijst om te selecteren welke groep overgangen u wilt bekijken. Meer informatie over overgangen en het gebruik ervan in uw films vindt u in Hoofdstuk 7: Overgangen.
Een voorbeeld bekijken van overgangseffecten Klikt u op een overgangspictogram, dan demonstreert de player de overgang met de conventie dat “A” de oorspronkelijke clip vertegenwoordigt en “B” de nieuwe clip. De demonstratie loopt door zolang het pictogram geselecteerd blijft. Voor een gedetailleerde weergave stopt u de Player en gebruikt u de instelknoppen (Beeld achteruit en Beeld vooruit) om beeld voor beeld door de overgang te lopen.
U kunt de editor later altijd weer openen door op de clip te dubbelklikken. Sjablonen geven u een snelle, eenvoudige manier om visueel effectieve sequenties te maken waarin uw eigen materialen worden gecombineerd met ingebouwde animaties en effecten. Voor informatie over het gebruik van thema’s in uw films raadpleegt u Hoofdstuk 6: Montage®-thema's en thema’s bewerken.
De thumbnail-versies van bewegende titels herkent u aan een speciaal symbool in uw project. In het Album wordt een grijs ruitpatroon gebruikt om het gedeelte van de titel te markeren dat transparant wordt in overlays. (Als u liever een zwarte achtergrond wilt, gebruik dan de menuopdracht Album Zwarte achtergrond.) Net zoals bij videoscènes worden titels die aan uw huidige project zijn toegevoegd in het Album aangeduid met een vinkje.
U kunt tevens een andere map selecteren als bron voor het gedeelte (zie “Bronmappen voor de inhoud van het Album” op pagina 55). Voor informatie over het gebruik van stilstaande beelden in uw film, zie Hoofdstuk 10: Stilstaande beelden. HET GEDEELTE SCHIJFMENU’S Dit gedeelte van het album bevat een verzameling menu’s voor de authoring van VCD, S-VCD en DVD die door artiesten zijn ontworpen. Menu’s in Studio zijn feitelijk gespecialiseerde “klassieke” titels.
Extra schijfmenu’s verkrijgen Naast de in Studio geïnstalleerde schijfmenu’s zijn er nog extra schijfmenu’s te koop op de website van Avid. Voor meer informatie over het kopen van premium-content voor Studio raadpleegt u “Studio uitbreiden” op pagina 10. HET GEDEELTE GELUIDSEFFECTEN Studio wordt geleverd met een keur aan kant-en-klare geluidseffecten. Deze wav-bestanden worden in een aantal mappen geïnstalleerd en beslaan categorieën als “dieren”, “bellen” en “strips”.
HET GEDEELTE MUZIEK Dit gedeelte van het Album toont de muziekbestanden in een map op uw harde schijf. Als u een bestand wilt gebruiken, sleept u het op het muziekspoor of een ander audiospoor op de Tijdlijn van het venster Film. De map Muziek: De wav-, mp3- en andere audiobestanden komen uit de map die linksboven staat vermeld. Andere muziekbestanden kunnen aan het gedeelte worden toegevoegd door ze in deze map op te slaan.
Met de mapknop aan de linkerkant van de projectnaam opent u het Projectvak. Het geopende Projectvak verschijnt als een paneel in het schermgedeelte dat gewoonlijk voor het Album is bestemd.
Media aan het Projectvak toevoegen Zoals eerder aangegeven: iedere keer wanneer u content-items aan uw project toevoegt, worden deze items ook aan het vak toegevoegd voor later gebruik. U kunt items ook rechtstreeks alleen aan het vak toevoegen; eventuele opname in het project kan dan altijd later nog. Als u uw projecten wilt beginnen met een “verzamelfase” waarin u de benodigde materialen verzamelt alvorens het bewerken, dan kan het Projectvak deze taak aanzienlijk vereenvoudigen.
Een symbool rechtsboven in een pictogram van het Album of het vak geeft aan of het item momenteel in het project wordt gebruikt en of het expliciet aan het vak is toegevoegd. Zie pagina 57 voor details. Verwijderen uit het Projectvak Zoals juist vermeld, is er een onderscheid tussen items die automatisch aan het vak worden toegevoegd omdat ze in uw huidige filmproject worden gebruikt, en items die u expliciet hebt toegevoegd. “Vastgemaakte” items zijn de items waarvoor beide voorwaarden gelden.
HOOFDSTUK 4: Het venster Film Het venster Film, waar u uw film maakt van de onbewerkte materialen in het album, neemt de onderste helft van het scherm in de modus Bewerken van Studio in beslag. Om het venster Film te bereiken, moet u eerst naar de modus Bewerken overschakelen indien u zich daar nog niet bevindt: De titelbalk van het venster Film bevat verschillende belangrijke knoppen en schermen.
De knop Markering toevoegen (boven) maakt een nieuwe clipmarkering op de positie van de schuifregelaar op de Tijdlijn. Zodra u een markering aan uw project hebt toegevoegd, verschijnen er knoppen voor het benoemen en selecteren ervan (onder). Zie “Clipmarkeringen” op pagina 86 voor uitgebreide informatie.
Een clip splitsen: De plaatsing van de bewerkingslijn in de oorspronkelijke clip bepaalt het splitspunt. Past u het gereedschap scheermes toe, dan dupliceert Studio de clip en trimt het gedeelte na het splitspunt in het eerste exemplaar en tot het splitspunt in de tweede kopie Knop Clip verwijderen – de prullenbak Met deze knop verwijdert u de momenteel geselecteerde inhoud in alle weergaven van het Filmvenster.
Plaatsen: bewerkingslijn, schuifregelaars De huidige positie is het beeld dat in de Player wordt weergegeven als u aan een clip werkt in het venster Film. In de weergave Tijdlijn wordt het aangeduid door de bewerkingslijn. U kunt de huidige positie wijzigen door de schuifregelaar van de tijdlijn (waaraan de bewerkingslijn hangt) of de schuifregelaar van de player te verplaatsen. Is het gereedschap Clipeigenschappen open, dan is er een derde schuifregelaar, de trimschuifregelaar, beschikbaar.
Storyboard-weergave Het beeld Storyboard toont de volgorde van videoscènes en overgangen. Het gebruikt kleine pictogrammen om snel een film te structureren. U kunt kiezen voor grote en kleine thumbnails via het selectievakje Grote storyboard-pictogrammen weergeven in het optiepaneel Projectinstellingen. Tijdlijnweergave Tijdlijnweergave toont de posities en duur van clips in verhouding tot de Tijdschaal.
Titel en grafische overlays: Afbeeldingen die op het spoor titel zijn geplaatst, worden als overlays op de hoofdvideo weergegeven met transparante achtergronden. Zie Hoofdstuk 10: Stilstaande beelden en Hoofdstuk 11: Schijfmenu’s voor meer informatie. Geluidseffecten en voice-overs: De audioclips op dit spoor worden gemixt met het spoor oorspronkelijke audio en het spoor achtergrondmuziek om de voltooide soundtrack voor uw film te maken.
Clips die geheel binnen een film vallen worden ook verwijderd. Dit gedrag kunt u indien nodig omzeilen met een functie waarmee u elk spoor afzonderlijk van de anderen kunt vergrendelen, en het daarbij uitsluit van het bewerken van de handelingen en afspeelhandelingen. U kunt klikken op de hangslotknoppen langs de rechterrand van het venster Film om het vergrendelen van het bijbehorende spoor in of uit te schakelen.
Plaatsingssymbolen: Sleept u een clip naar de positie op de tijdlijn, dan geeft Studio informatie om u te vertellen of de huidige plaatsing van de clip geldig is. De vorm van de muisaanwijzer en de kleuren van de verticale lijnen geeft aan wat u wel en niet kunt doen. Als u bijvoorbeeld probeert een geluid op het videospoor te plaatsen, verandert de kleur van de plaatsingssymbolen van groen naar rood en verandert de muisaanwijzer van “kopiëren” naar “onbeschikbaar”.
Zodra er een markering is toegevoegd, verandert de knop Markering toevoegen in Markering verwijderen en verschijnen de resterende knoppen . U ziet markeringtab ‘01’ bij de positie van de schuifregelaar . Naarmate er meerdere markeringen worden toegevoegd, worden de Vorige markering en Volgende markering indien nodig ingeschakeld . Studio hernummert de markeringen om ze op volgorde te houden , maar als u een naam hebt aangegeven, dan blijft deze ongewijzigd .
Titellijst clipmarkeringen: Klik op de pijlknop rechts van de titel van de clipmarkering om deze lijst te openen. De lijst toont het nummer en de naam van iedere markering in uw project. Selecteer een markering om de schuifregelaar van de Tijdlijn naar de bijbehorende positie te verplaatsen. Let op: Zodra u meerdere markeringen in uw project gebruikt, is het beheer ervan eenvoudiger als u ze zinvolle namen geeft.
De gereedschapskisten zijn alleen beschikbaar in de modus Bewerken. Ze worden geopend en gesloten met de knoppen links van het venster Film. Selecteer de gereedschapskist die u wilt openen door de cursor over de pictogrammen te bewegen. De afzonderlijke knoppen geven aan welke gereedschapskist er wordt geopend als u klikt.
Met deze functies, de Editor voor klassieke titels en de Editor voor bewegende titels, kunt u tekst, afbeeldingen en andere grafische bronnen combineren om titels en schijfmenu's voor uw Studio-producties te maken. U krijgt toegang tot de titeleditors via de functies Titel en Schijfmenu of met de opdrachten Ga naar Klassieke titel/menu &Editor en Ga naar Editor voor bewegende titels in het contextmenu van de rechtermuisknop in het Filmvenster.
Titels: Met dit gereedschap kunt u de naam en duur van titels bewerken. Afhankelijk van het type titel dat u selecteert, biedt de knop Bewerk titel toegang tot de Editor voor klassieke titels of de Editor voor bewegende titels, waar u de tekst en het uiterlijk van de titel kunt wijzigen. Zie Hoofdstuk 12: De Editor voor klassieke titels en Hoofdstuk 13: Editor voor bewegende titels voor volledige informatie.
De audiogereedschapskist De zes gereedschappen in deze set werken op of maken audioclips – “oorspronkelijke” audio, voice-overs, geluidseffecten, andere audiobestanden, CD-tracks en achtergrondmuziek. Clipeigenschappen: Met het gereedschap Clipeigenschappen kunt u de start- en de eindtijden van elk type clip aanpassen (“trimmen”). U kunt tevens een omschrijvende naam voor de clip invoeren om indien gewenst de standaardnaam te wijzigen.
CD-audio: Gebruik dit gereedschap om hele of gedeeltelijke nummers van een audio-cd toe te voegen. Zie “Het gereedschap CD-audio” op pagina 265 voor meer informatie. Achtergrondmuziek: Met dit gereedschap kunt u achtergrondmuziek toevoegen via ScoreFitter, Studio’s krachtige muziekgenerator. Kies een stijl, lied en versie. Studio maakt dan een muzikale soundtrack die past bij de duur van uw film. Zie “Het gereedschap Achtergrondmuziek” op pagina 266 voor meer informatie.
HOOFDSTUK 5: Videoclips De hoeksteen van de meeste videoprojecten in Studio is het gedeelte Album dat uw opgenomen videoscènes bevat. Om uw bewerkte film te maken, sleept u scènes vanuit het album naar het venster Film, waar ze als bewerkbare videoclips worden behandeld. Dit hoofdstuk geeft aan hoe u de punten “in” en “uit” (start en einde) voor elke clip moet instellen. De bewerkingsinterface van het venster Film maakt dit “trim”proces simpel, snel en nauwkeurig.
BASISHANDELINGEN VOOR VIDEOCLIPS De eerste stap in het maken van een film is het plaatsen van een aantal videoscènes uit het album in het venster Film, waar ze bewerkbare clips worden. Op een bepaald moment zult u waarschijnlijk ook een paar overgangen, titels, audio en andere extra’s toevoegen, maar een set videoscènes is het startpunt voor bijna elk project. Dit gedeelte legt uit hoe u scènes aan uw film toevoegt, en hoe u moet werken met scènes uit meerdere opnamebestanden.
Het hoofdspoor video. Indien de clip over bijbehorende audio beschikt, dan wordt deze aan het oorspronkelijke audiospoor toegevoegd. Deze video dient als de achtergrond voor overlay-video of titels op de lagere sporen van de Tijdlijn. Het spoor overlay. Video op dit spoor wordt geplaatst op de inhoud van het spoor video. U kunt de effecten Beeld-in-beeld en Kleurwaardeinstelling gebruiken om een gedeelte van het spoor overlay transparant te maken, zodat een gedeelte van de hoofdvideo zichtbaar is.
Frameformaten mengen Vanwege het feit dat een film ofwel in het standaard (4:3) formaat ofwel in het breedbeeld (16:9) formaat kan staan, kunt u in Studio frameformaten niet combineren in het Filmvenster. Standaard bepaalt de eerste videoclip die u aan een film toevoegt het frameformaat van de film; latere clips worden indien nodig op dit formaat aangepast. Zie “Het projectformaat voor video” hieronder voor verdere informatie.
Het projectformaat is van toepassing op alle video- en afbeeldingsclips in het Filmvenster en op de voorbeeldweergave van deze clips in de Player. Visuele content in het Album, zoals opgenomen videoscènes, wordt standaard in het originele formaat weergegeven, onafhankelijk van het feit of dit formaat overeenkomt met het projectformaat.
Renderen op de achtergrond Het projectformaat wordt tevens gebruikt als het doelformaat voor renderen, het proces waarbij video wordt gegenereerd voor materiaal waarin HFX overgangen, effecten of andere voor de computer veeleisende functies worden gebruikt. Totdat deze video is gerenderd, is de weergave ervan wellicht niet gelijkmatig en volledig gedetailleerd tijdens de voorbeeldweergave. Studio voert de berekeningen op de achtergrond uit terwijl u werkt.
Om de oorspronkelijke locatie van een clip in uw bronvideo te zien, gebruikt u de opdracht Scène in Album zoeken in het contextmenu voor clips van het venster Film. Studio markeert de scène in het album waaruit de geselecteerde clip komt. Omgekeerd gebruikt u Album Scène in project zoeken om te tonen hoe een bepaalde scène uit het album in uw huidige project wordt gebruikt.
VIDEOCLIPS TRIMMEN In het algemeen bevatten opgenomen videoscènes meer materiaal dan u eigenlijk nodig hebt voor uw film. “Trimmen” – het proces van het aanpassen van de punten in en uit van een clip om ongewenst beeldmateriaal te verwijderen – is een fundamentele bewerkingshandeling. Door trimmen gaan geen gegevens verloren: Studio stelt nieuwe start- en eindpunten voor de clip in het venster Film in, maar de bron van de clip de oorspronkelijke scène uit het album - blijft intact.
2. Breid de tijdschaal uit om fijne aanpassingen te vergemakkelijken. Plaats de muisaanwijzer ergens op de tijdlijn behalve direct boven de bewerkingslijn. De aanwijzer verandert in een kloksymbool. Klik en sleep het naar rechts om de tijdschaal uit te breiden. Deze afbeelding toont de maximale uitbreiding, waar elk streepmarkering een afzonderlijk beeld vertegenwoordigt: 3. Plaats uw muisaanwijzer over de rechterrand van de clip. De aanwijzer wordt een pijl naar links. 4.
2. 3. 4. 5. 6. 104 Pas de tijdschaal aan totdat de gewenste clip een handige grootte voor bewerken heeft. Klik op de tweede clip. Het videospoor zou er nu zo moeten uitzien: U kunt de rechterrand van de clip trimmen als in het voorbeeld van de afzonderlijke clip boven. Terwijl u dat doet, wordt het laatste beeld van de clip in de player weergegeven.
Gaten en opvullingen: knippen met de Ctrl-toets Zoals we in het bovenstaande voorbeeld hebben gezien, wordt bij het inkorten van een clip op het videospoor de clip en eventuele clips rechts ervan naar links verplaatst om te voorkomen dat er een gat ontstaat. Tegelijkertijd worden clips op andere sporen ingekort om de gehele Tijdlijn synchroon te houden. Als u een clip op een willekeurig ander spoort knipt, wordt de gaten echter niet automatisch opgevuld en worden de andere sporen niet beïnvloed.
Trimmen met het gereedschap Clipeigenschappen Hoewel u videoclips direct op de tijdlijn kunt trimmen met volledige nauwkeurigheid voor het beeld, is snel en precies trimmen vaak makkelijker te doen met het gereedschap Clipeigenschappen. Selecteer om dit gereedschap te bereiken, de clip die u wilt wijzigen, gebruik daarna de menuopdracht Gereedschapskist Clipeigenschappen aanpassen of klik op een van de gereedschapskistknoppen linksboven aan het venster Film.
Voorbeeldgebieden: Afzonderlijke voorbeeldgebieden geven de in- en uitbeelden van de getrimde clip weer, samen met een teller en instelknoppen. De lay-out van elk voorbeeldgebied lijkt op die van de Player tijdens normale bewerking. Afspeelpositie instellen: Met bediening in de vorm van een schuifregelaar langs de onderkant van het gereedschap kunt u de afspeelpositie op elke plek binnen de clip instellen.
Gebruikstip: Wilt u van het trimmen van een clip op het spoor video naar het trimmen van een andere overschakelen, klik dan gewoon op de nieuwe clip terwijl het gereedschap Clipeigenschappen open blijft of sleep de schuifregelaar naar de nieuwe clip.
Zo herstelt u een gesplitste clip: Gebruik de knop Ongedaan maken (of druk op Ctrl+Z). Zelfs wanneer u andere handelingen hebt gedaan sinds u de clip hebt gesplitst, kunt u met het ongedaan maken op meerdere niveaus net zover teruggaan als nodig is. Of: Is ongedaan maken ongewenst vanwege tussenkomende handelingen die u niet wilt weggooien, dan kunt u beide helften van de gesplitste clip vervangen met het origineel uit het album. Of: Verwijder een helft van de gesplitste clip en trim de andere eruit.
Dergelijke speciale bewerkingen zijn mogelijk met behulp van de knoppen spoorvergrendeling langs de rechterrand van het venster Film in de Tijdlijnweergave. Elk van de standaardsporen (allemaal behalve het spoor menu) biedt een vergrendelingsknop. Zie “Spoor vergrendelen” op pagina 84 voor meer informatie over het vergrendelen van sporen. Een vergrendeld spoor is grijs gemaakt in de Tijdlijnweergave.
Invoegbewerking In gewoon bewerken in de tijdlijn worden een videoclip en de oorspronkelijke audio die erbij is opgenomen als een eenheid behandeld. Hun speciale relatie wordt in het venster Film gesymboliseerd door de lijn die de indicator van het spoor video met de indicator van het spoor oorspronkelijke audio koppelt. Dit geeft aan dat deze laatste afhankelijk is van de eerste. Via de spoorvergrendelingsknoppen kunt u de twee sporen afzonderlijk behandelen voor bewerkingen als invoegbewerking.
Omdat het audiospoor nog steeds intact is door de vergrendeling, beweegt de video rechts van het invoegpunt niet naar links om het gat te vullen dat u in de tijdlijn hebt gemaakt, omdat de video en audio dan niet langer gesynchroniseerd zouden zijn. Zou u nu een voorbeeld van uw video bekijken, dan zou u een zwart scherm zien terwijl het gatgedeelte wordt afgespeeld, maar het geluidsspoor zou normaal zijn. 3. U hoeft nu alleen nog de gewenste clip die u wilt invoegen te plaatsen.
Splitsbewerking In “splitsbewerking” worden de audio en video van een clip afzonderlijk getrimd zodat de overgang naar de ene plaatsvindt voor de overgang naar de andere. Let op: Splitsbewerkingen kunnen ook worden uitgevoerd op de overlay videoen audiosporen door middel van methodes die analoog zijn aan hetgeen hier wordt beschreven. Zie Hoofdstuk 8: Bewerken van twee sporen voor details. In een “L-snede” gaat video vooraf aan de gesynchroniseerde audio. In een “J-snede” komt de audio eerst.
Let erop, dat de grenzen van de video- en audioclip in de voltooide snede een L-vorm vormen. Audio gaat weg na video. De resulterende “L”-vorm is in deze illustratie omrand Deze techniek kan op veel manieren effectief worden gebruikt. U kunt erover denken het te gebruiken wanneer de video van de tweede clip dient om de audio van de eerste clip te verduidelijken. Zo voert u een L-snede uit: 1. 2. Pas de tijdlijn aan zodat u makkelijk het aantal beelden of seconden kunt aftellen dat u wilt overlappen.
Is er te weinig video over aan het begin van de tweede clip om deze trim mogelijk te maken, dan zult u eerst een voldoende hoeveelheid van zowel de video evenals de audio moeten trimmen en het dan opnieuw proberen. 5. Ontgrendel het audiospoor. De video gaat nu over naar de tweede clip voor de audio. Video is getrimd vanaf het einde van de eerste clip en audio is getrimd vanaf het begin van de tweede clip. De J-snede In de J-snede komt de audio binnen voordat de video overschakelt.
Zo voert u een J-snede uit: 1. Pas de tijdlijn aan zodat u makkelijk het aantal beelden of seconden kunt aftellen dat u wilt overlappen. Net als voorheen: trim de rechterrand van de linkerclip terug, zowel video als audio, met de overlappingsinterval. Vergrendel het audiospoor. Sleep nu de rechterrand van de video van dezelfde clip terug naar rechts met de overlappingsinterval. Ontgrendel het audiospoor. De audio gaat nu over naar de tweede clip voor de video. 2. 3. 4.
U kunt ook diapresentaties maken. SmartMovie kan direct een diapresentatie maken van een reeks stilstaande beelden. Hierbij beschikt u over allerlei stijlen en ook synchrone muziek is mogelijk. Het gereedschap SmartMovie begeleidt u met simpele instructies stap voor stap door het maakproces. U begint via het Album. Zoek de gewenste videoscènes of stilstaande beelden en sleep ze naar het Filmvenster. Tip: de Tijdlijnweergave van het Filmvenster wordt aanbevolen voor het werken met audioclips.
U ziet een korte beschrijving van iedere stijl in de statusballon terwijl u de door de lijst met stijlen scrollt. Bij videostijlen krijgt u de beste resultaten als de startduur van uw videomateriaal ongeveer het dubbele is dan die van het geluidsspoor. Iedere diashowstijl beschikt over zijn eigen ideale verhouding tussen het aantal foto’s en de lengte van de song. De statusballon biedt hulp bij het kiezen van de juiste verhoudingen. SmartMovie opties Met de optie Willekeurige volgorde...
Let op: De optie Alle afbeeldingen gebruiken is alleen van invloed op SmartMovie-diashows, niet op muziekvideo’s. De schuifregelaar Balans past de aanwezigheid van het spoor achtergrondmuziek in verhouding tot de andere audiosporen aan. Beweeg de schuifregelaar helemaal naar rechts als u alleen het muziekspoor in de voltooide video wilt horen. De laatste configuratiestap is het invoeren van tekst voor de openingstitels en de aftiteling. Elke tekstregel bestaat uit twee bewerkingsvakken.
HOOFDSTUK 6: Montage®thema’s en thema’s bewerken De aanpasbare “thema’s” van Studio bieden een krachtige en eenvoudig te leren methode om diashow-, animatie- en bewerkingseffecten voor meerdere sporen te maken. Met thema’s kunt u uw video’s snel een professionelere look geven terwijl een coherente structuur behouden blijft. Ieder thema bestaat uit een set sjablonen die als “themaclips” aan uw project kunnen worden toegevoegd.
Het uiterlijk van het pictogram van een themaclip op de Tijdlijn geeft de structuur van de clip aan. Van links naar rechts ziet u hier pictogrammen voor Begin, Segue en Einde. De zigzagranden corresponderen met de plaatsing van video op volledige framegroote in de clip. De video aan het einde van Begin en het begin van Einde kan worden aangepast aan een Segue; de zigzag geeft dus tevens een grafische voorstelling van de manier waarop sjablonen samen kunnen worden gebruikt.
Kies een thema in de vervolgkeuzelijst (L) om de beschikbare sjablonen weer te geven (R). Om een sjabloon te gebruiken, sleept u het pictogram ervan naar het venster Film. Wanneer het venster Film zich in de Tijdlijnweergave bevindt, kunt u themaclips op dezelfde manier knippen en bewerken als gewone video. U kunt ze uitbreiden met overgangen en effecten, de audio aanpassen enzovoort.
Met het gereedschap Thema-editor kunt u thema-elementen aangeven zoals video- of beeldclips, instellingen van eigenschappen en tekstbijschriften. U voegt de clips toe door ze te slepen vanuit het minialbum van de editor (aan de linkerkant van het gereedschap) of vanuit het venster Film. Thema-achtergronden Sommige thema's beschikken over ingebouwde grafische achtergronden, een selecteerbare achtergrondkleur of beide.
Net zoals bij menu’s verschijnt er automatisch een speciaal editorgereedschap zodra een themaclip aan de film wordt toegevoegd. Themaclips maken U maakt een themaclip door een van de standaardmethoden te gebruiken om content aan uw project toe te voegen: Sleep een pictogram van het gedeelte Thema’s van het Album naar het venster Film. Selecteer Aan project toevoegen in het contextmenu dat verschijnt als u met de rechtermuisknop op een pictogram van het thema klikt.
Een nieuwe themaclip, aangeduid door de muisaanwijzer met de kopieervorm, wordt naar het begin van de clip aan de linkerkant gesleept. Groene plaatsinglijnen geven aan waar de nieuwe clip wordt ingevoegd. In de illustratie geven de plaatsingslijnen de grenzen van de clip aan die wordt gemaakt wanneer u de muisknop op de huidige positie loslaat, op basis van de standaardlengte van de sjabloon. Alle bestaande clips worden dan naar rechts verplaatst om ruimte te maken voor de nieuwe clip.
Werken met themaclips op de Tijdlijn Themaclips gedragen zich als gewone videoclips bij bewerkingen zoals trimmen en het toevoegen van overgangen. Het trimmen van een themaclip... Hoewel trimbewerkingen op de Tijdlijn hetzelfde zijn voor themaclips als voor videoclips, is het feitelijke resultaat van het trimmen afhankelijk van het type clip. In een volledig geanimeerd thema, zoals een rollende titel, wordt de animatie voltooid op de snelheid die door de duur van de huidige clip wordt bepaald.
Klik en sleep de instellingsknop om intro en outro van een themaclip te trimmen. De lengte van het middelste deel neemt in overeenstemming hiermee toe of af. Klik tussen de knoppen om ze tegelijkertijd te slepen, waarbij de positie van het middelste deel van de clip wordt aangepast zonder dat de lengte wordt gewijzigd. Voor een gedetailleerde toelichting van de themastructuur, zie “De anatomie van een thema” op pagina 128.
We bekijken nu de afzonderlijke sjablonen om te zien hoe ze worden opgebouwd met de elementen – clips en bijschriften – die u aanlevert in de Thema-editor. Begin: Een Begin-sjabloon start meestal met een bepaalde animatie, inclusief titels, en eindigt met video op volledige framegrootte. Ons “50s Modern” voorbeeld volgt dat patroon. De scrollende achtergrondanimatie loopt gedurende het grootste gedeelte van deze sequentie. Binnen de animatie worden twee aanpasbare bijschriften weergegeven.
Segue A integreert meerdere videobronnen. Segue B: Deze Segue heeft als doel het op een eenvoudigere manier verbinden van twee videoclips. De eerste subclip begint op volledige framegrootte, zoomt vervolgens uit en draait weg van de kijker. Zodra de achterkant van het roterende paneel in beeld komt, ziet u dat de tweede subclip de eerste heeft vervangen. Het paneel zoomt in en vult het frame richting het einde van de clip. Segue B maakt een eenvoudigere overgang.
Het Einde-thema is feitelijk het tegenovergestelde van het Begin-thema. Het gereedschap Thema-editor openen Met behulp van het gereedschap Thema-editor kunt u een themaclip aanpassen door uw eigen subclips en andere aanpassingen toe te wijzen. Het gereedschap kan op de volgende manieren in een themaclip in het project worden ingeschakeld: Dubbelklik op de clip in het venster Film. Selecteer Ga naar Montagethema-editor in het contextmenu van de clip.
De linkerkant van het gereedschap Thema-editor bevat een mini-album met tabs voor alleen Video’s en Foto’s. De rechterkant bevat de dropzones van de themaclip en knoppen voor het instellen van de parameters. Sleep video- of beeldclips naar een dropzone vanuit het mini-album of het venster Film. Als u een langere subclip wilt maken, kunt u ook meerdere clips met aangrenzende video selecteren en deze als één geheel naar de zone slepen.
Subclips uitlijnen: Video kan in een dropzone met de muis worden aangepast op basis van de tijd binnen de zone. Als de muisaanwijzer naar een dropzone met een overschot aan video gaat, krijgt de aanwijzer de vorm van een dubbele pijl. Houd de linkermuisknop ingedrukt om de schuifknop voor het begin van de clip onder de zone in te stellen. Verplaats de muis van voor naar achter om het beginframe van de subclip in te stellen.
Als de subclip korter is dan de lengte van de dropzone of dezelfde lengte heeft, dan kan het beginframe niet worden aangepast. Zodra de themaclip wordt weergegeven, wordt het laatste frame van de subclip indien nodig bevroren om de tijd die voor de dropzone is toegewezen te vullen. Effecten toevoegen in dropzones Het is niet mogelijk om video- of audio-effecten toe te passen op een subclip binnen de Thema-editor zelf.
HOOFDSTUK 7: Video-effecten Het grootste deel van de videobewerking bestaat uit het selecteren, ordenen en trimmen van videoclips, het koppelen van clips aan overgangseffecten en het combineren ervan met andere materialen zoals muziek en stilstaande beelden. Soms moet u echter ook de videobeelden zelf aanpassen, ze op de een of andere manier manipuleren om een gewenst effect te behalen.
Video-effecten versus audio-effecten In de meeste opzichten werken het gereedschap Video-effecten en het gereedschap Audio-effecten identiek, behalve wat betreft het type materiaal waarop ze worden toegepast. Effecten kopiëren en plakken Als u een effect aan een clip hebt toegevoegd en geconfigureerd via het bijbehorende parameterpaneel, biedt Studio de mogelijkheid om het ook op andere clips op de tijdlijn van het Filmvenster toe te passen.
Via de selectievakjes naast elke effectnaam kunt u effecten afzonderlijk inen uitschakelen zonder ze uit de lijst te hoeven verwijderen (dit zou ervoor zorgen dat alle aangepaste parameterinstellingen verloren gaan). In de illustratie hierboven is het effect “Waterdruppel” uitgeschakeld terwijl de twee andere effecten in de lijst van kracht blijven.
Premium video- en audio-effecten kunnen - net zoals ander vergrendelde content in Studio - gratis worden gebruikt. Er wordt echter een “watermerk” aan de weergegeven video toegevoegd. Als u het effect in een echte productie wilt gebruiken, dan kunt u een activatiesleutel aanschaffen zonder Studio te verlaten. Voor meer informatie over het aanschaffen van vergrendelde video- en audio-effecten en andere premium-content voor Studio, zie “Studio uitbreiden” op pagina 10.
De bediening voor de basisbibliotheek van effecten die met Studio wordt geleverd, wordt verderop beschreven (beginnend op pagina 147). Add-on effecten worden in hun eigen on-line documentatie beschreven. U krijgt hier toegang toe via het parameterpaneel door op functietoets F1 te drukken of op de knop Help linksboven aan het parameterpaneel te klikken. Let op: Sommige plug-ineffecten kunnen hun eigen parametervensters met gespecialiseerde bediening aanbieden.
Keyframing De parameters voor Studio video-effecten worden normaal gesproken toegepast bij het eerste frame van de videoclip en blijven tot aan het einde ongewijzigd. Dit is het standaardgedrag van ieder effect dat u aan de clip toevoegt. Gewoonlijk veranderen de parameterwaarden van een effect niet gedurende videoclip waarbij het effect hoort.
Een grafisch beeld van de keyframes in het bovenstaande voorbeeld. De waarden voor Zoom (Z), Horizontale positie (H) en Verticale positie (V) worden bepaald door keyframe 1 bij de start van de clip, bij keyframe 2 na ongeveer eenderde van de clip en bij keyframe 3 aan het einde. De waarden worden geleidelijk gewijzigd voor de tussenliggende frames. De meeste effecten ondersteunen keyframing.
Met een set van vier keyframes kunt u één of meerdere parameterwaarden laten opkomen bij de start van een clip en verdwijnen aan het einde van de clip. Een diashow met pannen en zoomen zoals beschreven in “Clipeigenschappen bewerken” (pagina 185) kan worden gemaakt door het effect Pan en Zoom op één stilstaand beeld toe te passen. Twee keyframes met identieke parameters definiëren het begin en het einde van iedere weergave – zoveel als gewenst – binnen de presentatie.
Als u keyframing voor effect inschakelt, worden er automatisch twee keyframes gemaakt. Het ene keyframe wordt aan het begin van de clip geplaatst, en het andere aan het einde ervan. De parameters voor beide frames worden ingesteld op een niet-keyframe waarde. Op de Tijdlijn van het venster Film verschijnt er een keyframe gemarkeerd op de videoclip. De markeringen van het keyframe worden weergegeven zolang het parametervenster van het effect geopend blijft.
De indicator Huidige keyframe geeft het nummer aan van het keyframe dat is gekoppeld aan het frame dat u in het Filmvenster bekijkt. Gebruik de pijlen om van het ene keyframe naar het volgende keyframe te gaan. Terwijl u klikt, springt de scrubber van het Filmvenster naar de volgende keyframe-positie. Als u frames van uw film bekijkt waarvoor geen keyframe is gedefinieerd, dan geeft de indicator een streepje weer.
Voorbeeld bekijken en berekenen Terwijl u met het gereedschap Video-effecten werkt, effecten kiest en parameterinstellingen aanpast, geeft de player een dynamisch bijgewerkt voorbeeld van het huidige beeld in uw film. Een afzonderlijk beeld bekijken is misschien niet zeer verhelderend bij de effecten die tijdens de duur van de clip veranderen (zoals het effect Waterdruppel, pagina 154). In zulke gevallen moet u de clip afspelen om de volledige invloed te zien van de clip die u toepast.
Overlay-effecten ondersteunen de overlay-functies van Studio, zoals Beeld-in-beeld en Kleurwaarde-instelling. Leuke effecten zoals Waterdruppel en Stralenkrans bieden extra ruimte voor creativiteit en plezier in uw films. Met Kleureffecten kunt u de inkleuring van een clip aanpassen, hetzij subtiel dan wel dramatisch. Plug-in effecten zijn onderverdeeld in pakketten met één of meerdere effecten.
STANDAARDEFFECTEN Dit gedeelte beschrijft zes van de effecten in de groep Studio HD RTFX bovenaan de effectbrowser van Studio. De andere effecten worden elders besproken: Kleurwaarde op pagina 170, Pan en Zoom op pagina 190 en Beeld-in-beeld op pagina 165). Restauratie-effecten Autom. kleurcorrectie, Ruisonderdrukking en Stabiliseren worden aangeduid als restauratie-effecten die helpen defecten in de bronvideo, zoals ruis en cameratrillingen, te corrigeren.
Droomgloed Bij toepassing op het juiste materiaal zorgt dit effect ervoor dat de scène wordt bedekt met een spookachtige gloed die een andere realiteit suggereert. Met de aanpasbare parameters Vervagen en Gloed kunt u het uiterlijk precies instellen. Gloed is een algehele versterking van de helderheid.
Roteren Met dit effect kunt u het gehele videoframe roteren; tevens biedt het effect instellingen voor onafhankelijk horizontaal en verticaal schalen. Het volledige frame 180° geroteerd (L); rotatie met verschillende schalen om een eenvoudig perspectief effect te produceren(R). Stabiliseren Evenals de elektronische functie beeldstabilisatie in veel digitale camcorders minimaliseert dit effect bewegingen of trillingen die door de beweging van de camera worden veroorzaakt.
Snelheid Met dit geavanceerde effect kunt u de snelheid van een videoclip traploos instellen van 10 tot 500 procent van de normale snelheid, zowel voorwaarts als achterwaarts. De lengte van de clip verandert als u de snelheid aanpast. Als de clip audio bevat, dan wordt het geluid ook versneld of vertraagd. Met de optie om de originele toonhoogte te behouden, voorkomt dat er ineens cartoonstemmetjes op uw soundtrack staan.
Vervagen Vervaging aan uw video toevoegen geeft een resultaat dat lijkt op filmen met een onscherpe lens. Met Studio’s effect Vervagen kunt u afzonderlijke sterkten van horizontale en verticale vervaging over het hele beeld of elk rechthoekig gebied daarbinnen toevoegen. U kunt gemakkelijk alleen een geselecteerd gedeelte van het beeld vervagen, bijvoorbeeld het gezicht van een persoon. Dit effect is bekend van nieuwsverslagen op tv.
Met het effect Oude film kunt u deze defecten simuleren om uw zuivere video het uiterlijk te geven van films die onder de jaren hebben geleden. Verzachten Het effect Verzachten brengt een zachte vervaging in uw video aan. Dit kan handig zijn voor het toevoegen van een romantisch tintje of het verbergen van rimpels. Een schuifknop bepaalt de kracht van het effect.
Luma Key Dit overlay-effect werkt op vergelijkbare wijze als Kleurwaarde-instelling (pagina 170), maar in dit geval worden de transparante gebieden van het beeld op de voorgrond gedefinieerd door informatie over de luminantie (helderheid) in plaats van kleur. 2D Editor Gebruik dit effect om het beeld te vergroten en in te stellen welk gedeelte ervan wordt weergegeven, of om het beeld te verkleinen en optioneel een rand en schaduw toe te voegen.
De acht Type-opties. Vergroten Met dit effect kunt u een virtueel vergrootglas toepassen op een geselecteerd gedeelte van het videoframe. U kunt de lens in drie dimensies plaatsen, horizontaal en verticaal binnen het frame bewegen en dichter bij of juist verder van het beeld plaatsen. Bewegingsvervaging Dit effect simuleert de vervaging die het resultaat is wanneer een camera tijdens het filmen snel wordt bewogen. Zowel de hoek als de hoeveelheid vervaging kunnen worden ingesteld.
Watergolf Dit effect voegt vervorming toe om een reeks oceaangolven te simuleren die door het videoframe spoelen tijdens het afspelen van de clip. Via de parameters kunt u het aantal, de onderlinge afstand, de richting en de diepte van de golven bepalen. Zwart-wit Dit effect vermindert een beetje of alle kleurinformatie uit de oorspronkelijke video, met resultaten die van deels onverzadigd (de voorkeuze “Verbleekt”) tot volledig monochroom (“Zwart-wit”) lopen.
Inverteren Ondanks de naam zet het effect Inverteren de weergave niet op zijn kop. In plaats van het beeld zelf worden de kleurwaarden in het beeld omgekeerd: de complete lichtintensiteit en/of kleur van alle pixels wordt opnieuw ingevuld; dit resulteert in een direct herkenbaar, maar opnieuw ingekleurd beeld. Dit effect maakt gebruik van het YCrCb-kleurmodel, dat één kanaal voor luminantie (helderheidinformatie) en twee kanalen voor chrominantie (kleurinformatie) heeft.
RGB-kleurbalans RGB-kleurbalans heeft in Studio Ultimate een dubbele rol. Aan de ene kant kunt u het gebruiken om video te corrigeren waarin sprake is van ongewenste kleur. Aan de andere kant kunt u er kleuring mee geven om een bepaald effect te bereiken. Een avondscène kan bijvoorbeeld worden verbeterd door blauw toe te voegen en de algehele helderheid enigszins te verlagen. U kunt zelfs een video die in daglicht is gemaakt er als een nachtscène uit laten zien.
HOOFDSTUK 8: Bewerken van twee sporen Studio biedt de geweldige mogelijkheid van videobewerking op meerdere sporen door middel van een extra videospoor in de tijdlijn van het Filmvenster, het zogenoemde overlay-spoor. Hiermee kunt u gebruikmaken van de geavanceerde effecten beeld-in-beeld en kleurwaarde-instelling terwijl het gemak van de gestroomlijnde en logische gebruikersinterface van Studio behouden zijn gebleven.
Naast het overlay-spoor beschikt Studio nu ook over een overlayaudiospoor voor de oorspronkelijke audio-informatie van de videoclip. Wanneer de sporen overlay video en audio zijn geopend, accepteert Studio niet langer videoclips op het spoor titel. Sleep clips van het Album naar wens direct naar de sporen video of overlay. Videoclips op de sporen video en overlay.
(Zie “Het gereedschap Beeld-in-beeld” hieronder als u het tweede videobeeld in een kleiner beeld wilt weergeven, zodat slechts een klein gedeelte van de hoofdvideo aan het zicht wordt onttrokken.) Een invoegbewerking op het spoor overlay. De hoofdvideo is onzichtbaar wanneer de B-clip wordt weergegeven. In de J-snede en de L-snede begint het audiogedeelte van een clip iets voor (J) of na (L) de video.
Het gereedschap Beeld-in-beeld Beeld-in-beeld (vaak afgekort tot “BIB”) – het invoegen van een extra videobeeld binnen het hoofdbeeld – is een veelzijdig effect dat vaak in professionele tv-producties wordt gebruikt. Beeld-in-beeld met optionele rand, schaduw en afgeronde hoeken (links). Splitseffecten, zoals de verticale split rechts, zijn voorbeelden van de veelzijdige mogelijkheden van het BIB-gereedschap.
Het gereedschap Beeld-in-beeld en Kleurwaarde-instelling is eigenlijk twee soorten gereedschappen in één. Omdat ze onafhankelijk worden gebruikt, behandelen we ze als afzonderlijke gereedschappen. Deze illustratie toont de BIB-kant van het gereedschap. Klik op de tab Kleurwaarde-instelling om over te schakelen.
Bijsnijdenmodus: in deze modus vertegenwoordigt het lay-outgebied het gehele overlay-beeld, ongeacht de feitelijke afmetingen die in de modus Formaat zijn ingesteld. De rechthoek die door de bedieningsknoppen worden gedefinieerd, geeft aan welke gedeelte van het beeld zichtbaar is. Buiten het zichtbare gebied is het beeld semi-transparant en schijnt het geblokte patroon erdoorheen. Net zoals in de Formaatmodus kunt u met de bedieningsknoppen aan de zijkant de kniprechthoek naar wens aanpassen.
Schaduw: met deze knoppen stelt u de kleur, breedte, hoek en transparantie in van het slagschaduweffect dat de illusie geeft dat het overlay-beeld boven de achtergrondvideo zweeft. Stel de breedte (met de schuifknop Afstand) op nul in als u niet wilt dat de schaduw zichtbaar is. Het cirkelvormige knopvak voor het instellen van de schaduw biedt u acht keuzen voor het plaatsen van de schaduw in verhouding tot het beeld. Beeld-in-beeld inschakelen: via dit selectievakje kunt u het BIB-effect inen uitschakelen.
Positie: met de schuifknoppen Horizontaal en Verticaal bepaalt u de positie van het midden van het BIB-beeld ten opzichte van het midden van het achtergrondbeeld. Formaat: met de schuifknoppen Breedte en Hoogte bepaalt u het formaat van het BIB-beeld als een percentage van de oorspronkelijke afmetingen. Desgewenst kunt u via Knippen het uiteindelijke formaat van het BIB-beeld op het scherm nog verder verkleinen.
Kleurwaarde-instelling effecten worden vaak “blue-screen” of “greenscreen” effecten genoemd omdat de actie op de voorgrond voor een blauwe of groene achtergrond wordt gefilmd. De achtergrond wordt vervolgens elektronisch verwijderd. Vervolgens wordt de voorgrondactie op de achtergrond van de uiteindelijke scène geplaatst. Deze achtergrond is dan elders gefilmd.
Het tabblad Kleurwaarde-instelling van het gecombineerde gereedschap. Knoppen van het gereedschap Kleurwaardeinstelling Het gereedschap Kleurwaarde-instelling maakt een “masker”, te zien in de afbeelding Hoofdkanaal aan de linkerzijde van het gereedschap. Hier wordt het transparante gedeelte van het beeld in zwart getekend en het ondoorschijnende deel – het deel dat uiteindelijk in de video zichtbaar is – wordt in wit getekend.
De kleurcirkel van het gereedschap Kleurwaarde-instelling geeft een reeks waarden voor tinten (langs de rand) en kleurverzadiging (langs de straal). Pixels in het overlay-beeld waarvan de tint en verzadiging binnen het gemarkeerde gebied vallen, worden als transparant beschouwd. Tolerantie: met deze schuifknop bepaalt u de breedte van de reeks tinten die als onderdeel van de “hoofdkleur” worden herkend.
Toepassen op nieuwe clips: deze optie is handig wanneer u dezelfde instellingen voor de Kleurwaarde-instelling voor een aantal verschillende clips wilt gebruiken. Zolang er een vinkje bij deze optie staat, worden de kleurwaarde-instellingen automatisch worden toegepast op iedere nieuwe clip die u op het overlay-spoor sleept. Hierbij worden dezelfde instellingen gebruikt die werden weergegeven toen het gereedschap voor het laatst was geopend.
Toon key gebruiken: links de instelling, rechts de echte weergave Tips voor kleurwaarde-instelling Hoe goed uw software ook is, een succesvol gebruik van kleurwaardeinstelling is afhankelijk van het zorgvuldig voorbereiden van de scène en de beelden. Wellicht zult u moeten experimenteren om alle details precies in orde te krijgen.
Een scène voor kleurwaarde-instelling voorbereiden. De achtergronddoek is goed en evenwichtig belicht en goed achter het onderwerp geplaatst, zodat er geen hinderlijke schaduwen zijn. De belichting van het onderwerp dient zodanig te worden gekozen dat hij aansluit op de belichting van de achtergrond die in het beeld wordt geplaatst.
Kleuren selecteren Voor het selecteren van kleuren in gereedschappen en effecten met een kleurparameter, klikt u op de knop kleurmonster (links) of de knop oogdruppelaar. Met de eerste knop wordt er een dialoogvenster geopend waarin u een standaardkleur kunt kiezen, en met de tweede knop kunt u een kleur selecteren door op een plaats op het scherm te klikken.
HOOFDSTUK 9: Overgangen Een overgang is een geanimeerd effect dat het overgaan van de ene clip naar de andere vloeiend – of juist nadrukkelijk laat gebeuren. Fades, vegen en oplossingen zijn gebruikelijke overgangstypen. Andere overgangen zijn exotischer en kunnen zelfs ingewikkelde 3D-illustraties bevatten. Overgangen worden in hun eigen gedeelte van het album opgeslagen (zie “Het gedeelte Overgangen” op pagina 69).
Moet een overgang twee seconden duren (de standaardduur voor een overgang in een nieuwe installatie van Studio), dan begint de tweede clip twee seconden voordat de eerste clip is afgelopen te draaien. Aan het begin is alleen de eerste clip zichtbaar; aan het einde heeft de tweede clip de eerste geheel vervangen. De details van wat er gebeurt als de eerste clip langzaam wordt verwijderd en de tweede langzaam verschijnt, hangen van het overgangstype.
De vele andere groepen op de lijst behoren allemaal tot de Hollywood FX, een grote set ingewikkelde overgangen die driedimensionale afbeeldingen bevatten. De overgangen van Hollywood FX worden aan het einde van dit gedeelte besproken (pagina 178). Snede (Cut): Een snede is de minimale overgang – een onmiddellijke verschuiving van de ene scène naar de volgende. Dit is de standaardovergang in Studio. Een snede is passend wanneer er een sterke inherente verbinding tussen een clip en de volgende is.
Een duw lijkt weer op een schuif, behalve dan dat de oude video uit het beeld wordt geduwd terwijl de nieuwe video binnenkomt. Het lijkt op een filmrol die van het ene beeld naar het volgende beeld wordt getransporteerd. Hollywood FX voor Studio Hollywood FX van Avid omvat een groot aantal dramatische 3Dovergangen en effecten. Deze zijn ideaal voor openingsfilmpjes, sport en actiebeeldmateriaal of muziekvideo’s.
Achtergrondberekening van Hollywood FX Renderen op de achtergrond is een optionele functie waarbij de berekeningen die nodig zijn voor het maken van een gedetailleerd voorbeeld van Hollywood FX-overgangen en andere effecten als een “taak op de achtergrond” wordt uitgevoerd. U kunt renderen op de achtergrond configureren in het optiepaneel Video- en audio-instellingen (Setup Video- en audio-instellingen). Zie “Video- en audio-instellingen” op pagina 310 voor details.
Begin met een stel clips op de tijdlijn, voeg daarna een overgang in van het gewenste type tussen de eerste twee clips. Selecteer nu alle clips behalve de eerste, klik met de rechtermuisknop op een ervan en selecteer Rimpelovergang uit het pop-up menu. Studio voegt een kopie van de oorspronkelijke overgang tussen elk paar van geselecteerde clips in.
TRIMOVERGANGEN Hoewel overgangen geen echte clips zijn, worden ze op soortgelijke manier behandeld als clips binnen Studio’s bewerkingsomgeving. Evenals andere clips kunt u overgangen direct op de tijdlijn van het venster Film trimmen, of met behulp van het gereedschap Clipeigenschappen. Zie “Trimmen op de tijdlijn met handvatten” op pagina 102 voor een bespreking van de eerste methode. De maximaal toegestane duur van een overgang is een frame minder dan de kortste aangrenzende clip.
Als u de HFX Creator applicatie hebt aangeschaft, kunt u deze in Studio openen door op de knop Bewerken in het gereedschap Clipeigenschappen voor Hollywood FX-overgangen te klikken. HFX Creator is een extern bewerkingsprogramma met een groot aantal opties die worden beschreven in de bijbehorende documentatie. Voorbeeld bekijken in het gereedschap Clipeigenschappen Het gereedschap Clipeigenschappen biedt voorbeeldknoppen voor overgangen die op overgangen voor videoclips lijken.
HOOFDSTUK 10: Stilstaande beelden Video houdt meestal bewegende beelden in, maar de meeste producties omvatten ook niet-bewegende titels of afbeeldingen en kunnen ook andere soorten stilstaande beelden bevatten. U kunt de volgende typen stilstaande beelden in uw films gebruiken: Alle typen tekstonderschriften en afbeeldingen, inclusief schuivende aftiteling en “kruipende” berichten. Foto’s of tekeningen die in afbeeldingsbestanden zijn opgeslagen die zich op een schijf bevinden.
Let op: Studio biedt een aanvullende optie, het spoor overlay, om uw beelden aan de Tijdlijn toe te voegen. Zie Hoofdstuk 8: Bewerken van twee sporen voor details. Het album bevat afzonderlijke gedeelten voor titels, bitmapped beelden en schijfmenu’s. Al deze bronnen worden als afzonderlijke bestanden op uw harde schijf opgeslagen.
Een diapresentatie maken Wilt u een snelle diapresentatie van stilstaande beelden of videoclips in elkaar draaien, gebruik dan Studio’s functie Rimpelovergang om een geselecteerde overgang snel tussen elk paar clips of beelden in te voegen. Zie pagina 179 voor meer informatie. Effecten toepassen De meeste plug-in video-effecten van Studio zijn bruikbaar voor stilstaande beelden. (Uitzonderingen zijn effecten zoals Snelheid die alleen nuttig zijn voor bewegende video.
Voor bitmap-beelden, inclusief gewone foto- en beeldbestanden, en voor schijfmenu's, dubbelklikt u op de clip voor een derde manier om toegang tot het gereedschap te krijgen. Door op een titel te dubbelklikken, wordt deze titel echter direct in de desbetreffende titeleditor geopend. Met alle versies van het gereedschap Clipeigenschappen kunt u de duur en de naam van de huidige clip instellen.
Het gereedschap Clipeigenschappen voor foto's beschikt over knoppen voor pannen en zoomen waarmee u zich op een interessant gedeelte kunt richten. In Studio Ultimate kan Pannen en zoomen worden geanimeerd om een effect te creëren waarbij van het ene middelpunt naar het andere in het beeld wordt overgeschakeld. Geanimeerd pannen en zoomen is in andere versie beschikbaar door te upgraden naar Studio Ultimate. Als u een beeld wilt roteren met 90 graden zet u in “landschapmodus” (breder dan hoog, liggend).
Houd de knop ingedrukt, sleep de muis naar beneden en naar rechts totdat het gebied volledig is ingesloten. Als u de muisknop weer loslaat, wordt het effect rode-ogen correctie direct toegepast binnen de rechthoek die u hebt aangegeven. Normaal gesproken is het niet nodig om het gebied waarin het effect moet worden toegepast heel precies aan te geven. Een grotere rechthoek kan zelfs een beter resultaat opleveren dan een kleiner gebied dat alleen het oog afbakent.
Het verplaatsen van een foto op volledige beeldgrootte naar een gedetailleerd beeld van een persoon of een voorwerp in het beeld. Dit geeft een vergelijkbaar effect als inzoomen bij het maken van een videofilm. U kunt dit effect gebruiken om de kijker voor te bereiden op een reeks beelden van hetzelfde close-up onderwerp vanuit meerdere hoeken of om verdere close-ups van verschillende onderdelen van dezelfde scène te laten zien.
De knoppen voor pannen en zoomen worden hier gebruikt om beurtelings te focussen op vier beelden in het satirische schilderij “An Election Entertainment” van de Engelse kunstenaar William Hogarth. Een vijfde beeld wordt teruggetrokken zodat het gehele doek zichtbaar wordt (het maximale zichtbare gedeelte in een breedbeeld zonder zwarte balken). De functie genereert automatisch een vloeiende beweging van het ene beeld naar het volgende en pant en zoomt indien noodzakelijk tegelijkertijd.
U kunt de twee methodes ook combineren, waarbij u de grafische interface van het gereedschap gebruikt om de beginstellingen te selecteren en u vervolgens de numerieke effectparameters gebruikt voor de fijnafstelling. Het effect Pan en Zoom is te vinden in de groep Leuke effecten. De parameters voor pannen en zoomen zijn precies gelijk aan die van de functie-interface: u kunt de schuifknoppen gebruiken om Zoom, Horizontale positie en Verticale positie in te stellen.
Het gereedschap Frame grabber Gebruik het gereedschap Frame grabber samen met de player. Om toegang te krijgen, opent u de gereedschapskist en klikt u op de knop Frame grabber. Scrub of speel uw film of bronvideo af totdat het gewenste frame verschijnt in de Player; klik vervolgens op de knop Opnemen button. Het opgenomen beeld verschijnt in het voorbeeldgebied van het gereedschap, klaar om aan uw film te worden toegevoegd of als bestand op schijf te worden opgeslagen.
Aan film toevoegen: Deze knop voegt het opgenomen beeld in het spoor video van het venster Film voor de momenteel geselecteerde clip in. Op schijf opslaan: Deze knop opent een dialoogvenster Opslaan als zodat u een map, bestandsnaam en beeldformaat kunt selecteren voor het bestand waarin het opgenomen beeld zal worden opgeslagen.
HOOFDSTUK 11: Schijfmenu’s Met de komst van de schijfformaten DVD, Blu-ray Disc, VCD en S-VCD is video een interactief medium geworden, dat nieuwe mogelijkheden heeft voor zowel de videograaf als het publiek. Het ontwikkelen – de “authoring” – van een schijf in een van deze formaten betekent verder gaan dan het oude idee van het maken van een film om in strikte volgorde van begin tot eind te kijken. Nu kan het publiek bepalen welke delen van de film worden bekeken en in welke volgorde.
Het volgende diagram is opgebouwd volgens de storyboard van het venster Film. Het geeft weer hoe het eerder geïllustreerde menu, dat in het diagram als M1 wordt weergegeven, zou kunnen passen in de algehele opzet van een eenvoudige film met twee menu’s. Elk menu wordt in de film gevolgd door meerdere hoofdstukken, die met een uitzondering allemaal bestaan uit een enkele clip. Ons menu M1 bevat koppelingen naar vijf hoofdstukken. Ons menu is ontworpen om twee hoofdstukkoppelingen per pagina weer te geven.
Authoring van schijven in Studio Voor de bewerkingsdoeleinden in Studio is een schijfmenu slechts weer een cliptype. Net zoals bij titels kunt u de menu’s in het Album gebruiken of aanpassen. Ook kunt u ze helemaal zelf maken in de Editor voor klassieke titels (zie Hoofdstuk 3: Het Album en Hoofdstuk 12: De Editor voor klassieke titels). Om een idee te krijgen van wat gedaan moet worden, moet u eens proberen het paar “instant” projecten hieronder te maken.
Menu’s uit het album gebruiken Het gedeelte Schijfmenu’s van het album bevat een verzameling menu’s ontworpen voor bepaalde gelegenheden, authoring-stijlen en hoofdstukaantallen. Elk menu biedt een achtergrondafbeelding, een titel, een set hoofdstukknoppen (over het algemeen met ruimte voor pictogrambeelden), en een paar knoppen Volgende pagina en Vorige pagina. Het aantal hoofdstukknoppen per pagina varieert van een menuontwerp tot het andere.
Dit is de snelste en makkelijkste manier om een koppeling in een schijfmenu te maken. Het kan echter zijn dat u iets anders wilt in een bepaalde authoring-situatie. Vinkt u het selectie vakje Niet opnieuw vragen aan, dan wordt uw keuze van Ja of Nee de standaardhandeling wanneer u in de toekomst in een menu sleept.
Hier volgen de functies van de afzonderlijke DVD-knoppen: Hoofdmenu: Springt naar het eerste menu in uw film en begint met afspelen (of gaat daarmee verder). Vorig menu: Springt naar het meest recente actieve menu en begint met afspelen (of gaat daarmee verder). Nog een keer klikken springt weer terug van het menu naar de meest recente clip. Vorig hoofdstuk, volgend hoofdstuk: Klikt u op de knop Vorig hoofdstuk dan gaat u naar het begin van het huidige hoofdstuk indien u daar nog niet bent.
Het spoor menu Menuknoppen koppelen naar bepaalde punten binnen uw film. Die punten zijn gemarkeerd door tekens op het spoor menu, dat boven het spoor video verschijnt als een menu voor de eerste keer aan uw film wordt toegevoegd (en weer verdwijnt als alle menu’s worden verwijderd). Het menu zelf wordt gemarkeerd door een gekleurde rechthoek in het spoor menu (M1 en M2 in de illustratie hierboven). Elke koppeling naar een hoofdstuk wordt weergegeven door het teken “C”.
Bewerken op het spoor menu Tekens op het spoor menu kunnen worden verplaatst door ze met de muis te slepen. Hierbij wordt de locatie gewijzigd waarop de koppeling wordt uitgevoerd in de film. Wordt een videoclip verplaatst, dan worden ook alle tekens die eraan verbonden zijn verplaatst. Zo maakt u een koppeling: Klik met de rechtermuisknop op het spoor menu of het spoor video en kies Hoofdstuk instellen of Terug naar menu, afhankelijk van welke soort koppeling u wilt maken.
De knop Menu bewerken rechtsboven in het gereedschap opent het menu in de Editor voor klassieke titels. Daar kunt u alle visuele aspecten van het menu wijzigen: de afbeeldingen voor achtergrond en knoppen, het uiterlijk en de inhoud van de bijschriften en nog veel meer. Voor volledige informatie over de vele mogelijkheden van de Editor voor klassieke titels, zie Hoofdstuk 12: De Editor voor klassieke titels.
Gebruik de Knopselector (omschreven op pagina 204) om een knop op een willekeurige pagina van het menu te selecteren. Selectievakje Koppelingsnummers weergeven: Vink dit selectievakje aan om over elke knop in het menu koppelingsnummers te laten weergeven in het voorbeeldgebied. Koppelingsnummers komen overeen met het formaat en de kleur van hoofdstuktekens in het spoor menu. De opties van Menutype Deze twee opties bepalen of u of Studio de hoofdstukkoppelingen voor dit menu zal organiseren.
Tekstvak Knopinfo: De tekst van de huidige knop bewerken zonder de Editor voor klassieke titels te openen. Het teken “#” in knopinfo heeft een speciale betekenis: Studio vervangt het door de volgnummer van de knop. Gebruik deze functie om zeker te zijn dat uw knoppen juist genummerd zijn onafhankelijk van wijzigingen in de lay-out van het menu.
Zo stelt u een koppeling in: Plaats de Tijdlijn-schuifregelaar binnen een clip van een menu, video, thema of stilstaand beeld en klik op de knop Hoofdstuk maken . Voor videoclips en clips met stilstaande beelden wordt het hoofdstukpunt ingesteld op de exacte plaats van de schuifregelaar binnen de clip. Zo verwijdert u een koppeling: Klik op de knop Hoofdstuk verwijderen . Knop Terug naar menu: Hiermee maakt u een koppeling “teruggaan-naar-menu” aan het einde van de huidige clip.
Het gereedschap Schijfmenu Opent u dit gereedschap terwijl een menu geselecteerd is, dan is het gelijk aan het openen van het gereedschap Clipeigenschappen; in andere gevallen biedt het een knop Menu maken die u naar de Editor voor klassieke titels brengt om het proces van het maken van een nieuw schijfmenu te starten. (Zie “Bewerken met het gereedschap Clipeigenschappen”, pagina 202, en Hoofdstuk 12: De Editor voor klassieke titels.
HOOFDSTUK 12: De Editor voor klassieke titels Studio’s ingebouwde Editor voor klassieke titels is een krachtige functie voor het maken en bewerken van titels en andere afbeeldingen. Het uitgebreide pakket aan tekst- en beeldeffecten en gereedschappen biedt eindeloze mogelijkheden voor het visuele ontwerp van uw film. De Editor voor klassieke titels is niet beperkt tot het maken van passieve titels.
Studio Ultimate beschikt over een tweede titeleditor, de Editor voor bewegende titels, met animatiemogelijkheden die u niet in de Klassieke titeleditor vindt. De Klassieke titeleditor heeft echter ook functies die de Editor voor bewegende titels niet heeft, zoals de mogelijkheid om navigeerbare schijfmenu's en titels te maken.
DE KNOPPEN VAN DE EDITOR VOOR KLASSIEKE TITELS De belangrijkste knoppen van de Editor voor klassieke titels zijn rond het venster Bewerken gegroepeerd (zie de afbeelding op pagina 209). Titelachtige knoppen De vier knoppen in dit cluster staan aan de linkerkant van het scherm boven het venster Bewerken van de Editor voor klassieke titels. Er kan maar een knop tegelijk geselecteerd zijn. Selecteer de eerste knop als u een stilstaande titel maakt.
Gezien het feit dat schijfmenu’s alleen kunnen worden gebruikt op het hoofdvideospoor van de Tijdlijnweergave in het venster Film, is de knop voor het maken van schijfmenu’s niet beschikbaar wanneer er een titel van een van de andere sporen wordt gemaakt of bewerkt. Objectgereedschapskist Dit cluster van vier gereedschapsknoppen van de Titeleditor bevindt zich links onder het venster Bewerken.
Objecten opnieuw ordenen in drie dimensies Omdat object elkaar kunnen overlappen, is het makkelijk om in situaties te komen waar een object dat volledig zichtbaar moet zijn deels of geheel verborgen wordt door een of meerdere objecten. Gebruik in zulke gevallen de vier herordeningsopdrachten in het menu Titel/Laag van de Editor voor klassieke titels. Deze opdrachten beïnvloeden het momenteel geselecteerde object, gesymboliseerd door vierkant “3” in het diagram.
Is een tekstobject niet geselecteerd, dan kunt u het tekstvak ervan direct activeren door in het midden van het object te klikken. Wilt u dat het selectiekader en de controlepunten verschijnen, klik dan op de randen van het object. Met andere objecttypen kunt u op een willekeurige plek in het object klikken om het te selecteren. Klik om een tekstvak te deactiveren op een willekeurige plek in het venster Bewerken buiten het object.
Klikken op de tweede knop schakelt de bewerking schuintrekken in, die slechts een controlepunt nodig heeft. Bij tekstobjecten biedt de tweede knop nog twee bewerkingen, afstand, positie en vervormen instellen.
Lay-outknoppen voor objecten De twee linkerknoppen in dit cluster zijn bestemd voor het groeperen en de-groeperen van de objecten van de Editor voor klassieke titels. De eerste knop is beschikbaar wanneer meerdere objecten worden geselecteerd. De handeling ervan is het verbinden van de objecten tot een groep – een samengesteld object dat als afzonderlijke eenheid wordt behandeld door bewerkingshandelingen. Is een groep geselecteerd, dan zijn al diens controlepunten tegelijk zichtbaar.
De laatste lay-outknop voor objecten opent nog een klein popout menu, deze houdt bezig met objecten uitlijnen. De negen opties hier zijn in een grafische vorm die op een speelbord voor boter, kaas en eieren lijkt. Klikt u op een van de negen gebieden, dan wordt het object naar de overeenkomstige hoek van het scherm verplaatst (zoals gedefinieerd in het “tekstveilige” gedeelte dat is aangegeven door rode stippellijnen), of naar het midden.
Tekststijlknoppen De knoppen in dit cluster, rechtsboven in het bewerkingsvenster van de Editor voor klassieke titels, zien er bekend uit voor mensen die tekstverwerkingssoftware gebruiken. De knoppen worden toegepast op zowel de momenteel geselecteerde tekst evenals alle nieuwe tekst die kan worden ingevoerd totdat de instellingen weer worden gewijzigd.
Met Vergroten wordt de tekst tijdens het wijzigen van de grootte gewijzigd om beide boxafmetingen te volgen. Met Verkleinen blijft de tekst in zijn oorspronkelijke grootte tenzij het vak kleiner gemaakt wordt. In dat geval wordt de grootte van de tekst gewijzigd als bij Vergroten. Geen van beide opdrachten wijzigt de regelafbrekingen van de tekst. De vervolgkeuzelijst voor lettertypen en de tekengrootte selecteren voltooien de groep van tekststijlknoppen.
Het tabblad Standaard is een collectie stijlen die worden toegepast op de tekst en andere objecten die u in uw titel gebruikt. Elke stijl bestaat uit een kleur (of kleurverloop of transparantie) voor elk van de “opvulling” (oppervlak), rand en schaduw van het object waarop het wordt toegepast, plus een afzonderlijke vervagingsparameter voor elk. De laatste parameter is schaduwrichting, waarvoor acht mogelijkheden bestaan.
De drie optieknoppen bovenaan selecteren een vaste kleur, een kleurverloop of geen kleur (transparantie). Klikt u op een kleurmonster naast de eerste knop dan wordt een verder standaard Windowsdialoogvenster voor kleurselectie gestart waaraan een schuifregelaar Ondoorschijnendheid (0-100%) is toegevoegd. Het monster naast de tweede knop opent een kleurverloopontwerper waarmee u een kleurverloop kunt vastleggen door de startkleuren aan elke hoek van een vierkant oppervlak toe te wijzen.
Werkt u aan een overlaytitel, dan vindt u interessante manieren om de instelling Ondoorschijnendheid op de dialoogvensters voor kleurselectie voor deze knoppen te gebruiken, vooral wanneer de overlay met overgangen wordt gecombineerd. Normaal gesproken zult u echter een transparante achtergrond voor titels gebruiken en transparantie is de standaard achtergrondselectie voor een nieuwe titel of menu.
Als u een breedbeeldfilm als een menuachtergrond in een project in standaardformaat gebruikt, of een standaardfilm voor een breedbeeldproject, dan wordt de film uitgerekt of ingekrompen om met het projectformaat overeen te komen. Het gedeelte Afbeeldingen Evenals bij de zojuist besproken achtergrondafbeeldingen, kunnen de afbeeldingen in het gedeelte Afbeeldingen van het album van de Editor voor klassieke titels van elk standaardtype zijn.
Pictogram: Deze speciale vorm van het knoptype standaard geeft een klein pictogrambeeld (of een bewegend pictogramvoorbeeld) weer van het gedeelte van de film waarnaar het een koppeling bevat. Vorige: Deze knop verschijnt op de tweede en volgende pagina’s van menu’s met meerdere pagina’s (menu’s met meer koppelingen van standaard of pictogramknoppen dan op een pagina passen). Het koppelt naar de vorige menupagina.
Knopmarkering DVD-menu’s (maar geen VCD- en S-VCDmenu’s), geven visuele informatie door de huidige knop te markeren terwijl de gebruiker door het menu schuift. Speciale actieve markering onderscheidt een knop die wordt geactiveerd vlak voordat de handeling wordt uitgevoerd. (U kunt een voorbeeld van deze markering bekijken in de player en interactie hebben met het menu waarbij u de muis of de DVD-knoppen van de player gebruikt.
HOOFDSTUK 13: De Editor voor bewegende titels (Motion Titler) De Editor voor bewegende titels (Motion Titler) van Studio is een krachtig gereedschap voor het maken en bewerken van geanimeerde titels en afbeeldingen. De uitgebreide reeks tekst- en afbeeldingseffecten en functies bieden onbeperkte mogelijkheden voor het visuele design van uw film.
Een beeld in lagen opbouwen, te beginnen met een leeg frame (linksboven). Het dambordpatroon betekent transparantie. Hoewel achtergronden transparante of doorzichtige delen kunnen hebben, voegen we hier een ondoorzichtige achtergrond (0) toe voor de duidelijkheid, gevolgd door opeenvolgende lagen met ondoorzichtige content (1, 2, 3). In de definitieve compositie (rechtsonder) verbergen de bovenste lagen de onderste. De weergave van de Editor voor bewegende titels bestaat uit vijf hoofddelen. 1. 2. 3. 4.
5. Ieder grafisch of tekstueel element vormt een laag in de titel. De ondoorzichtige delen van een laag verbergen de onderliggende lagen; de onderste laag kan alleen de achtergrond verbergen. Naast het vermelden van de namen van de lagen bevat de Lagenlijst een animatietijdlijn die aangeeft welke bewegingen aan de lagen zijn toegewezen. De tijdsduur op de tijdlijn kan worden aangepast door te slepen. Het proces van het opbouwen van een beeld in lagen wordt ‘samenstellen’ genoemd.
Een overlay bewegende titel bewerken: Dubbelklik op de clip op het titelspoor, het overlayspoor of in Lijstweergave, of klik met de rechtermuisknop in een willekeurige weergave en selecteer Ga naar Editor voor bewegende titels. Een bewegende titel uit de gereedschapskist bewerken: Met de clip open in het gereedschap Clipeigenschappen klikt u op de knop Bewerk titel.
Titel opslaan en Titel opslaan als: Met deze standaardopdrachten, samen met de vorige, kunt u titels naar andere computers exporteren en titels met andere gebruikers van Studio delen. HET ALBUM VAN DE EDITOR VOOR BEWEGENDE TITELS Het Album van de Editor voor bewegende titels is een paneel met tabs aan de linkerkant van het scherm van de Editor voor bewegende titels. Het album bevat bronnen voor het maken van bewegende titels, net zoals het Album van Studio bronnen voor het maken van films bevat.
Het Album van de Editor voor bewegende titels heeft vijf delen die in detail op de volgende pagina's worden beschreven. Ieder deel wordt geopend door een eigen tabknop: Het gedeelte Video biedt videomaterialen voor uw titel. Hoewel de lay-out enigszins afwijkt, is dit hetzelfde gedeelte als in de modus Bewerken, met dezelfde functies. Wijzigingen, zoals het selecteren van een nieuwe video, of overschakelen naar de modus Scènes, worden tegelijkertijd in beide delen doorgevoerd.
U voegt een beweging aan een element toe door erop te dubbelklikken terwijl het element is geselecteerd; u kunt het element ook naar het venster Bewerken of de Lagenlijst slepen. Als u meerdere lagen selecteert en u dubbelklikt op een uiterlijk of een beweging, dan wordt het uiterlijk of de beweging tegelijkertijd op alle lagen toegepast.
Klik met de rechtermuisknop op de video in het Album en selecteer Toevoegen aan bewegende titel in het contextmenu. In al deze gevallen wordt de video als een volledige laag aan het venster Bewerken toegevoegd; hier kan naar wens de maat van de video worden aangepast en het materiaal worden verplaatst en geroteerd zoals de andere lagen.
Het gedeelte Objecten Het gedeelte Objecten van het album van de Editor voor bewegende titels bevatten bitmapped clip-art en decoraties voor uw titels. Afgezien van het feit dat ze worden aangeleverd als bronnen in deze editor in plaats van als bestanden in een beeldmap, worden ze op precies dezelfde manier gebruikt als de afbeeldingen in het gedeelte Foto's. Een afbeelding selecteren en slepen vanuit het gedeelte Objecten voor gebruik in een bewegende titel.
Standaardwaarden voor uiterlijken De eenvoudigste manier om uiterlijken te gebruiken is het selecteren van een van de pictogrammen op het tabblad Standaardwaarden. In de vervolgkeuzelijst boven de pictogrammen kunt u ingebouwde standaardwaarden (“Standaard”) of uw eigen ontwerpen (“Mijn uiterlijken”) kiezen. Overschakelen van de Standaardwaarden voor de uiterlijken naar de aangepaste Mijn uiterlijken.
Een stijl klonen In plaats van een standaardwaarde toe te passen, kunt u ook een uiterlijk klonen als onderdeel van een stijl; in het geval van tekstlagen bevat deze dan informatie over het lettertype plus eigenschappen van het uiterlijk zelf. Gebruik hiertoe de optie Stijl kopiëren in het contextmenu van de bronlaag en Stijl plakken in het contextmenu van de doellaag.
De volgende detaileigenschappen zijn beschikbaar: Verschuiving X en Verschuiving Y: Met deze schuifknoppen bepaalt u de positie van de detaillaag met betrekking tot de nominale positie van de tekst of afbeelding waarop het uiterlijk wordt toegepast. Het bereik van de verschuiving is -100 (links of beneden) tot +100 (rechts of boven). De maximale verschuiving staat voor 1/8ste van de breedte en 1/8ste van het werkgebied van het venster Bewerken.
U opent de Editor voor uiterlijken door op de tab Instellingen te klikken in het gedeelte Uiterlijken van het album van de Editor voor bewegende titels. De titelbalk toont de naam van het huidige uiterlijk (‘Nautilus’) en drie knoppen voor het maken van nieuwe detaillagen. Het bewerkingspaneel voor details van Opvulling 3 is geopend; eronder ziet u het gesloten paneel voor Opvulling 2.
Om de volgorde van de detaillagen te wijzigen, sleept u de werkbalk van het bewerkingspaneel naar een nieuwe locatie. Als het uiterlijk dat u bewerkt meer dan twee of drie lagen bevat, kan het handig zijn om de panelen eerst te sluiten zodat de gehele stapel tegelijkertijd zichtbaar is. Een aangepast uiterlijk opslaan Als u klaar bent met het bewerken van een aangepast uiterlijk, kunt u dit opslaan in “Mijn uiterlijken” door op de knop Uiterlijk opslaan onderaan de Editor te klikken.
Lettergebaseerde bewegingen werken op het niveau van individuele letters in een tekstbijschrift (andere lagen worden behandeld als één “letter”). Een voorbeeld. Bij de Ingang-beweging “Draaiende letters” wordt eerst de rand van de letters op de tekstlaag zichtbaar. Vervolgens draaien ze één voor één op hun plaats totdat alle letters in hun normale positie staan. Woordgebaseerde bewegingen werken op vergelijkbare wijze, maar dan met woorden als de kleinste animatie-eenheden.
Bewegingen toevoegen Om een bepaalde beweging aan een bepaalde laag toe te voegen, selecteert u eerst de laag en vervolgens voert u een van de volgende handelingen uit: Dubbelklik op het bewegingspictogram in het album. Sleep het bewegingspictogram van het album naar een toegankelijke laag (een laag die niet wordt bedekt door andere lagen) in het venster Bewerken. Sleep het bewegingspictogram van het album naar de laag in de Lagenlijst.
Video- en afbeeldingslagen: De bronnen van deze lagen zijn afkomstig uit de gedeeltes Video,Foto's en Objecten van hetalbum van de Editor voor bewegende titels. De lagen ondersteunen dezelfde bewerkingen als de tekst- en vormlagen, behalve voor de toepassing van uiterlijken. Zie “Het gedeelte Video” (pagina 233), “Het gedeelte Foto's” (pagina 234) en “Het gedeelte Uiterlijken” (pagina 234) voor gedetailleerde informatie.
Lagen bewerken De rest van dit hoofdstuk biedt details over het bewerken van lagen in de Editor voor bewegende titels. Voor informatie over het aanpassen van de achtergrondlaag zie “Het achtergrondpaneel” direct hieronder. Voor informatie over het verplaatsen, in grootte aanpassen, roteren en opnieuw rangschikken van alle typen voorgrondlagen zie “Het venster Bewerken” op pagina 245 en “Werken met de Lagenlijst” op pagina 251.
De standaardachtergrond voor een bewegende titel is volledig transparant. Als uw bewegende titel op het overlay-spoor of titelspoor van Studio staat, zijn video of andere afbeeldingen op het videospoor zichtbaar achter de voorgrond van de titel. Om een vaste achtergrond te maken, klikt u ofwel op de knop voor het kleurvoorbeeld of de oogdruppelaarknop.
Een vormobject roteren in het venster Bewerken. Het kleine pijltje links naast de muisaanwijzer is de rotatiehendel voor de laag. Om een laag te roteren, klikt u op de rotatiehendel en sleept u met de muis. Bij tekst- en vormlagen kan een gedeelte van de inhoud buiten het kader liggen. Dit komt voor wanneer één van de “details” in het uiterlijk wordt gedefinieerd met een horizontale of verticale verschuiving waarmee het detail weg wordt verplaatst van de nominale locatie van de laag.
Om de grootte van een laag aan te passen en de verhoudingen te bewaren, klik dan op een hoekpunt van het kader en sleep dit naar buiten of binnen totdat het juiste formaat is bereikt. Om de grootte van een laag aan te passen en de verhoudingen aan te passen, klik dan op een zijpunt van het kader en sleep. Door de grootte aan te passen met het middelste punt aan twee aangrenzende kanten, kunt u iedere gewenste grootte en verhouding bereiken.
De Editor biedt daarom diverse gespecialiseerde opties waarmee u er zeker van kunt zijn dat uw tekst er precies zo uit komt te zien als u wilt.
Als u nieuwe tekst wilt toevoegen zonder de bestaande tekst te verwijderen, klik dan op het gewenste invoegpunt nadat u de laag in de tekstbewerkingsmodus hebt geschakeld of gebruik de pijltoetsen om het invoegpunt te verplaatsen. U kunt tevens een gedeelte van de tekst markeren (en dus vervangen) voordat u gaat typen: sleep met de muis over de letters of houd Shift ingedrukt en gebruik de pijltoetsen.
Lettertypegrootte: De Editor biedt diverse methoden om de lettertypegrootte in te stellen. U kunt een nieuwe waarde direct in het veld voor het bewerken van de lettertypegrootte invoeren of de pijlknoppen omhoog en omlaag gebruiken om de grootte in eenheden van één punt aan te passen. Verder naar rechts gebruikt u de knoppen lettertype verkleinen en lettertype vergroten om de intervallen aan te passen waarmee de lettertypegrootte toeneemt.
Tekststroom Om tegemoet te komen aan de diverse conventies van verschillende talen met betrekking tot de richting van geschreven tekstregels, en voor maximale flexibiliteit bij grafisch design, biedt de Editor voor bewegende titels (Motion Titler) een menu met acht opties voor tekststroom. Deze opties, die samenwerken met de zojuist besproken uitvulopties, zijn niet alleen van invloed op de manier waarop de tekst wordt weergegeven, maar tevens op de werking van standaardtoetsen als Home en End.
Het linkergedeelte van de Lagenlijst bevat de laagkoppen; rechts ziet u een animatietijdlijn met de weergave van en instelmogelijkheden voor de timing van de lagen en bewegingen die eraan zijn toegewezen. (Alleen het uiterst linkse gedeelte van de tijdlijn wordt hier afgebeeld.) Lagen selecteren Klikken op een kop in de Lagenlijst heeft hetzelfde effect als het selecteren van de laag in het venster Bewerken (en andersom). De naam van de laag wordt gemarkeerd en het instellingskader verschijnt.
Om een laag een andere naam te geven, dubbelklikt u op de bestaande naam. Er verschijnt een bewerkingsveld waarin de bestaande naam is geselecteerd. Typ de nieuwe naam, druk op Enter of klik buiten het bewerkingsveld om de bewerking af te sluiten. Lagen opnieuw rangschikken Zoals beschreven op pagina 246 ("Laagbewerkingen in het venster Bewerken") kunt u de positie van een laag in de stapel aanpassen via opdrachten in het contextsubmenu Laag of via toetsencombinaties zoals Alt+Plus (Laag Naar voren).
De werkbalk van de Lagenlijst De instellingen en informatie op de werkbalk zijn in vijf groepen ondergebracht. Van links naar rechts: Met de knoppen Tekst toevoegen en Vorm toevoegen kunt u nieuwe “vectorgebaseerde” lagen maken waarop u uiterlijken van het album van de Editor kunt toepassen. Als u op Tekst toevoegen klikt, verschijnt er direct een nieuwe laag met een standaarduiterlijk en bijschrift.
In de tekstbewerkingsmodus geldt de toets Delete voor de geselecteerde tekst; de knop verwijderen op de werkbalk van de Lagenlijst verwijdert echter altijd de huidige laag, zelfs bij tekstlagen. De teller toont de huidige positie van de scrubber op de tijdlijn van de Lagenlijst in uren, minuten, seconden en frames. Lagen en bewegingen op de tijdlijn bewerken Bij het maken van een laag wordt de duur ervan ingesteld op de volledige tijdsduur van de desbetreffende titel.
Drie lagen met bewegingen. De bovenste laag heeft alleen een Accentuering-beweging (ononderbroken lijn) die de gehele duur in beslag neemt. De onderste laag beschikt over Ingang- en Sluitenbewegingen en een statische interval in het midden. De middelste laag heeft bewegingen van alle drie typen. De Ingang-beweging wordt getrimd (let op de horizontale pijlcursor); als de lengte verandert, wordt de Accentuering-beweging automatisch aangepast om de ongebruikte tijd volledig in te nemen.
U maakt een permanente groep door eerst een tijdelijke groep te maken; vervolgens gebruikt u de opdracht Groeperen in het menu Groepering op de werkbalk van Lagenlijst (of in het contextsubmenu Groepering van een van de lagen in de groep). De groep blijft bestaan totdat u hem expliciet ontbindt met een andere menuopdracht (Degroeperen) of door de lagen van de groep uit de groep naar de Lagenlijst te slepen.
Meerdere lagen selecteren De eerste stap bij het maken van een groep is het selecteren van de meerdere objecten waar de groep uit bestaat. In het venster Bewerken kunt u dit op twee manieren doen: Door met de muis te klikken en te slepen om een selectierechthoek te markeren (een “markies”) met alle objecten die u wilt groeperen; of, Door op het eerste object dat u wilt groeperen te klikken en vervolgens met de toets Ctrl ingedrukt op de andere objecten te klikken.
Eigenschappen op een groep toepassen Nadat u een tijdelijke groep hebt geselecteerd, hebben alle eigenschapinstellingen die u doorvoert effect op alle groepsitems waarvoor de eigenschap geldt: Als u een uiterlijk toepast, dan geldt dit voor alle tekst- en vormitems.
HOOFDSTUK 14: Geluidseffecten en muziek Video mag dan worden beschouwd als een hoofdzakelijk visueel medium, maar de rol van geluid in uw films is vaak even belangrijk als die van de beelden op het scherm. Bioscoopfilms en televisieproducties bevatten talloze typen audio, om te beginnen de dialoog en andere geluiden die tijdens live actie worden gemaakt. Deze onbewerkte soundtrack wordt in uw films gebracht met de video tijdens de modus Opnemen.
Zodra een geluidsclip onderdeel van uw film is, kunt u het aanpassen met fades en andere volume-aanpassingen. Een eenvoudige manier om audiofades en cross-fades te maken, is het toevoegen van overgangen aan uw audioclips, zoals beschreven op pagina 276. U kunt de plaatsing van uw clips binnen een stereo- of surround-mix aanpassen en zelfs de plaatsing willekeurig binnen de clip bepalen. U kunt tevens Studio’s audio-effecten toepassen waaronder ruisonderdrukking en echo.
Een soundtrackbestand maken In Studio kunt u de soundtrack van uw film uitvoeren als een audiobestand in het bestandstype wav (PCM), mp3 of mp2. Open het tabblad Bestand in de modus Film maken op de gebruikelijke wijze en selecteer Audio als uw bestandstype. Er zijn diverse instellingen beschikbaar, inclusief een aantal veel voorkomende instellingen voor standaardbestandstypen. Met de instelling Aangepast kunt u het type en de instellingen van het uitvoerbestand naar wens configureren.
Achtergrondmuziekspoor: Gebruik dit spoor om mp3- of wavaudiobestanden, achtergrondmuziek van ScoreFitter gegenereerd door Studio en muziek (of andere inhoud) van audio-compact disks (CD’s) toe te voegen. Audiobestanden worden geïmporteerd via het gedeelte Muziek van het album (zie pagina 75). Maak ScoreFitter-clips met het gereedschap Achtergrondmuziek en CD-audioclips met het gereedschap CD-audio (zie “Het gereedschap Achtergrondmuziek” op pagina 266 en “Het gereedschap CD-audio” op pagina 265).
Het enige audiospoor met een speciale status is oorspronkelijke audio. Standaard worden audioclips op dit spoor parallel met de inhoud van het spoor video op dezelfde tijdindex bewerkt.
Deze knoppen zijn gebruikelijk voor de meeste audiocliptypen en worden zowel voor het bewerken als voor het maken van clips gebruikt. Ze worden besproken op pagina 270 onder “Trimmen met het gereedschap Clipeigenschappen”. Als u uw keuze hebt gemaakt, klikt u op de knop Aan film toevoegen.
Voer een naam in voor de clip in het vak Naam en pas de duur ervan desgewenst aan met de teller Duur. De lengte van de muziekclip die u maakt wordt precies aangepast op de duur die hebt geselecteerd. Als u uw keuze hebt gemaakt, klikt u op de knop Aan film toevoegen. Studio maakt de nieuwe clip op het spoor achtergrondmuziek beginnend op de huidige tijdindex (zoals getoond door de schuifregelaar van de tijdlijn en het voorbeeldscherm in de Player).
Voordat u audio kunt opnemen met het gereedschap Voice-over, moet u een microfoon aansluiten op de microfooningang van de geluidskaart van uw pc. U moet tevens ten minste een videoclip in het venster Film hebben. Bekijk de videoscènes in uw film en beslis waar u wilt dat de voice-over begint en eindigt. Bent u klaar, open dan het gereedschap Voice-over. Let op: de opnamelamp – de zwarte rechthoek linksboven in de vorige illustratie – staat niet aan.
Voice-overniveau Het opnameniveau voor een voice-overclip wordt ingesteld wanneer u de voice-over maakt en kan achteraf niet worden gewijzigd. U kunt het afspeelvolume echter op elk moment wijzigen. Het opnameniveau wordt ingesteld met de schuifregelaar Opnameniveau en de begeleidende niveaumeter op het gereedschap Voice-over. Houd deze meter in de gaten om ervoor te zorgen dat uw opnameniveaus niet te hoog of te laag worden. De indicator verandert zijn kleur van groen (0-70% modulatie) via geel naar rood.
De aanpassingen Kanalen en Samplefrequentie op het dialoogvenster Opties regelen de kwaliteit van voice-overs of andere opgenomen audio. Stel ze in op het hoogste kwaliteitsniveau dat u denkt nodig te zullen hebben, maar onthoud dat een betere kwaliteit meer ruimte op de schijf nodig heeft. AUDIOCLIPS TRIMMEN Net als bij andere cliptypen, kunt u audioclips direct op de tijdlijn trimmen of door het gereedschap Clipeigenschappen te gebruiken.
U kunt ze ook lezen als voorbijschietende labels wanneer uw muis over clips in de Storyboard-weergave blijft staan. De andere knoppen die het gereedschap biedt, hangen af van het type audioclip dat u het geeft. Oorspronkelijke audio, geluidseffecten en voiceovers Het gereedschap Clipeigenschappen biedt dezelfde soort trimknoppen voor geluidseffecten en voice-over clips als voor videoclips, maar geeft een grafiek weer van de audiogolfvorm in plaats van visuele voorbeeldgebieden.
AUDIOVOLUME EN MIXEN De audioniveaus en stereo plaatsen van afzonderlijke clips kan ofwel direct op de tijdlijn worden aangepast of met het gereedschap Volume en balans. Elke techniek heeft zijn eigen voordelen. Aanpassen op de tijdlijn geeft u een goed idee van tijd versus volume of balans, terwijl het gereedschap Volume en balans mengen mogelijk maakt – afzonderlijk het volume en de stereobalans van elk van de sporen aanpassend.
Aanpassingslijnen De oranje volumelijn geeft een grafische weergave van de volumewijzigingen die u in de track en de clip hebt aangebracht. Hebt u het volume helemaal niet aangepast, dan loopt de lijn recht door het midden van de clip op ongeveer driekwart van de hoogte van de clip. Dit is het niveau “zero gain” of nulversterking (0 dB), waar het oorspronkelijke volume van de clip noch verhoogd noch verlaagd is.
Let op: U kunt de fade-lijn van een clip alleen bekijken en bewerken wanneer het gereedschap Volume en balans in de modus surround staat. U kunt het effect van het aanpassen van de lijn alleen beluisteren op systemen waarop surround sound kan worden afgespeeld. Om te selecteren welke van de drie aanpassingslijnen momenteel wordt weergegeven, gebruikt u het contextmenu van de audioclip: . Beschikbaarheid: surround sound wordt alleen ondersteund in Studio Ultimate.
Om het volume van een clip op de tijdlijn aan te passen, selecteert u de clip (door met de linkermuisknop te klikken) en beweegt u daarna uw muisaanwijzer dicht bij de lijn. De aanpassingscursor voor volume verschijnt dan: Klik met de linkermuisknop en sleep het omhoog of omlaag binnen de clip. De volumelijn buigt terwijl deze de muis volgt. Laat u de muis los, dan maakt Studio een aanpassingshandvat op de volumelijn.
Wijzigingen verwijderen U kunt audio-aanpassingen individueel of tegelijkertijd voor een gehele audioclip verwijderen. Selecteer de desbetreffende opdracht in het contextmenu van de clip: Overgangen op de audiosporen Een snelle manier om een fade aan het begin of einde van een audioclip toe te voegen: plaats gewoon een Fade-overgang, net zoals u dat bij een videoclip doet. Zie Hoofdstuk 9: Overgangen voor details.
Beschikbaarheid: surround sound weergave wordt alleen ondersteund in Studio Ultimate. Het gereedschap Volume en balans biedt afzonderlijke niveauknoppen voor de afzonderlijke audiopsoren: oorspronkelijke audio (links in de illustratie), overlay audio, geluidseffect en voice-over, en achtergrond muziek (rechts). De knoppen voor overlay audio worden alleen weergegeven wanneer de sporen overlay video en audio in het Filmvenster zijn geopend.
Klik op de knop en sleep deze met een draai met de klok mee (tot de maximale positie op 2 uur) om het volume te verhogen. Gebruik een draai tegen de klok in (tot het minimum van 6 uur) om het volume te verlagen. Niveauknoppen, volledig uit (L), standaard (M) en volledig aan (R) Met een schuifknop, de fader van het spoor, stelt u het huidige niveau van het spoor in op de schaal relatief niveau , gekalibreerd in decibellen (dB). De markering 0 dB komt overeen met het niveau waarop de clip is opgenomen.
De knoppen voor fade produceren een fade-in vanaf of een fade-out naar de huidige positie van de film. Voor een visuele bevestiging van hun effect kunt u het gedrag van de volumelijn van de clip bekijken wanneer op de fade-knoppen wordt geklikt. Pas dit aan in het optiepaneel Projectinstellingen (Setup Projectinstellingen) onder Volume-fades. Fades zijn te dicht bij het begin of het einde van een clip niet beschikbaar.
In de modus surround kunt u elk spoor van voor naar achter positioneren (“fade”) evenals van links naar rechts (“balans”). Elk spoor kan overal afzonderlijk worden geplaatst binnen het rechthoekige luistergebied dat door de vier hoekluidsprekers wordt gedefinieerd. Het concept van de modus dialoog is gelijkend aan dat van surround, maar beschikt tevens over de centerluidspreker aan de voorzijde van het luistergebied.
Sleep het spoorpictogram direct (L) of met locatieknop (R) Volume en balansomtrekken bekijken Elke audioclip in uw project geeft een omtreklijn weer die het volume, de links-rechtsbalans of voor-achterbalans weergeeft. Om te selecteren welk van de drie lijntypen wordt weergegeven, gebruikt u de opdrachten op het contextmenu van een audioclip (zie “Anatomie van een audioclip” op pagina 272). De omtreklijnen kunt u direct op de tijdlijn aanpassen met aanpassingshandvatten.
HOOFDSTUK 15: Audio-effecten U kunt alle audioclips in uw project aanpassen met de plug-in audio-effecten van Studio. U opent deze effecten via het gereedschap Audio-effecten, het zesde gereedschap in de Audiogereedschapskist. De werking van dit gereedschap is identiek aan die van het gereedschap Video-effecten. Zie “Video-effecten gebruiken” (pagina 135) voor een complete beschrijving. Evenals bij video-effecten is uw bibliotheek van audio plug-ins uitbreidbaar.
Audio-effecten kopiëren U kunt effecten kopiëren en plakken tussen audioclips net zoals bij videoclips. Zie pagina 136 voor details Over de effecten Het krachtige filter Ruisonderdrukking is beschikbaar in alle versies van Studio. Het wordt hieronder besproken. Studio Ultimate beschikt over een extra groep audio-effecten. Deze worden kort beschreven vanaf pagina 285.
Ruisonderdrukking: Wordt een camcorder buiten gebruikt en zijn de acteurs ver verwijderd van de microfoon, dan kan de “bronruis” erg hoog zijn en om het nog erger te maken kan de interne ruis van de camcorder worden versterkt tot een storend niveau. Zou een jasmicrofoon verbonden aan de line-ingang van de camcorder worden gebruikt terwijl de scène werd opgenomen, dan zou de bronruis echter zeer laag kunnen zijn. Pas deze regelaar aan om overeen te komen met de ruisomstandigheden van het eigenlijke signaal.
ChannelTool De basiswerking van dit Studio Ultimate effect is het leiden van het stereoaudiosignaal. Hiermee kunt u één van de linker- en rechterinvoerkanalen (of beide) aansluiten op één van de uitvoerkanalen (of beide). Bovendien biedt ChannelTool speciale instellingen, zoals Fase omkeren en Spraak verwijderen – het “karaoke-effect”. Chorus Studio Ultimate Chorus creëert een voller geluid door herhaaldelijk “echo’s” in de audiostream te plaatsen.
Equalizer Grafische equalizers zoals deze in Studio Ultimate zijn in concept vergelijkbaar met de toonregelaars voor hoge en lage tonen op audioapparatuur, maar bieden een veel grotere mate van aanpassing. De equalizer van Studio verdeelt het audiospectrum in tien banden. Iedere band is gericht op een andere geluidsfrequentie. Let op: In muziektermen beslaat elke band van de equalizer een octaaf en de middelste frequentie benadert de noot B wat betreft toonhoogte.
Grungelizer De Grungelizer (Studio Ultimate) voegt ruis en statisch geluid toe aan uw opnamen. Het kan uw clips laten klinken alsof u ze op een radio met slechte ontvangst of een gekraste vinylplaat hoort. Regelaar (Leveller) Dit effect (Studio Ultimate) helpt een gebruikelijk probleem met het opnemen van audio voor videoproducties te compenseren: de imbalans in het opgenomen volume van verschillende elementen in de oorspronkelijke audio.
Echo Het effect Echo (Studio Ultimate) bootst het effect na van het afspelen van het brongeluid in een kamer van een bepaalde grootte en geluidsweerkaatsing. De interval tussen de aankomst van het oorspronkelijke geluid bij de oren van de luisteraar en de eerste echo’s is groter voor een grote kamer dan voor een kleine kamer. De snelheid waarmee echo’s wegsterven hangt af van zowel de kamergrootte als de weerkaatsing van de muren.
HOOFDSTUK 16: Uw film maken Een van de grote voordelen van digitale video is het grote en groeiende aantal apparaten dat er gebruik van maakt. In Studio kunt u versies van uw film maken voor alle video viewers die uw publiek gebruiken, van handheld DivX-spelers en mobiele telefoons tot HDTV-thuisbioscopen. Als u klaar bent met het bewerken van uw project, schakelt u over op de modus Film maken door op de knop Film maken knop bovenaan het scherm te klikken.
Ga als volgt te werk om het mediatype van uw voltooide film te selecteren op de drie tabs aan de linkerkant van het venster: Schijf, Bestand, Band of Web. Bij uitvoer naar Schijf kunt u een film kopiëren naar een opneembare schijf in de CD-, DVD-, HD DVD- of Blu-rayrecorder van uw computer (ook wel een “brander” genoemd). U kunt Studio ook een kopie, of “beeld”, van de schijf op de harde schijf laten maken zonder dat dit beeld wordt gebrand. Zie pagina 293 voor meer informatie.
Uw film voorbereiden om over te zetten Voordat uw film echt klaar is voor het overzetten, moet er meestal een aantal voorbewerkingen plaatsvinden. Meestal moet Studio overgangen, titels, schijfmenu’s en video-effecten die u aan uw film hebt toegevoegd “renderen” (berekenen en generen van videobeelden in het uitvoertype). Bestanden die door Studio tijdens dit proces worden gemaakt, worden in de map met hulpbestanden opgeslagen.
Of u nu wel of geen schijfbrander hebt, Studio kan ook een “schijfbeeld” of een “schijfimage” – een set bestanden met dezelfde informatie die anders op de schijf zouden worden gebrand – maken in een map op uw harde schijf. U kunt dit image nadien op een schijf branden. CD-formaten Als uw systeem beschikt over een CD-brander of een DVD-brander, dan kan Studio VCD- of S-VCD-schijven maken op zowel CD-R- als CD-RWmedia. Uw VCD-schijven kunt u afspelen op: een VCD- of een S-VCD-speler. sommige DVD-spelers.
Uw standaard DVD-schijven kunt u afspelen op: elke DVD-speler die kan werken met het formaat opneembare DVD die uw brander maakt. De meeste spelers kunnen met de gebruikelijke formaten overweg. een computer met een DVD-station en geschikte afspeelsoftware. iedere HD DVD-speler. Uw DVD- of HD DVD-schijf van het type HD DVD kunt u afspelen op: iedere HD DVD-speler, inclusief een Microsoft Xbox 360 met een station. een computer met een HD DVD-station en geschikt afspeelsoftware.
De twee cirkelvormige onderdelen tonen een samenvatting van uw schijfgebruik. De bovenste cirkel toont de ruimte op de harde schijf die noodzakelijk is voor het maken van uw film, terwijl de andere cirkel een schatting van de tijd geeft die de film in beslag neemt op uw beschrijfbare schijf. 2. 3. 4. 296 om de harde schijflocatie te kiezen die Gebruik de knop map Studio gebruikt voor het opslaan van tijdelijke bestanden. Als u een schijfimage maakt, wordt dit ook in deze map opgeslagen.
Kwaliteit en capaciteit van schijfformaten De verschillen tussen de diverse schijfformaten kunnen worden samengevat in deze vuistregels met betrekking tot de videokwaliteit en de capaciteit van de formaten: VCD: Elke schijf kan ongeveer 60 minuten MPEG-1 video met ongeveer de helft van de kwaliteit van DVD bevatten. S-VCD: Elke schijf kan ongeveer 20 minuten MPEG-2 video met ongeveer tweederde van de kwaliteit van DVD bevatten.
MPEG-4 Real Media Sony PSP-compatibel Windows Media Kies het formaat dat overeenkomt met de behoefte van uw publiek en de details van de hardware waarmee de film wordt bekeken. De grootte van het uitvoerbestand is afhankelijk van zowel het bestandstype als de compressieparameters van het geselecteerde type. Hoewel compressie-instellingen gemakkelijk kunnen worden aangepast om kleine bestanden te produceren, gaat zware compressie ten koste van de kwaliteit.
De lijst instellingen voor dit bestandstype biedt twee framegrootten per encoder. Kies Klein, met 176x144, of Zeer klein, met 128x96. Alleen audio Soms kan een soundtrack, het geluid van een film, ook zonder beelden worden gebruikt. Materiaal met live entertainment en video-opnames van interviews en speeches zijn voorbeelden van situaties waarbij een audioversie zonder beeld wenselijk kan zijn. In Studio kunt u uw soundtrack opslaan in de bestandstypen wav (PCM), mp3 en mp2.
Klik op de instelling die het best aan uw behoeften voldoet of kies Aangepast; klik vervolgens op de knop Instellingen om het venster Bestand maken te openen (zie pagina 320). DivX Dit bestandstype, gebaseerd op MPEG-4-technologie voor videocompressie, is populair voor videobestanden die via internet worden verspreid. Het wordt tevens ondersteund door een reeks DivX-compatibele hardwareapparaten, van DVD-spelers tot draagbare en handheld apparaten.
Klik op de kwaliteitinstelling die aan uw behoefte voldoet of selecteer Aangepast, klik vervolgens op de knop Instellingen om het optievenster Bestand maken te openen (zie pagina 320). iPod-compatibel Net zoals DivX is dit bestandstype gebaseerd op MPEG-4 videocompressietechnologie. De combinatie van krachtige compressie met een klein 320x240 beeldformaat produceert zeer kleine uitvoerbestanden in vergelijking met de uitgebreidere formaten.
De instellingen bieden een reeks opties voor grootten en codering. De instellingen Medium (384x288) gebruikt MJPEG-compressie; Klein (176x144) gebruikt MPEG-4. MPEG MPEG-1 is het originele MPEG-bestandstype. MPEG-1-videocompressie wordt gebruikt voor VideoCD’s, maar voor andere toepassingen hebben nieuwere standaarden het overgenomen. MPEG-2 is de opvolger van het bestandstype MPEG-1.
MPEG-4 is weer een ander bestandstype uit de MPEG-reeks en biedt een beeldkwaliteit die vergelijkbaar is met die van MPEG-2. maar dan met een nog grotere compressie. Het bestandstype is met name geschikt voor gebruik op internet. Twee van de MPEG-4-instellingen (QCIF en QSIF) maken “kwartframe” video voor mobiele telefoons; twee andere (CIF en SIF) maken “volledig frame” video geschikt voor handheld apparaten. Aangepaste instellingen.
Windows Media Het bestandstype Windows Media is eveneens ontworpen voor streamingweergave op internet. De bestanden kunnen worden afgespeeld op alle computers waarop de Windows Media Player – een gratis programma van Microsoft – is geïnstalleerd. Zie pagina 327 voor informatie over het configureren van uw uitvoer met het venster Bestand maken – Real Media.
Let op: Bij machines die het opnemen terug naar de camcorder niet ondersteunen, waaronder veel PAL-apparaten, heet de DV-connector gewoon DV OUT. Uitvoer met analoge audio-/videokabels Hebt u een Studio-product met een analoge (TV- of video-)uitgang zoals Studio DVplus of DC10plus, sluit dan de videouitgangen van de opnamekaart aan op de ingangen van de videorecorder en de audiouitgangen van de geluidskaart (of de opnamekaart indien van toepassing) op de audio-ingangen van de videorecorder.
Uw film op videoband overzetten Controleer of de camcorder/videorecorder is ingeschakeld en geconfigureerd en u een band hebt geplaatst die op de plaats staat waar u de opname wilt beginnen. U hebt nu twee opties: 1. Als u uw film op een DV-band opneemt, biedt Studio u de optie om het DV-apparaat automatisch te bedienen. Klik op de knop Instellingen en plaats een vinkje in het selectievakje in het vak Uitvoeropties.
Beide opties bieden twee instellingen, Beste kwaliteit en Snel uploaden. Ze bieden verschillende combinaties van framegrootte en videogegevenssnelheid. Er zijn geen aanvullende formaatinstelling nodig voor de bestemmingen. Na het selecteren van de gewenste uploadsite en instelling, klikt u op de knop Maken. Het dialoogvenster Web-upload verschijnt nu; hierin kunt uw redactionele informatie over uw productie toevoegen.
Studio maakt uw film nu automatisch en begint met het uploaden ervan. Klik op de knop Video online bekijken als u de website Yahoo! Video wilt bezoeken in uw webbrowser om te controleren of de upload is geslaagd.
BIJLAGE A: Setup-opties U gebruikt de instellingen om de werking van de diverse bedieningsonderdelen van Studio aan te passen. De standaardwaarden zijn geschikt voor de meeste situaties en hardware. Desgewenst kunt u deze instellingen aanpassen op uw werkmethode of uw specifieke apparatuurconfiguratie. Over Studio setup-opties De setup-opties van Studio zijn verdeeld over twee dialoogvensters met diverse tabbladen.
Projectinstellingen Deze instellingen zijn in vijf gedeelten onderverdeeld. Deze worden in de onderstaande paragrafen beschreven. Hardware-instellingen met betrekking tot bewerken vindt u in het venster Video- en audio-instellingen (zie pagina 312). Bewerkingsomgeving Projecten automatisch opslaan en laden: Als deze optie is geactiveerd, werkt Studio uw opgeslagen project constant bij terwijl u eraan werkt. U hoeft uw wijzigingen dus niet steeds op te slaan.
Standaardduur De tijdsduur wordt gemeten in seconden en beelden. NTSC bevat 30 beelden per seconde, PAL bevat 25 beelden per seconde. Met deze drie instellingen bepaalt u de aanvankelijke tijdsduur voor overgangen, stilstaande beelden en volumefades wanneer deze aan uw film worden toegevoegd. De tijdsduur kan tijdens het bewerken naar wens worden aangepast. De standaardwaarden van de installatie worden in de bovenstaande illustratie getoond.
Minimum hoofdstuklengte: als u hebt aangegeven dat Studio automatisch hoofdstukkoppelingen moet maken wanneer u een menu toevoegt, dan worden meerdere clips in hoofdstukken gecombineerd als dit nodig is om de minimale duur te bereiken. Map voor tijdelijke bestanden In veel gevallen genereert Studio aanvullende bestanden terwijl u uw project bewerkt en uitvoert. Deze bestanden worden allemaal opgeslagen in de map die wordt aangegeven.
Voor voorbeeldweergave op een computermonitor, de standaard voorbeeldweergave, is een resolutie van een kwartframe waarschijnlijk goed genoeg. Als u een veeleisende toepassing voor de voorbeeldweergave hebt, met name als u een extern uitvoerapparaat voor de voorbeeldweergave gebruikt (door het te selecteren in het vervolgkeuzemenu Extern), plaats dan een vinkje bij Voorbeeld op volledige resolutie inschakelen. Op sommige machines zullen de prestaties hierbij zichtbaar achteruitgaan.
De eenvoudigste optie voor voorbeeldweergave op volledig scherm is Tweede VGA-monitor. In deze modus wordt voor de voorbeeldweergave een zo groot mogelijk gedeelte van de monitor gebruikt (zonder de hoogte/breedteverhouding van de video te beïnvloeden). De voorbeeldweergave van de Player op de hoofdmonitor blijft leeg om rekenkracht te besparen. Als er een tweede monitor beschikbaar is, dan is dit de aanbevolen modus voor de meeste gebruikers.
Veilige modus secundaire VGA-monitor, kleine voorbeeldweergave: in deze modus past Studio het videoformaat van uw project zo goed mogelijk aan op de formaten die door de monitor worden ondersteund. Als het frameformaat 720x480 bijvoorbeeld niet beschikbaar is, dan stelt Studio de weergave in op 800x600 en wordt het beeld op de monitor gecentreerd. En als de monitor 50 Hz (PAL)-uitvoer voor een bepaald monitorformaat niet ondersteund, dan wordt er op 60 Hz overgeschakeld.
Codec automatisch instellen: laat Studio beslissen welke codec er wordt gebruikt voor het coderen van uw gerenderde video. Deze codec gebruiken: als u weet dat uw project op DV-band komt te staan, kies dan DV als het formaat voor renderen op de achtergrond. Hierdoor kan de tijd voor het renderen van de uiteindelijke film worden verkort. Normaal gesproken kiest u MPEG als de codec voor het renderen voor films die op schijf komen te staan.
Instellingen van Schijf maken Met deze instellingen kunt u opties aanpassen voor het maken van VCD-, S-VCD-, DVD-, HD DVD- of Blu-ray-schijven en voor het maken van een schijfimage op een harde schijf. Voor het maken van een VCD of een S-VCD is een CD-brander of een DVD-brander noodzakelijk; voor het maken van een DVD hebt u een DVD- of HD DVD-brander nodig; voor het maken van een HD DVD is een HD DVD-brander vereist; voor een Blu-ray-schijf hebt u een Blu-raybrander nodig.
MPEG-audio, in MPA (MPEG-1 Layer 2) formaat, is altijd aanwezig op PAL DVD-spelers. Op NTSC-spelers wordt het breed ondersteund, maar het theoretisch optioneel. Dolby ® Digital 2-kanaals codering kan worden gebruikt voor het compact opslaan van een stereo- of een surround-soundtrack. Voor het beluisteren van de surround-mix is apparatuur met Dolby Pro Logiccompatibiliteit noodzakelijk. Op andere systemen wordt het geluid als een normale stereomix weergegeven. Dolby ® Digital 5.
Brandopties Schijfimage maken en dan branden: Dit is de standaardoptie voor het maken van schijven. Bij de eerste fase worden de gegevens gegenereerd die later op de schijf worden geschreven; de gegevens worden tijdelijk op uw harde schijf opgeslagen. Bij de tweede fase worden de gegenereerde gegevens op de optische schijf gebrand. Schijfimage maken (maar niet branden): Bij deze optie wordt uw schijfbrander niet gebruikt.
Uitwerpen (wanner schijf voltooid is): selecteer deze optie als u wilt dat Studio de schijf automatisch uitwerpt nadat het brandproces is voltooid. Algemene opties Deze opties zijn beschikbaar voor de tabbladen Schijf maken en Bestand maken. U kunt ze afzonderlijk of gecombineerd gebruiken om speciale handelingen in te stellen die moeten worden uitgevoerd nadat uw filmschijf of bestand is gemaakt.
De meeste bestandstypen delen een gemeenschappelijk bedieningspaneel. De bestandstypen Real Media en Windows Media beschikken over speciale bedieningspanelen, die worden behandeld in “Instellingen van Real Mediabestand maken” op pagina 324 en “Instellingen van Windows Mediabestand maken” op pagina 327.
Video-instellingen Video invoegen: deze optie is standaard ingeschakeld. Als u het vinkje verwijdert, beschikt het uitvoerbestand alleen uit audio. Alle codecs tonen: standaard is dit selectievakje niet ingeschakeld: alleen codecs die door Avid zijn gecertificeerd voor gebruik in Studio worden weergegeven. Als u de optie inschakelt, worden alle codecs weergegeven die op uw pc zijn geïnstalleerd.
Kwaliteit/Gegevenssnelheid: Afhankelijk van de gebruikte codecs kan met de geïntegreerde schuifregelaar het percentage van de gewenste kwaliteit alsmede de gegevenssnelheid worden ingesteld. Hoe hoger het ingestelde percentage, des te groter het daaruit voortkomende bestand. Audio-instellingen Bij veel toepassingen is het totaal geen probleem de bestandsgrootte minimaal te houden, wanneer dit gewenst is. De daaraan gekoppelde audiodelen kunnen worden ingesteld op de waarden 8-bit mono bij 11 kHz.
Gegevenssnelheid: met behulp van deze vervolgkeuzelijst bepaalt u de gegevenssnelheid, en daarmee de compressieratio, voor audio. Hogere gegevenssnelheden leiden tot hogere kwaliteit, ten koste van grotere bestanden. Gegevensinstellingen Het Sony PSP-compatibele bestandstype beschikt over een gedeelte met de naam Data dat u kunt gebruiken om een titel voor uw opgeslagen film aan te geven. Algemene instellingen Deze zijn gelijk aan de instellingen van het tabblad Schijf maken op pagina 320.
Titel, Auteur en Copyright: Op basis van de informatie in deze velden kan iedere RealVideo-clip goed worden herkend. Deze informatie wordt in het audiobestand geïntegreerd, maar is bij gebruik van de player niet zichtbaar. Trefwoorden: Hier kunnen max 256 tekens worden ingevoerd om de clip te versleutelen. Normaal gesproken dienen trefwoorden ertoe om ervoor te zorgen dat de betreffende clip door zoekmachines op het internet kan worden geïdentificeerd.
Daarbij ondersteunt de RealServer een speciale functie waarmee de betreffende snelheid van de modemoverdracht van een gebruiker kan worden opgeroepen en op basis van deze informatie dynamisch kan worden aangepast. Met deze optie kunt u tot zeven Doelgroepen selecteren. met iedere geactiveerde gegevenssnelheid neemt de om van de bestanden toe. Dit betekent dat ook voor het opladen van de bestanden naar de reserveer meer tijd nodig is. Spreek dus alleen die doelgroepen aan die ook werkelijk van belang zijn.
Instellingen van Windows Media-bestand maken Op het tabblad Windows Media-bestand maken kunt u de instellingen aanpassen voor het maken van Windows Media Player-bestanden. Titel, Auteur, Copyright: met de gegevens in deze drie velden worden Windows Media-clips geïdentificeerd. De betreffende informatie is in het bestand geïmplementeerd en kan in de regel niet worden ingezien. Beschrijving: met de gegevens in dit veld kunnen Trefwoorden voor de clip worden meegegeven.
Markeringen voor Media Player: U hebt de optie Windows Media “bestandsmarkeringen” in het filmbestand op te nemen. Met deze markeringen kunnen kijkers rechtstreeks naar het begin van een gemarkeerde clip gaan door de naam van de gewenste clip in een lijst te kiezen. Geen markeringen: het filmbestand wordt gemaakt zonder markeringen. Markeringen voor elke clip: er worden automatisch markeringen gegenereerd voor elke clip in het bestand.
Om de filmuitvoer (band maken) naar een DV-apparaat om te leiden, biedt Studio de mogelijkheid de opdrachten voor het starten en beëindigen met de hand uit te voeren resp. automatisch naar de DV-camcorder te sturen. Ga als volgt te werk om automatisch een film naar het DV-apparaat te sturen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Klik in de hoofdmenubalk van Studio op de knop Film maken. Het gebied boven het filmvenster verandert in de werkomgeving voor het maken van een film. Klik op het tabblad Band.
Aanwijzing: wanneer het wenselijk is tijdens de vertragingstijd een zwart beeld naar het opnameapparaat te sturen, plaats dan vóór het startbeeld van de film een titel zonder inhoud (een lege titel is een zwart beeld). Plaats een dergelijke titel na het laatste beeld om een zwart beeld aan het eind van de film te plaatsen. Analoge uitvoer Als u uitvoert naar een analoog apparaat, is de optie Composiet of S-video beschikbaar indien dit door uw hardware wordt ondersteund.
BIJLAGE B: Tips en trucs Hier volgt een aantal hints van de technische specialisten van Avid met betrekking tot het kiezen, gebruiken en onderhouden van een computersysteem voor videotoepassingen. Hardware Voor een effectief gebruik van Studio moet de hardware optimaal worden voorbereid en geconfigureerd.
Klik met de rechtermuisknop op de naam van uw opnamestation in Windows Verkenner en selecteer Eigenschappen in het menu. Op de tab Extra van het dialoogvenster met de eigenschappen voor lokaal station plaatst u een vinkje bij Nu controleren en voert u een gedetailleerde scan van het station uit om er zeker van te zijn dat het geen fouten bevat.
Voor Windows Vista ten minste 128 MB (bij voorkeur 256 MB). Voor HD en AVCHD ten minste 256 MB (bij voorkeur 512 MB). Instellingen van de grafische kaart Kleurdiepte instellen Als u de belasting op het systeem wilt minimaliseren terwijl er goede kleurprestaties behouden blijven, raadt Avid u aan het beeldscherm in te stellen op 16-bits kleur. De beeldscherminstellingen aanpassen in Windows XP: 1. 2. 3.
Studio en computeranimatie Als u computeranimatie bewerkt met Studio of u animatie met digitale video wilt combineren, zorg er dan voor dat u de animaties met dezelfde beeldgrootte en verversingsfrequentie als de oorspronkelijke video maak : Kwaliteit TV-bijsnijden DV Ja PAL NTSC Audio 720 x 576 720 x 480 44 kHz 16-bit stereo Wanneer deze aanwijzing niet wordt opgevolgd kan de formaatomrekening onnodig lang duren en kunnen na de omrekening bij de weergave in de animatie storingen optreden.
BIJLAGE C: Problemen oplossen Voordat u problemen gaat oplossen, dient u eerst uw hardware en software te controleren. Werk uw software bij: Wij bevelen u aan de nieuwste updates voor de besturingssystemen voor Windows XP en Windows Vista te installeren. U kunt deze updates downloaden vanaf de volgende site: windowsupdate.microsoft.com/default.htm Zorg ervoor dat de nieuwste versie van de Studio-software is geïnstalleerd. Dit kan via het menu Help Software updates vanuit het programma zelf.
In alle Windows-versies krijgt u op de volgende manier toegang tot de optie Apparaatbeheer: klik met de rechtermuisknop op Deze computer en selecteer Eigenschappen in het menu dat nu verschijnt. Nu verschijnt het dialoogvenster Systeemeigenschappen. De knop Apparaatbeheer staat op de tab Hardware in XP en op het linkerpaneel in Vista. Controleer of alle geïnstalleerde hardware normaal werkt en over de laatste drivers beschikt.
Als u naar een bepaald artikel wilt zoeken, typt u een korte zin of een aantal trefwoorden in het tekstvak. Gebruik niet te veel woorden; de zoekfunctie werkt het beste als er slechts een paar trefwoorden worden opgegeven. Zoekvoorbeeld In de onderstaande lijst van veelvoorkomende problemen is het eerste onderwerp “Studio loopt vast of hangt in modus Bewerken”. Typ “Vastlopen in modus Bewerken” in het zoekvenster en klik op de knop Zoeken. Dit levert ongeveer 60 tot 150 zoekresultaten op.
Fouten of crashes tijdens de installatie Antwoord-ID 13122 Fouten tijdens de installatie van Studio kunnen verschijnen als een dialoogvenster met de titel “CRC Error”, “Feature Transfer Error” of “I/O Error”. In andere omstandigheden kan de installatieprocedure crashen of vastlopen. Neem in al deze gevallen één voor één de volgende stappen totdat het probleem is opgelost: Inspecteer de schijven: Controleer de oppervlakken van de schijven op vuil, vlekken en vingerafdrukken.
Studio loopt vast in modus Bewerken Antwoord-ID 6786 Als Studio vastloopt, ligt dit ofwel aan de configuratie of er bestaat een probleem met een project- of contentbestand. Deze fouten kunnen vaak met behulp van de volgende procedures worden opgelost: Studio deïnstalleren en opnieuw installeren. De computer optimaliseren. Een beschadigd project opnieuw aanmaken. Een beschadigde clip opnieuw opnemen.
Achtergrondtaken beëindigen: sluit alle overige applicaties af en breek eventuele achtergrondtaken af, voordat u Studio opstart. Druk op Ctrl+Alt+Delete om Taakbeheer te openen. Op het tabblad Toepassingen zult u niet veel informatie vinden, maar onder het tabblad Processen staan alle programma’s die op dat moment draaien. Omdat het lastig te bepalen is welke programma’s niet mogen worden afgesloten, zijn er softwareprogramma’s beschikbaar om u hierbij te helpen.
Gebruikers met een Sound Blaster geluidskaart kunnen voor updates terecht op: us.creative.com Windows updaten: zorg ervoor dat u alle nieuwste beschikbare Windowsupdates hebt geïnstalleerd. “Beste weergave”: gebruik deze systeemoptie om visuele extra’s uit te schakelen die alleen maar extra CPU-tijd verbruiken. Klik met de rechtermuisknop op Deze computer, selecteer Eigenschappen in het menu en klik vervolgens op het tabblad Geavanceerd.
Beschadigd project opnieuw aanmaken: probeer de eerste minuten van uw project opnieuw te creëren. Als er geen problemen optreden, gaat u voorzichtig door met het betreffende project. Controleer regelmatig of het systeem stabiel blijft. Beschadigde videoclip of corrupt audiobestand repareren: soms wordt het programma alleen instabiel als u een bepaald audiobestand of een bepaalde videoclip bewerkt. In dergelijke gevallen moet u het audiobestand of de videoclip opnieuw opnemen.
Geval 3: Studio loopt vast telkens als u een bepaalde volgorde van stappen uitvoert Dit is een iets complexere versie van Geval 2 en er dienen dan ook dezelfde stappen te worden uitgevoerd. Omdat het vaak erg lastig is om de exacte volgorde van de stappen te achterhalen die tot een fout leiden, dient u heel methodisch te werk te gaan. Het gebruik van een klein testproject, zoals beschreven in Geval 2, kan erbij helpen om bepaalde variabelen uit te sluiten die uw testresultaten kunnen verstoren.
Andere software die wellicht niet samen met Studio kan worden gebruikt, deïnstalleren (andere videobewerkingssoftware, andere video codecs, enzovoort). Probeer te renderen naar andere bestands- of schijftypen in Studio. Probeer MPEG 1- en MPEG 2-bestanden te maken, een AVI-bestand in DV-formaat. Kunt u VCD's en DVD's maken? Weten wat wel en niet werkt kan van groot belang zijn om het probleem te herkennen en op te lossen. Zorg ervoor dat u alle beschikbare Windows service packs hebt geïnstalleerd.
berekeningsproces kan worden voltooid, hoewel de fout in enkele gevallen gewoon op een ander moment in het project weer opduikt. Andere mogelijke oplossingen en tussenoplossingen: Controleer de clips van het project op beschadigde videobeelden. Deze kunnen grijs, zwart, geblokt of vervormd worden weergegeven. Als u dergelijke beschadigde beelden tegenkomt, verwijder deze dan uit de clip. U kunt de clip ook opnieuw opnemen. Voer een defragmentatie van uw harde schijf uit.
Wacht enkele minuten om te kijken of het programma echt is vastgelopen. Wacht zelfs als u denkt dat Studio niet meer opstart nog enkele minuten. Op sommige computers kan de opstartprocedure meer tijd in beslag nemen dan verwacht. Deïnstalleer Studio en installeer het programma vervolgens opnieuw. (Zie pagina 341 voor instructies.) Start Windows in de Veilige modus. Als Studio nog steeds niet kan worden opgestart in de Veilige modus, dan is uw installatie mogelijk beschadigd.
Sluit taken op de achtergrond. U kunt de knop Proces beëindigen in Windows Taakbeheer gebruiken of een van de beschikbare softwareprogramma's voor deze procedure. U kunt ook voorkomen dat overbodige (en mogelijk conflicterende) taken worden uitgevoerd door de lijst opstartprogramma's te bewerken. Opstartprogramma's bewerken Ga als volgt te werk om te voorkomen dat applicaties worden geladen wanneer uw PC wordt opgestart: 1. 2. 3.
Start de computer opnieuw op: Probeer de lade van de DVD-brander te openen. Als de lade niet opengaat, schakelt dan Studio uit en start de computer opnieuw op. Nadat u Studio opnieuw hebt gestart, probeert u de schijf opnieuw te maken met behulp van de instelling Schijfinhoud maken en dan branden. Controleer de media: Controleer of er een lege, eenmalig beschrijfbare schijf in de DVD-brander is geplaatst en of uw DVD-brander ondersteuning biedt voor het mediatype dat u gebruikt.
Controleer of de verwachte mappen en bestanden inderdaad op de gebrande DVD zijn aangemaakt. Plaats de DVD een DVD ROM-station. Klik op Deze computer en klik vervolgens met de rechtermuisknop op het station met de schijf. Selecteer nu Verkennen. Controleer of er mappen op de schijf staan. Er moeten twee mappen op de DVD staan met de namen “AUDIO_TS” en “VIDEO_TS”. De audiomap moet leeg zijn. De videomap dient bestanden met de extensies .bup, .ifo en .vob te bevatten.
BIJLAGE D: Videografietips Iedereen die over enige basiskennis beschikt kan goed videomateriaal vastleggen en op basis hiervan een interessante, spannende of informatieve film maken. U begint met een schetsmatig script of draaiboek en vervolgens gaat u de beelden vastleggen. Zelfs tijdens deze fase dient u al rekening te houden met de montagefase door ervoor te zorgen dat u een aantal goede shots hebt die een goede basis vormen.
De ambitieuze filmer kan een volledig script schrijven waarin iedere camerahoek in detail wordt beschreven, inclusief informatie over de lengte van de shots, de belichting en de rekwisieten. Titel: “Jan op de kartbaan” Nr. 1 Instelling Tekst / Geluid Gezicht van Jan met helm, camera zoomt uit “Jan rijdt vandaag zijn eerste rit ...” Geluid van motoren op de achtergrond. 2 Startklaar vanuit het zicht van de rijder, lage camerapositie. In de hal klinkt muziek, motorgeluid.
Close-ups Wees niet zuinig met close-ups, detailopnamen, van belangrijke dingen en personen. Detailopnamen werken op een televisiescherm meestal beter dan overzichten en kunnen later goed voor effecten worden gebruikt. Opnemen van overzichten / dichtbij-opnamen Hele overzichten geven de toeschouwer later een overzicht en tonen de plaats van handeling. Deze scènes kunnen later worden gebruikt voor het inkorten van langere scènes.
Externe tussenmontage tonen iets anders dan de handelingen. Tijdens een shot in het gemeentehuis tijdens een trouwceremonie, kunt u bijvoorbeeld een andere ruimte laten zien waar op dat moment een verrassing in gereedheid wordt gebracht. Tussenmontages moeten de boodschap van de film onderstrepen en dienen altijd in de situatie te passen om verwarring te voorkomen en niet af te leiden van de daadwerkelijke verhaallijn.
Voorkom beeldsprongen Dezelfde instellingen direct na elkaar gemonteerd, geven mogelijk beeldsprongen (dezelfde persoon bevindt zich dan weer in de linker beeldhelft, dan weer in de rechter beeldhelft of wordt een keer met en dan weer zonder bril getoond. Draaiingen niet achter elkaar plaatsen Plaats draaiingen niet achter elkaar, behalve als ze dezelfde richting en hetzelfde tempo hebben. Vuistregels voor videomontage Hier volgt een aantal richtlijnen die handig kunnen zijn voor het monteren van uw film.
Door het bewust achter elkaar plaatsen van videobeelden kan niet alleen een bepaald effect worden bereikt, maar kan ook een boodschap op de toeschouwer worden overgebracht die met beelden niet kun of moet worden getoond.
Montage naar vorm Beelden met verschillende inhoud kunnen samen worden gemonteerd wanneer ze een gemeenschappelijk kenmerk hebben. Bijvoorbeeld dezelfde vorm, kleur, bewegingen (bol van de waarzegger en aardbol, gele regenjas en gele bloem, parachutespringer en omlaag dwarrelende veer). Achteraf geluid toevoegen Geluid toevoegen is een kunst, maar een kunst die geleerd kan worden.
Titels Titels moeten informatief zijn, de inhoud beschrijven en de belangstelling wekken. Met de ingebouwde titeleditors zijn er geen beperkingen aan uw creativiteit. In principe kan bij het maken van titels voor de videofilm vrij gefantaseerd worden. Korte, heldere titels gebruiken Titels moeten kort zijn en weergegeven in grote, goed leesbare lettertypen. Titelkleur Goed leesbaar zijn de volgende combinaties van achtergrond en letters: wit/rood, geel/zwart en wit/groen.
BIJLAGE E: Woordenlijst De lijst met multimediaterminologie bevat computer- en videotermen. De belangrijkste termen worden hieronder gedefinieerd. Kruisverwijzingen worden aangeduid met het volgende symbool: . 720p: Een high-definition (HD) videoformaat met een resolutie van 1280x720 en progressieve (non-interlaced) frames. 108i: Een high-definition (HD) videoformaat met een resolutie van 1440x1080 en interlaced frames.
Afzonderlijk beeld: Een afzonderlijk beeld ( beeld) is onderdeel van een serie of sequentie. Wanneer deze serie met voldoende snelheid wordt bekeken, ontstaat een “bewegend beeld. Aliasing: Onnauwkeurige weergave van een afbeelding door beperkingen in de weergavesnelheid. Aliasing treedt op in de vorm van een trapeffect bij rondingen en hoekige vormen. Anti-aliasing: Een methode waarbij de hoekige randen van bitmapafbeeldingen worden bijgewerkt.
Beeldsnelheid: De beeldsnelheid of herhalingsfrequentie definieert hoeveel afzonderlijke beelden van een videosequentie er per seconde worden afgespeeld. De herhalingsfrequentie voor een NTSC-video is 30 beelden per seconde. De herhalingsfrequentie voor een PAL-video is 25 beelden per seconde. Beginmarkering/Eindmarkering: Bij videobewerking verwijzen deze markeringen naar de begin- en eindtijdcodes die het aantal clips aanduidt dat in een project wordt opgenomen.
Clip: In Studio, elk willekeurige mediatype dat op een de venster Film Storyboard of een tijdsspoor wordt geplaatst, waaronder videobeelden, bewerkte videoscènes, audiobestanden en schijfmenu’s. Codec: Samentrekking van de twee woorden compressor/decompressor – een algortime dat beeldgegevens comprimeert (inpakt) en decomprimeert (uitpakt). Codecs kunnen in elke willekeurige software of hardware worden geïmplementeerd. Complementaire kleuren: Complementaire kleuren zijn de tegenhanger van basiskleuren.
DirectMedia: Systeemuitbreiding van Microsoft multimediatoepassingen onder Windows. ActiveMovie. voor DirectShow: Systeemuitbreiding van Microsoft multimediatoepassingen onder Windows. ActiveMovie. voor DirectX: Een verzameling van diverse door Microsoft voor Windows 95 ontwikkelde systeemuitbreidingen om video- en gameversnelling mogelijk te maken. Dithering: Door het gebruik van kleurpatronen wordt het aantal kleuren voor het oog kunstmatig vergroot. DMA: Afkorting voor Direct Memory Access.
Gegevenssnelheid: Hoeveelheid gegevens per seconde. Bijvoorbeeld de hoeveelheid gegevens die een massageheugen (harde schijf of CD-rom) per seconde kan opslaan/weergeven of de hoeveelheid gegevens van een digitale videosequentie per seconde. GOP: Bij de MPEG-verwerking wordt de datastroom eerst in gebieden van steeds meerdere afzonderlijke beelden ingedeeld, zogenaamde GOP’s (Group of Pictures (= groepen beelden). In een GOP komen drie soorten beelden (= frames) voor: I-frames, P-frames en B-frames.
Hi8: Verbeterde Video8-waarbij video’s in S-Video-formaat op metaalbedampte banden met metalen deeltjes kunnen worden opgenomen. Op basis van de grotere luminantieresolutie en bandbreedte hebben deze opnamen in verhouding tot Video8 een grotere beeldscherpte. HiColor: Bij beelden betekent dit meestal een 16-bits (5-6-5-)beeldtype dat maximaal 65.536 kleuren kan bevatten. TGA-bestandsformaten ondersteunen dit soort beelden.
Interleave: Een indeling van audio en video voor de verbetering van een soepelere weergave en synchronisatie of comprimering. Het standaard AVI-formaat houdt steeds dezelfde afstand bij audio en video. IRQ: Interrupt Request. Onderbreking van een lopend proces van de computer, zodat beheer- of achtergrondtaken kunnen worden uitgevoerd. Interrupts kunnen zowel door de hardware (zoals toetsenbord en muis) als door software worden opgevraagd. JPEG: Afkorting van Joint Photographic Experts Group.
Kleurendiepte: Aantal bits die de kleurengegevens voor elke pixel leveren. 1- bit kleurdiepte staat voor 21=2 kleuren (zwart en wit), 8-bit kleurdiepte staat voor een kleurenpalet van 28=256 kleuren. Bij 24-bit kleurdiepte omvat het kleurenpalet 16.777.216 (=224) kleuren. Kleurmodel: Een model voor de mathematische beschrijving en definitie van kleuren en hun onderlinge relatie. Ieder kleurmodel heeft een bepaald doel. De twee meest gangbare modellen zijn RGB en YUV.
MPEG: Afkorting van Motion Pictures Experts Group. Standaard voor compressie van digitale bewegende beelden. In vergelijking met M-JPEG biedt deze methode een datareductie van tussen de 75 en 80 % zonder dat er sprake is van waarneembaar beeldverlies. MPG: (extensie voor) een MPEG-bestand waarin zowel video- als audiodata zijn opgeslagen. M1V, MPEG, MPA MPV: (extensie voor) een MPEG-bestand dat uitsluitend videodata bevat.
Parallelle interface: Via de parallelle interface worden data via een 8-bits datakabel overgedragen. Dat betekent dat 8 bit (1 byte) tegelijkertijd kunnen worden getransporteerd. Deze manier van overdracht is duidelijk sneller dan via de seriële interface, maar deze manier van overdracht is wel storinggevoelig over grote afstanden. Parallelle interfaces worden aangeduid met LPT en een cijfer (b.v. LPT1).
SCSI: Afkorting van Small Computers System Interface. SCSI wordt vanwege de daarmee gepaard gaande hoge gegevenssnelheid bij krachtige pc’s als interface voor de harde schijf gebruikt. Er kunnen maximaal acht SCSI-apparaten gelijktijdig op één computer worden aangesloten. SECAM: Afkorting van Sequential Couleur à Mémoire. In Frankrijk en Oost-Europa op basis van het PAL-systeem ontwikkelde norm voor kleurentelevisie met 625 lijnen en 50 halve beelden per seconde.
Tijdcode: De tijdcode identificeert de actuele positie van een beeld binnen een videosequentie in relatie tot het startpunt – doorgaans het begin van een clip, waarbij de tijdcode meestal in de vorm [uren: minuten: seconden: beelden] wordt getoond (voorbeeld: 01:22:13:21). In tegenstelling tot een klassieke bandteller, die naar nul of ieder ander punt van de band kan worden teruggezet, gaat het bij de tijdcode om een elektronisch en permanent signaal dat op de videoband wordt geschreven.
Waar kleurenbeeld: De naam geeft aan dat het om een beeld gaat met voldoende kleurenresolutie om het “levensecht” te laten lijken. In de praktijk verwijst een waar kleurenbeeld naar een 24-bit RGB-kleur. Hierbij zijn ongeveer 16,7 miljoen combinaties van de basiskleuren rood, groen en blauw mogelijk. Bit, HiColor WAV: (extensie voor) een populair opslagformaat door gedigitaliseerde audiosignalen.
BIJLAGE F: Sneltoetsen De termen Links, Rechts, Omhoog en Omlaag in deze tabellen verwijzen naar de pijltoetsen (cursor).
Belangrijkste interface van Studio Spatiebalk J K L X of Ctrl+Omhoog Y of Ctrl+Omlaag A of I S of O Ctrl+Links Ctrl+Rechts Alt+Links Alt+Rechts Alt+Ctrl+Links Alt+Ctrl+Rechts G D F E of Home R of End Links Rechts Delete Insert Ctrl+Delete Page up Page down Numeriek toetsenbord + 374 Weergeven en stoppen Snel terug (meerdere keren indrukken voor snellere weergave) Weergeven pauzeren Snel vooruit (meerdere keren indrukken voor snellere weergave) 1 beeld naar voren 1 beeld naar achteren Markeren in Markeren
Numeriek toetsenbord C V M Ctrl+Page up Ctrl+Page down Ctrl+E Ctrl+D Ctrl+F Uitzoomen Tijdlijn Menuhoofdstuk instellen Menuhoofdstuk wissen Terug naar menu Ga naar vorig menuhoofdstuk Ga naar volgend menuhoofdstuk Alle effecten in tijdlijnclip kopiëren Effecten plakken in tijdlijnclip Effectengereedschap openen Editor voor bewegende titels F11 F12 Alt+Plus Alt+Minus Ctrl+Plus Ctrl+Minus Ctrl+Punt Ctrl+Komma Ctrl+D Spatiebalk Annuleren (titeleditor afsluiten) Bevestigen (titeleditor afsluiten) Op voorgron
Ctrl+5 Ctrl+6 Ctrl+7 Ctrl+8 Ctrl+9 Ctrl+K Ctrl+M Shift+Links Shift+Rechts Ctrl+Links Ctrl+Rechts Ctrl+Omlaag Ctrl+Omhoog Shift+Ctrl+Links Shift+Ctrl+Rechts Shift+Ctrl+Omlaag Shift+Ctrl+Omhoog Alt+Links Alt+Rechts Shift+Alt+Links Shift+Alt+Rechts 376 Tekst uitvullen: middenmidden Tekst uitvullen: middenrechts Tekst uitvullen: linksboven Tekst uitvullen: middenboven Tekst uitvullen: rechtsboven Letterspatiëring, interlinie en helling Verplaatsen, schalen en roteren Tekenselectie links uitbreiden Tekens
Index 2 2D Editor (video-effect) 153 A A/B-bewerkingen 160 Aardbeving (video-effect) 153 Achtergrond In Editor voor bewegende titels 244 in Editor voor klassieke titels 221 Achtergrondberekening inschakelen en uitschakelen 179 van bewegende menupictogrammen 205 van Hollywood FX 179 van video-effecten 145 Achtergrondmusziek Gereedschap 93 Achtergrondmuziek 82, 83 CD 265 formaten 264 gereedschap 266 ScoreFitter 266 Activeren Toegelicht 11 Afbeeldingen Zie Stilstaande afbeeldingen Bewerken 186 Afkortingen xv
Overzicht 51 Projectvak 75 Thema-gedeelte 122, 124 Video 56 Videoscènes selecteren 63 voorbeeld bekijken 5 Voorbeeld bekijken 54 Album Editor voor klassieke titels 219 gedeelte Achtergronden 221 gedeelte Afbeeldingen 223 Uiterlijk zoeken 219 Album van de Editor voor bewegende titels 231 Bronnen aan titel toevoegen 232 Gedeelte Bewegingen 240 Gedeelte Foto's 234 Gedeelte Objecten 235 Gedeelte Uiterlijken 235 Gedeelte Video 233 Album, Editor voor bewegende titels 231 Alpha Magic-overgangen 176 Analoge niveaus
Audiogereedschapskist 92 Audioniveaus Bij analoog importeren 22 Audiospoor Gekoppeld aan videospoor 111 Audiosporen 264 Audiosporen dempen 85 Automatische kleurcorrectie (videoeffect) 147 Automatische scèneherkenning Zie Scèneherkenning AVCHD xv Film uitvoeren naar 294 AVI-bestanden 74 B Balans aanpassen op Tijdlijn 275 Balans en volume 92, 272 Band Film opslaan op 304 BD (Importeren) 44 Bediening Editor voor klassieke titels Tekstopmaak 218 Beelden, venster Film Storyboard 82 Tekst 82 Tijdlijn 82, 83 Beel
Clipeigenschappen Duur 186 Naam 186 Clipmarkeringen 86 Knoppen 87 Toevoegen, verwijderen, een naam geven 86 Clips Audio 83 combineren 109 Naam wijzigen 106 Splitsen 80, 108 Thema 123, 125, 127 trimmen op de tijdlijn 102 Trimtips 105 Verwijderen 81 Video 83 Clips splitsen 108 Herstellen van 109 Clips verwijderen 81 Close-ups 353 Color map (video-effect) 155 Compressie Audio 323 Opties (Importeren) 29 Video 322 Configuratie Zie Opties Continuïteit (videografietip) 354 Conventies xv Copyrightbescherming bij im
Audio Zie Audio-effecten Kopiëren en plakken 136 Video Zie Video-effecten Effecten kopiëren en plakken Kopiëren en plakken 136 Eisen, apparatuur xiii Embosseleren (video-effect) 151 Equalizer (audio-effect) 287 F Fade balans aanpassen op Tijdlijn 275 Fade (overgang) 177 Fades Standaardduur van 311 Favorietenmap 54 Film voorbeeld bekijken 5 Film maken Gedeeltelijk 293 Films maken 291 Fotocamera's Zie Camera's, digitaal, Zie Camera's, digitaal Foto's Bewerken 186 Pannen en zoomen 187 Rode-ogen correctie 187
Gereedschappen Achtergrondmuziek 266 Audio-effecten 93, 283 Beeld-in-beeld 162 BIB en kleurwaarde-instelling 91 CD-audio 265 Clipeigenschappen 86, 90, 92, 202, 270 Frame grabber 91 Kleurwaarde-instelling 166 Pannen en zoomen 186 Schijfmenu 91, 207 SmartMovie 116 Thema-editor 90, 123, 131 Titels 91 Video-effecten 91, 135 Voice-overs 267 Volume en balans 92, 272, 276 Gereedschapskist 79 Audio 92 Video 90 Gereedschapskisten 88 Glossary/woordenlijst 359 Groepen tijdelijke, in Editor voor klassieke titels 217 Gr
Audio 112 introductie 111 methode 111 J J- snede A/B 161 J-snede Definitie 113 Uitleg 115 K Kaart, geheugen Zie Geheugenkaart Ken Burns 186 Kennisdatabase 336 Keyframes gebruiken (selectievakje) 142 Keyframing (van videoeffectparameters) 140, 142 Klembord Met Album en venster Film 96 Kleurcorrectie (video-effect) 155 Kleureffecten Witbalans 157 Kleuren Selecteren 173 Kleurwaarde-instelling Achtergronddoek voor 171 Gereedschap 166 Tips 171 Video-effect 170 Knippen Met Ctrl-toets 105 Knop Audio scrubbing 80
Op schijfmenu’s 195 Terug naar menu 202 verwijderen 202 L L- snede A/B 161 Lagen in Editor voor klassieke titels 213 Letterbox 99 Lettertypen 219 Leveller/Regelaar (audio-effect) 288 Lokale schijf (Importeren) 33 L-snede Definitie 113 Uitleg 113 Luma Key (video-effect) 153 M Map Album 54 Favorieten 54 Mappen Bron 55 Favorieten 59 Muziek 75 Stilstaande beelden 72 Titels 72 Markering van menuknoppen 225 Markeringen Zie Clipmarkeringen Tussenmarkeringen maken 293 Media Selecteren voor importeren 33 Media aan
Interface 4 Modus Bewerken introductie 1 Modus Film maken 291 introductie 1 Modus Opnemen introductie 1 Monitoren Twee 312 Montage 352, Zie Themas Associatieve 356 Causale 356 Contrast 356 Naar vorm 357 Parallelle 356 Ritme in (videografietip) 354 Vervangende 356 MP2-bestanden 299 MP3-bestanden 74, 299 MPEG Renderen voor uitvoer 293 Muziek 261, Zie Achtergrondmuziek Gedeelte (van Album) 75 kiezen (videografietip) 357 Mappen 75 Muziekvideo Zie SmartMovie N Namen In Tekst- en Storyboard-weergave 106 van clip
Alle codecs tonen 322 Audio invoegen 323 Audio voor bestandsuitvoer 323 AVI-bestand maken 321 Band maken 328 Compressie (Importeren) 29 Film maken 309 Framerate 322 Gegevenssnelheid en kwaliteit 323 Hoofddialoogvenster 309 Importeren 21 Indeling van 309 Instelling 3 MPEG-bestand maken 321 Projectinstellingen 310 Real Media-bestand maken 324 Scèneherkenning 30 Uitvoeren naar VGA-monitor 330 Video- en audio-instellingen 312 Video invoegen 322 Video voor bestandsuitvoer 322 Videocompressie 322 Videovoorbeeld 3
Parameters voor effecten Herstellen 139 Parameters voor plugin-effecten Instelling 139 Parameters voor video-effecten bewerken 138 Passport (paspoort) 12 Perspectieven Verschillende 352 Pictogrambeelden in Album 61 In schijfmenu’s instellen 205 Met bewegende video, in menu’s 205 Pictogrammen voor effecten Audio 283 Video 101 Player introductie 5 Schuifregelaar 9 tijdens trimmen op de tijdlijn 102 Voorbeeld bekijken van overgangen 70 Voorbeelden bekijken van overgangen 178 Player-knoppen DVD 199 Plug-in effe
Knopinfo 198 Koppelingen bewerken 202 Koppelingsnummers tijdens bewerken 204 Lus tijdens afspelen 195 maken 209 meegeleverde 198 Menu’s versus titels 197 Naam en duur 202 Omschrijving 195 Openen in de Editor voor klassieke titels 203 Optie Pictogrammen bewegend 205 Pictogram instellen 205 Plaatsen op tijdlijn 198 Verkrijgen 74 Voorbeeld filmlay-out 196 Schijfmenu's Automatisch koppeling maken 199 Schijven authoring 1, 53, 73, 183, 197, 223, 272 Schuif (overgang) 177 Schuifregelaar 9 ScoreFitter Clipeigensch
Video-effecten 150 Subclips Dempen 132 Effecten toevoegen 134 Exporteren naar het venster Film 132 Uitlijnen op dropzone 133 Surround sound 277 S-VCD Film uitvoeren naar 293, 294 Menu’s 73, Zie Schijfmenu’s Synchronisatie (van video en audio) Vervangen 109 T Technische ondersteuning 336 Tekens plaatsen op menuspoor 202 Tekst bewerken geavanceerd 214 Tekstweergave 82, 88, 106 Teller 9 Thema’s Aan film toevoegen 122 Aanpassen 122 Anatomie 128 Clips Zie Themaclips Dropzones 132 Gedeelte (van Album) 70, 122, 1
Trimmen audioclips 270 introductie 95 Omschrijving 102 Ongedaan maken 108 op de tijdlijn 102 Overgangen 181 Stilstaande beelden 185 Tips 105 Videoclips 102 Trimschuifregelaar 86 Tussenmarkeringen maken 293 Tussenmontages Videografietip 353 Tv-toestel Simultane uitvoer naar 305 U UDMA xiv Uitvoer Alleen audio 299 Browser 291 In MOV-bestand 301 Mediatype 292 Naar 3GP-bestand 298 Naar AVI-bestand 299 Naar band 304 Naar DivX-bestand 300 Naar Flash-videobestand 300 naar iPod-compatibel bestand 301 Naar MPEG-bes
Video- en audio-instellingen (optievenster) 312 Videoband Uitvoer naar 306 Videobestand Openen 59 Videoclips 83 Afspeelsnelheid wijzigen 150 Albumscène zoeken 101 Alleen audiodeel gebruiken 96 bewerken 95 combineren 109 Effecten toepassen op 135 Gereedschap Eigenschappen 106 ingekort door overgang 176 Interfacekenmerken 100 Naam wijzigen 106 Splitsen 108 Synchronisatie met audio 109 Trim ongedaan maken 108 Trimmen 102 trimmen op de tijdlijn 102 Trimtips 105 Videocompressie 322 Video-effecten 135 2D Editor 1
vinden in album 58 volgorde van 56 Videospoor 84, 96, 109 en stilstaande beelden 183 Gekoppeld aan audiospoor 111 Videovoorbeeld Extern 312 Opties 312 Volledig scherm 312 Voice-overs 83 eigenschappen 271 Opnamekwaliteitsopties 269 opnemen 267 Volume 269 Voice-overs opnemen 267 kwaliteit 269 Volume aanpassen op tijdlijn 274 Fades, Standaardduur van 311 mixen 276 mixing 272 Voice-overniveaus 269 Volume en balansgereedschap 92 Voorbeeld bekijken Hollywood FX 179 Overgangen 70 Schijven 199 Video-effecten 145 Vo