Handleiding voor Pinnacle Studio™ 18 Inclusief Pinnacle Studio™ Plus en Pinnacle Studio™ Ultimate
Inhoud Voordat u begint. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Afkortingen en conventies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Knoppen, menu’s, dialoogvensters en vensters . . . . . . . . . . . . . . . Help en knopinfo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Uw versie-informatie zoeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Upgraden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Optionele indicators en knoppen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voorbeeldweergave in de bibliotheek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kiezen wat in de bibliotheek wordt weergegeven . . . . . . . . . . . . Tags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Media corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Video-scènedetectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Videogereedschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Videocorrecties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stabiliseren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Audio corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155 160 163 163 Hoofdstuk 5: Effecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165 Effecten in de media-editors . . . . . . . . . . . . . . .
Titels en stereoscopisch 3D . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De Lagenlijst: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Werken met de Lagenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Werken met laaggroepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240 242 243 249 Hoofdstuk 8: Geluid en muziek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255 De Audio-editor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het paneel Opties voor scèneherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het paneel Metagegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het paneel Bestandsnaam . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Media-items voor import selecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bestanden selecteren voor importeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De browser aanpassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het scherm opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 408 Bijlage A: Problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 413 Contact opnemen met ondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Forums . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Belangrijkste ondersteuningskwesties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Compatibiliteit met opnamehardware . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Titel-editor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 471 Bijlage E: Installatiebeheer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 473 Voordat u begint . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Installatie van upgrade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Installatiebeheer starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Registratie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
viii Pinnacle Studio
Voordat u begint Dank u wel dat u Pinnacle Studio hebt gekocht. We hopen dat u plezier hebt in het gebruik van de software. Als u Pinnacle Studio nog niet eerder hebt gebruikt, raden we u aan de handleiding paraat te houden ter referentie, zelfs als u deze niet helemaal doorleest. Om er zeker van te zijn dat uw ervaring met Studio meteen goed van start gaat, kunt u het beste de onderstaande onderwerpen doorlezen.
HDV: Een “high-definition video” formaat waarmee video in frameformaten van 1280x720 of 1440x1080 in het formaat MPEG op DV-media kan worden opgenomen. 1394: De term “1394” verwijst naar OHCI-compliant IEEE-1394, FireWire-, DV- of i.LINK-interfaces, poorten en kabels. Analoog: De term “analoog” verwijst naar 8mm, Hi8, VHS, SVHS, VHS-C of SVHS-C camcorders, videorecorders en banden en naar Composite/RCA en S-Video-kabels en connectors.
Contextmenu’s zijn beschikbaar in de meeste onderdelen van de Pinnacle Studio-interface. In onze documentatie gaan we ervan uit dat u weet hoe u deze menu’s opent en gebruikt. Klikken met de muis Is een klik met de muis vereist, dan is dit standaard een klik met de linkermuisknop, tenzij anders vermeld, of wanneer de klik een contextmenu opent: Klik met de rechtermuisknop en selecteer Titel-editor. (Ofwel “Selecteer Titel-editor in het contextmenu”.
Studielessen op video U hebt toegang tot studielessen op video via de pagina Studiecentrum (Help > Handleiding) of u kunt rechtstreeks naar de volgende websites gaan: • YouTube — http://www.youtube.com/user/pinnaclestudiolife • StudioBacklot.tv — http://www.studiobacklot.tv/studio18 Profiteer van een 6 weken geldig onbeperkt toegangsbewijs tot StudioBacklot.tv, met geheel nieuwe Pinnacle Studio 18-content, grote hoeveelheden ander trainingsmateriaal en een van royalty's gevrijwaarde bibliotheekcollectie.
Hoofdstuk 1: Pinnacle Studio gebruiken Voor een eenvoudig overzicht van de procedure voor het maken van digitale films, hoeft u niet verder te kijken dan de centrale groep tabs in het hoofdvenster van Pinnacle Studio. Dezelfde stappen zijn van toepassing op elk type productie, van een eenvoudige diavoorstelling die tussen elk frame oplost tot een 3D-extravaganza met zorgvuldig georganiseerde clips en effecten.
tab Importeren klikt: de Importer wordt geopend. Het menu biedt nog drie andere importopties. Bij elke van deze opties wordt er een Windows-dialoogvenster geopend voor het importeren van bestanden van een harde schijf of andere lokale opslag. • Met Vorige Pinnacle Studio-projecten importeren kunt u filmprojecten laden die in eerdere versies van Studio zijn gemaakt. • Met Projecten van Studio-app voor iPad importeren importeert u geëxporteerde projecten uit Studio’s app voor de iPad.
de rug. De creatieve energie die u voor het maken van de film hebt gebruikt, heeft geleid tot een productie waarbij nu nog slechts één ingrediënt ontbreekt – een publiek. Voorbereiding op het maken van een videobestand in de Exporter. De Pinnacle Studio Exporter helpt u de laatste horde te nemen met gereedschappen om uw film naar het publiek te brengen.
in de hoofdweergave van de bibliotheek, waar uw mediacollecties beheert. De andere tabs openen de twee project-editors; de ene voor digitale films en de andere voor schijfprojecten, digitale films die zijn uitgebreid met interactiviteit in de vorm van DVD-menu’s. De Bibliotheek De bibliotheek is een gereedschap voor het catalogiseren en beheren van alle bestandsgebaseerde bronnen – of onderdelen of items – die u tijdens de authoring kunt gebruiken.
voor het categoriseren van items aan de hand van beoordelingen en tags en voor het maken van gebruikersgedefinieerde itemcollecties. Compacte weergave De ‘compacte weergave’ van de bibliotheek brengt vrijwel de gehele functionaliteit van de hoofdweergave in een paneel dat in bepaalde andere vensters is opgenomen, zoals de Film-editor en de Schijf-editor. Het hoofddoel van de compacte weergave is het invoeren van de onderdelen in een film- of een schijfproject door ze vanuit de bibliotheek te slepen.
player in een apart venster geopend. Wanneer de compacte bibliotheek wordt gebruikt, verschijnt er een ingebouwde versie van de player in hetzelfde venster. Zie “De player” op pagina 14 voor meer informatie. Voorbeeldweergave van een video-item in de bibliotheek in het aanpasbare Player-venster, met volledige transportknoppen zoals een shuttlewiel. U kunt verder werken in het hoofdvenster terwijl de player is geopend.
De gebruikelijke manier Als u gedetailleerde controle wilt over het gebruik van media-items in uw productie, dan begint u normaal gesproken met een geheel nieuw film- of schijfproject in één van de twee project-editors. Deze worden hieronder beschreven. De gemakkelijkste manier Voor supersnelle resultaten biedt de bibliotheek ook een andere manier. Klik op SmartMovie onder aan de hoofdweergave van de bibliotheek om een extra rij knoppen en instellingen te openen.
De Film-editor en de Schijf-editor bestaan naast elkaar, maar afgezien van de zojuist vermelde exportfunctie, werken ze niet samen. Desgewenst kunt u een gewoon filmproject en schijfproject tegelijkertijd laden en op ieder moment tussen beide projecten overschakelen. In zowel de Film-editor en de Schijf-editor bezet een multitrack-tijdlijn het onderste gedeelte van het venster.
De media-editors Vaak hebt u extra vensters nodig om met bepaalde soorten media te werken. U kunt een editorvenster voor het desbetreffende item of clip openen door op het item/de clip te dubbelklikken. Correcties vanuit de bibliotheek De editors voor de standaard mediatypes video, foto en audio zijn met name belangrijk. Bij starten vanuit de bibliotheek (door te dubbelklikken op een item) bieden deze editors een reeks correctiegereedschappen voor het mediatype.
Overgangen en effecten Bij inschakelen via de projecttijdlijn bieden de media-editors ook een brede reeks uitbreidingen voor alle drie de mediatypes in de groepen Overgang in, Overgang uit en Effecten. Met overgangen kunt u precies opgeven waar de ene clip in de volgende overgaat, van een nauwelijks waarneembare, vloeiende overgang tot een flits waarmee het publiek wordt wakker geschud. De effecten variëren van praktisch (Helderheid en contrast) tot theatraal (Fractalenvuur).
Zie “Voorbeeldweergave in de bibliotheek” op pagina 42 voor een introductie op de player en de basisbediening. Zie “Clipbewerkingen” op pagina 101 voor het gebruik van de player in de modus bijknippen op de tijdlijn. Zie “De Montage-editor gebruiken” op pagina 207 voor meer informatie over het gebruik van de player bij montage. Zie “Voorbeelden bekijken van schijfmenu’s” op pagina 298 voor het gebruik van de player bij het bewerken van schijfmenu's.
Noodgedwongen zijn bestanden in deze indeling aanzienlijk veel groter dan standaardprojectbestanden. Hoewel een project niet rechtstreeks kan worden bewerkt in de pakketindeling, kunt u een projectpakket wel openen met Bestand > Openen door axx te selecteren in het vak met bestandsextensies. Studio pakt het project naadloos uit, maakt een nieuwe bibliotheekvermelding voor de uitgepakte versie en opent het project.
Hoofdstuk 2: De bibliotheek De bibliotheek van Pinnacle Studio, die wordt weergegeven wanneer u op de tab Ordenen klikt, is een catalogus- en beheergereedschap voor alle bestandsgebaseerde bronnen die u bij authoring kunt gebruiken. Het doel van de bibliotheek is dat u de videosegmenten, foto’s, sound bites, overgangseffecten, titels en andere ‘onderdelen’ (zoals ze vaak worden genoemd) voor uw films zo snel en eenvoudig mogelijk kunt kiezen en gebruiken.
video, foto enzovoort. In andere opzichten is het concept met de boomstructuur voor toegang tot subgroepen van onderdelen vrijwel identiek en zal het meteen bekend voor u zijn. Naast audio-, foto- en videobestanden in standaardtypen bevat de bibliotheek ook speciale hulpmedia zoals titels en schijfmenu’s. U vindt deze, samen met overgangen, filters en andere effecten, in de hoofdcategorie Creatieve elementen.
U opent de hoofdweergave van de bibliotheek door op de tab Ordenen boven aan het programmavenster van Pinnacle Studio te klikken. De compacte weergave van de bibliotheek is een paneel, ofwel gedokt (zoals in de Film- en Schijf-projecteditors) of zwevend (zoals in de Titeleditor). De compacte weergave heeft dezelfde volledige functionaliteit van de bibliotheek. Het hoofddoel is het plaatsen van onderdelen uit de bibliotheek in een film- of schijfproject door middel van slepen.
toevoegt. Op deze manier begint een productie met de gecorrigeerde versie, en niet met het onbevredigende origineel. Dergelijke correcties kunnen snel worden gemaakt door media-editors vanuit de bibliotheek te openen. Het bestand achter de gecorrigeerde media wordt niet aangepast: in plaats hiervan worden de correctieparameters opgeslagen in de bibliotheekdatabase en opnieuw toegepast wanneer het item wordt weergegeven of gebruikt.
De tak Projecten van de onderdelenstructuur bevat uw eigen film- en schijfprojecten in Pinnacle Studio. U kunt een project direct vanuit de bibliotheek openen en beginnen met de bewerkingen, of u kunt het aan de tijdlijn van een ander project toevoegen om als een gewone clip te fungeren. Collecties zijn aangepaste groeperingen van bibliotheekmedia. Hoe meer tijd u besteedt aan mediabeheer, hoe vaker u de collecties zult gebruiken.
Opslag van onderdelen in de bibliotheek Alle onderdelen in de bibliotheek – clips, geluiden, overgangen enzovoort – corresponderen met een bestand in de lokale opslag van uw computersysteem. De bibliotheek ‘bezit’ deze bestanden niet en past ze nooit aan tenzij u dit specifiek aangeeft. In plaats hiervan houdt de bibliotheek de namen, locaties en eigenschappen bij in een interne database.
bestand nog bestaat, maar is verplaatst naar een andere map of een ander apparaat, moet het opnieuw aan de bibliotheek worden gekoppeld. Dubbelklik op het item om een standaard dialoogvenster voor het openen van bestanden te openen waarin u de nieuwe locatie van het bestand kunt aangeven. Controleer af en toe of er ontbrekende media in de bibliotheek zijn in de speciale subsectie Alle media > Ontbrekende media van de onderdelenstructuur.
Hier bieden drie tabs toegang tot media die door verschillende onderdelen van een schijfproject worden vereist. De muisaanwijzer staat op de plek om een nieuwe tab te maken. Om een tab te sluiten, klikt u op de x rechts van het tabopschrift. Om de locatie van de huidige tab in te stellen, klikt u op een naam in de onderdelenstructuur. Wijzigingen die u maakt in weergave- en filteropties terwijl de tab actief is, blijven behouden.
In de hoofdbibliotheek, zoals hier te zien, beslaat de Navigator het linkerpaneel van het werkgebied. In de compacte weergave van de bibliotheek, die wordt gebruikt door de gereedschappen voor project- en mediabewerking van Pinnacle Studio, wordt de Navigator echter weergegeven als een vervolgkeuzelijst op de actieve tab. Het menu Groeperen op De kopregel van de tak Alle media biedt een klein vervolgkeuzemenu met opties voor de groeperingen binnen elke subsectie van de tak.
Als u groepeert Op Map (standaard), dan correspondeert de mapstructuur met feitelijke directory’s op uw harde schijf, flash-station of ander bestandsapparaat. Sommige standaardmappen zijn standaard aanwezig; u kunt andere mappen naar wens toevoegen met het systeem voor geanalyseerde mappen. Groeperen Op Map is te zien in de afbeelding van de hoofdbibliotheek hierboven.
De hoofdbibliotheek met groepering Op Datum geselecteerd in de tak Alle media van de Navigator. De onderste mappen in de Navigator worden weergegeven in de browser (rechts). Deze ‘virtuele’ mappen vertegenwoordigen alle foto’s waarvan de bestandsdata binnen een bepaalde maand vallen. Groeperen in andere subsecties De takken Projecten en Creatieve elementen van de Navigator bieden tevens het menu groeperen op, zodat de takken in verschillende groeperingsmodi vertegenwoordigd kunnen zijn.
Een speciale collectie, met de naam Laatste import, wordt automatisch bijgewerkt na iedere importbewerking om de toegevoegde media weer te geven. U kunt direct na importeren naar deze collectie gaan en met het nieuwe materiaal werken. Een andere automatisch gegenereerde collectie is Laatste Smartcreatie, waarin de media wordt opgeslagen die u hebt geselecteerd voor u meest recente SmartMovie-productie.
Er is een belangrijk verschil tussen de browserweergave van collecties en de browserweergave van alle andere categorieën: de media-items in subcollecties worden visueel samengevoegd met de onderdelen in de geselecteerde collectie, maar niet in subgroepen geplaatst.
Onderdelen in de bibliotheek beheren Media en andere onderdelen komen op diverse manieren in de bibliotheek terecht. De originele inhoud van de tak Creatieve elementen van de bibliotheek wordt bijvoorbeeld tegelijk met Pinnacle Studio geïnstalleerd. De bibliotheek detecteert automatisch onderdelen op uw systeem door regelmatig te zoeken in de standaard medialocaties van Windows. Deze worden bij de installatie van Pinnacle Studio ingesteld als geanalyseerde mappen.
Importeren Als u een grote hoeveelheid of verscheidenheid aan media wilt importeren, of wilt importeren van analoge media zoals VHS-tape, klikt u op de knop Importeren boven aan het programmavenster om de Importer te openen. Zie “Hoofdstuk 10: De Importer” op pagina 315 voor volledige informatie. Snelle import: De knop Snelle import linksboven in de bibliotheek opent een bestandsdialoogvenster van Windows voor het snel importeren van bestanden van een harde schijf of andere lokale opslag.
Zie “Hoofdstuk 11: De Exporter” op pagina 363 voor volledige informatie. Als u een bibliotheekonderdeel op schijf wilt opslaan, selecteert u Schijf branden in het contextmenu. U kunt ervoor kiezen om alleen het bestand te branden of een schijfbeeld, als u dat gemaakt hebt. Als u meerdere onderdelen hebt geselecteerd en vervolgens Schijf branden selecteert, worden alle onderdelen weergegeven in het dialoogvenster Bestanden op schijf branden.
De browser Dit is het gedeelte waar de bibliotheek de mediaonderdelen toont – de video’s, foto’s, audio, projecten, collecties en ‘creatieve elementen’ die beschikbaar zijn voor gebruik in uw film- en schijfprojecten. De items worden als een lijst tekstrecords of als een reeks pictogrammen weergegeven. Voor visuele mediatypes worden thumbnailafbeeldingen gebruikt als pictogrammen; voor andere types worden grafische symbolen gebruikt.
In de hoofdbibliotheek staan deze en de volgende twee knoppen rechts tussen de infoknop en de zoomschuifregelaar. In de compacte bibliotheek staan deze drie knoppen aan de linkerkant. Met de knop Miniatuurweergave worden onderdelen weergegeven als thumbnails in plaats van tekstregels. In de vervolgkeuzelijst die bij deze knop hoort, selecteert u welke gegevens en instellingen naast de thumbnails in de browser worden weergegeven.
ongeacht het weergavetype. Het correctiegereedschap is ook beschikbaar wanneer een media-editor wordt geopend vanaf de tijdlijn, maar wanneer ze worden gebruikt voor een bibliotheekonderdeel worden ze meegenomen naar een toekomstig project dat dit onderdeel bevat. Zie “Mediabestanden corrigeren” op pagina 19 voor meer informatie. Details In de detailweergave wordt elk item weergegeven als een regel in een lijst met tekstrecords.
Thumbnails Met de knop links naast de knop Miniatuurweergave selecteert u de thumbnailweergave; hier worden de onderdelen weergegeven met pictogrammen in plaats van tekst. Met de pijl naast de knop opent u een vervolgkeuzelijst waarin u extra gegevens kunt kiezen die samen met de pictogrammen worden weergegeven. Hier kunt u kiezen uit Kwalificatie, Stereoscopisch, Informatie, Correctie, Collectie, Tag, Gebruikte media, Onderschrift en Snelkoppeling.
In de thumbnailweergave kunt u de grootte van de pictogrammen aanpassen met een schuifregelaar. De schuifregelaar bevindt zich rechtsonder in de bibliotheek. Wanneer de muisaanwijzer op het browservenster staat, kunt u de grootte van de pictogrammen ook aanpassen door Ctrl in te drukken en het scrollwiel te bewegen.
Het watermerk voor vergrendelde inhoud. Als u de inhoud wilt aanschaffen en ontgrendelen, voert u een van de volgende handelingen uit: • Klik in de bibliotheek op het vergrendelingssymbool. • Tijdens de export van een project met vergrendelde inhoud, wordt er een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd op het vergrendelingsymbool te klikken. • Wanneer u effecten bewerkt in een van de media-editors, klikt u op het vergrendelingssymbool in het venster Instellingen.
Optionele indicators en knoppen Via de optionele indicators en knoppen op een pictogram hebt u in de Bibliotheekbrowser toegang tot informatie over het onderdeel zonder dat u dieper hoeft te graven, en in sommige gevallen kunt u deze ook aanpassen. Gebruik de pop-uplijst onder de knop thumbnailweergave om te bepalen welke indicators en knoppen worden weergegeven.
verwijderen weergegeven. Klik erop om de tag los te koppelen. Klik op alles verwijderen onder aan het menu om alle tags van het onderdeel te verwijderen. Het maken en toepassen van tags wordt besproken in “Tags” op pagina 52. Collectie-indicator: Juist boven de tag-indicator geeft dit symbool aan dat u het onderdeel in één of meerdere collecties hebt opgenomen. Ga met de muis over het symbool om te zien om welke collecties het gaat.
Kwalificaties: Met de rij sterren linksboven het pictogram kunt u de kwalificatie, de beoordeling, van het item bepalen. Als er geen sterren zijn verlicht, is het onderdeel niet-gekwalificeerd. Om de kwalificatie van een onderdeel of een reeks onderdelen in te stellen, klikt u op de bijbehorende ster op de indicator (klik twee keer op de eerste ster om de kwalificaties uit te schakelen) of kiest u de instelling in het contextmenu Kwalificatie toepassen.
media is alleen van toepassing op foto-, video- en audio-onderdelen, en niet op items zoals overgangen en titels uit de sectie Creative Elements. Informatie-indicator: Als u op de informatie-indicator klikt, wordt het informatievenster geopend in de pop-up-player, waar u de kwalificatie, titel en tags van het onderdeel kunt bewerken en de eigenschappen ervan kunt weergeven. Zoals met de meeste indicators kan de informatie-indicator worden in- en uitgeschakeld via de pop-up thumbnailweergave.
De Bibliotheek-player Klik op de voorbeeldknop in het midden van het onderdeelpictogram om het item in de bibliotheek-player te laden voor weergave. Voorbeeldweergave van een videoclip in het venster van de bibliotheek-player. De transportknoppen staan onderaan, met een loop-knop geheel links en een shuttle-wiel. Met de derde van de vijf pijlknoppen start u de weergave. De twee knoppen aan beide kanten ervan gebruikt u voor het navigeren tussen onderdelen in de bibliotheekmap.
De middelste knop afspelen van de vijf pijlknoppen start de voorbeeldweergave van het video- of audio-onderdeel. De twee knoppen aan beide kanten ervan gebruikt u voor het navigeren tussen het bekeken item en andere items in de map. Bij het bekijken van een voorbeeld van een foto wordt de knop afspelen niet weergegeven; alleen de navigatieknopen blijven staan. Klik op de knop dempen rechts van de transportknoppen om de audio van de clip in- en uit te schakelen.
Openen in media-editor: Het mediabestand wordt geopend voor bewerking in de toepasselijke media-editor zodat de correctieinstellingen kunnen worden aangepast. Volledig scherm: Het voorbeeld wordt weergegeven in een speciaal venster op het volledige scherm, met een eigen basisset transportknoppen. Om de weergave in volledig scherm te sluiten, klikt u op de knop sluiten rechtsboven in het venster of drukt u op Esc. Info: Met deze knop schakelt u in de player tussen de weergaven informatie en afspelen.
Hier worden gegevens over een bibliotheekonderdeel, een video, weergegeven in de informatieweergave van de player. Klik op de gemarkeerde infoknop om terug te keren naar de weergave Afspelen van het onderdeel. Schakelaar 3D-weergavemodus Wanneer stereoscopische 3D-inhoud wordt weergegeven, wordt ook de schakelaar 3D-weergavemodus weergegeven. Wanneer de player wordt geopend, wordt de standaardmodus uit de voorbeeldinstellingen in het Controlepaneel gebruikt voor foto's, video's en projecten.
Linkeroog, rechteroog: Het voorbeeld voor stereoscopische inhoud kan worden ingesteld om alleen het beeld voor het linker- of het rechteroog weer te geven. Dit houdt het simpel wanneer een stereoscopisch voorbeeld niet nodig is. Deze weergaven kunnen hetzelfde worden bewerkt als een 2D-film. Naast elkaar: In deze modus worden de frames voor beide ogen naast elkaar geplaatst, met het beeld voor het linkeroog links en het beeld voor het rechteroog rechts.
verlengt en niet alleen spiegelt. Zorg dat de invoerindeling Side-By-Side (Naast elkaar) is. Kies in de instellingen Controlepaneel Voorbeeld Secundair scherm uit het vervolgkeuzemenu “Voorbeeld extern weergeven op”. Stel Studio in met een stereoscopische tijdlijn van 16x9. Klik ten slotte in de Player op de knop Volledig scherm. Zie “Exporteren en Voorbeeld” op pagina 397 en “Tijdlijn-instellingen” op pagina 81 voor hulp bij deze configuraties.
Locatietabs Elke locatietab correspondeert met een andere selectie in de Navigator. Net zoals tabs in een webbrowser kunt u locatietabs direct toevoegen (klik op de ‘+’ geheel rechts in de tablijst) en zijn ze heel handig om het overzicht te bewaren. Klik in de Navigator om de locatie van de huidige tab te bepalen; klik op een andere tab om naar de opgeslagen locatie in de boomstructuur te gaan. Alleen de items op de gekozen locatie worden in de browser weergegeven.
In deze close-up zijn drie sterren gemarkeerd; dit betekent dat er alleen onderdelen met kwalificaties van drie sterren of meer worden weergegeven. Hier staat de muisaanwijzer klaar bij de vijfde ster, waarmee de filter alleen de onderdelen met vijf sterren zou weergeven. Filteren op stereoscopisch 3D Als u alleen stereoscopische 3D-inhoud wilt weergeven, klikt u op 3D boven aan de bibliotheek. Als u het filter wilt opheffen, klikt u weer op 3D.
Zelfs wanneer er meerdere termen worden gescheiden door spaties, zijn matches met willekeurige woorden en gehele woorden toegestaan voor elke term. In een vervolgkeuzelijst kunt u aangeven of de zoekactie voltooid is wanneer slechts één zoekterm met de onderdeeltekst overeenkomt, of dat alle termen moeten overeenkomen voordat het onderdeel wordt geaccepteerd. Onopzettelijk filteren De verschillende filtermethoden kunnen naar wens worden gecombineerd.
Een dergelijke filterwaarschuwing verschijnt boven aan de browser bij gebruik van de filterfunctie. Klik op de x aan de rechterkant om alle filteropties tegelijk uit te schakelen. Tags De bibliotheek kan met een groot aantal onderdeelbestanden werken, soms veel meer in één map dan er op een overzichtelijke manier kunnen worden weergegeven. De Browser biedt daarom een aantal methodes om irrelevante onderdelen uit de weergave te verwijderen.
Het tags-venster met de bestaande tags in een alfabetische lijst. Boven aan het tags-venster staat een tekstvak voor het invoeren van nieuwe tag-namen. In het venster worden ook alle tags weergegeven die u tot dusver hebt gedefinieerd, u kunt ze hier verwijderen of hernoemen en u kunt kiezen welke onderdelen weergegeven moeten worden in de bibliotheek. Tags maken, hernoemen en verwijderen Als u een nieuwe tag wilt maken, klikt u in het tekstvak boven aan het tag-venster en typt u de tag.
tegelijk voor tagging te selecteren, verloopt het proces veel efficiënter dan door de items afzonderlijke te taggen. Plaats de muis op een tag om de knoppen Hernoemen en Verwijderen weer te geven. Klik op de tag om deze op de momenteel geselecteerde onderdelen toe te passen. Plaats de muis op een tag om de knoppen voor hernoemen of verwijderen te laten weergeven. Als u een naam wilt wijzigen, klikt u op de knop Hernoemen, typt u de nieuwe naam in en drukt u op Enter.
Het precieze effect van uw selecties is afhankelijk van een andere instelling, de vervolgkeuzelijst Match net boven de tags. De lijst biedt drie opties. Geen: hiermee worden alleen de onderdelen weergegeven die geen van de aangegeven tags bevatten. Als u in een serie dierenfoto’s met tags zowel de tags ‘hond’ en ‘kat’ als ‘Geen’ selecteert, dan worden de meeste foto’s verborgen.
De kunst van tagging Er is geen voorgeschreven manier om tags te gebruiken. De beste manier om ze te gebruiken is de manier die het beste voor u is. Consistentie is echter belangrijk. Als u accuraat en systematisch te werkt gaat bij het toewijzen van tags aan uw media, zijn ze bijzonder nuttig voor u. Het gaat erom bepaalde items snel te kunnen vinden als u ze nodig hebt; daarom moeten de gekozen tags goed werken als zoektermen. Bij familiefoto’s kunnen de tags de namen van de mensen op de foto’s bevatten.
Video-scènedetectie Met de automatische functie voor scènedetectie van de bibliotheek kunt u videomateriaal automatisch of handmatig in meerdere scènes verdelen. Door onbewerkte bestanden te verdelen in delen van scènelengte, verlopen sommige bewerkingstaken veel eenvoudiger dan bij gebruik van lange bestanden. De tijd die is vereist voor scènedetectie varieert afhankelijk van de lengte van de clip en de geselecteerde detectiemethode. Een voortgangsbalk geeft informatie over de status.
Scènes weergeven Om de catalogus van scènes van een bepaald videobestand weer te geven, selecteert u Scènes weergeven in het contextmenu; u kunt ook clip selecteren en op de knop Scèneweergave klikken die rechtsonder in de bibliotheek staat. Scèneweergave is een tijdelijke weergavemodus. De oranje balk bovenaan de browser wijst u erop dat scèneweergave actief is. Geheel rechts op de werkbalk staat een x-knop die u kunt gebruiken om de modus af te sluiten.
Handmatig scènes maken Als u een videobestand handmatig wilt verdelen in individuele scènes, selecteer dan Scènes weergeven in het contextmenu van het onderdeel of klik op de knop Scèneweergave. Als u het bestand niet eerder hebt onderverdeeld, dan verschijnt het nu als één bestand in de browser. Navigeer in de bibliotheek-player binnen de clip naar elk frame waar een scèneonderbreking moet optreden en klik vervolgens op de knop Scène opsplitsen. Zie “Functieknoppen” op pagina 44 voor meer informatie.
Selecteer om te beginnen een reeks foto’s of videobestanden in de bibliotheek. De muziek kan afkomstig zijn van digitale audioonderdelen in uw bibliotheek, of u kunt ter plekke een soundtrack maken met het gereedschap ScoreFitter. En dit is eigenlijk alles! U kunt echter desgewenst verder aan uw project werken met handmatige bewerkingen.
in een voorbeeldvenster. Indien nodig kunt u terugkeren naar de instellingen om uw mediaselecties aan te passen. Als u op de knop Voorbeeld klikt, worden de geselecteerde media automatisch opgeslagen in de collectie Laatste Smart-creatie. Als u denkt vaker van deze groep items gebruik te maken, geef de collectie dan een andere naam om te voorkomen dat deze wordt overschreven wanneer u de volgende keer een voorbeeld van een SmartMovie bekijkt.
Editor openen: Met deze opdracht wordt het correctiegereedschap van de Foto- of Audio-editor geopend. Eventuele aanpassingen die aan de media uitvoert, gelden alleen voor deze SmartMovie-productie. (Sneltoets: dubbelklikken.) Instellingen Met de instellingen in dit subpaneel past u de SmartMovie-productie aan. De ingevoerde instellingen worden de volgende keer dat de productie wordt gegenereerd, gebruikt.
Beeld passend maken: Schakel deze optie in om afbeeldingen te vergroten die te klein zijn voor het geselecteerde formaat. Voor een flexibelere aanpak kunt u overwegen het onderdeel te corrigeren met het correctiegereedschap Bijsnijden. SmartMovie De functies van SmartMovie staan op een paneel dat van onder in de bibliotheek schuift. Er zijn weer drie subpanelen. Het subpaneel geheel links biedt informatie en advies over uw SmartMovie.
Voorbeeld, Bewerken en Exporteren Nadat u uw media hebt geplaatst, klikt u op Voorbeeld op de balk onder het gereedschap. Het project wordt gemaakt en geopend in een voorbeeldvenster. Indien nodig kunt u terugkeren naar SmartMovie om uw mediaselecties aan te passen. De analysefase bij het generen van een SmartMovie kan enige tijd in beslag nemen wanneer het materiaal voor het eerst wordt geanalyseerd.
Het opslaggedeelte De visuele elementen in het bovenste vak worden weergegeven als pictogrammen, terwijl de muziek- en geluidsbestanden in het onderste vak verschijnen als tekstregels met de bestandsnaam en de duur van elk onderdeel. Beide vakken ondersteunen meervoudige selecties, opnieuw rangschikken door middel van slepen en een klein contextmenu: Geselecteerde items verwijderen: De geselecteerde media worden verwijderd uit de SmartMovie-productie.
De ingevoerde instellingen worden de volgende keer dat de film wordt gegenereerd, gebruikt. Met de knop Video-instellingen kunt u de tijdlijnopties instellen die van toepassing zijn wanneer u de productie overbrengt naar de Film-editor. Met de knop Project verwijderen verwijdert u alle media uit het project en keert u terug naar de standaardinstellingen. Titel: Voer een tekst in die wordt gebruikt als de hoofdtitel van de film.
Hoofdstuk 3: De Film-editor De Film-editor is het belangrijkste bewerkingsvenster van Pinnacle Studio voor het maken van digitale films. De editor brengt drie hoofdcomponenten samen: De bibliotheek, in de compacte weergave, biedt de onderdelen die voor uw project beschikbaar zijn. Op de tijdlijn kunt u de onderdelen organiseren als clips binnen een schematische voorstelling van uw productie. Met de player kunt u voorbeelden van bibliotheekonderdelen bekijken voordat u ze aan uw project toevoegt.
Om navigatie eenvoudiger te maken in de compacte bibliotheekweergave geven pictogrammen op de locatietabs aan de bovenkant aan welk soort inhoud wordt weergegeven in de browser wanneer op de tab wordt geklikt. Klik op de driehoek uitvouwensamenvouwen naast het pictogram om een ander deel van de bibliotheek weer te geven. Hiermee wordt de mapstructuur geopend waarin u elk bibliotheekonderdeel kunt openen. Bibliotheekonderdelen zoeken met de uitbreidbare Navigator in de compacte bibliotheek.
Voorbeelden weergeven in de project-editors U kunt de Player in enkelvoudige of dubbele voorbeeldmodus bedienen. Klik op de knop Voorbeeldmodus in de rechterbovenhoek van de Player om tussen de twee te schakelen. De Player in enkelvoudige modus. U kunt kiezen om bronmateriaal (bibliotheek) of tijdlijnmateriaal weergeven. Met enkelvoudige modus spaart u ruimte op het scherm door een enkel voorbeeld in de Player weer te geven.
De Player in dubbele modus. Met de voorbeelden naast elkaar kunt u door de bibliotheek bladeren terwijl uw huidige filmframe in beeld blijft. In de dubbele modus wordt bronmateriaal (bibliotheek) weergegeven in het linkervoorbeeld en tijdlijnmateriaal in het rechtervoorbeeld, elk met een eigen set transportknoppen. Met de dubbele weergave is het eenvoudiger bibliotheekonderdelen te zoeken die bij uw film passen door zowel het bestaande als het eventuele materiaal tegelijk weer te geven.
Een deel van de weergave van de Film-editor, met de compacte weergave van de bibliotheek linksboven, de player rechtsboven (gedeeltelijk zichtbaar) en onderaan de tijdlijn met het Navigator-scherm open aan de bovenkant. Schijven bewerken Als u van plan bent uw film uiteindelijk op DVD te zetten met interactieve menu’s, hebt u op een bepaald moment de speciale functies van de Schijf-editor nodig.
In Pinnacle Studio kunt u altijd soepel overstappen tussen het bewerken van een film en een schijfproject; u kunt dus prima beginnen in de Film-editor, zelfs wanneer u een DVD gebruikt voor de uitvoer in plaats van, of samen met, andere opties. Raadpleeg Hoofdstuk 9: Schijfprojecten voor informatie over de speciale functies voor schijfauthoring. De andere aspecten van tijdlijnbewerkingen worden in dit hoofdstuk en de volgende hoofdstukken behandeld.
Geheel links op de tijdlijn ziet u spoorkoppen met diverse bedieningselementen per spoor: een vergrendelingsknop, de naam van het spoor en monitoring-knoppen voor de video en audio van het spoor. Hier is het huidige standaardspoor ‘Main’. De spoorkop: Links naast ieder spoor bevindt zich een kopgedeelte dat toegang biedt tot functies zoals het uitschakelen van video- of audiomonitoring voor het spoor.
De werkbalk Boven de sporen biedt de tijdlijn-werkbalk diverse sets bewerkingsgereedschappen. (In de Schijf-editor bevat de werkbalk ook speciale gereedschappen voor schijf-authoring.) De Navigator De Navigator is een aanvullend navigatievenster dat u kunt openen en sluiten door op het bijbehorende pictogram te klikken in de selector van het navigatiegereedschap aan de linkerkant van de tijdlijnwerkbalk. Het volledige lint wordt net onder de werkbalk weergegeven.
Een deel van het Navigator-lint, met de huidige positie (verticale lijn, links) en het doorzichtige sleepbare weergavescherm. De grijze rechthoek met een deel van de Navigator-weergave– het weergavevenster – toont het deel van uw film dat momenteel zichtbaar is op de tijdlijnsporen. Om het weergegeven deel van de film te veranderen, klikt en sleept u horizontaal binnen het weergavevenster. De tijdlijn scrolt mee tijdens het slepen.
Het Storyboard Bij het samenstellen van een film hebt u te maken met een groot aantal foto's en videoclips en moet u ook beslissen waar u titels, montages en dergelijke plaatst. Op het storyboard worden de clips op een spoor van uw film weergegeven als een serie pictogrammen, zodat u in een oogopslag wat waar staat. Als u een spoor wilt kiezen om weer te geven in het storyboard, gebruikt u de knop Storyboard-koppeling in de spoorkop.
Op het storyboard wordt met een serie pictogrammen de inhoud van een spoor weergegeven. Effecten (paars) en correcties (groen) worden aan de bovenrand van het pictogram weergegeven. De lengte van de clip staat eronder. De ruimte net onder de werkbalk waar het storyboard wordt weergegeven wordt ook gebruikt door de Navigator (en in de Schijfeditor door de Menulijst).
Bewerken op het storyboard Hoewel de meeste bewerkingsacties plaatsvinden op de tijdlijnsporen, zijn er enkele bewerkingsmogelijkheden op het storyboard. U kunt bijvoorbeeld effecten toepassen op een clip op het storyboard door het effect op de clip te slepen. Het contextmenu van de clip biedt hier dezelfde opdrachten als op de tijdlijn. Alle bewerkingsacties die plaatsvinden op het storyboard worden doorgevoerd in de tijdlijn en andersom.
tijdlijnscrubber springt naar het begin van de geselecteerde clip, en een kleurband koppelt de storyboard-clip aan de equivalente clip op de tijdlijn. Als de tijdlijnpositie van de geselecteerde clip niet op het scherm staat, wordt de positie nu weergegeven. U kunt meerdere clips selecteren met de Shift- en de Ctrl-toets (gebruikelijke Windows-functies). Clips opnieuw rangschikken: Als u een clip wilt verplaatsen, klikt u erop tot de clip geselecteerd is. Vervolgens sleept u de clip naar de nieuwe locatie.
De tijdlijnwerkbalk De werkbalk boven de tijdlijn biedt diverse instellingen, gereedschappen en functies voor de tijdlijn en editing op de tijdlijn. Deze worden van links naar rechts beschreven. De werkbalk aanpassen U kunt talloze knoppen aan de werkbalk toevoegen zodat u sneller kunt bewerken. Er is een reeks knoppen beschikbaar voor de Filmeditor, en een ietwat grotere reeks voor de Schijf-editor.
Sommige opdrachten die met knoppen worden opgeroepen, hebben ook toetsencombinaties. Deze werken ongeacht of de knop wordt weergegeven. (Zie “Bijlage D: Toetsencombinaties” op pagina 465 voor meer informatie.) Tijdlijn-instellingen Uw tijdlijninstellingen worden standaard gekopieerd van de eerste videoclip die u aan de tijdlijn toevoegt. Als dit tot het juiste resultaat leidt, hoeft u ze niet aan te passen.
Tijdlijn-instellingen Videomateriaal dat niet voldoet aan de gekozen projectinstellingen wordt automatisch geconverteerd bij toevoegen aan de tijdlijn. Als u een stereoscopische film maakt, kan 2D-materiaal worden gebruikt maar ziet het er tweedimensionaal uit, omdat zowel de linkeroog- als rechteroogweergave hetzelfde zijn. 3D-materiaal kan op een 2D-tijdlijn worden gebruikt, maar alleen het linkeroogkanaal wordt weergegeven.
Wanneer u op het selectiepictogram kikt, wordt de weergave van het gebied in- of uitgeschakeld. Zie “De Navigator” op pagina 74 en “Het Storyboard” op pagina 76 voor meer informatie over deze navigatiegereedschappen. Audio-mixer Deze knop opent het uitgebreide audio-instellingsgedeelte met gereedschappen voor volumeaanpassing en toegang tot de panner, een instelling voor surround-panning.
Voice-over Met het voice-over-gereedschap kunt u commentaar of andere audio tijdens het bekijken van uw film live opnemen. Zie “Het gereedschap Voice-over” op pagina 285. Scheermes Om één of meerdere clips bij de afspeelpositie te splitsen, klikt u op de knop Scheermes. Bij deze bewerking wordt er geen materiaal verwijderd, maar iedere betrokken clip wordt verdeeld in twee clips die afzonderlijk kunnen worden bewerkt voor wat betreft trimmen, verplaatsen, toevoegen van effecten enzovoort.
Snapshot Als u een voorbeeld van de video op de tijdlijn bekijkt en u een frame ziet dat u als stilstaand beeld wilt vastleggen, klikt u op de knop Snapshot. Hiermee wordt een foto genomen van het beeld waarvan u een voorbeeld bekijkt, die in de map Snapshot onder Foto's in de bibliotheek wordt geplaatst. Met de knop Snapshot op de tijdlijn kunt u snel een frame pakken. Voor meer controle gebruikt u het Snapshot-gereedschap in de Videoeditor.
Overgangen met dynamische lengte Wanneer u een transitie aan de tijdlijn toevoegt, krijgt deze meestal de standaardlengte die u in Instellingen hebt geconfigureerd. Klik op deze knop als u de standaardlengte wilt overschrijven. Wanneer de knop is gemarkeerd, kan de duur van de overgang worden ingesteld door met de muisknop naar links of rechts te slepen terwijl u de overgang op een clip plaatst. Zie “Overgangen” op pagina 122 voor meer informatie over overgangen.
Audio scrubbing Standaard is het audiogedeelte van een project alleen te horen tijdens de voorbeeldweergave. De knop audio scrubbing op de tijdlijnwerkbalk biedt een audiovoorbeeld, zelfs wanneer u door uw film ‘scrubt’ door de scrubber van de tijdlijn te slepen. Ook het wiel van de player biedt audio scrubbing. Editing-modus De selector voor de bewerkingsmodus geheel rechts op de tijdlijnwerkbalk bepaalt het gedrag van andere clips wanneer er wijzigingen worden aangebracht.
De modus Invoegen is altijd non-destructief: andere clips op de het spoor worden verplaatst voordat er nieuw materiaal wordt ingevoegd. Gaten die ontstaan door het verwijderen van materiaal worden hierbij automatisch gedicht. Alleen het doelspoor wordt beïnvloed. Eventuele eerdere synchronisatie met andere sporen ter rechterzijde van het bewerkingspunt raakt verloren. Invoegen is het bruikbaarst bij de eerste fasen van een project, wanneer u clips op de tijdlijn verzamelt en rangschikt.
Veel handelingen ondersteunen zowel invoegen als overschrijven, maar geen andere mogelijkheden. Smart-modus gebruikt soms de ene functie en soms de andere; als invoegen niet uw bedoeling was, dan is overschrijven dat vaak wel en vice versa. Wat u nodig hebt is een methode om het standaardgedrag van de modus smart te op te heffen. Om invoegen te veranderen in overschrijven, of overschrijven in invoegen, houd u de Alt-toets ingedrukt terwijl u de bewerking op de gewone manier uitvoert.
Het gedeelte alle sporen boven de spoorkoppen biedt bedieningselementen die vergelijkbaar zijn met die op iedere spoorkop, maar dan met een algemeen effect: ze zijn van toepassing op alle sporen tegelijk en vervangen de individuele instellingen. Standaardspoor De oranje verticale lijn links naast de spoorkop duidt, samen met een lichtere achtergrondkleur, het standaardspoor aan. Dit is een doelspoor voor bepaalde functies, zoals verzenden naar en plakken.
Tracknaam Om de naam van een spoor te bewerken, klikt u één keer op de naam om de editor te openen of selecteert u Spoornaam bewerken in het contextmenu van de spoorkop. Bevestig de bewerking met Enter of annuleer met Esc. Video- en audio-monitoring De knoppen voor video en audio op de spoorkop bepalen of dit spoor zijn video en audio levert aan de samengestelde uitvoer van het project.
Spoorgrootte: Het contextmenu bevat vier vaste spoorgroottes (Klein, Medium, Groot, Zeer groot). Voor aangepaste groottes sleept u de scheidingslijn tussen de spoorkoppen om de hoogte naadloos aan te passen. Golfvormen weergeven: De golfvorm-weergave voor audioclips in- en uitschakelen. Zie “Audio op de tijdlijn” op pagina 272 voor een toelichting op de audiofuncties van de tijdlijn.
Een thumbnail van een projectpakket in de bibliotheek met het geopende contextmenu. Nadat het pakket is uitgepakt, wordt de film op de tijdlijn van het project weergegeven en kunt u de film bewerken. U kunt ook op Bestand > Openen klikken en naar het projectpakket in de Verkenner gaan door Studio-projectpakket (axx) in het vakje voor bestandsextensies te kiezen.
Tijdlijn-instellingen Als u begint met het bewerken van een nieuw project, moet u controleren of de instellingen van het videotype van uw project – hoogte/breedteverhouding, 2D of 3D, framegrootte en afspeelsnelheid – naar wens zijn. Ga naar de tab Projectinstellingen van de programma-instellingen om de waarden van deze eigenschappen automatisch in te stellen op basis van de eerste clip die aan het project wordt toegevoegd. U kunt ze ook handmatig instellen.
hebben. Schijfprojecten kunnen echter niet als containerclips aan een tijdlijn worden toegevoegd omdat ze een functie vereisen – gebruikerinteractiviteit – die tijdlijnclips niet hebben. Slepen en neerzetten Slepen en neerzetten is de meest gebruikte en meestal de handigste methode om materiaal aan een project toe te voegen. Klik op een item in de compacte weergave van de Film-editor van de bibliotheek en sleep ze naar de gewenste plaats op de tijdlijn.
Live voorbeeld tijdens het bewerken Om verwarring bij complexe bewerkingen te voorkomen, biedt Pinnacle Studio een volledig dynamische voorbeeldweergave van de resultaten van bewerkingen bij het slepen van clips op de tijdlijn. Als alles een beetje meer rondspringt dan u gewend bent tijdens het bewerken op de tijdlijn, dan komt dit hierdoor. Maakt u zich geen zorgen: u raakt er snel aan gewend en kunt dan profiteren van de extra informatie. Begin heel rustig.
Een gat opvullen Met Smart-modus kunt u bijvoorbeeld eenvoudig een gat opvullen met nieuw materiaal. U hoeft het nieuwe materiaal niet nauwgezet op maat te trimmen; u sleept gewoon items in het gat. Clips die niet nodig zijn om het gat op te vullen, komen te vervallen en de laatste gebruikte clip wordt automatisch getrimd tot de geschikte lengte. Clips die al op de tijdlijn staan, worden niet beïnvloed; er kunnen dus geen synchronisatieproblemen ontstaan.
invoegen in plaats van de smart-modus. U kunt ook op Altdrukken bij het neerzetten van het nieuwe materiaal om een deel van de bestaande clip te vervangen. Een derde methode is het vergrendelen van een spoor dat niet mag worden aangepast; dit is echter van invloed op de synchronisatie van clips op vergrendelde sporen met clips op niet-vergrendelde sporen. Een clip vervangen Om een clip te vervangen, sleept u één bibliotheekonderdeel op de te vervangen clip en houdt u Shift ingedrukt.
van een individueel onderdeel of meervoudige selectie in de compacte weergave van de bibliotheek. Verzenden vanaf de Player Er is tevens een tweede methode voor ‘verzenden’ die meer controle biedt. Als u op een bibliotheekonderdeel klikt tijdens het werken in de Filmeditor, dan schakelt de player over naar de Bron-modus voor een voorbeeldweergave. Voor trimbare media (video en audio) biedt de player tevens trimmaten voor het uitsnijden van een begin- of einddeel van het item.
ze gemaakt met instellingen en andere handelingen die u tijdens de editing verricht. Zodra de editing is voltooid, worden zowel de titels als ScoreFitter-clips verzonden naar het standaardspoor op de tijdlijn met de functie Naar tijdlijn verzenden, terwijl voice-over-clips naar het speciale voice-overspoor gaan. Zie “Hoofdstuk 7: De Titel-editor” op pagina 211, “ScoreFitter” op pagina 284 en “Het gereedschap Voice-over” op pagina 285 voor meer informatie.
Met het oog op synchronisatie is de veiligste editing-modus voor verwijderen overschrijven; hierbij worden de clips alleen verwijderd en blijven alle andere zaken ongewijzigd Clipbewerkingen De projecttijdlijn biedt uitgebreide ondersteuning voor het selecteren, aanpassen, trimmen, verplaatsen en kopiëren van clips. Selecteren Selecteer clips in voorbereiding op het uitvoeren van bewerkingen.
De rest van het spoor selecteren: Gebruik Ctrl+Shift-klik om alle clips te selecteren die beginnen op of na de beginpositie van de clip waarop u hebt geklikt. Deze functie is met name handig als u snel de rest van de tijdlijn ‘uit de weg’ wilt hebben voor het invoegen van nieuw materiaal, of voor het handmatig naar links rimpelen om tijdlijngaten te dichten. Clips groeperen en groepering opheffen U kunt meerdere clips selecteren en groeperen, zodat u ze kunt samenvoegen.
De aanpassingsaanwijzer verschijnt ook wanneer de muis boven de uiteindes van een gat komt – een lege ruimte op het tijdlijnspoor met ten minste één clip aan de rechterkant ervan. Het aanpassen van gaten in de modus overschrijven, zoals bij clips, is niet erg nuttig. Gaten zijn echter handig bij het uitvoeren van bewerkingen in de smart-modus als u een individueel spoor naar links of rechts wilt rimpelen en resulterende synchronisatieproblemen negeert.
Afhankelijk van de mate van het te veel trimmen is deze eenvoudige aanpak misschien alles wat u nodig hebt. Een kort bevroren frame kan visueel effectief zijn. De ‘freeze-frame’ methode levert echter waarschijnlijk geen toereikende resultaten tijdens een sequentie met snelle bewegingen. In dergelijke veeleisende gevallen kunt u de clip aanvullen of vervangen, of verlengen met de functie Snelheid. (Zie “Snelheid” op pagina 119.
Trimmen op meerdere sporen Een regel om synchroon te blijven Pinnacle Studio beschikt over krachtige trimfuncties waarmee u zonder risico’s op meerdere sporen kunt trimmen. Gelukkig is er een eenvoudige regel voor het beveiligen van de synchronisatie, zelfs op een complexe tijdlijn: open precies één trimpunt op elk spoor. Of het trimpunt aan een clip of een gat wordt bevestigd, en aan welke kant, is aan u.
staat bij het begin van de clip en naar rechts aan het einde van de clip. Terwijl de trimaanwijzer zichtbaar is, klikt u één keer op het punt waar u wilt trimmen. Ga hierna desgewenst verder met het openen van trimpunten op andere sporen. U kunt twee trimpunten per spoor openen door Ctrl ingedrukt te houden om het tweede punt te maken. Deze functie is handig voor de bewerkingen beide trimmen, glijdend trimmen en schuivend trimmen die hieronder worden beschreven. De Trimeditor in dubbele modus.
Bij het openen van een trimpunt gebeuren er diverse dingen: • De linker- of rechterrand van de clip wordt gemarkeerd met een gele balk om aan te geven dat het trimpunt geselecteerd is. Trimpunten die niet geselecteerd zijn, worden met een oranje balk weergegeven. • De Trimeditor wordt geopend met de Player in dubbele voorbeeldmodus. • De transportknoppen onder de Player worden gereedschappen voor trimaanpassingen. • Het voorbeeld met het huidig actieve trimpunt krijgt een gele omtrek.
De Trimeditor met een bewerking Glijdend trimmen. In het linkervoorbeeld wordt het huidig geselecteerde trimpunt weergegeven, in het rechtervoorbeeld het tweede trimpunt. De trimmodus die wordt gebruikt, bepaalt welk frame in het tweede voorbeeldvenster wordt weergegeven. Bij glijdend of schuivend trimmen wordt het tweede trimpunt van de bewerking weergegeven, omgeven door een oranje rechthoek.
De Trimmodus heeft standaard de solomodus. De clip met het Trimpunt wordt weergegeven zonder de sporen erboven en zonder overgangen toegepast. Deze voorbeeldmodus is vooral geschikt om precies te bepalen welk frame moet worden getrimd. De standaardweergave van aaneengesloten frames is een volledige samenstelling van alle tijdlijnsporen. U kunt de weergave in- of uitschakelen met de knop solo in de rechterbenedenhoek van de Trimeditor.
Bewerkingsmodi De huidige bewerkingsmodus – smart, overschrijven of invoegen – bepaalt hoe het trimmen van invloed is op andere clips op de tijdlijn. Selecteer de modus in de vervolgkeuzelijst geheel rechts op de tijdlijnwerkbalk. Modus Invoegen: Clips rechts naast een getrimde clip en op hetzelfde spoor gaan naar links of rechts om ruimte te maken voor de nieuwe lengte van de clip. De synchronisatie met andere sporen raakt mogelijk verloren, maar er worden geen clips overschreven.
Voor trimmen op de player gebruikt u de trimknoppen om één of tien frames naar voren of achteren te trimmen. Klik op de knop weergave in loop voor een herhalende weergave van het trimgedeelte. De positie van het afspeelpunt ten opzichte van het trimpunt helpt onderscheid te maken tussen de markering in van een clip (links) en de markering uit van de vorige clip (rechts).
een gat in plaats van de duur van een clip te hanteren. (Onthoud de regel: er is één trimpunt op elk spoor vereist om de synchronisatie te behouden.) Het trimmen van een gat, aan het begin of het einde, verloopt op precies dezelfde wijze als hierboven beschreven voor een clip. Twee geselecteerde gaten en een markering-uit voor audio zijn geselecteerd voor trimmen. Omdat er op elk spoor één trimpunt is gemaakt, blijft de gehele productie gesynchroniseerd bij het trimmen.
Om te beginnen, klikt u aan het einde van clip aan de linkerkant om het eerste trimpunt te openen; Ctrl-klik vervolgens aan het begin van de clip aan de rechterkant om het tweede te openen. Bij plaatsing op de aangrenzende trimpunten die u zojuist hebt geopend, krijgt de muisaanwijzer de vorm van een horizontale tweekoppige pijl. Sleep naar links of rechts om de clipgrens te verplaatsen of gebruik de Player in de modus trimmen.
Sleep de trimpunten horizontaal of gebruik de trimknoppen van de player om de positie van de clip binnen de bron aan te passen. Glijdend trimmen: Wanneer u de in- en uit-trimpunten van een clip selecteert en de clip versleept, worden de in- en uitpunten ten opzichte van het oorspronkelijke materiaal gewijzigd, maar blijft de begintijd of duur van de tijdlijn hetzelfde. Schuivend trimmen Schuivend trimmen is een uitgebreide versie van de hierboven beschreven techniek voor beide trimmen.
Schuivend trimmen: Er is een uit-punt geopend om te trimmen op de eerste clip, en een in-punt op de derde clip. Wanneer u een van beide punten versleept, wordt de middelste clip (of meerdere clips, indien aanwezig) langs het spoor verschoven, terwijl andere clips blijven staan. Zowel glijdend als schuivend trimmen kan handig zijn voor het synchroniseren van clipcontent met materiaal op andere sporen.
Nadat u Ctrl-klik hebt uitgevoerd om een trimpunt te controleren, kunt u trimmen beheren met de pijltjestoetsen Links en Rechts. Trim één frame met de toetsen niet verschoven, voeg de Shift-toets toe om in stappen van 10 frames te trimmen. Verplaatsen en kopiëren Om een selectie van één of meerdere clips te verplaatsen, plaatst u de muisaanwijzer op een geselecteerde clip en wacht u tot de aanwijzer verandert in een handsymbool. Sleep de clip hierna naar de gewenste positie.
Het klembord gebruiken Hoewel sleepbewerkingen iets meer mogelijkheden bieden bij het werken met clips, ondersteunt de tijdlijn de standaard klembordbewerkingen knippen, kopiëren en plakken met de bekende toetsencombinaties. Het klembord is tevens de enige methode voor het verplaatsen en kopiëren van overgangen en effecten tussen clips.
toe; Knippen verwijdert de originele clips uit het project, terwijl Kopiëren ze behoudt. Plak de inhoud van het klembord op de tijdlijn zoals hierboven wordt beschreven. De clips plakken op dezelfde sporen waar ze oorspronkelijk stonden, met dezelfde horizontale tussenruimte. Anders dan bij slepen en neerzetten ondersteunt het klembord het verplaatsen van clips tussen sporen niet. Effecten op het klembord Clips waaraan effecten zijn toegevoegd, hebben een magenta lijn langs de bovenrand.
Snelheid Het venster Instelling Snelheid wordt geopend via Snelheid > Toevoegen of Snelheid > Bewerken in het contextmenu van een videoof audioclip op de tijdlijn. U kunt de instellingen aanpassen om iedere mate van slow motion of fast motion binnen een breed bereik te produceren. Een clip waarop Instelling Snelheid is toegepast, wordt gemarkeerd met een gele onderbroken lijn. Het venster Instelling Snelheid De feitelijke afspeelsnelheid van uw project blijft altijd gelijk.
Constant Selecteer de afspeelsnelheid van de clip als een waarde van 10 tot 500 procent in verhouding tot het originele materiaal. Alles onder 100 procent is slow motion. Anker: Wanneer Constant is geselecteerd, wordt de clip op de tijdlijn verankerd met een aangegeven frame tijdens trimbewerkingen. U kunt het eerste of laatste frame van de clip, of het frame bij de huidige positie van de afspeelkop, als het anker definiëren.
Audio Pitch vasthouden: Deze optie behoudt de originele pitch (toonhoogte) van opgenomen audio, zelfs wanneer het afspelen wordt versneld of vertraagd. De functie wordt minder effectief naarmate de snelheid meer wordt gewijzigd. Buiten bepaalde limieten wordt de functie geheel uitgeschakeld. Films binnen films Alle filmprojecten die u in Pinnacle Studio maakt, verschijnen als items in het gedeelte Projecten van de bibliotheek.
inkorten van de subfilm in de ingebouwde editor is niet van invloed op de lengte van de containerclip in de bovenliggende film. U moet de containerclip handmatig trimmen als u de lengte ervan en duur van de subfilm met elkaar in overeenstemming wilt brengen. Overgangen Een overgang is een speciaal geanimeerd effect voor het vereenvoudigen – of benadrukken – van het overschakelen van de ene clip naar de volgende. Fades, vegen and oplossingen zijn bekende typen overgangen.
Een overgang maken De eenvoudigste methode voor het maken van een overgang is klikken op de linkerbovenhoek van de clip op de tijdlijn en de hoek ‘terugvouwen’. Hiermee maakt u een overgang van de vorige clip, als deze er is, of een fade-in als er geen vorige clip is. Hoe breder u de vouw maakt, hoe langer de overgang zal duren. Als u de rechterbovenhoek van een clip terugvouwt wordt een overgang gemaakt naar de volgende clip of een fade-out.
Een overgang naar de tijdlijn van een project versleept. Nog een andere manier om een overgang toe te passen, verloopt via de opdracht Naar tijdlijn verzenden in het contextmenu voor items in de compacte bibliotheekweergave van de Film-editor of via de knop Naar tijdlijn verzenden in de player wanneer deze in de Bron-modus staat. De overgang wordt aan de clip toegevoegd op het standaardspoor bij het punt dat zich het dichtst bij de afspeelkop bevindt.
Een fade-outovergang wordt toegepast in de modus rimpelen (of invoegen); hiermee wordt er een overlap gemaakt door de rechterclip en alle aangrenzende clips een eindje naar links te verschuiven. Deze functie voorkomt dat de linkerclip naar rechts moeten worden uitgebreid om de overgang te maken, wat tot te veel trimmen zou kunnen leiden. Het verschuiven van clips aan de rechterkant veroorzaakt echter een onderbreking van de synchronisatie met andere sporen die u mogelijk moet oplossen.
Rimpelovergangen De opdracht voor een rimpelende overgang is vooral nuttig voor het maken van snelle diashows van een reeks stilstaande afbeeldingen, of een video van een reeks korte clips. Een dergelijke presentatie is interessanter als u een overgang toevoegt tussen twee clips. Dat is snel en gemakkelijk als u een rimpelende overgang gebruikt. Begin met een reeks clips op de tijdlijn en voeg vervolgens het gewenste type overgang toe aan een van de clips.
Of u kunt Vervangen door kiezen in het contextmenu van de overgang of het contextmenu van de clip. U kunt dan kiezen uit verschillende overgangen. Overgangen aanpassen De duur van overgangen kan worden aangepast, net zoals die van clips. Let op de aanpassingsaanwijzer wanneer de muis in de buurt van de verticale kant van de overgangrechthoek wordt geplaatst. Gebruik dit om de duur van uw overgang te wijzigen.
Bewerken: Via deze opdracht verschijnt er een venster, de basisovergang-editor, waarin de duur van de overgang kan worden ingesteld. Als de overgang een aangepaste editor voor het configureren van speciale eigenschappen biedt, dan biedt de knop Bewerken in de basisovergang-editor toegang. Er is een selectievakje Omgekeerd beschikbaar bij sommige overgangen voor het omkeren van de overganganimatie.
Het submenu Vervangen door in het contextmenu van een overgang geeft een handige selectie van standaard, recent gebruikte en vijfsterrenovergangen weer in een pop-up. Deze pop-up wordt ook weergegeven wanneer overgangen worden toegevoegd of vervangen via het contextmenu van een clip. Rimpel: Deze opdracht verschijnt als er meerdere clips zijn geselecteerd. Zie “Rimpelovergangen” op pagina 126 voor meer informatie. Verwijderen: Met deze opdracht wordt een overgang verwijderd.
sterk. Met keyframing kunnen effectparameters willekeurig worden gevarieerd binnen de clip. Om een bepaald effect op een clip toe te passen, zoekt u het in het gedeelte Effecten van de bibliotheek en sleept u het naar de gewenste clip; u kunt ook op de clip dubbelklikken en het effect selecteren op het tabblad Effecten van de media-editor van de clip. Er kunnen meervoudige effecten op een clip worden toegepast met een van deze methodes (of beide).
ingebouwde editor biedt dezelfde functies en onderdelen als de primaire editor. Titel bewerken: Hiermee wordt, alleen voor titels, de Titel-editor geopend. (Zie “Hoofdstuk 7: De Titel-editor” op pagina 211.) Muziek bewerken: Deze opdracht is voor het bewerken van Scorefitterclips. (Zie “ScoreFitter” op pagina 284.) Montage bewerken: Bewerk van een montageclip in de Montageeditor. (Zie “De Montage-editor gebruiken” op pagina 207.
Om de schaling van een clip verder in te stellen, kunt u pannen en zoomen gebruiken. • Alfa behouden, Alfa verwijderen, Alfa genereren: Deze opdrachten zijn van toepassing op inhoud met een alfakanaal (transparantie pixel voor pixel specificeren). Dergelijke alfainformatie kan conflicteren met Pinnacle Studio-effecten. De opdracht is niet beschikbaar voor pure audioclips. Actieve streams: Deze opdracht is beschikbaar voor het uitschakelen van individuele streams in clips met zowel video als audio.
Overgang in, Overgang uit: Deze opties bieden toegang tot een set bewerkingen voor het beheer van overgangen, waaronder Toevoegen, Vervangen, Bewerken, Kopiëren en Verwijderen. Zie “Overgangen” op pagina 122 voor meer informatie. Verwijderen: Verwijder de geselecteerde clip of clips. Informatie weergeven: Eigenschappen van de clip en achterliggende mediabestanden weergeven in tekstvorm.
134 Handleiding voor Pinnacle Studio
Hoofdstuk 4: Correcties Pinnacle Studio biedt media-editors voor elk van de drie hoofdmediatypen: video, foto’s (en andere afbeeldingen) en audio. De gebruikelijke manier om een van deze editors te openen, is door te dubbelklikken op een mediaonderdeel in de bibliotheek of op een mediaclip op uw projecttijdlijn. Alle drie de editors bieden twee hoofdreeksen van gereedschappen, Media-editor (Correcties) en Effecten. Deze worden weergegeven als tabs boven aan het editorvenster.
Bij het toepassen van correcties worden de mediabestanden zelf niet gewijzigd. In plaats daarvan worden de parameters die u instelt, in de database van de bibliotheek (gekoppeld aan een bepaald item) of in een project (gekoppeld aan een bepaalde clip) opgeslagen. Bibliotheekitems corrigeren Er is slechts één tab met gereedschappen (Media-editor) beschikbaar voor gebruik wanneer u de items uit de bibliotheek in een mediaeditor plaatst.
Met de correctiegroep Verbeteren in de Video-editor werken Correcties verwijderen: Het contextmenu voor bibliotheekitems met correcties bevat de opdracht Terugkeren naar origineel om het nietgecorrigeerde item te herstellen. Correcties onder directe export: Als u ervoor kiest om bibliotheekmedia direct te exporteren, in plaats van een project te bouwen op de film- of schijftijdlijnen, worden de correctie-instellingen op de uitvoer toegepast.
Als u de correcties uit een clip op de tijdlijn wilt verwijderen, selecteert u de contextmenuopdracht Effecteneditor openen en kiest u het gereedschap Correcties (Media-editor). De instellingspanelen geven met markeringen aan welke instellingen er zijn gewijzigd. Zo is het mogelijk om de correcties te zoeken en opnieuw in te stellen. Zie “Foto's corrigeren” op pagina 146, “Videocorrecties” op pagina 154 of “Audio corrigeren” op pagina 163 voor informatie over het gebruik van een bepaalde media-editor.
• Selecteer de opdracht Effecten-editor openen in het contextmenu van de clip. • Gebruik het contextmenu Effect > Bewerken op de gekleurde strook langs de bovenrand van clips waarop effecten zijn toegepast. Het media-editorvenster sluiten: • Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op de knop Annuleren, waarmee u de clip ongewijzigd laat. • Klik op de knop Sluiten (X) in de rechterbovenhoek. Als u wijzigingen hebt aangebracht, krijgt u de mogelijkheid deze op te slaan.
weergegeven in 2D. Het voorvertoningsvenster heeft ook een schakelaar om de voorbeeldmodus voor stereoscopisch 3D te wijzigen. Titelbalk Menu Bestand en Bewerken: Als u de media-editor uit de bibliotheek hebt geopend, kunt u met het menu Bestand een nieuwe kopie (of snelkoppeling) van het huidige geladen item opslaan. Een snelkoppeling is een speciaal type item dat eigen parameters en instellingen heeft, maar deze toepast op een mediabestand dat al bij een bestaand item hoort.
Wanneer u de navigatorstrook vanuit de bibliotheek opent, kunt u andere items openen die op dat moment in de bibliotheekbrowser zichtbaar zijn. Het huidige item wordt gemarkeerd. U kunt ook een ander item bewerken door op een ander element in de navigator te klikken met de pijlen naar rechts en links waarmee u kunt schuiven, indien nodig. In dat geval worden wijzigingen die op het momenteel geladen item zijn aangebracht, automatisch opgeslagen, alsof u op de knop OK hebt geklikt.
Solo: Deze knop is alleen beschikbaar als u de media-editor hebt geselecteerd in de tijdlijn. Wanneer de huidige clip in de navigator is gemarkeerd en u hier een voorbeeld van wilt weergeven, wordt deze op zichzelf weergegeven zonder rekening te houden met het effect van de clips erboven of eronder op de tijdlijn. Is de knop niet gemarkeerd, dan kunnen alle tijdlijntracks bijdragen aan het voorbeeld. Weergave voor en na: De knop verschijnt alleen voor fotomedia.
scannen wanneer u hierop inzoomt. De golfvisualisatie in de Audioeditor kan echter niet worden gesleept. Informatie en bijschriften Met de knop Info links onder aan elke media-editor opent u een venster met informatie over het huidige bestand. Met het veld Onderschrift dat alleen beschikbaar is wanneer u de media-editor vanuit de bibliotheek opent, kunt u het huidige item een nieuwe naam geven.
standaardwaarde schakelen. De punt rechts van de naam van het effect of de correctie schakelt tussen de standaard en eigen waarden van alle parameters. Gekoppelde parameters: Sommige parameters worden geconfigureerd om te worden gewijzigd in lock-step. Dit wordt aangeduid door de aanwezigheid van een vergrendelingsymbool. Klik op het symbool om de koppeling in- of uit te schakelen. Met het instellingspaneel kunt u de beschikbare instellingen voor een correctie of effect aanpassen.
Fotobewerkingsgereedschappen Deze gereedschappen bevinden zich op de onderste balk van de Fotoeditor. Ze zijn alleen beschikbaar voor foto's en andere grafische afbeeldingen die uit de bibliotheek zijn geladen. Bij afbeeldingen die vanuit de tijdlijn zijn geopend, hebt u hiertoe geen toegang. Ga naar “Overzicht mediabewerkingen” op pagina 138 voor informatie over het openen van de Audio-editor om correctiegereedschappen te openen en informatie over de algemene functies van de media-editors.
Foto splitsen: Het onderste deel van het voorbeeld geeft de correcties weer. U kunt de verticale positie van de scheidingslijn aanpassen door het middelste gedeelte van de lijn omhoog of omlaag te slepen met de muis. Het is ook mogelijk om de foto diagonaal te splitsen door de lijn aan een van de uiteinden op te nemen en te draaien. Fotodelen naast elkaar: Het rechterdeel geeft de correcties weer. Fotodelen boven en onder: Het onderste beeld geeft de correcties weer.
Automatisch Met de twee speciale tools in deze groep past u het beeld automatisch aan na een analyse van het helderheidsspectrum. U kunt als u dat wilt de toolinstelling handmatig verder aanpassen. Witbalans: Wanneer u het vakje Witbalans inschakelt, wordt een kleurtemperatuurinstelling voor het beeld berekend, en de schuifbalk voor de temperatuur wordt weergegeven. Gebruik de schuifbalk om de instelling interactief aan te passen terwijl u de voorvertoning weergeeft.
Helderheid: Hiermee kunt u de algemene helderheid aanpassen. De lichte en donkere gebieden van het beeld worden gelijkmatig beïnvloed. Gebruik de tool Selectieve Helderheid voor om de helderheid fijner af te stemmen (zie hieronder). Contrast: Met deze knop vergroot u het verschil tussen de lichte en donkerdere gebieden van een foto. Door het contrast te vergroten kunt u een saaie foto levendiger maken, hoewel het risico bestaat dat gebieden die al erg licht of donker zijn, minder scherp worden.
helderder, maar in afnemende mate. Dit zorgt voor een gelijkmatig verlichtend en verzachten effect. Het omgekeerde resultaat, donkerder en gedetailleerder, wordt bereikt door voor Nevel negatieve waarden in te stellen. Hiermee wordt de helderheid van het beeld verlaagd, waardoor de meest verlichte gebieden en middentonen worden verscherpt door een neerwaartse uitbreiding van het dynamische bereik.
Vullicht: Wanneer u deze schuifregelaar verhoogt, kunt u meer detail produceren in de schaduwgebieden (geen zwarte) van een foto met volledig contrast. MidRange: De zone die door deze schuifregelaar wordt beïnvloed, omvat het gehele middenbereik van de belichting. Highlights: Deze schuifregelaar beïnvloedt de heldere gebieden van het beeld. Deze kan worden gebruikt om gebieden te verzachten die zijn overbelicht door flitslicht, weerkaatsingen of fel zonlicht.
Interlacing Als de interlacingopties in het beeld verkeerd werden geïdentificeerd tijdens het importeren, gebruikt u dit vervolgkeuzemenu om de correcte instelling te kiezen. Stereoscopisch 3D Als de indeling van een 3D-afbeeldingsbestand verkeerd is geïdentificeerd tijdens het importeren, kunt u met deze vervolgkeuzelijst de correcte stereoscopische lay-out instellen. Bijsnijden Gebruik dit gereedschap om een specifiek gedeelte in een foto te benadrukken of om ongewenste onderdelen te verwijderen.
H/B-verhouding: U kunt de vervolgkeuzelijst H/B-verhouding op de regelbalk gebruiken om ervoor te zorgen dat de bijsnijdrechthoek het gewenste standaardformaat behoudt tijdens het bijsnijden. De hoogte/breedteverhoudingen standaard (4:3) en breedbeeld (16:9) worden ondersteund. Voorbeeld: Deze functie geeft de geselecteerde uitsnijding zonder de rest van het beeld weer. Druk op Esc of klik op de foto om terug te keren naar de bewerkingsweergave.
Gereed om een afbeelding recht te maken (met vizieren). Op de werkbalk onder het voorbeeld bevinden zich meerdere functies met betrekking tot Rechtmaken. Hulplijnopties: Met de twee knoppen uiterst links op de werkbalk stelt u de modus in voor de lijnen die op het voorbeeld worden geplaatst als hulpmiddel voor het rechtmaken. Als u de ene knop selecteert, wordt de andere gedeselecteerd.
Rode ogen Dit gereedschap corrigeert het rode-ogeneffect dat vaak optreedt bij fotograferen met flitser wanneer de blik van het onderwerp gericht is op de camera. Markeer het gedeelte rond de rode ogen met de muis. U hoeft niet extreem nauwkeurig te werk te gaan, maar u kunt experimenteren met het ietsjes aanpassen van het gedeelte als u ontevreden bent met de correctie.
Video-/audioschakelaar Als er een audiospoor is, verschijnt linksboven aan het scherm een tab om over te schakelen naar de Audio-editor. Golfvorm-display Dit zwevende paneel toont een gedeelte van de audiovolumegrafiek over de lengte van de video. Het gedeelte van de golfvorm dat wordt getoond, is gecentreerd rond de huidige afspeelpositie. Wanneer u overschakelt naar de Audio-editor, ziet u een videovoorbeeld op dezelfde locatie op het scherm.
Stereoscopisch 3D: Met het pictogram en de vervolgkeuzepijl links naast de knop Weergave in loop kunt u uit verschillende modi voor het weergeven van 3D-materiaal kiezen. Het pictogram wordt voor elke modus anders weergegeven. Als uw video in 3D is maar de vervolgkeuzepijl wordt niet weergegeven, gaat u naar Aanpassingen om de juiste 3D-instelling te kiezen. Zie “Aanpassingen” op pagina 150 voor meer informatie.
pictogram om het monitorvolume aan te passen. Voor het instellen van het afspeelniveau van de clip zelf gebruikt u de Kanaalmixer. Zie “Kanaalmixer” op pagina 259. Tijdcodedisplays: In het linkerveld wordt de duur van de getrimde media aangegeven. In het rechterveld wordt de huidige afspeelpositie weergegeven. Voor een bibliotheekitem is de afspeelpositie relatief ten opzichte van het begin van de media. Voor een tijdlijnclip wordt de afspeelpositie binnen het project aangegeven.
Schuifbalk en zoomen: Door de dubbele lijnen aan het einde van de schuifbalk naar rechts en links te slepen, kunt u het zoomniveau van het display wijzigen. Wanneer de schuifbalk kleiner wordt, kan deze in zijn geheel naar achteren of naar voren worden verplaatst, zodat u kunt inzoomen op de golfvorm van een clip of extra nauwkeurig kunt scrubben. Dubbelklik op de schuifbalk om deze weer over de volle breedte van de clip uit te breiden.
De markering verwijderen: Klik op de markering om de afspeelkop naar die positie te verplaatsen en druk daarna op M of klik op de knop markering in/uitschakelen. U kunt markeringen ook verwijderen met behulp van de lijst in het Markeringspaneel, die wordt geopend wanneer u dubbelklikt op een markering op de liniaal, of op de pijl omlaag naast de knop markering in/uitschakelen.
Videocorrecties De correctiegereedschappen in de Video-editor zijn Verbeteren, Aanpassingen, Snapshot en Stabiliseren. Verbeteren (video's) De correcties Verbeteren voor video zijn dezelfde als voor foto’s en andere afbeeldingen. Zie “Verbeteren (foto's)” op pagina 146. Aanpassingen Tijdens het importeren detecteert Studio bepaalde parameters automatisch, maar verschillende factoren kunnen zorgen voor een verkeerde identificatie.
Interlacing Als de interlacingopties in het beeld verkeerd werden geïdentificeerd tijdens het importeren, gebruikt u dit vervolgkeuzemenu om de correcte instelling te kiezen. Stereoscopisch 3D Als de indeling van een 3D-afbeeldingsbestand verkeerd is geïdentificeerd tijdens het importeren, kunt u met deze vervolgkeuzelijst de correcte stereoscopische lay-out instellen. Snapshot Met het snapshotgereedschap kunt u één frame uit de video nemen, bijsnijden en als foto opslaan.
De stereoscopische 3D-eigenschappen van een bibliotheekitem corrigeren. Voorbeeld: Voorbeeld toont het geselecteerde bijgesneden beeld zonder de snapshotgereedschappen. Druk op Esc of klik eenmaal op het beeld om de gereedschappen opnieuw weer te geven. Toepassen: Met deze opdracht wordt het bijgesneden beeld als JPEGbestand geëxporteerd en wordt de snapshotbewerkingsmodus in het voorbeeld uitgeschakeld. Snapshots worden in de bibliotheek opgeslagen onder Mijn foto’s > Afbeeldingen.
Stabiliseren Net zoals bij de elektronische stabilisatie in digitale camcorders minimaliseert dit gereedschap de trillingen die door camerabewegingen worden veroorzaakt. Bij gebruik van dit effect worden de buitenranden van het beeld verwijderd en wordt een variërend deel van de afbeelding ongeveer 20 procent vergroot om het frame te vullen. Nadat Stabiliseren is toegepast, moet de video worden gerenderd om een goed voorbeeld te kunnen weergeven.
164 Handleiding voor Pinnacle Studio
Hoofdstuk 5: Effecten Pinnacle Studio beschikt over drie media-editors: één voor video's, één voor foto's en één voor audio. In “Overzicht mediabewerkingen” op pagina 138 kunt u lezen hoe u ze gebruikt. Eén van de hoofdfuncties van de drie media-editors is het bieden van toepasbare add-ons in drie reeksen: Overgangen, Correcties en Effecten, evenals de gespecialiseerde functie Pan en zoom in de Fotoeditor. Met visuele effecten in de Foto-editor werken. Bovenaan staan een aantal effectgroepen.
Wanneer de media-editors via de bibliotheek worden geopend, is alleen de reeks Correcties beschikbaar. Wanneer u de editors via de tijdlijn van een film of schijfproject opent, is de volledige reeks gereedschappen beschikbaar. Dit hoofdstuk biedt een algemene introductie van het bewerken van effecten en gaat daarna in op de visuele effecten in de Foto- en Video-editors en op de functie Pan en Zoom. Audiocorrecties en effecten worden beschreven in “Hoofdstuk 8: Geluid en muziek” op pagina 255.
Net als de correcties kunt u de effecten op clips op de projecttijdlijn toepassen. U hoeft alleen maar op de clip te dubbelklikken om de juiste media-editor te openen, waarin de tab Effecten al is geopend. Effectcomposities Voor het gewenste resultaat, gedrag of geluid is soms een combinatie van verschillende effecten vereist, die in een bepaalde volgorde moeten worden toegepast. Er zijn mogelijk zowel video- als audio-effecten vereist.
Pan en Zoom De Foto-editor beschikt nog over een derde tabblad, Pan en Zoom, om samen met Correcties en Effecten te gebruiken. Het gereedschap Pan en Zoom is een veelzijdig hulpmiddel waarmee u onder andere beweging en dramatiek aan een willekeurige hoge-resolutiefoto kunt toevoegen. Zie “Pan en Zoom” op pagina 189 voor details. Effecten in de media-editors Net als andere bronnen voor uw project worden de effecten opgeslagen in de bibliotheek.
De effectengroep Camera is geopend in de Foto-editor. De muisaanwijzer is op de thumbnail van het effect Inverteren (links) geplaatst, waardoor het direct in het voorbeeld wordt doorgevoerd. De thumbnailpictogrammen voor de effecten in de huidige geselecteerde groep worden weergegeven in een lade over de volledige breedte boven aan de werkruimte. Wanneer u met de muisaanwijzer op de pictogrammen van visuele effecten gaat staan, kunt u in het voorbeeld het resultaat zien van dit effect op de foto.
als u het effect wilt aanpassen. Zie “Het venster Instellingen” op pagina 175 voor meer informatie. Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en terug te keren naar de tijdlijn. Wanneer u de wijzigingen wilt annuleren en terugkeren naar de tijdlijn, klikt u op Annuleren. Effectcomposities maken U kunt de reeks effecten die door een clip wordt gebruikt, evenals de instellingen opslaan als een Effectcompositie door op de knop Opslaan te klikken in de rechterbovenhoek van het venster Instellingen.
De muis is boven de kompasroosknop geplaatst om het venster Navigator erboven uit te schakelen, waarin de projectclips door horizontale balken worden voorgesteld. Als u op een van de andere balken klikt, worden alle wijzigingen die u op de huidige clip hebt toegepast, automatisch opgeslagen. De clip van de balk waarop u hebt geklikt, wordt dan geladen. Als de nieuwe clip van een ander mediatype is, wordt er automatisch naar de juiste editor overgeschakeld.
• Media en tracks onder weergeven: Onder deze optie worden de huidige laag en alle onderliggende lagen weergegeven, maar de clips op de lagen boven de huidige laag blijven verborgen. • Alleen media weergeven: Met deze optie wordt in het voorbeeld alleen de laag weergegeven waaraan u momenteel werkt. Voorbeelden van effecten In de sectie Creatieve elementen van de bibliotheek kunt u direct op de pictogrammen in de thumbnailweergave of in het aparte playervenster van elk effect een voorbeeld weergeven.
Een clip met correcties heeft een groene streep langs de bovenrand, maar geen relevante contextmenuopdrachten. Clipcontextmenu Effect-editor openen: Hiermee opent u de media-editor die voor de clip geschikt is met het tabblad Effecten op de voorgrond. Hiermee kunt u nieuwe of bestaande effecten op de clip toepassen. Plakken: U kunt effecten knippen of kopiëren naar het Klembord met behulp van de opdrachten in het submenu Effecten.
Bewerken: Kies een optie uit dit submenu met toegepaste effecten voor configuratie in de media-editor van de clip. Zoeken in Bibliotheek: Open de pagina van de bibliotheekbrowser die een bepaald effect bevat, met de thumbnail al geselecteerd. Real-time vs. gerenderd Wanneer u effecten aan een clip toevoegt, moet Pinnacle Studio meer computerbewerkingen uitvoeren om u een vloeiend voorbeeld te bieden.
Het venster Instellingen Het venster Instellingen biedt een lijst van de effecten die aan de huidige clip zijn toegewezen (waarvan de naam bovenaan wordt weergegeven). Zo kunt u de instellingen voor controle en bewerking in het parametergebied onder de lijst weergeven. De meeste effecten bieden ook een vervolgkeuzelijst van vooraf ingestelde parametercombinaties.
Punt: schakelt het effect in en uit. U kunt dit effect uitschakelen voor vergelijkingsdoeleinden zonder het te verwijderen en de instellingen te verliezen. Handgreep: Gebruik deze zone of het naamgebied om het effect omhoog of omlaag te slepen in de effectenlijst wanneer de clip meerdere effecten gebruikt. Zoals eerder beschreven, worden de effecten van onder naar boven toegepast. In sommige gevallen kan het wijzigen van de volgorde het ophopende resultaat aanzienlijk beïnvloeden.
Het venster Instellingen: In dit venster zijn drie effecten op de huidige clip toegepast (Waterdruppel, 2D-editor geavanceerd, Witbalans). Er wordt een voorinstelling voor het geavanceerde effect van de 2D-editor geselecteerd (gemarkeerd vak). Parameters wijzigen Parameters zijn georganiseerd in groepen van verwante knoppen met unieke namen Klik op het driehoekje uitvouwen/samenvouwen op de groepkop om de groep te openen en toegang te krijgen tot de parameters, of om deze te sluiten voor meer schermruimte.
geselecteerde element wordt gemarkeerd met een oranje kader. Als u naar het volgende element wilt gaan, drukt u op Tab; gebruik Shift+Tab om achteruit te gaan. De numerieke parameters worden geregeld door horizontale schuifregelaars. Dit zijn grijze balken die u horizontaal kunt slepen om de waarde te wijzigen. Voor meer precisie gebruikt u de pijl naar Links of Rechts. Dubbelklik op de balk om de standaardwaarde van een bepaalde parameter te herstellen.
andere waarde aan het einde van de clip dan in het begin. Bij het afspelen worden de parameters na elke frame bijgewerkt om vanaf het begin tot het einde een vloeiende beweging te creëren. Keyframing hoeft niet beperkt te blijven tot de begin- en eindframes van een clip. Keyframes kunnen worden gedefinieerd met bepaalde waarden van effectparameters op een willekeurig punt in de clip om effectanimaties te produceren van willekeurige moeilijkheidsgraden.
alle parameterwaarden van het laatst overgebleven keyframe tot het einde van de clip behouden. 4 Stel de afspeellijn in op de positie in de clip waar u een wijziging van een bepaalde effectparameter wilt doorvoeren, zoals grootte, positie of transparantie. 5 Wijzig de parameter met het venster Instellingen. Als de functie voor keyframebewerking is ingeschakeld, wordt er automatisch een nieuw keyframe aan de afspeelkoppositie toegevoegd.
Meerdere parameters keyframen Het is ook mogelijk om meerdere parameters van hetzelfde effect op aparte schema's te keyframen. Stel dat u de parameter Grootte van een effect door de hele clip op een vloeiende manier wilt wijzigen, waarmee u een andere, bijvoorbeeld Rotatie, op meerdere punten verandert. U kunt dit op twee manieren doen: Methode 1: Stel eerst de keyframes Grootte in en voeg daarna de meerdere rotatieframes toe waar nodig. Bij elk van deze wordt de juiste groottewaarde berekend.
Embosseleren: Dit gespecialiseerde effect simuleert een geëmbosseleerd of bas-reliëf effect. De sterkte van het effect wordt geregeld via de schuifregelaar Hoeveelheid. Oude film: Oude films hebben enkele kenmerken die meestal als ongewenst worden beschouwd: korrelige beelden die veroorzaakt zijn door oude fotografische ontwikkelprocessen, stippen en strepen van stof en lint die aan de film blijven kleven en periodieke verticale lijnen waar de film gekrast is tijdens het projecteren.
Vergroten: Met dit effect kunt u een virtueel vergrootglas toepassen op een geselecteerd gedeelte van de videoframe. U kunt de lens in drie dimensies plaatsen, horizontaal en verticaal binnen het frame bewegen en dichter bij of juiste verder van het beeld plaatsen. Bewegingsvertraging: Dit effect simuleert de vervaging die het resultaat is wanneer een camera tijdens het filmen snel wordt bewogen. Zowel de hoek als de hoeveelheid vervaging kunnen worden ingesteld.
Color map: Dit effect kleurt een beeld door middel van een paar mengselgradaties, ofwel color maps. Pas uw beeldmateriaal helemaal naar wens aan met gedurfde kleurbehandelingen, voeg tweekleurige en driekleurige stijlkleuringen toe of maak opvallende redactionele overgangen. Het effect kan worden gebruikt voor fijne controle over monochrome beelden tot psychedelische kleurtransformaties en alles wat er tussen zit. Inverteren: Ondanks de naam zet het effect Inverteren de weergave niet op zijn kop.
corrigeren waarin sprake is van ongewenste kleur. Aan de andere kant kunt u er kleuring mee geven om een bepaald effect te bereiken. Een avondscène kan bijvoorbeeld worden verbeterd door blauw toe te voegen en de algehele helderheid enigszins te verlagen. U kunt zelfs een video die in daglicht is gemaakt er als een nachtscène uit laten zien. Sepia: Dit Pinnacle Studio-effect geeft het uiterlijk van antieke fotografie aan de clip door deze in sepiatinten te berekenen in plaats van volledig in kleur.
S3D Diepteregeling: Met dit effect kunt u de parallax van stereoscopische fragmenten aanpassen. Het effect is standaard beschikbaar in standaardmodus. Met één schuifregelaar voor Diepte kunt u de hoeveelheid afwijking tussen de linker- en rechterframe instellen, om bronmateriaal te corrigeren of aan te passen, of als speciaal effect. De geavanceerde modus heeft afzonderlijke groepen voor Shift en Zoom, elk met een horizontale en verticale schuifregelaar.
S3D-oogselector: Het effect Oogselector heeft twee variaties: een voor het linkeroog en een voor het rechteroog. Het effect wordt gebruikt om de linker- en rechteroogvideostromen op een 3D-tijdlijn te combineren. Een paar clips op dezelfde tijdlijnindex, een voor het linkeroog en een voor het rechteroog, kunnen worden gecombineerd om een stereoscopisch effect te bereiken door het oogselectie-effect op de bovenste clip toe te passen.
Een overgang kiezen in de media-editor. Dezelfde overgangen en knoppen zijn van toepassing op overgangen in en uit. Wanneer u een overgang boven aan het venster hebt gekozen, wordt het venster Instellingen rechts naast de media-editor geopend. Selecteer een voorinstelling in de vervolgkeuzelijst, als u een geschikte voorinstelling kunt vinden, of bewerk de parameters van de overgang rechtstreeks met de bijbehorende knoppen.
Een witte vervagingsbalk op de tijdliniaal onder het voorbeeld van de media-editor bepaalt de duur van een binnenkomende overgang aan de linkerkant van de schaal, of een uitgaande overgang aan de rechterkant. Alleen een overgang die momenteel wordt bewerkt, is actief. Dit wordt bepaald door het huidig geselecteerde tabblad (Overgang in of Overgang uit). Klik op de knop Afspelen om de geselecteerde overgang te bekijken, of pak de scrubber om de overgang met uw eigen snelheid te bekijken.
Als u twee of meer gebieden definieert, kunt u met Pan en Zoom een animatie maken van uw weergave van de afbeelding door in en uit te zoomen terwijl u het doorkruist met gesimuleerde camerabewegingen terwijl deze soepel van het ene gebied naar het andere beweegt. Het gereedschap Pan en Zoom gebruikt de volledig beschikbare resolutie van de oorspronkelijke foto. Als de afbeelding dus groot genoeg is, gaan er geen details verloren door in te zoomen.
andere te zien. Met de modus Geanimeerd is ook keyframing mogelijk, waarbij een willekeurig aantal extra gedefinieerde gebieden kunnen worden toegevoegd aan het camerapad Pan en Zoom. Modus Statisch In de modus Statisch verschijnt er een grijs selectiekader met ronde besturingspunten op de afbeelding. U kunt dit kader vergroten, verkleinen en verplaatsen, maar niet de verhouding (hoogte/breedte) ervan wijzigen. Een klein zwevend voorbeeldvenster geeft de huidig gedefinieerde selectie weer.
Ter ondersteuning van de extra functie van de modus Geanimeerd wordt de kleur van het selectiekader gebruikt om de plaats in de animatiereeks aan te duiden. De beginframe is groen en de eindframe is rood. De frames in het midden worden in het wit weergegeven. Wanneer er meerdere frames zichtbaar zijn, kunt u de frames slepen, indien nodig, door de muis op de rand van het frame of de middelste punt te plaatsen.
Een keyframe handmatig toevoegen: U voegt een expliciet keyframe toe aan de afspeelknoppositie zonder het huidige animatiepad te veranderen, door op de knop keyframing in-/uitschakelen uiterst links op de transportwerkbalk te klikken. Een keyframe verplaatsen: U kunt een keyframe langs de tijdlijn slepen om deze op tijd te verplaatsen.
194 Handleiding voor Pinnacle Studio
Hoofdstuk 6: Montage Montage van Pinnacle Studio is een methode om uw films te verbeteren met standaardeffecten voor diashows, animatie en bewerking op meerdere sporen. Er zijn talloze professioneel ontworpen sequenties, zogenoemde sjablonen, beschikbaar om uw producties direct impact te geven. De sjablonen zijn onderverdeeld in passende thema’s, zodat u naast de technische verfijning van de sjablonen ook eenvoudig een consistente look kunt behouden.
“montageclips” aan uw project kunnen worden toegevoegd. U kunt op deze manier aantrekkelijke, visueel consistente scènes en sequenties/reeksen maken met door grafici ontworpen titels en animaties met uw eigen foto’s en video. Zie “Het gedeelte Montage van de bibliotheek” op pagina 197 voor meer informatie. Montagetitels vs. standaardtitels Hoewel u mooie ‘titels’ maken van Montagesjablonen, is dit toch wat anders dan de montages die maakt in de Titel-editor. Beide hebben hun eigen sterke punten.
De meeste thema’s bieden bijvoorbeeld een Begin-sjabloon en een bijbehorend Einde-sjabloon. Veel thema’s bieden tevens een of meer Segue-sjablonen voor het maken van een overgang van de ene videoof beeldclip naar de andere. Montage in uw project De eerste stap bij het gebruik van een gekozen sjabloon is het plaatsen ervan op uw projecttijdlijn. Hier wordt de Montagesjabloon behandeld als een gewonen, zelfstandige videoclip.
De knop voor afspelen op het Montage-pictogram wordt in de player geladen. Hier ziet u een voorbeeld met de standaard bedieningsknoppen. Klik op de afspeelknop op het pictogram om de sjabloon te bekijken. Als u een sjabloon in uw project wilt gebruiken, sleep het pictogram dan vanuit de compacte bibliotheek in de Film-editor of de Schijf-editor naar de tijdlijn van het project.
Om een sjabloon te gebruiken, sleept u de thumbnail ervan naar de tijdlijn. De getallen op de clip geven aan dat er vijf subclips beschikbaar zijn voor aanpassing. Montageclips op de tijdlijn kunnen net zoals gewone video worden bijgeknipt en bewerkt. U kunt overgangen en effecten toevoegen, de audio aanpassen enzovoort. U kunt zelfs de ruimten in de montage vullen met tijdlijnclips. Als u de clip volledig met uw eigen inhoud wilt aanpassen, is er echter een speciaal bewerkingsgereedschap vereist.
Met de Montage-editor kunt u sjabloonelementen aangeven zoals video- of beeldclips, instellingen van eigenschappen en tekstbijschriften. Clips worden toegevoegd door ze te slepen van de Compacte bibliotheek van de editor naar dropzones onder de player. Hier wordt er een bibliotheekclip op de tweede zone geplaatst. De clip vervangt de afbeelding van iglo die nu in de zone staat.
Montageclips op de tijdlijn Montageclips gedragen zich als gewone videoclips voor wat betreft bewerkingen op de tijdlijn van een film- of discproject, zoals toevoegen van overgangen, trimmen en positioneren. Een Montagesjabloon die op de tijdlijn wordt geplaatst, wordt toegevoegd door één van drie methoden: invoegen, overschrijven en vervangen. Wanneer de knop bewerkingsmodus op de werkbalk is ingesteld op smart, wordt de methode vervangen automatisch gekozen.
weergegeven in blauw, tonen de grenzen van de te vervangen clip; ongeacht de standaardlengte zal de nieuwe clip deze grenzen overnemen. Clips overschrijven met een Montagesjabloon: Als u een Montagesjabloon op een tijdlijnspoor wilt plaatsen en de andere clips wilt laten overschrijven zonder enige wijzigingen aan te brengen aan de rest van de tijdlijn, dan kan dit door de knop bewerkingsmodus in te stellen op overschrijven. De lengte van de Montageclip bepaalt welk gedeelte van het spoor wordt vervangen.
Ook video- en audio-effecten kunnen op de gebruikelijke manier aan Montageclips worden toegevoegd en op alle inhoud van de clip worden toegepast. Een paar effecten, zoals Snelheid, zijn echter niet beschikbaar voor gebruik met Montageclips. Om een effect aan een montageclip toe te voegen, klikt u met de rechtermuisknop op de montageclip op de tijdlijn en kiest u de optie Effecten-editor openen in het contextmenu. U kunt een effect ook van de bibliotheek naar de clip slepen.
De scrollende achtergrondanimatie loopt gedurende het grootste gedeelte van deze sequentie. Binnen de animatie worden twee aanpasbare bijschriften weergegeven. Ze worden in het diagram aangegeven onder de lijnen op de balk Animatie. Beide bijschriften vliegen het frame in en uit (donkere lijnkleur), met een pauze van anderhalve seconde voor stationaire weergave (lichte lijnkleur) er tussendoor.
framegrootte en zoomt vervolgens uit om de vorming van meerdere videovensters die tegelijkertijd lopen te laten zien. Door in te zoomen op de laatste subclip, gaat u naar een uitbreidbaar gedeelte van video op volledige framegrootte. Segue A integreert meerdere videobronnen. Segue B: Deze Segue heeft als doel het op een eenvoudigere manier verbinden van twee videoclips. De eerste subclip begint op volledige framegrootte, zoomt vervolgens uit en draait weg van de kijker.
Ook hier kan het segment op het volledige scherm van de tweede subclip worden verlengd door de sjabloonclip op de tijdlijn uit te breiden. Segue C: Dit is vergelijkbaar met Segue B, behalve dat het vliegende videopaneel een extra rondje maakt In het midden voor een extra subclip in de sequentie. Segue C bevat een overbruggende videosubclip. De laatste subclip kan weer worden uitgebreid. Einde: Het doel van een Einde-sjabloon is het tegenovergestelde van het doel van een Begin-sjabloon.
Het Einde-thema is bijna het tegenovergestelde van het Begin-thema. Montagebewerking De belangrijkste tool in Studio voor het aanpassen van een montageclip is de montage-editor, waarmee u toegang hebt tot alle instellingen die een montage biedt. Met de editor kunt u inhoud uit de bibliotheek toevoegen, de achtergrond wijzigen en tekst in de montage bewerken.
De Montage-editor bestaat uit vijf delen. Aan de linkerkant biedt de compacte versie van de bibliotheek u toegang tot uw video’s en foto’s; aan de rechterkant ziet u een aanpassingsvak met eventuele tekstvakken en andere knoppen voor de sjabloonparameters. De player toont de resultaten van uw wijzigingen. Onder het Voorbeeld ziet u de dropzones voor uw video en foto’s.
Werken met dropzones Dropzones leegmaken: U verwijdert een subclip uit de dropzone door met de rechtermuisknop op de zone te klikken en Media verwijderen te selecteren in het contextmenu. Audio van subclip dempen: Sommige dropzones zijn gemarkeerd met een audiosymbool; dit geeft aan dat het audiogedeelte van alle video’s in die zone wordt opgenomen in de audio van de Montageclip. Als u niet wilt dat de audio wordt gebruikt, klik dan op het symbool om de subclip te dempen.
Effecten toevoegen aan dropzones: Het is mogelijk video- of audioeffecten rechtstreeks toe te voegen aan een montagesubclip door het effect naar de dropzone te slepen. Zoals gewoonlijk, geeft een paarse streep boven aan de clip aan de effecten zijn toegepast. Effecten verwijderen in dropzones: Zoek onder Effecten in het contextmenu van de zone naar de opdracht Alles verwijderen of het submenu Verwijderen waarin u het effect kunt selecteren dat u wilt verwijderen.
Hoofdstuk 7: De Titel-editor De Titel-editor van Pinnacle Studio is een krachtig gereedschap voor het maken en bewerken van geanimeerde titels en afbeeldingen. De uitgebreide reeks tekst- en afbeeldingseffecten en functies bieden onbeperkte mogelijkheden voor het visuele design van uw film. Delen van de Titel-editor: 1. de standaardwaarde-selector; 2. de bibliotheek; 3. het bewerkingsvenster; 4. het paneel Instellingen; 5. de werkbalk; 6. de lagenlijst.
visuele styling van een laag tekst of vorm in uw titel; een Beweging is een animatieroutine die aan elke laag kan worden toegewezen, maar meestal voor tekst wordt gebruikt. Zie “Standaardwaarden voor uiterlijken” op pagina 218 en “Standaardwaarden voor bewegingen” op pagina 219 voor meer informatie. Plaats de muis op een standaardwaarde en bekijk de invloed op uw titel. Met één klik wordt de standaardwaarde op de huidige laag toegepast. Hierna kunnen Uiterlijken worden aangepast via het paneel Instellingen.
een laag verbergen de onderliggende lagen; de onderste laag kan alleen de achtergrond verbergen. Naast het vermelden van de namen van de lagen bevat de Lagenlijst een animatietijdlijn die de tijd aangeeft dat een laag actief is en de bewegingen die aan de laag zijn toegewezen. Deze kunnen worden aangepast door te slepen. Het proces van het opbouwen van een beeld in lagen wordt ‘samenstellen’ genoemd.
De Titel-editor starten (en afsluiten) De Titel-editor kan op twee manieren worden gestart: door te dubbelklikken op een titel in de bibliotheek of op uw projecttijdlijn; of door te klikken op de knop Titel maken op de werkbalk van de tijdlijn. Trefwoorden in titelnamen Sommige titels in de bibliotheek hebben transparante delen, zodat de content van onderliggende sporen zichtbaar is. De namen van de ze titels bevatten allemaal het trefwoord ‘overlay’.
De Titel-editor sluiten U sluit de Titel-editor door een van de volgende methoden te gebruiken: • Klik op OK onder aan de Titel-editor. Als u de titel hebt geopend vanuit de bibliotheek, wordt u gevraagd wijzigingen in de titel onder een nieuwe naam op te slaan. Als u de titel vanaf een tijdlijn hebt geopend, wordt uw nieuwe of bijgewerkte titel onderdeel van het huidige project. • Klik op Annuleren onder aan de Titel-editor. Eventuele wijzigingen gaan verloren.
De compacte versie van de bibliotheek in de Titel-editor biedt dezelfde uitgebreide toegang tot uw media als de volledige versie. Zie hoofdstuk 2 voor volledige informatie. Media van de bibliotheek aan een titel toevoegen Om een video of foto aan de titel toe te voegen, sleept u deze van de bibliotheek naar het venster Bewerken. Het nieuwe element wordt in standaardformaat gemaakt op de plek waar u het in het venster Bewerken plaatst.
U kunt ook een video of foto als vulling voor de opvulling, de rand of schaduw van uw tekst gebruiken. Voeg dan eerst een opvulling, rand of schaduw toe aan uw uiterlijkinstellingen met de knoppen voor toevoegen. Plaatst hierna uw foto of video in de dropzone rechts naast Vullen. De standaardwaarde-selector Het snel instellen van een aantrekkelijke titel is eenvoudig met de standaardwaarde-selector van de Titel-editor.
De standaardwaarden voor bewegingen zijn onderverdeeld op basis van hun rol bij het introduceren van de laag, het weergeven ervan of het uit beeld verwijderen ervan. Net zoals Uiterlijken kunnen er voorbeelden van Bewegingen in uw titel worden bekeken door met de muis over de pictogrammen te gaan. Als u tevreden bent, kunt u de gekozen Bewegingen met een muisklik toepassen.
Om met Uiterlijken te werken, selecteert u eerst een reeks standaardwaarden: Standaard, Schaduw, Schuine rand of Omtrek. Ga met de muis over de thumbnails om een voorbeeld te bekijken; klik op de thumbnail om een uiterlijk op de huidige laag toe te passen. Nadat u de laag/lagen om te wijzigen hebt geselecteerd, gebruikt u een van de volgende methodes om een uiterlijk toe te passen: • Klik op de thumbnail in de standaardwaarde-selector.
van een opvallende actie gedurende de tijd dat de laag zichtbaar is. • Met de Sluiten-beweging verdwijnt de laag weer van het scherm en wordt de levenscyclus voltooid. Iedere laag kan één beweging van ieder type bevatten. Alle bewegingen zijn echter optioneel en het is ook mogelijk een titel zonder bewegingen te maken. De collectie Bewegingen Bij deze drie bewegingstypen kunnen de meeste animaties worden onderverdeeld in diverse standaardklassen op basis van hun werking.
Paginagebaseerde bewegingen hebben invloed op de gehele laag tegelijk. Een voorbeeld hiervan is de ingangbeweging Kurkentrekker; deze beweging “draait” de laag vanaf boven op zijn plek alsof de laag aan de binnenkant van een onzichtbare kurkentrekker staat. De ingang- en sluiten-bewegingen afstemmen De meeste Ingang-bewegingen beschikken over een bijbehorende Sluiten-beweging waaraan ze kunnen worden gekoppeld als visuele consistentie wenselijk is.
Bewegingen toevoegen Om een bepaalde beweging aan een bepaalde laag toe te voegen, selecteert u eerst de laag en vervolgens voert u een van de volgende handelingen uit: • Klik op de thumbnail van de beweging in de standaardwaardeselector. • Sleep de thumbnail van de beweging van de standaardwaardeselector naar een toegankelijke laag (een laag die niet wordt bedekt door andere lagen) in het venster Bewerken.
Video- en afbeeldingslagen: De bronnen van deze lagen zijn afkomstig uit de gedeeltes Video, Foto's en Filmprojecten van de bibliotheek. De lagen ondersteunen dezelfde bewerkingen als de tekst- en vormlagen, behalve voor de toepassing van uiterlijken.
Om een vormlaag te maken, klikt u op de knop Vorm toevoegen (rechts naast Tekst toevoegen) en maakt u een keuze in het menu dat verschijnt. De beschikbare opties zijn cirkel, vierkant, ellips, rechthoek, horizontale en verticale “pil” vormen en driehoek. Na selecteren verschijnt er een nieuwe laag met de geselecteerde vorm; er verschijnt een standaardformaat in het midden van het venster Bewerken. Lagen bewerken De rest van dit hoofdstuk biedt details over het bewerken van lagen in de Titel-editor.
Achtergrondinstellingen Anders dan de voorgrondlagen in een titel verschijnt de speciale achtergrondlaag niet in de Lagenlijst, en is deze niet aan te passen in het venster Bewerken. In plaats hiervan wordt de achtergrond ingesteld via het paneel Achtergrondinstellingen. Met het paneel Achtergrondinstellingen kunt u de achtergrond van een titel maken. Het kleine voorbeeldgedeelte fungeert als een kleurenkiezer, en tevens als een bestemming voor video’s of foto’s uit de bibliotheek.
markeringen kunnen worden verwijderd door ze verticaal uit het balkgedeelte te slepen. Als u video of een stilstaand beeld als uw achtergrond wilt gebruiken, sleept u het item omlaag uit het gedeelte Video of Foto's van de bibliotheek naar het achtergrondvoorbeeld, dat tevens dienst doet als een dropzone. Om de achtergrond doorzichtig te maken, plaatst u de schuifknop Dekking op een positie tussen volledig transparant (helemaal links) en volledig ondoorzichtig.
Klik op de pijl voor de Uiterlijkinstellingen in het paneel Instellingen om een subpaneel te openen waar het uiterlijk van een laag kan worden bewerkt. Onder de naam van de momenteel geselecteerde standaardwaarde (‘Blauwe schuine rand’) staan drie knoppen voor het maken van nieuwe detaillagen. Het bewerkingspaneel met de Opvullingdetails is geopend. Er zijn drie typen detaillagen: Opvulling (oppervlakte), Rand en Schaduw.
Opvulling, Rand en Schaduw: Een nieuw opvullingdetail (links, boven) wordt toegevoegd aan de bovenste opvullinglaag; er worden nieuwe rand- en schaduwdetails toegevoegd onder de onderste laag van hun respectieve typen. U kunt de eigenschappen van individuele detaillagen aanpassen via de knoppen op uitklapbare bewerkingspanelen in de editor voor uiterlijken.
In dit voorbeeld is er een uiterlijk met drie detaillagen toegepast op één tekstlaag. De detaillagen zijn identiek geconfigureerd, afgezien van de verschuivingswaarden: linksboven (-1.0, 1.0); midden (0, 0); rechtsonder (1.0, -1.0). • Grootte: Deze schuifknop bepaalt de dikte van de segmenten die worden gebruikt voor het tekenen van de tekst of de afbeelding, van nul tot 2, waarbij 1 de standaarddikte is. Dit voorbeeld bevat drie detaillagen met diverse groottewaarden.
De detaillagen in dit voorbeeld verschillen alleen door hun vervagingsinstellingen. Van links naar rechts: 0,15, 0, 0,40. • Dekking: Deze schuifknop bepaalt de dekking van de detaillaag van 0 (transparant) tot 1 (ondoorzichtig). • Vullen: Klik op de knop voor het kleurvoorbeeld om een dialoogvenster met standaardkleuren te openen; hierin kunt u de vulkleur van de detaillaag instellen. Dit dialoogvenster bevat een oogdruppelaarknop om een kleur ergens in de Titel-editor te kiezen.
U verwijdert een detaillaag door op de prullenbakknop te klikken op de bovenste balk van het bewerkingspaneel van het detail. Als u een detaillaag een andere naam wilt geven, dubbelklikt u op de naam, typt u de gewenste naam en drukt u op Enter. Om een detaillaag tijdelijk te verbergen, klikt u op het puntvormige zichtbaarheidpictogram boven aan het detail. U sluit of opent het bewerkingspaneel van een detaillaag door op de pijlknop links op de balk van het detail te klikken.
Het venster Bewerken Het venster Bewerken is het belangrijkste gedeelte voor voorbeeldweergave en bewerkingen van de Titel-editor. Hier kunt u de voorgrondlagen van uw titels opnieuw rangschikken, in grootte aanpassen en roteren. Een noodzakelijke eerste stap voor het de meeste bewerkingen is het selecteren van de laag of de lagen die u wilt beïnvloeden.
Laagbewerkingen in het venster Bewerken De hier beschreven bewerkingen gelden voor een enkele laag, maar kunnen ook voor meerdere lagen tegelijkertijd worden toegepast. Zie “Werken met laaggroepen” op pagina 249 voor meer informatie. Om een laag te selecteren in het venster Bewerken, klikt u op de laagrechthoek met de muis. Hierdoor verschijnt het kader van de laag en kunt u de laag bewerken. Hierdoor verschijnt het kader van de laag en kunt u de laag bewerken.
Om de grootte van een laag aan te passen en de verhoudingen te bewaren, klikt u op een hoekpunt van het kader en sleept u dit naar buiten of binnen totdat het juiste formaat is bereikt. Om de grootte van een laag aan te passen en de verhoudingen aan te passen, klikt u op een zijpunt van het kader en sleept u. Door de grootte aan te passen met het middelste punt aan twee aangrenzende kanten, kunt u iedere gewenste grootte en verhouding bereiken.
Om een laag te verwijderen, selecteert u het kader of selecteert u de laag in de Lagenlijst en drukt u op Delete. U kunt ook de opdracht in het contextmenu gebruiken, Laag verwijderen. Bij een tekstlaag in de tekstbewerkingsmodus geldt de opdracht Verwijderen (en de toets Delete) alleen voor de tekst van de laag, niet voor de laag zelf. Tekst en tekstinstellingen Hoewel de Titel-editor grafisch zeer geavanceerd is, worden de meeste titels gebruikt vanwege de tekst die ze bevatten.
tekstlaag maakt, is de tekstbewerkingsmodus reeds ingeschakeld: u kunt meteen beginnen met typen en de standaardtekst wordt vervangen. Klik op een willekeurige plaats in het kader om bewerken voor een bestaande tekstlaag in te schakelen. De modus tekstbewerking wordt geactiveerd en, om u een vaak vereiste stap te besparen, wordt alle bestaande tekst in de laag automatische geselecteerd. Zoals gebruikelijk wordt geselecteerde tekst aangeduid door markering. Een tekstlaag waarbij alle tekst is geselecteerd.
U kunt tevens een gedeelte van de tekst markeren (en dus vervangen) voordat u gaat typen: sleep met de muis over de letters of houd Shift ingedrukt en gebruik de pijltoetsen. U kunt ook drie keer klikken om alle tekst in de laag te selecteren of dubbelklikken op een woord om alleen dat woord te selecteren. Als u alle tekst in de laag opnieuw wilt selecteren, gebruik dan de muis of pijltoetsen op de zojuist beschreven manier of gebruik de standaard toetsencombinatie Ctrl+A.
Lettertypeopmaak: Voor het vet of cursief maken of onderstrepen van de geselecteerde tekst, gebruikt u de knoppen op de werkbalk of de standaard toetsencombinaties Ctrl+B, Ctrl+I en Ctrl+U. De knoppen worden verlicht wanneer de betreffende opmaakopties actief zijn. Naam lettertype: Uw titels zijn de perfecte plaats om te experimenteren met decoratieve weergaveletters; u zult deze vervolgkeuzelijst dus waarschijnlijk best vaak gebruiken.
groottes te bekijken. Verder naar rechts gebruikt u de knoppen lettertype verkleinen en lettertype vergroten om de intervallen aan te passen waarmee de lettertypegrootte toeneemt.
Tekststroom Om tegemoet te komen aan de diverse conventies van verschillende talen met betrekking tot de richting van geschreven tekstregels, en voor maximale flexibiliteit bij grafisch design, biedt de Titel-editor een menu met acht opties voor tekststroom. Deze opties, die samenwerken met de zojuist besproken uitvulopties, zijn niet alleen van invloed op de manier waarop de tekst wordt weergegeven, maar tevens op de werking van standaardtoetsen als Home en End.
Als u een 2D-titel wilt instellen als stereoscopisch, selecteert u een tekstlaag en schakelt u vervolgens het vakje Stereoscopisch in het subpaneel Stereoscopische instellingen in. Nu wordt de instelling Tekstdiepte beschikbaar. Hiermee kunt u de schijnbare afstand tussen de tekst en de kijker aanpassen. Als u de titel opslaat in een geanalyseerde map, wordt de miniatuurweergave ervan in de bibliotheek weergegeven met de 3D-indicator.
weergegeven. Als u de waarde van de schuifregelaar Tekstdiepte verhoogt, gaat de tekst naar achteren. Als u de waarde verlaagt, komt de tekst dichterbij. Mogelijk moet u, terwijl u de tekstdiepte aanpast, ook de lettertypegrootte aanpassen. Als de tekst verder naar achteren wordt verplaatst, kan deze op een bepaald punt onleesbaar worden. En als de tekst naar voren wordt verplaatst, kan deze opeen bepaald punt zo groot zijn dat deze niet meer in het titelframe past.
lengte van de clip. Als u de titel wilt wijzigen, keert u terug naar de tijdlijn van uw project om de titel te trimmen. Als de titel is geopend vanuit de bibliotheek, en dus niet is gebonden aan een clip in het project, dan kan de lengte worden bewerkt in de Titel-editor. Stel de gewenste duur in door een waarde direct in de teller duur in te voeren rechts op de werkbalk. Alle lagen worden aangepast aan de nieuwe duur.
Laagnamen en namen wijzigen Als u een nieuw laag maakt, geeft de Titel-editor deze laag de standaardnaam op basis van de bronnaam van de bestandsnaam. Aangezien de standaardnamen vaak niet erg beschrijvend zijn, kan het nuttig zijn om bij titels met een aantal lagen aangepaste namen aan de lagen toe te wijzen; op deze manier is het eenvoudiger om te bepalen welke naam bij welke laag hoort. De naam van een nieuwe tekstlaag is gelijk aan de standaardtekst, (“Uw tekst hier”).
Door meerdere lagen tegelijkertijd te selecteren (zie “Lagen selecteren” op pagina 243) kunt u diverse lagen tegelijk naar een nieuwe positie slepen. Lagen verbergen en vergrendelen Een complexe titel wordt snel te druk als u lagen aan de compositie en bewegingen aan de lagen toevoegt. De knop zichtbaarheid geheel rechts op de laagkop is handig om dergelijke situaties te vereenvoudigen.
De werkbalk De instellingen en informatie op deze kopbalk zijn in groepen ondergebracht. Van links naar rechts: • Met de knoppen Tekst toevoegen en Vorm toevoegen kunt u nieuwe “vectorgebaseerde” lagen maken waarop u uiterlijken van de standaardwaarde-selector kunt toepassen. Als u op Tekst toevoegen klikt, wordt een nieuwe tekstlaag met een standaard uiterlijk en bijschrift toegevoegd. Of u kunt gewoon dubbelklikken op een ongebruikt gebied van het venster Bewerken.
loop, ga naar begin, één frame terug, afspelen/pauze, één frame vooruit, and ga naar einde. De knop weergave in loop zorgt voor een doorlopende loopweergave; om deze te stoppen, klikt u ergens in het venster Bewerken, of klikt u nogmaals op weergave in loop. Zoals meestal kunt u ook op de Spatiebalk drukken om de weergave te stoppen en te starten. • Met de knop Systeemvolume en dempen kunt u het luidsprekervolume van uw systeem aanpassen.
Een titel is een soort podium, met lagen als acteurs die opkomen voor hun scène en vervolgens het podium weer verlaten. Door de lagen in de Lagenlijst te trimmen kunt u de timing van verschijnen en vertrekken precies instellen. Er zijn maximaal drie Bewegingen – één van ieder type – mogelijk per laag. Deze bewegingen worden ook op de tijdlijn weergegeven, waar u de duur ook kunt aanpassen.
U vervangt een van de bewegingen op een laag door een nieuwe beweging op de gebruikelijke wijze toe te voegen: een bestaande beweging van hetzelfde type wordt dan vervangen. U verwijdert een beweging zonder een nieuwe beweging toe te voegen door op de kleine ‘x’ in het midden van de tijdlijn van de beweging te klikken. Werken met laaggroepen Met de Lagenlijst van de Titel-editor kunt u lagen tijdelijk of permanent groeperen.
Als u een permanente groep selecteert, dan verschijnt er een gedeeld kader waarin alle groepsitems zijn opgenomen. De kaders van de individuele items zijn niet zichtbaar. Permanente groepen hebben hun eigen vermelding en tijdlijnspoor op de Lagenlijst. De groepkop kan worden in- en uitgeklapt om de koppen van de afzonderlijke lagen te verbergen of weer te geven. Wanneer de groep is geopend, worden de items met een inspringing onder de groepkop weergegeven.
Meerdere lagen selecteren De eerste stap bij het maken van een groep is het selecteren van de meerdere objecten waar de groep uit bestaat. In het venster Bewerken kunt u dit op twee manieren doen: • Door met de muis te klikken en te slepen om een selectierechthoek te markeren (een “markies”) met alle objecten die u wilt groeperen. • Door op het eerste object dat u wilt groeperen te klikken en vervolgens met de toets Ctrl ingedrukt op de andere objecten te klikken.
gehele groep wordt veranderd alsof u een rubberen mat met alle lagen erop uittrekt. U past de grootte van een tijdelijke groep aan door een controlepunt van het kader van een groepsitem te slepen. Iedere laag wordt individueel beïnvloed en wordt rond zijn eigen centrum in- of uitgeklapt. Bij het bewerken van de grootte van groepen wordt, net zoals bij individuele lagen, bij het slepen van een hoekpunt de hoogt/ breedteverhouding van de laag behouden.
Behalve in het eerste geval hebben permanente groepen hun eigen regels voor deze bewerkingen: • Het toepassen van een uiterlijk werkt op dezelfde manier als bij tijdelijke groepen: alle tekst- en vormlagen in de groep worden beïnvloed. • Als u een beweging aan een permanente groep toevoegt, wordt de groep vanwege de animatie als één grafisch object behandeld, zonder rekening te houden met de letters, woorden of regels van de groepsitems.
254 Handleiding voor Pinnacle Studio
Hoofdstuk 8: Geluid en muziek Video mag dan worden beschouwd als een hoofdzakelijk visueel medium, maar de rol van geluid in uw films is vaak even belangrijk als die van de beelden op het scherm. Bioscoopfilms en televisieproducties bevatten talloze typen audio, om te beginnen de dialoog en andere geluiden die tijdens live actie worden gemaakt.
In deze groep knoppen op de tijdlijnwerkbalk, opent u met de eerste knop het mengpaneel, met de tweede knop maakt u achtergrondmuziek en de vierde knop start de voice-over. Zo bevat het titelgedeelte van de tijdlijntrack een pop-out mengpaneel en bevat de tijdlijnwerkbalk een knop voor het regelen van de dynamiek van de clips met behulp van keyframes. De knoppen geheel rechts op de werkbalk activeren audio keyframing (links) en audio scrubbing (rechts).
Correcties en effecten Met de correctiegereedschappen in de Audio-editor kunt u verschillende reparaties en aanpassingen zoals ruisonderdrukking, compressie en equalisatie op audioclips in uw project toepassen. In tegenstelling tot effecten (hierna besproken), kunnen deze gereedschappen ook wordt toegepast op audio-items in de bibliotheek. Wanneer u het item later in een project gebruikt, komen de correcties erbij; u kunt het item indien gewenst verder wijzigen vanaf de tijdlijn.
Het trimmen en bewerken van de stereo soundtrack van een videoclip. Links bevindt zich een videomonitorpaneel en de kanaalmixer. Het donkere gedeelte van de golfvorm (midden) staat voor materiaal dat uit dit stereogeluid is verwijderd door de soundtrack op de tijdlijn onderaan te trimmen. Het correctiefilter Compressor is toegepast (rechts). De audio-editor biedt twee sets gereedschappen voor verschillende doeleinden. Dit zijn Correcties en Effecten.
aangebracht op de tijdlijn hebben echter geen effect buiten het project waartoe ze behoren. Ga naar “Overzicht mediabewerkingen” op pagina 138 voor informatie over het openen van de Video-editor om correctiegereedschappen te openen en informatie over de algemene functies van de media-editors. De transport- en markeringknoppen zijn dezelfde als voor het bewerken van video's, en worden beschreven in “Videogereedschappen” op pagina 155.
Het mixerpaneel wordt aanvankelijk in de linkerkolom met knoppen geopend, maar kan naar een nieuwe dokpositie aan beide zijden van het venster worden gesleept. Terwijl u sleept, wordt de positie van de andere panelen indien nodig aangepast. Als u functies nodig heeft die de kanaalmixer niet biedt, kunt u ervoor kiezen om het effect van het kanaalgereedschap toe te passen op de clip. Zie “Audio-effecten” op pagina 270 voor informatie over het kanaalgereedschap.
Een kanaalroutingoptie selecteren in de kanaalmixer. Vlak boven de lijst bevindt zich de schuifknop Niveau aanpassen (op de standaardinstelling van 0 DB). Rechts van de lijst bevindt zich de knop Normaliseren. Knop Normaliseren: De knop Normaliseren onderzoekt de audiosamples in het geladen geluid om de mate van uniforme verhoging te bepalen die kan worden toegepast zonder dat overmodulatie (harde digitale clipping) van elke sample optreedt.
De golfvormgrafiek toont de verandering in audioniveaus met de tijd. Bij stereo-opnamen wordt de grafiek horizontaal verdeeld, zoals hierboven te zien is, met het linkerkanaal boven. Een alternatieve, dynamische weergave van hetzelfde audiomateriaal wordt gegeven door het frequentiespectrum-display, dat de veranderende spectrumsamenstelling weergeeft terwijl de audio wordt afgespeeld.
Het frequentiespectrum breekt de audiosignalen af tot frequentiebanden en toont het geluidsniveau in elke band. De lagere frequenties bevinden zich aan de linkerkant. Piekniveaus worden als blokjes boven elke hoofdstaaf weergegeven waarbij in de afgelopen paar seconden een piek is gedetecteerd. Knoppen voor synchrone video Als u video met een synchroon audiospoor bewerkt, zijn zowel de video- als audiobewerkingsfuncties beschikbaar via de knoppen Video en Audio boven aan het venster.
Videomonitor Als er synchrone video is voor de momenteel geselecteerde audio, wordt een klein videovoorbeeldpaneel linksboven aan de Audio-editor geopend. Terwijl u een voorbeeld van het geluid beluistert, kunt u op de videomonitor het geluid ook visueel volgen. Wanneer u overschakelt naar de Video-editor, ziet u een golfvorm-displaypaneel op dezelfde locatie op het scherm. Zie “Videocorrecties” op pagina 154.
Lijst met instellingen: Een aantal vaste standaardwaarden kunnen in de vervolgkeuzelijst worden geselecteerd; u kunt bijvoorbeeld een “telefoonstem”-effect selecteren. Versterking (Gain): Met de parameter Versterking kunt u de mate bepalen waarin de respectieve frequentieband bijdraagt aan het algehele geluid (van -18 tot +18). Instellingen en voorkeuren voor de audiocorrecties Equalizer en Compressor. De meeste instellingen van de Expander (niet afgebeeld) zijn dezelfde als die van de Compressor.
LoCut en HiCut: Deze knoppen snijden de frequenties boven of onder de ingestelde waarde volledig af. De standaardwaarden laten alle frequenties toe. Aanpassingen De enige parameter die beschikbaar is onder het gereedschap Aanpassingen is de LFE (Subwoofer), waarmee u het Subwooferkanaal voor een bepaalde clip kunt activeren of deactiveren, of u kunt de bibliotheekinstelling die is bepaald bij het importeren, behouden.
versterking instellen met de Gain-knop om te compenseren voor niveauverlies. Aanvallen en loslaten: Aanvallen bepaalt hoe snel de compressor reageert op een audiosignaal dat de drempel overschrijdt. Hogere waarden vertragen de compressie, zodat (bijvoorbeeld) een korte aanslag van een pianonoot duidelijk waarneembaar blijft, terwijl de gebruikelijke compressie op aanhoudende geluiden wordt toegepast.
moeten worden versterkt. De expander werkt hier als een ruisonderdrukker. De-Esser Dit audiofilter verwijdert op onopvallende wijze sisklanken uit opgenomen spraak. De parameters die door de gebruiker worden ingesteld, maken een exacte, individuele aanpassing van het effect mogelijk. Frequentie: Met deze knop stelt u in vanaf welke frequentie de DeEsser wordt toegepast. Bereik: Met deze knop bepaalt u de maximale demping die wordt toegepast op de gedetecteerde sissende geluiden.
afhankelijk van het bronmateriaal en de oorsprong van het probleem. In veel gevallen kunnen de resultaten worden geoptimaliseerd door gericht gebruik van de parameters Niveau en Fijn afstemmen. Omdat het een paar seconden duurt voordat een nieuwe instelling van kracht wordt, moet u wijzigingen langzaam en met kleine stapjes aanbrengen en zorgvuldig elke wijziging controleren.
Audio-effecten Audio-effecten zijn, net als video-effecten, te vinden in de Bibliotheek in de sectie Creatieve elementen. Een van de manieren om een effect aan het project toe te voegen, is om het van de bibliotheek naar een audioclip te slepen (inclusief videoclips met synchrone audio). Het audio-effect Grungelizer aan de huidige clip toevoegen.
Kanaalgereedschap: De basishandeling van dit effect is het leiden van uw stereo-audiosignaal. Hiermee kunt u één of beide van de linker- en rechterinvoerkanalen op één of beide van de uitvoerkanalen aansluiten. Bovendien biedt het kanaalgereedschap speciale instellingen, zoals faseomkering en het verwijderen van spraak (het “karaoke-effect”), Chorus: Het Chorus-effect zorgt voor een voller geluid door herhaaldelijk “echo's” aan de audiostream toe te voegen.
Echo: Het Echo-effect simuleert het effect van het afspelen van het brongeluid in een ruimte van een bepaalde grootte en met een bepaalde geluidsreflectie. De interval tussen de aankomst van het originele geluid en de eerste echo's bij de luisteraar is groter in een grote ruimte dan in een kleine. De snelheid waarmee de echo's uitsterven, is afhankelijk van zowel de grootte van de ruimte als de mate van reflectie van de muren.
mengen makkelijker maakt – door het volume en de balans van elk spoor met audio afzonderlijk aan te passen. Surroundgeluid Het gereedschap Panner is volledig geschikt voor surroundgeluid. Als u wilt, kunt u voor een maximale flexibiliteit de audio van elke willekeurige clip in een tweedimensionaal luisterveld plaatsen van voor naar achter en van links naar rechts.
Klik op het pictogram naast de hoofdweergaveniveauindicator om het paneel Mastervolume te openen. Hiermee kunt u een algemene volumeversterking toepassen op de samengestelde audio-uitvoer van uw project. Audio-mixer Het venster audiomixer verschijnt rechts van de spoorkoppen wanneer u op de bijbehorende knop op de tijdlijnbalk klikt. Bij elk tijdlijnspoor worden twee faderknoppen weergegeven. Spoorniveau: Met de linkerknop kunt u het uitvoerniveau van het spoor als een geheel instellen.
wordt beschreven. Wanneer u gebruik maakt van keyframing, kunt u met de knop Clipniveau nieuwe keyframes maken of bestaande verplaatsen. Wanneer u op de bijbehorende knop boven de tijdlijn (L) klikt, verschijnt rechts het venster van de audiomixer (R). Elk spoor beschikt over twee knoppen. Met de eerste past u het niveau van de algehele audio-uitvoer aan en met de tweede regelt u de niveaus van de huidige clip. Hierop kunt u keyframing toepassen voor niveauregeling van moment tot moment.
is geselecteerd. Klik vervolgens op de volumeomtrek van de clip. U kunt ook de scrubber op de gewenste keyframelocatie plaatsen en daarna gewoon op de clipniveauknop klikken. Bij deze tweede methode maakt het niet uit of de knop Keyframe bewerken wel of niet is verlicht. Bij beide methodes verschijnt er een aanpassingshandvat op de clip.
bewerkingsresultaat geeft, probeert u het nogmaals terwijl u de toets Alt ingedrukt houdt. Hiermee worden automatische aanpassingen uitgeschakeld die anders gemaakt zouden worden. Plaats een nieuw keyframe door op de omtreklijn te klikken. Maak direct een keyframevervaging door te Ctrl-klikken op de omtreklijn. Hiermee voegt u een nieuw keyframe toe op het punt waarop u klikt en een tweede waarbij het volume op nul is ingesteld.
Verwijder een keyframe door deze op een ander keyframe te slepen of door dit verticaal van de omtrek af te bewegen. Stel een lineaire fade-in of fade-out in door een van de bovenste hoeken van de clip horizontaal richting het midden te slepen. Voordat u start, ziet u dat de uitgevouwen hoek van de clip iets gaat hangen wanneer u de muis erop plaatst. U kunt de hoek nu verder in de clip slepen om zo een vervaging te maken. Hoe breder u het omgevouwen gebied maakt, des te langer duurt de vervaging.
synchrone radio is geplaatst. De omtreklijn voor panwijzigingen is blauw. In de Audio-mixer opent u met het derde pictogram in elk spoor de Panner, waarin u de plaatsing van de audio-uitvoer van het spoor in een tweedimensionaal “surroundluistergebied” kunt regelen. Wanneer u de tijdlijn wilt bewerken, worden alle panningacties in de surroundmodus uitgevoerd, zodat u alleen te maken hebt met een enkele versie van de Panner-knoppen.
U opent de Panner door op de bijbehorende knop in het mixervenster van de spoorkop te klikken. Deze knop wordt grijs weergegeven als er geen clip op het spoor op de scrubberpositie is geplaatst. De geluidsbron wordt gemarkeerd door een blauwe punt op een tweedimensionaal raster. De luisteraar bevindt zich in het midden met het gezicht naar voren. De clipaudio plaatsen via de modus Panner in dialoog.
Selectielijst De vervolgkeuzelijst boven aan het venster Panner biedt drie methoden voor het distribueren van het geluid via de set van zes surroundluidsprekers. 5.1 is de beste instelling voor algemene doeleinden voor het reproduceren van natuurlijk geluid. Gebruik deze instelling voor algemene atmosferische geluiden, zoals blaffende honden of passerende auto's. De vijf hoofdluidsprekers worden vertegenwoordigd door pictogrammen in het werkgebied.
Als u de geluidsbronpositie in één dimensie, horizontaal of verticaal wilt regelen, gebruikt u respectievelijk de schuifregelaar aan de onderkant of rechterkant van het werkgebied. LFE-kanaal: Surround ondersteunt een speciaal subwooferkanaal (de “.1” in “5.1”) waarmee u de laagste frequenties voor bijzondere effecten kunt versterken of afzwakken. U regelt de LFE-verbetering met de schuifregelaar onder het werkgebied.
De ScoreFitter-knop (onder de muisaanwijzer) en de voiceover knop (uiterst rechts), vlak boven de tijdlijn in de projecteditor bieden toegang tot gereedschappen voor het authoren van nieuw audiomateriaal. Met het voice-over gereedschap kunt u live materiaal opnemen, gesproken of ander geluid, met een microfoon die op uw computer is aangesloten.
Klik op de knop om op de tab van de huidige locatie naar de Navigatormap te gaan waarin het nieuwe item is opgeslagen. De knop heeft alleen effect op de bewerking die zojuist is voltooid en wordt na korte tijd verwijderd. ScoreFitter Scorefitter van Pinnacle Studio maakt automatisch achtergrondmuziek in de categorie van uw keuze. Binnen die categorie kunt u één van diverse songs kiezen, en binnen die song een aantal versies.
of drukt u op Ctrl+A.) De totale lengte van de geselecteerde clip bepaalt de eerste instelling voor de muziekduur, maar u kunt de waarde wijzigen wanneer u wilt door de clip op de tijdlijn te trimmen of door de Duur-teller in het gereedschap te bewerken. Kies in ScoreFitter een categorie, song en versie in de lijsten. Elke categorie heeft een eigen selectie songs, en elke song heeft een eigen selectie van versies. Klik op de knop Preview om het liedje te beoordelen terwijl het gereedschap is geopend.
U kunt spreken terwijl u de film afspeelt, zodat uw woorden gelijk lopen met de actie op het scherm. U kunt het gereedschap ook gebruiken als een snelle manier om omgevingsmuziek of zelfgemaakte geluidseffecten via uw microfoon op te nemen. Voordat u audio kunt opnemen met het gereedschap Voice-over, moet u eerst een microfoon aansluiten op de microfooningang op de geluidskaart van uw pc. Bekijk de videoscènes in uw film en besluit waar de voice-over moet beginnen en eindigen.
Het gereedschap Voice-over, klaar voor gebruik. Klik gewoon op de knop Rec, tel samen met de software tot drie en spreek. Extra knoppen Voice-over niveau: Houd tijdens het opnemen het piekniveaumeterdisplay in de gaten om er zeker van te zijn dat uw microfoon een sterk signaal genereert maar niet overmoduleert. Houd deze meter in de gaten om er zeker van te zijn dat het opnameniveau niet te hoog of te laag is. De indicator verandert van de kleur groen (070% modulatie), via geel in rood.
Alle audio dempen: De bestaande geluiden in uw filmsoundtrack leiden soms af wanneer u probeert een voice-over op te nemen. Met dit selectievakje kunt u de tijdlijnaudio volledig uitschakelen tijdens het opnemen.
Hoofdstuk 9: Schijfprojecten Met de komst van de schijfformaten DVD, Blu-ray Disc en AVCHD is video een interactief medium geworden, dat nieuwe mogelijkheden heeft voor zowel de videograaf als het publiek. In een schijfproject kunt u verder gaan dan het oude idee van een film die in een vaste volgorde van begin tot einde wordt bekeken. Het publiek kan nu zelf beslissen welke delen van de productie te bekijken en in welke volgorde.
De Schijf-editor in Pinnacle Studio. Hier zijn twee menu’s toegevoegd aan de Menulijst, en deze zijn nu beschikbaar voor gebruik. De Player (rechtsboven) in dit venster biedt een speciale modus voor het bewerken van de werking van menuknoppen. Uw schijfproject kan worden gestart in de Schijf-editor met dezelfde knoppen en technieken die u zou gebruiken in de Film-editor, of u kunt een nieuw filmproject in de Schijf-editor importeren om er een schijfmenu aan toe te voegen.
gedeeld door drie aparte navigatiegereedschappen: de Menulijst, waar de menu's van uw projecten worden opgeslagen, de Navigator en het Storyboard. Slechts een van deze drie gereedschappen kan zichtbaar zijn of dit gebied kan helemaal worden verborgen. Met Selectie van navigatiegereedschap (nabij het linkeruiteinde van de werkbalk van de tijdlijn) kunt u dit gebied beheren. Onder het navigatiegebied vindt u de tijdlijn voor de media die de primaire inhoud van uw schijf is.
waarbij elk pagina diverse hoofdstukknoppen heeft plus automatisch beheerde navigatieknoppen, zijn geschikt voor producties van bijna elke grootte. Er bestaat echter een limiet van 99 voor het totaalaantal toegestane hoofdstukken en return-markeringen in één productie. De Menulijst Anders dan tijdlijnclips zijn de menu’s in uw productie niet gebonden aan een bepaalde tijdsperiode. Een schijfspeler blijft het menu herhalen totdat de gebruiker een handeling verricht.
Bij activering van een knop wordt de film weergegeven vanaf een gekozen punt, of gaat de kijker naar een ander menu met eigen knoppen. De mogelijke doelen voor menuknoppen zijn: • Een locatie op de tijdlijn: Na activering wordt de weergave gestart vanaf een gekozen frame. De locatie, en de inhoud op die locatie, wordt een ‘hoofdstuk’ van uw film genoemd. • Een ander menu: Knoppen kunnen aan elk menu in de Menulijst worden gekoppeld.
Volgende en Vorige: Dankzij de speciale knoppen volgende en vorige kan een menu met meerdere pagina’s werken. Om een bestaand hoofdmenu om te zetten in een menu met meerdere pagina’s, hoeft u slechts deze knoppen toe te voegen. En als u beide knoppen volgende en vorige verwijdert uit een menu met meerdere pagina’s, dan verwijdert u ook de automatische functies.
Pagina's uit een menu met meerdere pagina’s. De connector toont dat navigatie binnen deze pagina’s wordt geboden door de knoppen Volgende en Vorige. De knop Sorteren (rechtsboven, bij de pijl) plaatst de hoofdstukknoppen in de volgorde van de tijdlijn. Schijfmenu’s toevoegen Het gedeelte voor schijfmenu’s van de Bibliotheek bevat een collectie menu’s voor een reeks gelegenheden en een groot aantal visuele stijlen.
Hoofdmenu: In de meeste producties is het eerste menu dat de kijker ziet een menu van dit type. Hoofdmenu’s bevatten meestal knoppen met de standaardbijschriften Film afspelen en Scèneselectie; u kunt deze desgewenst wijzigen. Hoewel u de koppelingbestemmingen van de knoppen ook zelf kunt bepalen, is het handig voor de kijker als u zich aan de conventie houdt.
Menu’s met minder knoppen bieden meestal meer ruimte voor bijschriften; menu’s met veel knoppen hebben afgekorte bijschriften of helemaal geen bijschriften. Of u bijschriften wilt, en of ze eenvoudig (“Hoofdstuk 1”) of beschrijvend (“Taart snijden”) moeten zijn, is afhankelijk van uw authoring-stijl en de inhoud van uw film. Niet-gekoppelde menu’s en knoppen Alleen het eerste menu in de Menulijst is automatisch beschikbaar voor de gebruiker (en alleen als er inhoud op de tijdlijn is als eerste hoofdstuk).
Voorbeelden bekijken van schijfmenu’s De Schijf-editor bevat, net zoals de Film-editor, een Player voor het bekijken van voorbeelden van bibliotheekitems en tijdlijnclips. Zie “De player” op pagina 14 voor een algemene introductie van de Player. De speciale functies van de Player voor het bekijken van menu’s in de Menulijst worden hier beschreven. Klik op een menu in de Menulijst om de Player in de modus voor menu-invoer te schakelen en een voorbeeld van het geselecteerde menu te bekijken.
voorbeeldvenster voor het toewijzen van hoofdstukkoppelingen. Hier toont ‘C1’ een hoofdstukkoppeling die is toegewezen aan de knop Film afspelen; de ‘?’ bij de knop Scèneselectie geeft aan dat deze momenteel niet is toegewezen. Selectievakje voor weergeven van koppelingnummers : Plaats hier een vinkje om koppelingnummers weer te geven in het voorbeeld bij iedere knop in het menu. De koppelingnummers hebben hetzelfde formaat en kleur als de hoofdstukvlaggetjes op de tijdlijn.
groot aantal mogelijkheden om uw creatieve stempel op de productie te zetten. Elk aspect van een schijfmenu – de details van de visuele uiterlijk, de koppeling van de on-screen knoppen, de precieze timing van de ‘hoofdstukken’ – kan in Pinnacle Studio worden bewerkt. Voor de visuele aspecten gebruikt u de Menu-editor, maar het koppelen van knoppen en de timing van hoofdstukken wordt in de Schijf-editor uitgevoerd.
De kleur van hoofdstuk en return-markeringen komt overeen met de pictogramkleur in de Menulijst van het menu waaraan de markeringen zijn toegewezen. U kunt markeringen op een andere plek op de tijdlijn zetten door ze te slepen. Zie “Tijdlijnbewerkingen van hoofdstuk- en terug-naar-markeringen” op pagina 304 voor details.
(vanaf de momenteel geselecteerde hoofdstukknop in de player) één positie naar het einde te verplaatsen. In een menu met meerdere pagina’s kan het invoegen van een koppeling een kettingreactie teweegbrengen, waarbij een bestaande koppeling naar de volgende pagina wordt gedwongen, een koppeling van daar naar de volgende pagina enzovoort tot de laatste pagina die indien nodig wordt gemaakt.
Niet-gekoppeld hoofdstuk maken: Tenzij de tijdlijn-scrubber precies bij een hoofdstuk- of return-markering is geplaatst, voegt u via deze knop een hoofdstukmarkering toe aan het hoofdstukspoor, maar deze wordt niet aan een menu gekoppeld. Een niet-gekoppeld hoofdstuk kan ook worden gemaakt door op het hoofdstukspoor net boven de andere tijdlijnsporen te dubbelklikken. Het niet-gekoppelde hoofdstuk kan desgewenst later handmatig worden gekoppeld door het te slepen naar een knop in het menuvoorbeeld.
een actieve return-markering komt, wordt er teruggekeerd naar het bijbehorende menu. Return verwijderen: Als er een return-markering op de scrubberpositie staat, verandert de knop Return maken in Return verwijderen (het symbool verandert ook). U kunt ook de knop Hoofdstuk verwijderen en de opdracht Geselecteerde hoofdstukken verwijderen in het contextmenu gebruiken om return-markeringen te verwijderen.
De Hoofdstukwizard Als u een schijfmenu met meerdere pagina’s van de bibliotheek naar de menulijst hebt gesleept, verschijnt er een Hoofdstukwizard rechtsboven in het menupictogram. Klik op deze knop om het venster Hoofdstukwizard te openen. Waarom de Hoofdstukwizard gebruiken? De Hoofdstukwizard is een snelle manier om hoofdstukken voor uw film te maken. Er worden hoofdstukmarkeringen toegevoegd aan het hoofdstukspoor op de tijdlijn van de Schijf-editor om aan te geven waar elk hoofdstuk begint.
De Hoofdstukwizard is ideaal voor diashows en scèneselectiemenu’s. Als u video op schijf archiveert, kunt u de Hoofdstukwizard gebruiken om een menu te genereren dat dienst doet als een scènecatalogus. De reeks menupagina’s kan een willekeurige lengte hebben. De lengte is afhankelijk van het aantal gemaakte hoofdstukken en het aantal hoofdstukknoppen in het paginadesign van het menu.
markeringen op de tijdlijn en (standaard) een automatisch gegenereerde set menupagina’s met alle noodzakelijke hoofdstukknoppen. Hoofdstukken plaatsen op Dit is het bovenste paneel in de Hoofdstukwizard. De twee opties kunnen samen of apart worden gebruikt. Optimale posities: Als hier een vinkje staat, maakt de Hoofdstukwizard hoofdstukken met geselecteerde intervallen op de tijdlijn. Het hoofdstuk wordt aangepast op een nabijgelegen clipgrens (indien aanwezig).
Opties Het derde panel biedt twee laatste keuzes die onafhankelijk kunnen worden ingesteld. Koppel hoofdstukken aan menuknoppen: Als deze optie wordt geselecteerd, worden er net zoveel pagina’s aan het menu toegevoegd als er nodig zijn om knoppen voor alle gemaakt hoofdstukken te maken. Zonder deze optie worden er ‘niet-gekoppelde’ hoofdstukmarkeringen op de tijdlijn gemaakt en worden er geen menupagina’s gemaakt.
De editor starten Om een menu in de Menu-editor te openen, klikt u op de knop Bewerken op de player tijdens het bekijken van het menu, of dubbelklikt u erop in de Menulijst. Net zoals bij de Titel-editor is er bij openen van de Menu-editor al één regel tekst gemarkeerd. Begin met typen om deze te bewerken. Als u een andere regel wilt bewerken, klik dan in het tekstvak en markeer de tekens die u wilt veranderen. Als u klaar bent, klikt u op een leeg deel van het venster.
Knoptypes Het type menuknop is de enige factor die de werking bepaalt. De tekst en het uiterlijk moeten altijd consistent met de werking zijn in een hoogwaardige schijfproductie, maar zijn er niet van invloed op. Er zijn vijf knoptypes beschikbaar. Normaal: Met dit type knop fungeert uw tekst, afbeelding of vorm als een koppeling/link naar een hoofdstukmarkering op de tijdlijn van uw schijfproject of een menu in uw Menulijst.
Knoppen voor menu’s met meerdere pagina’s Als u zowel een knop Volgende als Vorige aan een menu toevoegt, dan kan dit dienst doen als een menu met meerdere pagina’s. Als een van deze knoppen afwezig is, kan het menu niet in de modus voor meerdere pagina’s worden gebruikt. Standaardwaarden voor knoppen Klik op de tab Knoppen boven aan de Menu-editor om de beschikbare categorieën kant-en-klare menuknoppen te bekijken.
Het paneel Knopinstellingen is onderdeel van de Menu-editor. De Schijfsimulator Om een voorbeeld van uw project te bekijken na het instellen van de menu’s, klikt u op de knop afspelen onder aan de player. Het venster Schijfsimulator verschijnt nu.
Als er in de player van de Schijf-editor een voorbeeld van een menu in de Menulijst van uw project wordt getoond, verschijnt er een knop (midden onderaan) voor het testen van uw project in de Schijfsimulator. Als het project correct is gebouwd, opent de simulator het hoofdmenu. De koppelingen ‘Film afspelen’ en ‘Scèneselectie’ zijn klaar voor gebruik voor de kijker.
In de Schijfsimulator gebruikt u knoppen die vergelijkbaar zijn met de knoppen op de afstandsbediening van een dvd-speler. De menu-interacties en weergave kunnen verder worden ingesteld en volledig worden getest voordat u het project op schijf brandt. Als u tevreden bent over het project, kunt u het exporteren als een filmbestand, opslaan in een schijfbeeldbestand of op schijf branden. Zie “Hoofdstuk 11: De Exporter” op pagina 363 voor meer informatie.
Hoofdstuk 10: De Importer Met Pinnacle Studio kunt u een groot aantal verschillende soorten media in uw videoproducties opnemen. Wanneer deze media buiten uw computer zijn opgeslagen – op een camcorderband, bijvoorbeeld, of een geheugenkaart van uw digitale camera of een cloudgebaseerde service – moeten ze worden overgebracht naar lokale opslag voordat u ze kunt gebruiken.
De volgende stap Zodra Studio klaar is met het importeren van uw items, kunt u de geïmporteerde bestanden openen u in uw producties gebruiken. Zie “Hoofdstuk 2: De bibliotheek” op pagina 17 voor meer informatie. De Importer gebruiken De eerste stap bij het importeren is het openen van de Studio Importer; klik hiertoe op de knop Importeren linksboven aan op het scherm. De Importer bestaat uit een groot centraal gedeelte en een aantal kleinere panelen.
Hier wordt de Importer geconfigureerd voor het importeren van materiaal van dvd. Bij schijfbronnen toont het centrale gedeelte de hoofdstukken die beschikbaar zijn voor importeren. Importeren is een proces van vier stappen: 1 Selecteer de importbron in het paneel Importeren van. 2 Bevestig de instellingen in de andere panelen of pas ze aan. 3 Selecteer materiaal om te importeren van de gekozen bron. 4 Start de importbewerking.
Stereoscopisch 3D-inhoud importeren Pinnacle Studio herkent inhoud als stereoscopisch 3D en markeert deze hiermee voor bestanden met de volgende eigenschappen: • MTS: MVC, SBS50, SBS100 (als H264-streammarkeringen aanwezig zijn) • WMV: Multistream, SBS50, SBS100, TAB50, TAB100 (als tags voor metagegevens aanwezig zijn) • MP4, MOV met H264: SBS50, SBS100 (als H264-streammarkeringen aanwezig zijn) • MPO: Multistream • JPS, PNS: SBS50, SBS100 Als Studio uw 3D-media niet juist heeft herkend, kiest u de juiste i
Het paneel Importeren van Dit is het paneel linksboven van de Importer, een positie die de belangrijke rol onderstreept van dit paneel bij het instellen van de importbewerking. De foto's en het muziek- en videomateriaal of de projecten die u wilt importeren kunnen op diverse apparaattypen en technologieën staan.
hoofdbron klikt. In de illustratie is er op DVD / Blu-Ray geklikt. De gebruiker kan nu kiezen uit de twee DVD-stations die op dit systeem zijn geïnstalleerd. Losse frames importeren Studio biedt twee speciale modi voor het importeren van losse frames in plaats van doorlopend materiaal. Deze modi zijn: • Stop-motion: Maak een geanimeerde film door frames één voor één te importeren van een live videobron. Zie “Stop-motion” op pagina 356.
Voor toegang tot meer instellingen klikt u op de knop meer naast de bronnaam. Hiermee verschijnt het venster Analoge ingangsniveaus.
Met het venster Analoge ingangsniveaus kunt u een aantal video- en audioparameters aanpassen. De schuifknop Tint (vierde van links) wordt niet gebruikt bij PAL-bronnen. Hoewel u deze niveaus kunt aanpassen met de desbetreffende correctie in de Video-editor, hoeft u zich bij het correct instellen voor de opname later geen zorgen meer te maken over kleurcorrectie. Het correct instellen van uw audio-opties bij opname helpt bij het bereiken van consistente volumeniveaus en kwaliteit.
scherpte, de tint en de kleurverzadiging van de binnenkomende video regelen. • De schuifknop tint kan nuttig zijn voor het corrigeren van ongewenste kleurveranderingen in NTSC-materiaal; deze knop is niet beschikbaar bij opnemen van een PAL-bron. • De schuifknop verzadiging regelt de “kleurverzadiging” – de hoeveelheid kleur – in het beeld. (Een beeld met nul verzadiging heeft alleen zwarte, witte en grijze tinten.
Werken met importmappen Tenzij u anders bepaalt, gebruikt de Importer de standaard documentmappen voor video, muziek en foto´s van uw Windowsgebruikersaccount, en een standaardmap voor uw Pinnacle Studioprojecten. De illustratie geeft een gebruikelijke set-up in Windows weer. Als u een importmap wilt wijzigen, klik dan ofwel op de kleine mapknop of op het huidige pad van de map. (Zie “Een importmap selecteren” op pagina 325.
Als u bijvoorbeeld de hoofdmap voor de video instelt op “c:”, en de naammethode voor uw submap op “Huidige naam”, dan wordt video die u importeert overgebracht naar een map met een naam als “c:\vid\2012-10”. Vulniveau-indicator: Deze indicator geeft voor iedere importbestemming aan hoeveel ruimte er over is op het opslagapparaat. Het eerste deel van de balk staat voor de ruimte die al in gebruik is op het apparaat.
Mappen die submappen bevatten, worden aangeduid met een plusteken links naast het mappictogram als ze momenteel zijn gesloten en met een minteken als ze open zijn. Klik op het pictogram om de status van de map te wijzigen. Een submap instellen U stelt een submap in de basismap in als de feitelijke importbestemming voor het mediatype door ofwel op de knop submap instellen of op de knop meer te klikken.
Het uitgebreide dialoogvenster Importeren naar voor bestandsgebaseerde items. Aangezien de bestanden verschillende mediatypen kunnen bevatten, zijn er instellingen voor alle vier types aanwezig. De meeste andere bronnen importeren alleen videomedia en tonen de instellingen voor Audio, Foto en Project niet. De rij instellingen voor ieder mediatype bevat een vervolgkeuzelijst met naamgevingsopties: Geen submap: Met deze optie worden de bestanden die u importeert in de basismap opgeslagen.
Creatiedatum: Alle geïmporteerde bestanden worden opgeslagen in een submap met de naam van de creatiedatum van de media, in dezelfde volgorde als hierboven. Wanneer meerdere media-items worden geïmporteerd als onderdeel van één importbewerking, kunnen meerdere submappen worden gecreëerd of bijgewerkt. Huidige maand: Dit is hetzelfde als de optie Vandaag, maar zonder het daggedeelte, bijv. “2012-10”.
Zie “Het paneel Compressie-opties” op pagina 331 voor meer informatie. De vaste standaardwaarden zijn: • DV: Voor DV-opname met volledige kwaliteit, met gebruik van ongeveer 200 MB aan schijfruimte per minuut video. • MPEG: MPEG-compressie produceert kleinere bestanden dan DV, maar vereist meer rekenkracht van de computer voor het coderen en decoderen. Dit kan leiden tot tragere prestaties bij oudere computers.
Importopties voor bestandsgebaseerde media Het paneel Modus biedt twee opties voor importeren vanaf bestanden. Importmodus: Deze optie bepaalt of het mediabestand of projectbestand fysiek wordt gekopieerd van de bronlocatie naar de doelmap op de lokale harde schijf (zoals aangegeven in het paneel Importeren naar.) Als Kopiëren is geselecteerd, wordt het bestand gekopieerd.
om uw media bij elkaar te zetten en u niet wilt dat er overal overbodige bestanden op uw harde schijf staan. Duplicaten negeren: Met deze optie kunt u bepalen wat er moet gebeuren met overbodige mediabestanden of projectbestanden die u al hebt; u geeft aan dat de Importer geen extra kopieën van bestanden moet kopiëren die mogelijk een andere naam hebben maar identiek lijken te zijn.
Video-instellingen Compressiecodec: Gebruik deze vervolgkeuzelijst om de gewenste codec te selecteren. Framegrootte: Deze regel toont de afmetingen van de opgenomen video. Kwaliteit, Geg.snelheid: Sommige codecs bieden kwaliteitsopties zoals een compressiepercentage (Kwaliteit), en andere met betrekking tot de gegevensoverdrachtsnelheid in KB/sec (Geg. snelheid). Compressie-opties voor digitale en analoge video-import.
Automatische scèneherkenning is een belangrijke functie van Studio bij het werken met DV- en HDV-bronnen. Tijdens de video-opname detecteert Studio natuurlijke pauzes in de video en wordt de video in scènes onderverdeeld. Scènes kunnen onafhankelijk worden weergegeven en beheerd in de scèneweergave van de bibliotheek. Het paneel Opties voor scèneherkenning voor DV- of HDVimport. Bij importeren van analoge bronnen worden alleen de laatste twee opties ondersteund.
te geven: een video opgenomen in een nachtclub met een stroboscoop zou elke keer als de stroboscoop flitst een nieuwe scène maken. • Automatisch, elke X seconden: Studio maakt nieuwe scènes in een door u gekozen interval. Dit kan nuttig zijn om beeldmateriaal op te splitsen dat lange doorlopende scènes bevat. • Handmatig, door drukken op de spatiebalk: Selecteer deze optie als u het gehele opnameproces wilt volgen en zelf wilt beslissen waar scèneonderbrekingen moeten voorkomen.
Het paneel Bestandsnaam In dit paneel van de Importer kunt u de namen aangeven waarmee de geïmporteerde mediabestanden of projectbestanden worden opgeslagen. Iedere type invoerbron heeft een standaard bestandsnaam die door Studio wordt toegewezen. De standaard bestandsnaam bij het importeren van een Snapshot is bijvoorbeeld “Snapshot”. Als u de naam wilt veranderen, klik dan in de ruimte en typ de gewenste naam. De Importer vervangt nooit bestaande bestanden tijdens het importeren.
invoert, en een aanhangsel, gegenereerd door een van drie eenvoudige regels bij het importeren. De standaardregel voegt een uniek reeksnummer aan iedere bestandsnaam toe. Terwijl u de aangepaste naam invoert, toont het bewerkingsvenster alleen de stam. Wanneer de naam later elders wordt weergegeven, verschijnt ook de regel voor het aanhangsel. Als u een andere regel voor het aanhangsel wilt selecteren, klikt u op meer . Er verschijnt nu een dialoogvenster met twee vervolgkeuzelijsten.
Het venster voor configuratie van de Bestandsnaam van de import. Media-items voor import selecteren Iedere bron die wordt ondersteund door de Importer heeft zijn eigen set instellingen voor het selecteren van het materiaal. Als u op de bronnaam klikt in het paneel Importeren van, wordt het centrale deel van de wizard automatisch aangepast met de instellingen die u nodig hebt.
Bij het importeren van bestandsgebaseerde media-items biedt de Importer een map en een bestandsbrowser in het centrale deel. Aan de linkerkant ziet u de panelen Importeren van en Importeren naar en aan de rechterkant de panelen Modus, Metagegevens en Bestandsnaam. Met de knop Importeren starten rechtsonder start u de bewerking nadat de gewenste mediabestanden zijn geselecteerd.
De map- en bestandsbrowser De kolom aan de linkerkant van de browser is een hiërarchische weergave van alle mappen op apparaten voor bestandsopslag die op uw computer zijn aangesloten. Dit zijn harde schijven, optische schijfstations, geheugenkaarten en USB-sticks. De navigatie in deze mappenstructuur is vergelijkbaar met de navigatie in Windows Verkenner en andere programma's.
Hier is de map ‘Photos\Winter’ geopend, met beeldbestanden. Om een bestand voor importeren te selecteren (of juist niet te selecteren), klikt u op het selectievakje rechtsboven het pictogram van het bestand. In de illustratie zijn vier bestanden geselecteerd. Voorbeelden van media- en projectbestanden weergeven Voorbeeldweergaves van audio en video bekijken: De bestandsbrowser biedt ingebouwde functies voor voorbeeldweergave van alle ondersteunde mediatypen.
Fotovoorbeeld op volledig scherm: Om een digitale foto of andere afbeelding in volledige schermresolutie te bekijken, dubbelklikt u op het pictogram of klikt u op de knop volledig scherm op de werkbalk onder de browser of drukt u op F11. Scrub-voorbeeld: Audio- en videoclips en projectbestanden beschikken over een scrubber-knop direct onder het bestandspictogram. Klik en sleep de scrubber-knop om handmatig een gedeelte van het bestand te bekijken.
Meerdere bestanden selecteren: De browser biedt tevens een methode voor het tegelijkertijd selecteren (of deselecteren) van een groep gemarkeerde bestanden. Om een individueel bestand te markeren, klikt u op de naam of het pictogram ervan; de markering wordt aangeduid met een oranje rand.
Als u de pictogrammen die u wilt importeren hebt geselecteerd, klikt u op het selectievakje van een van de pictogrammen om de gehele groep tegelijkertijd te selecteren of te deselecteren. Alles selecteren en Alles deselecteren: Klik op deze knoppen onderaan de browser voor bestanden om alle mediabestanden of geen enkele van de mediabestanden in de huidige map te selecteren voor importeren. Dit heeft geen invloed op bestanden die momenteel zijn geselecteerd in andere mappen.
voor de mediafilter linksonder in de browser. Standaard worden alle ondersteunde typen media- of projectbestanden in de browser weergegeven, maar u kunt de weergegeven bestanden beperken tot foto-, audio-, video- of projectbestanden door hier uw keuze aangeven. Om precies te zien welke bestandtypen in een selectie zijn opgenomen, gaat u eventjes met de muisaanwijzer over een item en de lijst komt tevoorschijn.
Foto op volledig scherm: Om een geselecteerde foto op het volledige scherm te bekijken, klikt u op de knop geheel rechts. Het voorbeeldvolume instellen: U stelt het weergavevolume van audioen videoclips voor de voorbeeldweergave in de door met muisaanwijzer naar het gedeelte van de knop audio/dempen op de onderste balk van de mediabestandsbrowser te gaan. Er verschijnt een volumeschuifknop naast de knop. Sleep de knop omhoog en omlaag om het volume in te stellen.
compenseren dat ontstaat wanneer u op reis video hebt opgenomen. • Datum en tijd instellen: In deze vakken kunt u de gewenste exacte datum en tijd invoeren. De bestandstijd van mediabestanden die u importeert wordt hierop aangepast. Assets zoeken Als u Assets zoeken selecteert in het paneel Importeren van, verschijnt er een hiërarchische mapweergave (zoals in Mijn computer). U kunt de mappen op de bekende manier uit- en inklappen, en de toetsen Plus en Min als sneltoetsen gebruiken.
Importeren van DV- of HDV-camera Voor het importeren van digitale video zet u uw DV- of HDV-apparaat in weergavemodus en selecteert u het apparaat in het paneel Importeren van van de Importer. U dient tevens te controleren of de bestemmingsmap, compressieinstellingen en andere opties naar wens zijn ingesteld in de andere panelen. (Zie “Panelen van de Importer” op pagina 318.
Wanneer u een DV- of HDV-bron hebt geselecteerd, vindt u in het centrale deel van Importer knoppen voor het bekijken en importeren van het materiaal op de band. Onder het voorbeeld vindt u een rij knoppen voor het automatiseren van de opname door begin- en eindmarkeringen (markering in en markering uit) te plaatsen. Zie “Video en audio opnemen” op pagina 350 voor meer informatie. Een andere rij knoppen, de transportbalk, dient als uw navigatieconsole voor het bronapparaat.
De indicator van de huidige tijdcode toont de weergavepositie op basis van de tijdcode die tijdens het filmen op de band is opgenomen. De vier delen staan voor uren, minuten, seconden en frames. Links naast de indicator ziet u twee pijlknoppen; gebruik deze knoppen om de positie met één frame naar achter of voren te laten springen. Van links naar rechts staan de transportknoppen afspelen/pauze, stoppen, terugspoelen en snel vooruitspoelen. Deze knoppen geven opdrachten aan uw camera door.
NB: DV- en HDV-bronnen zijn ook geschikt voor snapshots; zie pagina 269 voor details. Video en audio opnemen De Importer ondersteunt twee methoden voor het selecteren van een reeks te importeren video's. Bij de handmatige methode bekijkt u de voorbeeldweergave en klikt u op Opname starten bij het begin van het gewenste materiaal. Zodra u het einde van het segment bereikt, klikt u op Opname stoppen.
(zie “Panelen van de Importer” op pagina 318) correct zijn geconfigureerd. Handmatig opnemen met de knoppen Opname starten en Opname stoppen: 1 Controleer of er geen markeringen zijn ingesteld. Indien nodig gebruikt u de knop van het vak om het met één klik leeg te maken. 2 Start de weergave van de bronband handmatig voor het gewenste beginpunt van de opname. 3 Klik op de knop Opname starten zodra het beginpunt wordt bereikt. De knop verandert nu in Opname stoppen.
3 Wanneer de markering uit wordt bereikt, wordt de import afgesloten en het bronapparaat gestopt. 4 Het opgenomen materiaal wordt opgeslagen in de bibliotheek. Importeren van analoge bronnen Voor het opnemen van analoge video (bijvoorbeeld VHS of Hi8) hebt een converter nodig die u op uw computer kunt aansluiten en die over de juiste video- en audio-aansluitingen beschikt. Dit is tevens het geval bij opnemen van analoge geluidsbronnen, zoals een platenspeler.
Opnemen van een analoge bron: 1 Controleer of het invoerapparaat is aangesloten (bijv. “Video SVideo”). 2 Start het weergaveapparaat juist voor het punt waarop u de opname wilt laten beginnen. Video- en audiovoorbeeld zijn nu actief. (Als dit niet het geval, controleer dan de bekabeling en de installatie van de converter.) 3 Klik op de knop Opname starten om de opname te starten. De knop verandert nu in Opname stoppen. 4 Aan het einde van het segment klikt u nogmaals op de knop.
3 Start het weergaveapparaat juist voor het punt waarop u de opname wilt laten beginnen. Video- en audiovoorbeeld zijn nu actief. (Als dit niet het geval, controleer dan de bekabeling en de installatie van de converter.) 4 Klik op de knop Opname starten om de opname te starten. De knop verandert nu in Opname stoppen. 5 De opname stopt automatisch na de gewenste duur. U kunt de opname ook handmatig stoppen door op Opname stoppen te klikken.
NB: Media met kopieerbeveiliging kan niet worden geïmporteerd. Controleer voor de opname of de bestemmingsmap en de bestandsnaam naar wens zijn ingesteld in de andere panelen (zie “Panelen van de Importer” op pagina 318). Omdat er bij het importeren van optische schijven sprake kan zijn van grote bestanden, is het selecteren van de correcte importdirectory belangrijk. Controleer of de geselecteerde opslaglocatie over voldoende vrije ruimte beschikt (zie “Het paneel Importeren naar” op pagina 323).
wordt mogelijk in de bronlijst vermeld als een verwijderbaar schijfstation. Het bekijken van voorbeelden en selecteren en importeren van bestanden verloopt op dezelfde manier als bij gewone bestandsgebaseerde media-items (behalve dat de mapweergave begint in de gesloten positie). Zie pagina 253 voor meer informatie. Stop-motion Met de stop-motion-functie van de Importer kunt u geanimeerde films maken door frames uit een live videobron, zoals een analoge videocamera of een webcam, aan elkaar te plakken.
Controleer voor de opname of de bestemmingsmap en de bestandsnaam naar wens zijn ingesteld in de andere panelen. Zie “Panelen van de Importer” op pagina 318 voor meer informatie. Als uw bronapparatuur correct functioneert, ziet u nu een live voorbeeld in het centrale deel van het venster van de Importer. Klik op de knop voor weergave op het volledige scherm geheel rechts op de transportbalk voor een voorbeeld op het volledige monitorscherm.
controleren – en indien nodig vervangen – zonder dat hierbij ander werk verloren gaat. • Teller: De teller toont de huidige positie binnen de animatie in uren, minuten, seconden en frames. De tellerwaarde is afhankelijk van het aantal frames dat u hebt opgenomen en de animatiesnelheid in frames per seconde. De pijlknoppen omhoog en omlaag, links naast de teller, bieden u de mogelijkheid uw animatie stap voor stap te bekijken.
De animatie importeren Wanneer u alle gewenste frames aan uw animatie hebt toegevoegd, klikt u op de knop Importeren starten. De Importer voegt uw geanimeerde film, en/of de individuele frames die u hebt opgeslagen, toe aan de desbetreffende delen van de bibliotheek. Snapshot De Snapshot-functie van de Importer wordt gebruikt om individuele frames (stilstaande beelden) op te nemen van camera's of spelers die op het systeem zijn aangesloten.
Als u een beeld wilt opnemen zodra het verschijnt, klikt u op de knop Frame opnemen. Een thumbnail van het opgenomen frame wordt toegevoegd aan de Beeldbalk onderaan het venster.
Snapshots opnemen in de Importer. Tijdens het bekijken van de voorbeeldweergave van live of opgenomen video in het centrale deel van het venster, gebruikt u de knop Frame opnemen om stilstaande beelden op te nemen. De opgenomen frames komen op de Beeldbalk onderaan het venster te staan; zodra u op de knop Importeren starten klikt, worden ze overgebracht naar bibliotheek. Neem het gewenste aantal extra frames op. De Importer voegt de frames één voor één toe aan de verzameling op de Beeldbalk.
de videobron naar het opgenomen bestand en wordt de indicator Bestand geactiveerd. U kunt de indicator ook activeren door erop te klikken. Klik op de indicator Bestand of een thumbnail op de Beeldbalk om de opgenomen beelden te bekijken. Hier is er op thumbnail 5 geklikt en staat de muisaanwijzer op het prullenbakpictogram om deze thumbnail te verwijderen. De dikke streep rechts naast de geselecteerde thumbnail geeft aan waar de thumbnail van het volgende opgenomen frame wordt ingevoegd.
Hoofdstuk 11: De Exporter Een van de mooie dingen van digitale video is het grote, steeds verder toenemende aantal apparaten dat er gebruik van maakt. In Studio kunt u versies van uw film maken voor elk videoapparaat dat uw publiek gebruikt, van handheld DivX-spelers en mobiele telefoons tot HDTV-thuisbioscopen. Als u klaar met het bewerken van uw project, opent u de Exporter via de knop Exporteren bovenaan het scherm.
De Exporter Met de knoppen linksboven stelt u het exportdoel in op Bestand, Schijf, Cloud (het internet) of (draagbaar) Apparaat. Met andere knoppen stelt u naar wens de uitvoeropties in voor het gekozen uitvoertype. De naam van het project wordt boven de player weergegeven, terwijl het paneel eronder de momenteel geselecteerde uitvoerindeling weergeeft. Selecteer eerst een van de knoppen Bestand, Schijf, Cloud of Apparaat om het mediatype van uw voltooide project in te stellen.
Cloud maakt een bestand om te uploaden naar een cloudgebaseerde serviceprovider, waar u kunt beslissen of u uw publiek wilt beperken tot een paar goede vrienden of uw project met de wereld wilt delen. Zie “Uitvoeren naar cloud” op pagina 385. Apparaat maakt een bestand dat kan worden weergegeven vanaf uw draagbare filmspeler, mobiele telefoon, tabletcomputer of vergelijkbaar apparaat. Zie “Uitvoeren naar een apparaat” op pagina 390.
Uw film voorbereiden voor uitvoer Uw film is meestal pas na enkele voorbewerkingen volledig gereed voor uitvoer. In het algemeen moet Pinnacle Studio overgangen, titels, schijfmenu's en video-effecten ‘renderen’ (videoframes genereren in de uitvoerindeling) die u aan uw film hebt toegevoegd. Alle bestanden die tijdens het renderen worden gegenereerd, worden opgeslagen in de map voor hulpbestanden, waarvan u de locatie kunt instellen in het applicatie-instellingen-venster.
Uitvoer naar schijf of geheugenkaart Studio kan films rechtstreeks overzetten naar DVD- en Blu-ray-schijven als de noodzakelijke hardware voor het branden van schijven op uw systeem beschikbaar is. Of u nu wel of geen schijfbrander hebt, Studio kan ook een ‘schijfimage’ – een set bestanden met dezelfde informatie die anders op de schijf zouden worden gebrand – maken in een map op uw harde schijf. U kunt de image daarna op een schijf branden of overdragen naar een Flash-geheugenkaart.
Uw Blu-ray-schijven of dvd-schijven in AVCHD-formaat kunt u afspelen: • Op de Panasonic DMP-BD10, de Playstation 3 en andere Blu-rayspelers (niet alle spelers ondersteunen het AVCHD-formaat, maar de meeste wel). • Op een computer met een Blu-ray-station en geschikte afspeelsoftware. SD-kaart, geheugenstick en ingebouwde media AVCHD 2.0-schijfstructuren kunnen naar Flash-geheugenkaarten, zoals SD-kaarten of geheugensticks, worden geschreven, of zelfs naar apparaten met ingebouwde mediaondersteuning (bijv.
Een multistream 3D-project kan worden geëxporteerd in AVCHD 2.0indeling naar een Flash-geheugenkaart, zoals een SD-kaart, geheugenstick of ingebouwde mediaopslag. Een multistream project exporteren. Uw film uitvoeren Studio maakt uw schijf of schijfimage in drie stappen. 1 Eerst moet de hele film worden gerenderd om de MPEGgecodeerde informatie te genereren die op schijf moet worden opgeslagen. 2 Daarna moet de schijf worden gecompileerd.
De cirkel toont een samenvatting van uw schijfgebruik. Hij geeft bovendien een schatting van de tijd die de film op uw beschrijfbare schijf in beslag zal nemen. Gebruik de knop map om de hardeschijflocatie te wijzigen die Studio gebruikt voor het opslaan van hulpbestanden. Als u een schijfimage maakt, wordt die in die map opgeslagen. De vervolgkeuzelijst onderaan geeft de schijfbrander aan die wordt gebruikt als er meerdere beschikbaar zijn.
Beeld maken om de identieke stappen uit te voeren met uitzondering van het branden. 4 Zodra Studio klaar is met branden, wordt de schijf uitgeworpen. 5 Als u een eerder gemaakte image wilt branden, klikt u op de knop Beeld branden.
• Afbeeldingssequentie • MOV • MPEG-1 • MPEG-2 • MPEG-4 • MTS • *Real Media • Smart • Windows Media • XAVC * Alleen ondersteund in 32-bits Kies het formaat dat overeenkomt met de behoefte van uw publiek en de details van de hardware waarmee de film wordt bekeken. De grootte van het uitvoerbestand is afhankelijk van zowel het bestandstype als de compressieparameters van het geselecteerde type.
Zodra u de uitvoeropties hebt bepaald, klikt u op de knop Bestand maken. Zodra u de uitvoeropties hebt bepaald, klikt u op de knop Exporteren starten. Er verschijnt nu een bestandsbrowser waarin u de naam en locatie voor het videobestand kunt aangeven. Wanneer u een film naar een bestand exporteert, worden uw exportinstellingen in de volgende vensters van de Exporter weergegeven.
Gereed voor weergave 3GP Pinnacle Studio kan films genereren in dit veelgebruikte bestandstype, waarbij u aangeeft of videocompressie MPEG-4 of H.263 en welke AMR-audiocompressie er wordt gebruikt. Het formaat is aangepast aan de relatief bescheiden reken- en opslagcapaciteiten van mobiele telefoons. De lijst met instellingen voor dit bestandstype biedt twee framegrootten per encoder. Kies Klein, met 176x144, of Zeer klein, met 128x96.
interviews en speeches zijn voorbeelden van situaties waarbij een audioversie zonder beeld wenselijk kan zijn. In Pinnacle Studio kunt u uw soundtrack opslaan in de bestandstypen wav (PCM), mp3 of mp2. Klik op de instelling die aan uw behoefte voldoet, of kies Aangepast en klik vervolgens op de knop Geavanceerd om het paneel Geavanceerde instellingen te openen. AVCHD/Blu-ray AVCHD/Blu-ray is de ‘transport stream’-versie van MPEG-2. Deze kan video met MPEG-2- of H264/AVC- compressie bevatten.
Klik op de instelling die aan uw behoefte voldoet, of kies Aangepast en klik vervolgens op de knop Geavanceerd om het paneel Geavanceerde instellingen te openen. AVI Hoewel het AVI-bestandstype voor digitale video breed wordt ondersteund, wordt de feitelijke codering en decodering van video- en audiogegevens in een AVI-bestand uitgevoerd door afzonderlijke codec-software. Studio levert een DV- en een MJPEG-codec.
Klik op de instelling die aan uw behoefte voldoet, of kies Aangepast en klik vervolgens op de knop Geavanceerd om het paneel Geavanceerde instellingen te openen. DivX Dit bestandstype, gebaseerd op MPEG-4-technologie voor videocompressie, is populair voor videobestanden die via internet worden verspreid. Het wordt tevens ondersteund door een reeks DivXcompatibele hardwareapparaten, van DVD-spelers tot draagbare en handheld apparaten.
Klik op de instelling die aan uw behoefte voldoet, of kies Aangepast en klik vervolgens op de knop Geavanceerd om het paneel Geavanceerde instellingen te openen. DivX Plus HD Dit bestandstype, gebaseerd op H264-technologie voor videocompressie, is populair voor HD-bestanden die via internet worden verspreid. Klik op de kwaliteitsinstelling die aan uw behoefte voldoet, of kies Aangepast en klik vervolgens op de knop Geavanceerd om het paneel Geavanceerde instellingen te openen.
Klik op de kwaliteitsinstelling die aan uw behoefte voldoet, of kies Aangepast en klik vervolgens op de knop Geavanceerd om het paneel Geavanceerde instellingen te openen. Afbeelding Een frame van uw videoproject kan worden geëxporteerd als een afbeelding, JPG, TIF of Aangepast. Als u de optie Aangepast selecteert, gebruikt u de optie Geavanceerd om het paneel Geavanceerde instellingen te openen.
Afbeeldingssequentie Een gedeelte van uw videoproject kan worden geëxporteerd als een reeks afbeeldingen, een per frame. De geselecteerde video moet ten minste een seconde lang zijn. Elke seconde van de video genereert tussen 25 en 60 afbeeldingen, afhankelijk van de framesnelheid. De afbeeldingen kunnen de indeling TIF, JPG, TGA of BMP hebben, in diverse grootten. Als het project in stereoscopisch 3D is, worden S3Dindelingen geboden voor uitvoer. MOV-video Dit is de QuickTime-bestandsindeling.
De instellingen bieden een reeks opties voor grootten en codering. MPEG MPEG-1 is de originele MPEG-bestandsindeling. MPEG-1videocompressie wordt gebruikt voor VideoCD’s, maar voor andere toepassingen hebben nieuwere standaarden het overgenomen. MPEG-2 is de opvolger van het bestandstype MPEG-1. Terwijl het MPEG-1-bestandstype wordt ondersteund op alle pc’s met Windows 95 en later, kunnen MPEG-2- en MPEG-4-bestanden alleen worden afgespeeld op pc’s waarop de juiste decodeersoftware is geïnstalleerd.
MPEG-4 is nog een bestandstype uit de MPEG-reeks. en biedt een beeldkwaliteit die vergelijkbaar is met die van MPEG-2, maar dan met een nog grotere compressie. Het bestandstype is met name geschikt voor gebruik op internet. Twee van de MPEG-4-instellingen (QCIF en QSIF) maken ‘kwartframe’ video voor mobiele telefoons; twee andere (CIF en SIF) maken ‘volledig frame’ video geschikt voor handheld apparaten.
Aangepaste instellingen: Bij alle MPEG-varianten kunt u met Aangepast de filmuitvoer in detail configureren door te klikken op de knop Geavanceerd om het paneel Geavanceerde instellingen te openen. Real Media Real Media-filmbestanden zijn ontworpen voor weergave op internet. Real Media-films kunnen overal ter wereld worden afgespeeld door gebruikers met RealNetworks® RealPlayer®-software, gratis te downloaden vanaf www.real.com.
Klik op de knop Geavanceerd om uw uitvoer te configureren met het paneel Geavanceerde instellingen. Windows Media Het bestandstype Windows Media is eveneens ontworpen voor streaming-weergave op internet. De bestanden kunnen worden afgespeeld op alle computers waarop de Windows Media Player – een gratis programma van Microsoft – is geïnstalleerd. Klik op de knop Geavanceerd om uw uitvoer te configureren met het paneel Geavanceerde instellingen.
Uitvoeren naar cloud Met de Pinnacle Studio Exporter kunt u uw filmcreaties delen met uw sociale netwerk op Facebook, met uw zakelijke contacten op Vimeo en met misschien wel de hele wereld op YouTube. Wanneer u uw media en projecten opslaat in de cloud, kunt u deze ook openen op uw smartphone of tablet, en kunt u ze eenvoudig overdragen tussen computers voor samenwerking en gemakkelijke toegang.
Wanneer u naar de cloud, Facebook, Vimeo of YouTube uploadt, is de enige beschikbare actie binnen de Exporter zelf 'Publiceren'. U kunt instellingen kiezen, nadat u zich heeft aangemeld bij de serviceprovider. Nadat u een provider voor het delen heeft geselecteerd, klikt u op de knop Publiceren starten onder aan het Studio Exporter-venster. Als u zich nog niet heeft aangemeld op de site van de provider, wordt een aanmeldingspagina weergegeven.
Facebook Nadat u zich heeft aangemeld bij uw Facebook-account, kunt u een nieuwe Titel of Beschrijving invoeren voor uw film en instellingen voor de Indeling en Privacy selecteren in de vervolgkeuzemenu's. Privacyinstellingen Gebruik de knop Start onder aan het Studio Exporter-venster om uw project te renderen en uploaden. Vimeo Nadat u zich heeft aangemeld bij uw Vimeo-account, kunt u de Titel, Beschrijving en Tags van de film wijzigen. Kies de Indeling van uw voorkeur in het vervolgkeuzemenu.
De kwaliteit instellen op HD (1080p). Wanneer u klaar bent, klikt u op de knop Start onder aan het venster om uw project te renderen en uploaden. YouTube Nadat u zich heeft aangemeld bij uw YouTube-account, kunt u een nieuwe Titel, Beschrijving of nieuwe Tags invoeren. Kies uw instellingen voor Categorie en Privacy in de vervolgkeuzemenu's.
Tags toevoegen. Als de instellingen naar wens zijn, klikt u op de knop Start onder aan het venster om uw bestand te renderen en uploaden. Na het uploaden Wanneer de upload voltooid is, heeft u de optie om een webbrowser te openen om uw creatie te bekijken of om terug te gaan naar Studio. Voor Facebook, YouTube en Vimeo moet uw bestand worden verwerkt voordat het online kan worden weergegeven, en is dus mogelijk niet meteen beschikbaar.
Uitvoeren naar een apparaat Studio kan filmbestanden maken die compatibel zijn met de volgende lijst apparaten: • Apple • Microsoft Xbox en Xbox One • Nintendo Wii • Sony PS3 en PS4 • Sony PSP Als u een stereoscopisch 3D-project exporteert, worden de 3Dindelingen geboden die compatibel zijn met het geselecteerde apparaat. Apple Studio ondersteunt de export van bestanden die compatibel zijn met populaire Apple-apparaten zoals iPod, iPhone en iPad, alsook met Apple TV.
videocompressietechnologie. De combinatie van krachtige compressie met een klein 320x240 beeldformaat produceert zeer kleine uitvoerbestanden in vergelijking met de uitgebreidere formaten. De drie kwaliteitsinstellingen selecteren verschillende gegevenssnelheden en bieden ieder een andere balans van kwaliteit en bestandsgrootte. Apple TV- en iPad-compatibele bestanden zijn gebaseerd op H.264videocompressiestandaard. De uitvoerframegrootte is 960x540 voor Apple TV (1G) of 720p (latere generaties).
Sony PS3 en PS4 U kunt bestanden exporteren naar uw PlayStation 3 door het exporttype Sony PS3 of Sony PS4 te selecteren. Studio ondersteunt tevens de volgende bestandsindelingen: Volledige grootte, in DivXbestandsindeling bij 720 x 400 en HD 1080/60i. Sony PSP Met Studio kunt u bestanden exporteren die compatibel zijn met de populaire Sony PlayStation Portable-apparaten. Uitvoerbestanden zijn gebaseerd op MPEG-4-videocompressietechnologie.
Net als bij het iPod-compatibele type, produceert de combinatie van krachtige compressie met een klein 320x240 beeldformaat zeer kleine uitvoerbestanden in vergelijking met andere formaten.
394 Handleiding voor Pinnacle Studio
Hoofdstuk 12: Instellingen Het centrale configuratievenster van Pinnacle Studio wordt het controlepaneel genoemd. (Dit geldt alleen voor instellingen van Pinnacle Studio. Het Configuratiescherm van Microsoft Windows heeft hier niets mee te maken.) Om te beginnen selecteert u Instellingen > Controlepaneel in het hoofdmenu van Pinnacle Studio. Wanneer het controlepaneel verschijnt, kiest u een pagina uit de directory aan de linkerkant van het venster.
Geanalyseerde mappen Geanalyseerde mappen zijn mappen op de harde schijf of een ander opslagmedium die door Pinnacle Studio worden “geanalyseerd”. Wanneer de inhoud van een geanalyseerde map verandert, wordt de bibliotheek automatisch bijgewerkt. U kunt zoveel geanalyseerde mappen maken als u wilt en deze optioneel instellen om alleen op één mediatype te worden gecontroleerd (video, afbeelding of audio), in plaats van alle drie, de standaardinstelling.
Exporteren en Voorbeeld Deze instellingen zijn van invloed op de voorstelling/weergave van video. Kwaliteit: Deze opties bepalen de kwaliteit waarmee voorbeelden van video in de hele toepassing worden weergegeven. • Beste kwaliteit: Geeft voorbeelden weer in volledige resolutie, dat wil zeggen de resolutie waarin ook wordt geëxporteerd. Met deze optie kunnen op langzamere systemen gedropte frames optreden.
aantal computerbewerkingen dat is vereist om de gebruikte effecten en overgangen voor te bereiden, en van de waarde van de optimalisatiedrempel. Als deze waarde helemaal op Agressief is ingesteld, rendert Pinnacle Studio alle overgangen, titels, schijfmenu's en effecten, zelfs wanneer de uitvoer vooraf kan worden bekeken; dit kan het afspelen aanzienlijk vertragen.
• Computers met een recente Intel CPU met de Intel Quick Sync Video-functie kunnen deze gebruiken voor snelle decodering en codering van H.264- en H.264 MVC-materiaal. Het type hardwareversnelling kiezen 1 Kies Instellingen > Controlepaneel > Exporteren en Voorbeeld. 2 Kies in het gedeelte Hardwareversnelling een optie in de vervolgkeuzelijst Type. Opties voor hardwareversnelling.
• Naast elkaar: In de voorbeeldmodus Naast elkaar kunt u de individuele 2D-beelden voor beide kanten tegelijkertijd controleren. • Differentiaal: In plaats van de beeldinhoud zelf, worden de verschillen tussen de linker- en rechterframes weergegeven. Identieke gebieden worden als neutraal grijs weergegeven. • Dambord: Weergaven voor rechter- en linkeroog worden afwisselend weergegeven in aangrenzende cellen van een 16x9 raster.
Mapopties: Hier kunt u de standaard opslaglocaties voor media en projecten weergeven of instellen die fysiek worden gekopieerd tijdens het importeren; dat is niet het geval bij gekoppelde imports, waaronder de functie Snelle import van de bibliotheek, waarbij alleen wordt gekoppeld aan bestaande bestanden zonder dat deze worden verplaatst.
• Vandaag: De geïmporteerde bestanden gaan naar een submap met als naam de huidige datum, in de volgorde “2012-10-25”. • Creatiedatum: Alle geïmporteerde bestanden worden opgeslagen in een submap met de naam van de creatiedatum van de media, in dezelfde volgorde als hierboven. Wanneer meerdere mediaitems worden geïmporteerd in één importbewerking, kunnen meerdere mappen worden gecreëerd of bijgewerkt. • Huidige maand: Dit is hetzelfde als de optie Vandaag, maar zonder het daggedeelte, bijv. “2012-10”.
Instellingenvenster voor toetsencombinaties. Zo voegt u een toetsencombinaties toe: 1 Selecteer de doelopdracht. 2 Klik in het bewerkingsvak Druk op sneltoets. 3 Druk op de toetsen voor de gewenste toetsencombinatie. Als de toetsencombinatie momenteel al in gebruik is, worden in de vervolgkeuzelijst Snelkoppeling gebruikt door de conflicterende opdrachten weergegeven. 4 Klik op de knop Toewijzen om de ingevoerde toetsencombinatie aan de geselecteerde opdracht toe te wijzen.
Tijdlijn > Track vergrendelen en Media-editor > Links roteren; welke wordt geactiveerd hangt af van welk deel van Pinnacle Studio u momenteel gebruikt. Zo verwijdert u een toetsencombinatie: 1 Selecteer de doelopdracht. 2 Kies de toetsencombinatie die u wilt verwijderen uit de vervolgkeuzelijst Snelkoppelingen voor geselecteerde opdracht. 3 Klik op de knop Verwijderen.
Standaardduur: Stel de standaardduur van titels, afbeeldingen en overgangen in wanneer ze voor het eerst naar de tijdlijn worden gebracht. (Eenmaal daar kan natuurlijk wel de cliplengte worden getrimd.) Liniaal zoomen: Wanneer deze optie is ingeschakeld, kunt u door middel van horizontaal slepen op de tijdliniaal in- en uitzoomen op de tijdlijn. In deze modus moet u rechtstreeks aan het scrubberhandvat slepen om de afspeelknop te scrubben of te verplaatsen.
• Project herstellen Deze map wordt gebruikt voor projectpakketten die zijn uitgepakt voor verdere werkzaamheden en voor projecten die zijn geïmporteerd uit Studio voor iPad. • Renderbestanden Deze map is voor de tijdelijke bestanden die worden geproduceerd tijdens het renderen van items waarvoor intensieve berekeningen vereist zijn, zoals video-effecten. De hier aangebrachte wijzigingen zijn alleen van toepassing op latere bestandsbewerkingen; bestaande bestanden blijven op hun huidige locatie staan.
Hoofdstuk 13: Het scherm vastleggen U kunt acties van de computer en muisbewegingen opnemen in video's met de functie Scherm vastleggen in Pinnacle Studio. U kunt zo in een paar eenvoudig stappen video's maken waarin u iets visueel duidelijk wilt maken. U kunt ook het opnamegebied definiëren om een bepaald gebied te benadrukken of stemmen integreren.
Basiskenmerken van de werkbalk Scherm vastleggen 2 1 3 4 Onderdeel Beschrijving 1 — Opnamekader Het gebied dat wordt vastgelegd. Dit omvat standaard het volledige scherm. 2 — Opnameknoppen De knoppen waarmee u het vastleggen van het scherm bestuurt. 3 — Afmetingen van opnamekader Het actieve programma dat wordt vastgelegd en de exacte afmetingen van het vast te leggen gebied in de vakken Breedte en Hoogte.
Uw video configureren 1 Klik op Instellingen. 2 Geef bij Bestandsinstellingen de volgende gegevens op: • Bestandsnaam — geef een bestandsnaam op voor het project. • Opslaan in — hier kunt u de locatie opgeven waar u het videobestand wilt opslaan. Note: Schermopnamen worden standaard opgeslagen in de map Documenten (...Documenten/Pinnacle Studio Screen Capture/ 18.0). Klik op om een nieuwe map toe te voegen en de locatie voor het opslaan van het bestand te wijzigen.
5 In Beheerinstellingen zijn de volgende opties beschikbaar: • Animatie muisklik — hiermee kunt u muisklikken opnemen in de schermopname. • Sneltoets F10/F11 inschakelen — hiermee worden de sneltoetsen voor schermopnamen in- en uitgeschakeld. Note: Als de sneltoetsen voor schermopnamen een conflict veroorzaken met het programma dat u wilt vastleggen, kunt u deze functie beter uitschakelen om de opname niet per ongeluk te stoppen of te pauzeren. 6 Kies bij Monitorinstellingen een weergaveapparaat.
4 Klik op Opname stoppen om de schermopname te voltooien. NB: De schermopname wordt toegevoegd aan de aangepaste map die u hebt opgegeven.
412 Handleiding voor Pinnacle Studio
Bijlage A: Problemen oplossen Voordat u problemen gaat oplossen, dient u eerst uw hardware en software te controleren. Werk uw software bij: Wij bevelen u aan de nieuwste updates voor de besturingssystemen voor Windows te installeren. Controleer uw hardware: Zorg ervoor dat alle geïnstalleerde hardware correct functioneert en dat de nieuwste stuurprogramma’s zijn geïnstalleerd en niet als zijnde defect zijn gemarkeerd onder Apparaatbeheer in Windows (zie onder).
verschijnt het dialoogvenster Systeemeigenschappen. De knop Apparaatbeheer staat in het linkervenster. Controleer of alle geïnstalleerde hardware normaal werkt en over de laatste stuurprogramma’s (drivers) beschikt. Controleer of er geen fouten worden gemeld in Apparaatbeheer (een geel uitroepteken geeft aan dat er een fout is). In het geval dat u een probleem met een driver niet zelf kunt oplossen, neemt u contact op met de fabrikant van het apparaat of uw computerwinkel voor assistentie.
dan de tekst die online is te vinden. Raadpleeg de online kennisdatabase voor de volledige tekst voor alle document-ID’s. Compatibiliteit met oudere inhoud Document-ID 384211 De meeste, maar niet alle, aanvullende creatieve inhoud van Pinnacle Studio 11 tot en met 15 kan direct in de huidige versie van Pinnacle Studio worden gebruikt, en hetzelfde geldt voor het aanbod van andere fabrikanten. Sommige inhoud is in het product zelf opgenomen.
Creative Pack Volume 1 Ondersteund – Inbegrepen in Pinnacle Studio Creative Pack Volume 2 Ondersteund* Creative Pack Volume 3 Ondersteund* Filmeffecten van NewBlue Ondersteund – Inbegrepen in Pinnacle Studio NewBlue Stabilizer Ondersteund – Inbegrepen in Pinnacle Studio NewBlue Video Essentials II Ondersteund – Inbegrepen in Pinnacle Studio NewBlue Video Essentials VI Ondersteund – Inbegrepen in Pinnacle Studio NewBlue Video Essentials VII Ondersteund – Inbegrepen in Pinnacle Studio Winter P
Studio 11 - ProDAD VitaScene Ondersteund – betaalde upgrade vereist Studio 12 - ProDAD VitaScene Ondersteund – betaalde upgrade vereist Studio 12 - Red Giant Magic Bullet Ondersteund* Looks Studio 14 - Red Giant Knoll Light Factory Ondersteund* Studio 14 - Red Giant ToonIt Ondersteund* Studio 14 - Red Giant Trapcode 3D Ondersteund* Stroke Studio 14 - Red Giant Trapcode Particular Ondersteund* Studio 14 - Red Giant Shine Ondersteund* eStore-inhoud van derden Ondersteuning BIAS SoundSoap V2 PE
eStore-inhoud van derden Ondersteuning Studio 17 - Red Giant Warp Ondersteund* ProDad Vitascene Ondersteund* ProDad Adorage Ondersteund* ProDad Adorage FX Pack 10 Ondersteund* ProDad Adorage FX Pack 11 Ondersteund* NewBlue Video Essentials I Ondersteund* NewBlue Video Essentials II Ondersteund* NewBlue Video Essentials III Ondersteund* proDAD Mercalli Ondersteund* Bonus dvd-plugins van derden Ondersteuning Bravo Studio 1, 2 & 3 Niet ondersteund BWPlugins 1, 2 & 3 Niet ondersteund D
Bonus dvd-plugins van derden Ondersteuning StageTools Moving Picture LE Niet ondersteund Vance Effects Niet ondersteund Algorithmix Niet ondersteund NewBlue Audio Enhancements 1 Niet ondersteund NewBlue Audio Essentials 1 Niet ondersteund NewBlue Audio Essentials 2 Niet ondersteund NewBlue Audio Essentials 3 Niet ondersteund NewBlue Audio Essentials 4 Niet ondersteund *Wordt mogelijk niet ondersteund in de 64-bitsversie van Pinnacle Studio.
• MovieBox Deluxe • DVC-90 • DVC-100 • DVC-101 • DVC-103 • DVC-107 • DVC-170 (geen 64-bitsstuurprogramma’s beschikbaar) • DVC-170 (geen 64-bitsstuurprogramma’s beschikbaar) PCI-gebaseerd • 700-PCI (Pinnacle Studio Deluxe 2) • 500-PCI (Pinnacle AV/DV) • Iedere 1394-kaart Niet-ondersteunde hardware De volgende lijst hardware is geleverd bij oudere versies van Studio en valt niet meer onder de garantie of wordt niet meer ondersteund.
Deze FAQ (veelgestelde vragen) bieden u informatie over de locatie van de serienummers van Pinnacle Studio en het gebruik van uw serienummer van een eerdere versie om Pinnacle Studio te activeren en te upgraden. Uw serienummer vinden Bij een product dat u hebt gedownload, wordt het serienummer weergegeven op de bevestigingspagina aan het einde van de bestelprocedure, en in de e-mail met de bevestiging die dan wordt verzonden.
Nadat u uw oude serienummer hebt gevonden, start u de installatie. Er verschijnt een venster voor het invoeren van zowel het nieuwe als het oude serienummer. Typ ze in de correcte vensters en klik op Volgende. Fouten of crashes tijdens installatie Document-ID 284219 Hier volgen tips voor het oplossen van problemen met fouten of crashes die kunnen optreden tijdens de installatie van Pinnacle Studio.
Ander optisch station: Veel systemen hebben twee optische stations; bijvoorbeeld een DVD-brander en een afzonderlijke DVD-lezer. Plaats de schijf die problemen veroorzaakt in het andere station en probeer het opnieuw. Start de computer opnieuw op: In sommige gevallen kan de installatie crashen als Windows Update wordt uitgevoerd. Als dit gebeurt, kunt u het systeem het beste opnieuw opstarten (zoals aangegeven door Windows) voordat u Studio opnieuw probeert te installeren.
Aanvullende stappen voor probleemoplossing: 1 Start de computer opnieuw op: Software die door onduidelijke oorzaak onstabiel is, kan vaak worden verholpen door het systeem opnieuw op te starten. Dit is bijna altijd een goed begin bij probleemoplossing. 2 Wacht een paar minuten: Als Pinnacle Studio nog steeds niet wordt gestart, wacht dan een paar minuten totdat het starten geheel is voltooid. Op sommige computers duurt het een tijdje voordat de startprocedure is voltooid.
paar programmatjes uit te proberen om te bepalen welk u het beste bevalt. U kunt ook Microsoft System Configuration Utility (msconfig), een onderdeel van Windows, gebruiken om opstartprogramma’s uit te schakelen. Wat u ook kiest, we raden u aan alle programma’s uit te schakelen om ze vervolgens één voor één weer in te schakelen totdat u het conflicterende programma hebt gevonden.
Geval 1: Pinnacle Studio crasht op willekeurige momenten. Er kan geen specifieke oorzaak voor de fout worden vastgesteld, maar het programma loopt regelmatig vast. Geval 2: Pinnacle Studio loopt vast na een handeling van de gebruiker, zoals een klik op een bepaalde tab of knop. De crash is voorspelbaar en consistent. Geval 3: Pinnacle Studio crasht herhaaldelijk wanneer u bepaalde combinaties van stappen uitvoert.
Renderen tijdens afspelen: Schakel deze optie uit als u merkt dat crash optreedt tijdens het bekijken van een voorbeeld. Sluit taken die op de achtergrond worden uitgevoerd Bij dit soort problemen is het belangrijk processen op de achtergrond af te sluiten voordat u Pinnacle Studio gebruikt. Op Windows-systemen worden veel ‘taken’ (softwareprogramma’s) op de achtergrond uitgevoerd, meestal zonder dat dit opvalt.
naam van de kaart om de fabrikant en de datum van het stuurprogramma te bepalen. Klik nu op de tab Stuurprogramma om alle informatie te bekijken, inclusief Fabrikant en Datum. Updates voor stuurprogramma’s worden vaak ter beschikking gesteld op de websites van de hardwarefabrikanten. Werk Windows bij Zorg ervoor dat u alle nieuwste beschikbare Windows-updates hebt geïnstalleerd. Optimaliseer de computerprestaties Windows biedt hiervoor een speciaal hulpprogramma. 1.
Pinnacle Studio verwijderen en opnieuw installeren Als de suggesties tot dusver niet helpen, is de installatie van Studio mogelijk beschadigd. Als dit het geval, dient u Pinnacle Studio te verwijderen en opnieuw te installeren. U kunt Pinnacle Studio verwijderen via het Configuratiescherm van Windows, door op Een programma verwijderen te klikken. Verwijder Pinnacle Studio. Zodra Pinnacle Studio is verwijderd, installeert u het programma opnieuw vanaf uw schijf of programmadownload.
Pinnacle Studio aan uw systeem stelt, kan instabiliteit aan het licht brengen die bij gewone toepassingen niet optreedt. U kunt het hulpprogramma voor systeeminformatie van Microsoft gebruiken om vast te stellen of de Windows-installatie onderdeel van het probleem is. Dit hulpprogramma houdt bij wanneer Windows crasht. Het hulpprogramma voor systeeminformatie gebruiken: 1 Typ in het Windows-dialoogvenster Uitvoeren (Windows-toets + R) de tekst Msinfo32 in het zoekvenster.
Om te bepalen of de fout aan een bepaald project is gerelateerd, maakt u een testproject en voegt u een paar scènes toe aan de tijdlijn van de video. Klik vervolgens op de tab of knop die de fout lijkt te veroorzaken. Als dit testproject niet crasht, dan betekent dit mogelijk dat het probleem met het actuele project te maken heeft en niet met Studio of uw systeem. Als het testproject vastloopt, neem dan contact op met de ondersteuning en geef details over de exacte foutmodus.
Als u een probleem hebt met DVD’s die in Studio zijn gemaakt en niet worden weergegeven, of leeg lijken te zijn, volg dan de onderstaande stappen om dit op te lossen. Andere afspeelproblemen komen elders aan bod in de kennisdatabase. • Als de video op uw schijf wordt afgespeeld, maar het geluid niet, lees dan document 222577, Schijven gebrand in Studio bevatten geen geluid.
brandprobleem in plaats van een afspeelprobleem. In dit geval volgt u de instructies in document 214533, Studio brandproblemen. 3 Als de schijf niet werkt in uw dvd-speler, probeer deze dan in de computer. De schijf moet kunnen worden afgespeeld met softwareprogramma voor het afspelen van DVD's zoals PowerDVD en WinDVD. DVD-weergave in Windows Media Player is afhankelijk van uw versie van Windows.
Het dialoogvenster Tijdlijn-instellingen wordt geopend. Controleer of de vervolgkeuzelijst Grootte op de juiste standaard is ingesteld is in het dialoogvenster Tijdlijn-instellingen. De instelling van Grootte controleren. U kunt de standaard videostandaard voor projecten ook instellen op de pagina Projectinstellingen van het dialoogvenster voor instellingen in Pinnacle Studio.
Bijlage B: Videografietips Iedereen die over enige basiskennis beschikt, kan goed videomateriaal vastleggen en op basis hiervan een interessante, spannende of informatieve film maken. U begint met een schetsmatig script of draaiboek en vervolgens gaat u de beelden vastleggen. Zelfs tijdens deze fase dient u al rekening te houden met de montagefase door ervoor te zorgen dat u een aantal goede shots hebt die een goede basis vormen.
camera-instellingen of gesproken teksten. De ambitieuze filmer kan een volledig script schrijven waarin iedere camerahoek in detail wordt beschreven, inclusief informatie over de lengte van de shots, de belichting en de rekwisieten. Titel: Jan op de kartbaan Nr. Instelling Tekst / Geluid Duur Datum 1 Gezicht van Jan met helm, camera zoomt uit “Jan rijdt vandaag zijn eerste rit ...” Geluid van motoren op de achtergrond. 11 sec din.
Montage Vanuit verschillende perspectieven Neem een belangrijke gebeurtenis – indien mogelijk - altijd op vanuit verschillende perspectieven en cameraposities. Bij de montage kan naderhand de beste instelling worden gekozen of gecombineerd. Maak bewust opnamen vanuit een ander perspectief (eerste de clown in de piste, maar ook de lachende toeschouwer, zoals de clown die ziet.) Interessante gebeurtenissen kunnen vaak ook achter de persoon plaatsvinden of de hoofdpersonen kunnen van achteren worden bekeken.
Complete handelingen Neem handelingen steeds volledig op. Dat vergemakkelijkt later de montage. Overgangen Het omgaan met het aspect tijd binnen een film vraagt enige oefening. Lang durende handelingen kunnen niet altijd volledig worden gefilmd en moeten binnen een film vaak sterk verkort worden weergegeven. Toch moet de handeling logisch blijven en mogen lassen niet zonder meer worden opgemerkt. Hiervoor worden overgangen gebruikt.
Externe overgangen tonen iets anders dan de handelingen. Tijdens een shot in het gemeentehuis tijdens een trouwceremonie, kunt u bijvoorbeeld een andere ruimte laten zien waar op dat moment een verrassing in gereedheid wordt gebracht. Overgangen moeten de boodschap van de film onderstrepen en dienen altijd in de situatie te passen om verwarring te voorkomen en niet af te leiden van de daadwerkelijke verhaallijn.
Ritme in de montage Het tempo waarin de verschillende formaten wisselen, beïnvloedt de zeggingskracht en de stemming van de film. Het weglaten van een verwacht beeld manipuleert de zeggingskracht van een film net zo goed als de lengte van de opname. Voorkom beeldsprongen Dezelfde beelden direct na elkaar gemonteerd, geven mogelijk beeldsprongen. Dezelfde persoon bevindt zich dan weer in de linker beeldhelft, dan weer in de rechter beeldhelft of wordt een keer met en dan weer zonder bril getoond.
• Perspectief wisselen bij opnamen van gebouwen. Laat bij opnamen die wat betreft soort en grootte op elkaar lijken, de beelddiagonalen afwisselend van rechtsvoor naar linksachter en omgekeerd verlopen. • Montages aanbrengen in bewegingen van personen. De toeschouwer wordt afgeleid door de lopende beweging en merkt de montage bijna niet. D.w.z.: in het midden van de beweging kan naar een overzichtopname worden overgestapt. • Gebruik harmonische montages en geen beeldsprongen.
Parallelle montage Er worden twee handelingen parallel getoond. Er wordt heen en weer gesprongen tussen twee handelingen en de beelden worden naar het einde toe steeds korter. Zo kan de spanning naar een hoogtepunt worden opgebouwd. Voorbeeld: twee verschillende auto’s rijden vanuit verschillende richting met hoge snelheid op het zelfde kruispunt af. Contrastmontage Onverwachte en zeer verschillende beelden worden bewust bij elkaar gemonteerd om de toeschouwer een contrast duidelijk te maken.
aardbol, een gele regenjas en een gele bloem, een parachutespringer en een omlaag dwarrelende veer. Geluid toevoegen Geluid toevoegen is een kunst, maar een kunst die geleerd kan worden. Het is zeker niet gemakkelijk het bijbehorende commentaar op het juiste punt te geven, maar kort en informatief commentaar is een grote hulp voor de toeschouwer. Het ingesproken commentaar moet natuurlijk en vertellend zijn.
Passende muziek kiezen Passende muziek geeft de film een laatste professionele afwerking en kan de zeggingskracht van een video krachtig benadrukken. De gekozen muziek moet echter op de boodschap van de film worden afgestemd. Soms is dit een tijdrovende aangelegenheid en een uitdaging die zeker de moeite waard is. En eenmaal geslaagd wordt dit door de toeschouwer zeer gewaardeerd. Titel Titels moeten informatief zijn, de inhoud beschrijven en de belangstelling wekken.
Tijd op het scherm Als vuistregel moet een lang genoeg worden weergegeven om twee keer gelezen te kunnen worden. Hanteer een tijdsduur van ongeveer drie seconden voor een titel van tien letters. Voor iedere vijf extra letters dient u de weergavetijd met een seconde te verlengen. “Gevonden” titels Behalve aftiteling bieden natuurlijke titels als wegbewijzering, straatnaambordjes of voorpagina’s van lokale kranten vaak interessante mogelijkheden.
446 Handleiding voor Pinnacle Studio
Bijlage C: Woordenlijst De lijst met multimediaterminologie bevat computer- en videotermen. De belangrijkste termen worden hieronder gedefinieerd. 720p: Een high-definition (HD) videoformaat met een resolutie van 1280x720 en progressieve (non-interlaced) frames. 1081i: Een high-definition (HD) videoformaat met een resolutie van 1440x1080 en interlaced frames. ActiveMovie: Software-interface van Microsoft voor het bedienen van multimedia-apparatuur onder Windows.
bijwerken van de randen met pixels van dezelfde kleur tussen de rand en de achtergrond, waardoor de overgang minder duidelijk is. Bij een andere methode voor anti-aliasing wordt weergaveapparatuur met een hogere resolutie gebruikt. Hoogte-breedteverhouding: Dit is de verhouding tussen de breedte en de hoogte in een afbeelding. Wanneer de hoogte-/breedteverhouding wordt gefixeerd, zal bij een wijziging van de ene waarde ook automatisch de andere worden aangepast.
• 16-bit: 65.536 kleuren mogelijk. • 24-bit: ongeveer 16,7 miljoen kleuren mogelijk. Bitmap: Een beeld bestaat uit een verzameling beeldpunten of pixels die in regels worden geordend. Zie Pixel. Zwarte band: Methode van bandvoorbereiding voor insertmontage, waarbij op de hele videoband zwart wordt opgenomen en waarmee een doorlopend stuurspoor wordt aangelegd. Wanneer het opnameapparaat de tijdcode ondersteunt, wordt tegelijkertijd een doorlopende tijdcode opgenomen (ook wel aangeduid als striping).
Klembord: Een tijdelijke geheugenfunctie waartoe alle Windowsprogramma’s toegang hebben om data gedurende het knippen, kopiëren en plakken vast te houden. Bij het opnemen van nieuwe data op het klembord gaan de oude meteen verloren. Afgesloten GOP: & GOP Codec: Samentrekking van de twee woorden compressor/ decompressor – een algoritme dat beeldgegevens comprimeert (inpakt) en decomprimeert (uitpakt). Codecs kunnen in elke willekeurige software of hardware worden geïmplementeerd.
mm zijn videoformaten die samengestelde ('composiet') videosignalen kunnen opnemen en weergeven. Compressie: Methode voor het verkleinen van bestanden op een gegevensdrager. Er zijn twee soorten compressie: de ene met en de andere zonder verlies. Bestanden die met de methode zonder verlies worden gecomprimeerd, kunnen zonder dat het origineel wordt veranderd, weer worden hersteld.
DirectMedia: Systeemuitbreiding van Microsoft voor multimediatoepassingen onder Windows. Zie ActiveMovie. DirectX: Een verzameling van diverse door Microsoft voor Windows 95 ontwikkelde systeemuitbreidingen om video- en gameversnelling mogelijk te maken. Oplossen: Een effect waarbij de video langzaam van de ene scène in de volgende overgaat. Dithering: Door het gebruik van kleurpatronen wordt het aantal kleuren voor het oog kunstmatig vergroot. Decibel (dB): Een meeteenheid voor geluidsvolume.
ECP: Afkorting voor Enhanced Compatible Port. Maakt versnelde bidirectionele gegevensoverdracht mogelijk via de parallelle interface. Zie EPP. Edit Decision List (EDL): Een lijst clips en effecten in een bepaalde volgorde die wordt opgenomen op uw uitvoerschijf of -bestand. In Studio kunt u uw eigen ‘edit decision list’ maken en bewerken door clips toe te voegen, te verwijderen en de volgorde van clips en effecten in de Film-editor en de Schijf-editor aan te passen.
FireWire: Merkaanduiding van het seriële dataprotocol IEEE-1394 van Apple. Veld: Een frame met interlaced video bestaat uit horizontale lijnen en is verdeeld in twee velden. De oneven lijnen in het frame zijn Veld 1; de even lijnen zijn Veld 2. Beeldfrequentie: De framesnelheid bepaalt hoeveel frames van een videosequentie per seconde worden afgespeeld. De framesnelheid voor NTSC-video is 30 beelden per seconde. De framesnelheid voor PAL-video is 25 beelden per seconde.
HD: High Definition-video. De meeste HD-formaten hebben een resolutie van ofwel 1920x1080 ofwel 1280x720. Er bestaat een substantieel verschil tussen 1080 en 720: het grotere type gebruikt 2,25 pixels meer per frame. Dit verschil zorgt ervoor dat de systeemeisen voor het verwerken van 1080-inhoud wat betreft coderingstijd, decoderingssnelheid en opslag aanzienlijk stijgen. De 720-formaten zijn allemaal progressief. Het 1080-formaat is een combinatie van progressieve en interlaced frametypen.
beeldschermadapters (5-5-5), waarmee maximaal 32.768 kleuren kunnen worden weergegeven. Zie Bit. Huffman-codering: Een techniek die wordt gebruikt bij JPEG en andere methoden voor gegevenscompressie: aan frequent optredende waarden wordt een korte code toegewezen en aan zeldzame waarden een lange code. IDE: Afkorting van Integrated Device Electronics, een interface voor harde schijven die alle voor het station benodigde stuurelementen op het station zelf ter beschikking stelt.
beelden worden afwisselend weergegeven om een samengevoegd beeld te kunnen weergeven. Om en om: Een indeling van audio en video voor de verbetering van een soepelere weergave en synchronisatie of comprimering. Het standaard AVI-formaat behoudt steeds dezelfde afstand bij audio en video. I/O: Afkorting voor Input/Output (= ingang/uitgang) IRQ: Afkorting voor Interrupt Request. Onderbreking van een lopend proces van de computer, zodat beheer- of achtergrondtaken kunnen worden uitgevoerd.
LPT: Zie Parallelle interface. Luminantie: Zie Helderheid. M1V: (bestandsextensie voor) een MPEG-bestand dat uitsluitend videogegevens bevat. Mbyte (ook MB): Een Mbyte (megabyte) komt overeen met 1024 Kbytes – 1024 x 1024 bytes. Beginmarkering/Eindmarkering: Bij videobewerking verwijzen deze markeringen naar de begin- en eindtijdcodes waarmee de delen van de clips worden aangeduid die in een project worden opgenomen. MCI: Afkorting voor Media Control Interface.
MPG: (bestandsextensie voor) een MPEG-bestand dat zowel video- als audiogegevens bevat. MPV: (bestandsextensie voor) een MPEG-bestand dat uitsluitend videogegevens bevat. Non-interlaced: De methode van beeldopbouw: non-interlaced (progressief) betekent de volledige beeldmethode waarbij een beeld compleet, d.w.z. zonder regelsprongen wordt gemaakt. Een noninterlaced beeld (de meeste computermonitors) flikkert duidelijk minder dan een interlaced opgebouwd beeld (de meeste televisies).
Poort: Elektrisch overdrachtspunt voor audio, video, besturingsgegevens of andere gegevens tussen twee apparaten. Zie Seriële interface, Parallelle interface. Primaire kleuren: De kleuren die de basis vormen van het RGBkleurenmodel: rood, groen en blauw. Met behulp van deze primaire kleuren kunnen de meeste andere op een computerscherm worden weergegeven. QSIF: Afkorting voor Quarter Standard Image Format. Een MPEG-1formaat met een resolutie van 176 x 144 onder PAL and 176 x 120 onder NTSC. Zie MPEG, SIF.
ROM: Afkorting van Read Only Memory: Geheugenchip die na programmering gegevens behoudt zonder stroomvoorziening. Zie EPROM. Run Length Encoding (RLE): Een techniek die onderdeel is van een groot aantal beeldcompressiemethoden, waaronder JPEG. Op elkaar volgende waarden worden niet afzonderlijk maar met een teller opgeslagen die aangeeft hoe vaak er de waarde achter elkaar voorkomt – de lengte van een 'run'. Schalen: Aanpassen aan de gewenste beeldgrootte.
weergegeven, kan de illusie van een video met bewegende beelden worden gecreëerd. Softwarecodec: Methode voor het maken van gecomprimeerde digitale videosequenties die zonder extra hardware kunnen worden afgespeeld. De kwaliteit van deze sequenties is sterk afhankelijk van de prestatie van het gehele systeem. Zie Codec, Hardwarecodec. Still-video: Methode voor het maken van stilstaande beelden ('bevroren beelden') uit videoclips.
uit van de film- en videotaal. Ze kunnen kort en bondig, en vaak heel subtiel, het verstrijken van de tijd en veranderingen van gezichtspunt overbrengen. TrueColor: De naam geeft aan dat het om een beeld gaat met voldoende kleurenresolutie om het 'levensecht' te laten lijken. In de praktijk verwijst een TrueColor naar een 24-bits RGB-kleur. Hierbij zijn ongeveer 16,7 miljoen combinaties van de basiskleuren rood, groen en blauw mogelijk. Zie Bit, HiColor.
Video-encoder: Zet analoge signalen om in digitale informatie. Video voor Windows: Met deze systeemuitbreiding van Microsoft Windows kunnen digitale videosequenties worden opgenomen in bestanden op een harde schijf en vervolgens worden afgespeeld. Videoscansnelheid: Frequentie waarmee het videosignaal wordt gescand om de beeldpunten weer terug te krijgen. Een hogere videoscansnelheid heeft een hogere beeldkwaliteit en een hogere mate aan vervormingsvrijheid tot gevolg.
Bijlage D: Toetsencombinaties In de onderstaande tabellen vindt u de standaardtoetsencombinaties voor Pinnacle Studio. U kunt toetsen afzonderlijk opnieuw toewijzen in Instellingen. U kunt de standaardinstellingen ook hier herstellen, afzonderlijk of voor alle sneltoetsen tegelijk. Zie “Toetsenbord” op pagina 402 voor meer informatie. De termen Links, Rechts, Omhoog en Omlaag in deze tabellen verwijzen naar de pijltoetsen.
Algemene toetsencombinaties Ctrl+A Alles selecteren Shift+Ctrl+A Alles deselecteren Ctrl+C Kopiëren naar klembord Ctrl+V Plakken van klembord Ctrl+X Naar klembord knippen End Naar einde gaan Home Naar begin gaan Alt+Enter Afspelen op volledig scherm Esc Weergave op volledig scherm sluiten, of paneel sluiten Verwijderen Verwijderen zonder kopiëren naar klembord Dubbelklikken Geschikte editor openen (Media, Titel, Project, Montage etc.
Bibliotheek Links Map inklappen in boomstructuur Pijltoetsen Omhoog, omlaag, links, rechts navigeren Verwijderen Geselecteerde clip en / of media verwijderen F7 Tagging-interface weergeven / verbergen Afspelen en transporteren Spatiebalk Afspelen en pauzeren Shift+Spatiebalk Weergave in loop Alt+Enter Afspelen op volledig scherm Esc Weergave op volledig scherm sluiten Alt+Klik Afspelen in thumbnail J Snel terug (druk meerdere keren voor snellere weergave) K (of Shift K) Afspelen pauzere
Afspelen en transporteren D (of Page up) (of Ctrl+Links) Terug springen naar cut F (of Page down) (of Ctrl+Rechts) Vooruit springen naar cut Ctrl+I Naar markering in springen Ctrl+O Naar markering uit springen .
Filminterface E (of Home) Naar begin gaan R (of End) Naar einde gaan P Magnetisch klappen in- en uitschakelen ; (puntkomma) Clip(s) splitsen op scrubber-positie M Markering toevoegen/verwijderen . (punt) Naar volgende markering springen , (komma) Naar vorige markering springen Ctrl+.
Filminterface Alt Voor tegenovergestelde werking bij bewerken op de tijdlijn (invoegen/ overschrijven) T Trimmodus aan/uit Rechts 1 frame rechts trimmen (met trimmen geopend) Links 1 frame links trimmen (met trimmen geopend) Shift+ Rechts 10 frames rechts trimmen (met trimmen geopend) Shift+ Links 10 frames links trimmen (met trimmen geopend) Ctrl+Klik op trim Tweede trimpunt op hetzelfde spoor toevoegen Shift+Klik op trim Vergelijkbaar trimpunt op alle sporen openen Tab Geopende trimpunten
Titel-editor Shift+Links Tekenselectie links uitklappen Shift+Rechts Tekenselectie rechts uitklappen Shift+Ctrl+Links Zelfde als Shift+Links (uitklappen per woord) Shift+Ctrl+Rechts Zelfde als Shift+Rechts (uitklappen per woord) Ctrl+B Vet in- en uitschakelen Ctrl+I Cursief in- en uitschakelen Ctrl+U Onderstrepen in- en uitschakelen Ctrl+A Alles selecteren Ctrl+D Alles deselecteren Spatiebalk Wanneer tijdlijngedeelte is geselecteerd: Weergave starten en stoppen Bijlage D: Toetsencombinat
472 Handleiding voor Pinnacle Studio
Bijlage E: Installatiebeheer Pinnacle Studio Installatiebeheer is verantwoordelijk voor de installatie van Pinnacle Studio en eventuele extra inhoud die bij uw aanschaf van de toepassing is opgenomen. Voordat u begint Voor een probleemloze installatie van Pinnacle Studio zijn enkele voorbereidingen raadzaam. Bevestig dat uw computer voldoet aan de minimale systeemvereisten voor het product. Sommige bewerkingen, zoals AVCHD-codering, hebben striktere vereisten.
Installatie van upgrade Als een in aanmerking komende eerdere versie van de software momenteel op de computer is geïnstalleerd, wordt deze versie automatisch door Installatiebeheer gedetecteerd en wordt de upgrade toegestaan. In aanmerking komende versies zijn: • Pinnacle Studio 9 tot 16 • Avid Studio • Avid Liquid 6 tot 7 Als deze niet op de computer zijn geïnstalleerd, moet u het serienummer van het eerdere product opgeven.
Registratie Wanneer u Installatiebeheer de eerste keer start, wordt een invoerformulier weergegeven om uw product te activeren en registreren. Hoewel u Pinnacle Studio kunt activeren (uw gebruikerslicentie valideren) zonder het product te registreren, is registratie wel raadzaam. Na registratie beschikt u over gestroomlijnde productondersteuning bij problemen als een verloren serienummer, maar profiteert u ook van onmiddellijke voordelen zoals 25 GB gratis extra ruimte op Box.
Op het standaardinstallatiescherm van Installatiebeheer ziet u welke add-ons worden opgenomen bij de installatie. Schakel over naar een aangepaste installatie als u de selectie wilt wijzigen. Items met een groen vinkje zijn al geïnstalleerd. Bij de standaardinstallatie worden de toepassing en alle beschikbare invoegtoepassingen geïnstalleerd. Deze installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Met de aangepaste installatie kunt u een subset van de beschikbare invoegtoepassingen installeren.
Op het scherm Aangepaste installatie kunt u kiezen welke invoegtoepassingen u wilt installeren. Groene vinkjes geven reeds geïnstalleerde items aan; oranje vinkjes zijn voor beschikbare items. Algemene knoppen Sommige knoppen zijn beschikbaar onder beide installatiemethodes: • Met de knop voor het wijzigen van de installatielocatie kunt u de map opgeven met de installatiebestanden die Installatiebeheer moet verwerken.
standaardinstallatie worden alle beschikbare add-ons en invoegtoepassingen geïnstalleerd. Bij een aangepaste installatie kiest u welke items u wilt installeren. Zelfs als u kiest om bepaalde inhoudsitems tijdens de eerste installatie van de toepassing niet te installeren, kunt u op elk moment terugkeren naar Installatiebeheer om uw installatie bij te werken.
Moederbord Intel Pentium of AMD Athlon 2,4 GHz of hoger – hoe hoger, hoe beter. AVCHD-bewerking vereist een krachtigere CPU. De minimale aanbeveling is 2,66 GHz voor bewerken van AVCHD-video met 1920 pixels. Een multi-coresysteem zoals Core i7, Core i5 of Core i3 wordt aanbevolen. Grafische kaart Voor Studio hebt u een met DirectX compatibele grafische kaart nodig: • Voor normaal gebruik ten minste 128 MB onboard-geheugen (256 MB aanbevolen). • Voor HD en AVCHD ten minste 256 MB (512 MB aanbevolen).
Hardware voor het opnemen van video Studio kan video opnemen van een keur aan digitale en analoge bronnen. • Alle typen aanvullende bestandsgebaseerde opslagmedia, inclusief optische drives, geheugenkaarten en USB-sticks. • Bestanden op drives die aan de computer zijn gekoppeld. • DV- of HDV-videocamera's met een IEEE-1394-verbinding. • Analoge videocamera's en recorders. • Dvd- en Blu-Ray-schijven. • Digitale camera's.
Copyright ©2014 Corel Corporation. Alle rechten voorbehouden. Respecteer de rechten van artiesten en makers. Inhoud zoals muziek, foto's, video en beelden van beroemdheden zijn in veel landen wettelijk beschermd. U mag de inhoud van andere personen niet gebruiken tenzij u de rechten of de toestemming van de eigenaar hebt.