Pinnacle Studio Versie 14 Inclusief Studio, Studio Ultimate en Studio Ultimate Collection Uw leven in films
Documentatie door Nick Sullivan Copyright © 1996-2009 Pinnacle Systems, Inc. Alle rechten voorbehouden. Respecteer de rechten van artiesten en makers. Inhoud zoals muziek, foto's, video en beelden van beroemdheden zijn in veel land wettelijk beschermd. U mag de inhoud van andere mensen niet gebruiken tenzij u de rechten of de toestemming van de eigenaar hebt.
Inhoudsopgave VOORDAT U BEGINT ................................................................... XIII Apparatuureisen....................................................................................xiii Afkortingen en conventies..................................................................... xv On-line help .........................................................................................xvii HOOFDSTUK 1: STUDIO GEBRUIKEN ..........................................
Media selecteren voor importeren .......................................................... 32 Importeren van bestandsgebaseerde media............................................ 32 Importen van DV- of HDV-camera ....................................................... 39 Importeren van analoge bronnen ........................................................... 44 Importeren van DVD- of Blu-ray-schijf ................................................ 46 Importeren van digitale camera's .......................
HOOFDSTUK 4: HET VENSTER FILM.......................................... 89 Weergaven van het Filmvenster.............................................................. 93 Storyboard-weergave............................................................................. 93 Tijdlijnweergave.................................................................................... 93 Tekstweergave..................................................................................... 100 De gereedschapskisten .............
Het gereedschap Thema-editor openen................................................ 152 Het gereedschap Thema-editor gebruiken ........................................... 153 HOOFDSTUK 7: VIDEO-EFFECTEN........................................... 157 Werken met de effectenlijst ................................................................. 158 Effectparameters wijzigen ................................................................... 160 Keyframing........................................................
Witbalans............................................................................................. 180 HOOFDSTUK 8: BEWERKEN VAN TWEE SPOREN ................. 183 Kennismaken met het spoor overlay.................................................... 183 A/B-bewerkingen ................................................................................ 185 Het gereedschap Beeld-in-beeld .......................................................... 186 Het gereedschap Kleurwaarde-instelling .....................
Bewerken - Knoppen voor modusselectie ........................................... 246 Lay-outknoppen voor objecten ............................................................ 247 Knoppen voor het Klembord en verwijderen ...................................... 249 Tekststijlknoppen ................................................................................ 249 Het album van De Editor voor klassieke titels..................................... 252 Uiterlijk zoeken .........................................
Audio aanpassen op de tijdlijn............................................................. 314 Overgangen op de audiosporen ........................................................... 316 Het gereedschap Volume en balans ..................................................... 316 HOOFDSTUK 15: AUDIO-EFFECTEN ........................................ 323 Ruisonderdrukking .............................................................................. 324 Ultimate effecten........................................
BIJLAGE B: TIPS EN TRUCS...................................................... 379 Hardware ............................................................................................. 379 Instellingen van de grafische kaart ...................................................... 381 Studio en computeranimatie ................................................................ 382 BIJLAGE C: PROBLEMEN OPLOSSEN..................................... 383 Technische hulp on line.....................................
Voordat u begint Hartelijk dank dat u Pinnacle Studio hebt gekocht. We hopen dat u plezier hebt in het gebruik van de software. Deze handleiding behandelt alle versies van Studio, inclusief Studio Ultimate en Studio Ultimate Collection. Verschillen tussen de versies worden waar nodig aangeduid. Het woord “Studio” wordt in het algemeen voor alle versies gebruikt. Verwijzingen naar “Studio Ultimate” gelden ook voor Studio Ultimate Collection, tenzij anders wordt aangegeven.
fabrikant in de gaten te houden voor driverupdates en ondersteuningsinformatie; dit is vaak nuttig bij het oplossen van problemen met grafische kaarten, geluidskaarten en andere apparaten. Let op: Sommige functies die hier worden genoemd, dienen gratis of tegen betaling te worden geactiveerd via internet (afhankelijk van uw versie van Studio). Computer • Intel Pentium of AMD Athlon 1.8 GHz of hoger (2.4 GHz of hoger • • • • • • aanbevolen). Intel Core™ 2 of i7 2.4 GHz vereist voor AVCHDbewerking (2.
Tip: Bij opnemen van videoband raden wij u aan een aparte harde schijf te gebruiken om conflicten tussen Studio en andere software, zoals Windows, voor het gebruik van de schijf tijdens de opname te voorkomen. Hardware voor het opnemen van video Studio kan video opnemen van een keur aan digitale en analoge bronnen. Lees “De wizard Importeren” op pagina 18. Video-uitvoerhardware Studio video uitvoeren naar: • Elke HDV, DV- of Digital8-camcorder of videorecorder.
DV: De term “DV” verwijst naar DV- en Digital8- camcorders, videorecorders en banden. HDV: Een “high-definition video” formaat waarmee video in frameformaten van 1280x720 of 1440x1080 in het formaat MPEG op DVmedia kan worden opgenomen. 1394: De term “1394” verwijst naar OHCI-compliant IEEE-1394, FireWire-, DV- of i.LINK-interfaces, poorten en kabels.
On-line help Er zijn altijd twee soorten onmiddellijke Help beschikbaar terwijl u in Studio werkt: • Helpbestand: Klik op de knop Help in de hoofdmenubalk van Studio of selecteer het menu Help ¾ Help-onderwerpen of druk op F1 om Studio’s on-line helpbestand te openen. • Knopinfo: Om erachter te komen wat een knop in Studio doet, plaatst u er uw muisaanwijzer er overheen. Er verschijnt dan een “knopinfo” met uitleg over de functie.
HOOFDSTUK 1: Studio gebruiken Films maken met Studio is een proces dat uit drie stappen bestaat: 1. Importeren: Importeer bronvideomateriaal – uw “ruwe materiaal” – naar de harde schijf van uw pc. Mogelijke bronnen zijn analoge videoband (8mm, VHS etc.), digitale videoband (HDV, DV, Digital8), geheugenkaarten en andere bestandsgebaseerde media, en live video vanaf een videocamera, camcorder of webcam. De modus Importeren wordt behandeld in Hoofdstuk 2: Media opnemen en importeren. 2.
De modus instellen Selecteer aan welke stap van het proces van films maken u wilt werken door op een van de drie modusknoppen bovenaan links in het venster van Studio te klikken: Schakelt u over naar een andere modus, dan verandert het scherm van Studio om de bedieningselementen weer te geven die nodig zijn voor de nieuwe modus.
Setup-opties De meeste opties in Studio worden ingesteld met twee dialoogvensters die tabbladen bevatten. Met de eerste kunt u opties instellen met betrekking tot de modus Bewerken. Er zijn twee tabs: Het andere dialoogvenster heeft betrekking op de opties voor de modus Film maken.
MODUS BEWERKEN Studio opent elke keer dat het programma wordt gestart in de modus Bewerken, omdat dit de meest gebruikte modus is. Het scherm van de modus Bewerken omvat drie hoofdgebieden. Het Album slaat bronnen op die u in uw films zult gebruiken, inclusief uw opgenomen videoscènes. Het venster Film is waar u uw bewerkte film maakt door video- en geluidsclips te arrangeren en door effecten en overgangen toe te passen.
De Player De Player geeft een voorbeeld van uw bewerkte film weer of van het momenteel geselecteerde item in het album. Het bestaat uit twee hoofdgebieden: een venster Voorbeeld en afspeelknoppen. Het venster Voorbeeld geeft videobeelden weer. Via de afspeelknoppen kunt u de video afspelen of naar een exacte positie erbinnen gaan. Deze knoppen zijn er in twee formaten: standaard en DVD. Standaardmodus De standaard afspeelknoppen lijken op die van een camcorder of videorecorder.
Het venster Voorbeeld Dit is een belangrijk punt in Studio omdat het zo vaak wordt gebruikt, vooral voor het voorvertonen van uw film. U kunt het ook gebruiken om het volgende weer te geven: • Elke soort inhoud van het album. • Stilstaande beelden of titels van uw film. • Wijzigingen aan video-effecten in real time terwijl u de parameterbediening voor de effecten aanpast. • Stilstaande beelden uit uw video.
Sleep de knop naar rechts om de weergave van de Player te vergroten of naar links om deze te verkleinen. De positie uiterst links zorgt voor de kleinste weergave, tevens de standaardinstelling. Het aanpassen van de grootte van Player optimaliseert uw gebruik van kostbare schermruimte om een groter videovoorbeeld te krijgen. De knop DVD in-/uitschakelen Schakel over tussen de twee afspeelmodi met de knop DVD in/uitschakelen in de rechterbenedenhoek van de Player.
De knop Schermvullend voorbeeld: Deze knop, net onder de hoek rechtsonder van het voorbeeldvenster, schakelt over naar een voorbeeld op een volledig scherm. Dit is beschikbaar in beide afspeelmodi. Het schermvullend weergeven eindigt wanneer uw film eindigt, wanneer u op het scherm dubbelklikt of op de toets Esc drukt. Zie de opties Videovoorbeeld in het optiepaneel Video- en audio-instellingen (pagina 358) voor instellingen die van toepassing zijn op systemen met meerdere monitoren.
Instelknoppen: Met deze knoppen kunt u met een beeld tegelijk naar voren en achter door uw film lopen. In plaats van per beeld kunt ook per seconden, minuten of uren door de film lopen. Selecteer het bijbehorende veld in de teller (zie onder) en gebruik de instelknoppen om aanpassingen te verrichten. De schuifregelaar van de Player Gebruik de schuifregelaar van de player om snel in elke richting door uw opgenomen video te lopen.
De schuifknop mastervolume Dit bedieningselement stelt het algemene audiovolume tijdens het afspelen van het voorbeeld in. Het is gelijk aan het omhoog draaien van het mastervolume op uw geluidskaart met het volumegereedschap van het systeem. Het heeft geen invloed op het volume van de definitieve film die Studio in de modus Film maken maakt. Het kleine luidsprekerpictogram rechts van het bedieningselement doet dienst als een knop voor masterdemping tijdens het afspelen.
Studio uitbreiden Als u wat pit aan uw producties wilt toevoegen, kunt u een reeks video- en audiofilters, geanimeerde overgangen, VCD- en DVD-menu’s, thema’s en geluidseffecten gebruiken. Studio beschikt over een uitgebreide selectie van honderden items en speciale effecten, maar het programma is tevens ontworpen om het uw wensen mee te groeien.
U vindt deze knoppen op plaatsen waar premium-content in Studio zichtbaar is. Met de bovenstaande knop, te vinden in de gereedschappen Audio-effecten en Video-effecten, kunt u een reeks audio- of videofilters ontgrendelen. U vindt vergelijkbare knoppen in het Album waarmee u alle media op een bepaalde Album-pagina als een themapakket kunt kopen.
Ga naar de URL vanaf een andere computer, voer de informatie in en voltooi de aanschaf op de beschreven manier. U ontvangt dan een activatiesleutel waarmee u de content op de originele computer kunt activeren via het menucommando Help ¾ Activatiesleutels invoeren.
HOOFDSTUK 2: Media opnemen en importeren Met Studio kunt u een groot aantal verschillende soorten media in uw videoproducties opnemen. Wanneer deze media buiten uw computer zijn opgeslagen – op een camcorderband, bijvoorbeeld, of een geheugenkaart van uw digitale camera – moeten ze worden overgebracht naar lokale opslag voordat u ze kunt gebruiken. Dit overdrachtsproces wordt “opnemen” of “importeren” genoemd.
De wizard Importeren van Studio De allereerste stap bij het opnemen is het openen van de wizard Importeren van Studio door op de knop Importeren links bovenaan het scherm te klikken. De wizard Importeren bestaat uit een groot centraal gedeelte en een aantal kleinere panelen. Een van deze panelen, het paneel Importeren van links bovenaan het scherm, speelt een belangrijke rol. Hier vindt u een lijst apparaattypen die als bron van uw importbewerking kunnen dienen.
Importeren is een proces van vier stappen: 1. Selecteer de importbron in het paneel Importeren van. 2. Bevestig de instellingen in de andere panelen of pas ze aan. 3. Selecteer materiaal om te importeren van de gekozen bron. 4. Start de importbewerking. Studio begint vervolgens met het overbrengen van het aangegeven audio-, video- en fotomateriaal van het bronapparaat naar uw harde schijf en gebruikt hiervoor de locaties die zijn ingesteld in het paneel Importeren naar.
Het paneel Importeren van Dit is het paneel linksboven van de wizard Importeren, een positie die de belangrijke rol onderstreept van dit paneel bij het instellen van de importbewerking. De foto's en het muziek- en videomateriaal dat u wilt importeren kunnen op diverse apparaattypen en technologieën staan.
Losse frames importeren Studio biedt twee speciale modi voor het importeren van losse frames in plaats van doorlopend materiaal. Deze modi zijn: • Stop beweging: Maak een geanimeerde film door frames één voor één te importeren van een live videobron (zie “Stop beweging”, pagina 47). • Snapshot: Importeer individuele beelden van band of een live bron zoals een webcam (zie “Snapshot”, pagina 50).
Hoewel u deze niveaus kunt aanpassen met de desbetreffende Videoeffecten in de modus Bewerken, hoeft u zich bij het correct instellen voor de opname later geen zorgen meer te maken over kleurcorrectie. Het correct instellen van uw audio-opties bij opname helpt bij het bereiken van consistente volumeniveaus en kwaliteit. Sommige opnameapparaten hebben mogelijk minder opties dan de apparaten die hier worden afgebeeld en besproken.
Werken met importmappen Tenzij u anders bepaalt, gebruikt de wizard Importeren de standaard documentmappen voor video, muziek en foto´s van uw Windows-gebruikersaccount. De illustratie toont een gebruikelijke instelling in Windows Vista. Als u een importmap wilt wijzigen, klik dan ofwel op de kleine mapknop of op het huidige pad van de map. (Zie “Een importmap map selecteren” hieronder.
Een importmap selecteren Als u een andere basismap wilt kiezen voor een bepaald mediatype, klik dan op de desbetreffende mapknop of mapnaam in het paneel Importeren naar. Er verschijnt dan een venster waarmee u een map kunt selecteren; navigeer naar en maak - indien nodig - de map die u wilt gebruiken. Mappen die submappen bevatten, worden aangeduid met een plusteken links naast het mappictogram als ze momenteel zijn gesloten en met een minteken als ze open zijn.
Een submap instellen U stelt een submap in de basismap in als de feitelijke importbestemming voor het mediatype door ofwel op de knop “submap instellen” of op de . Met deze knoppen opent u een dialoogvenster knop meer te klikken met een uitgebreide versie van het paneel Importeren naar; dit venster bevat de instellingen die u nodig hebt voor het instellen van de naam van de submap of de naamgevingsmethode voor ieder mediatype dat wordt ondersteund door de momenteel geselecteerde importbron.
• Huidige maand: Gelijk aan de optie Vandaag, maar zonder het daggedeelte, bijvoorbeeld “2009-10”. Nadat u uw keuze hebt gemaakt, klikt u op de knop rechtsboven in het dialoogvenster om terug te keren naar de wizard Importeren. Het paneel Modus In het Modus-paneel van de wizard Importeren kunt u de opties van de diverse importbronnen aanpassen. DV/HDV-importopties De opties voor DV- en HDV-import zijn ondergebracht in drie groepen in het paneel Modus.
Bij einde band stoppen: Deze optie laat Studio weten of de opname automatisch moet worden gestopt bij een leeg bandgedeelte. Een leeg gedeelte – een gedeelte zonder tijdscodemarkering – geeft aan dat de band nog nooit is gebruikt. Als u er tijdens het filmen voor hebt gezorgd dat er geen lege delen zijn ontstaan (door shots enigszins te laten overlappen), dan zorgt deze optie voor opnemen zonder dat u er omkijken naar heeft.
Het venster Compressie-opties De opties in het paneel Modus voor zowel importeren van DV / HDV als analoog importeren bieden toegang tot dit venster voor het precies instellen van de compressievoorkeuren. Als u een van de DV- en MPEG-instellingen kiest, kunt u dit venster gebruiken om de gebruikte instellingen te bekijken. Als u de instellingen aanpast, wordt automatisch de standaardwaarde “Aangepast” geselecteerd. Het venster Compressie-opties voor digitale en analoge video-import.
Het venster Opties voor scèneherkenning De opties in hetpaneel Modus voor zowel importeren van DV / HDV als analoog importeren bevatten toegang tot dit venster voor het configureren van voorkeuren voor scèneherkenning. Het venster Opties voor scèneherkenning voor DV- of HDV-import. Bij importeren van analoge bronnen worden alleen de laatste twee opties ondersteund. Automatische scèneherkenning is een belangrijke functie van Studio bij het werken met DV- en HDV-bronnen.
• Automatisch gebaseerd op inhoud: Studio herkent wijzigingen in de video-inhoud en maakt een nieuwe scène waar een grote wijziging in beelden plaatsvindt. Deze functie werkt mogelijk niet goed als de belichting niet stabiel is. Om u een extreem voorbeeld te geven: een video opgenomen in een nachtclub met een stroboscoop zou elke keer als de stroboscoop flitst een nieuwe scène maken. • Automatisch, elke X seconden: Studio maakt nieuwe scènes in een door u gekozen interval.
Als u een aangepaste naam wilt, voer deze dan in het bewerkingsvenster in; in geval van bestandsgebaseerde media bestaat de doelbestandsnaam echter uit twee delen: een stam, die u invoert, en een aanhangsel, gegenereerd door een van drie eenvoudige regels bij het importeren. De standaardregel voegt een uniek reeksnummer aan iedere bestandsnaam toe. Terwijl u de aangepaste naam invoert, toont het bewerkingsvenster alleen de stam.
MEDIA SELECTEREN VOOR IMPORTEREN Iedere bron die wordt ondersteund door de wizard Importeren heeft zijn eigen set instellingen voor het selecteren van het materiaal. Als u op de bronnaam klikt in het paneel Importeren van, wordt het centrale deel van de wizard automatisch aangepast met de instellingen die u nodig hebt.
Eén importbewerking kan meerdere typen mediabestanden van meerdere bronmappen bevatten. Ieder geselecteerd bestand wordt naar de correcte map voor het desbetreffende mediatype gekopieerd (zoals aangegeven in het paneel Importeren naar). De map- en mediabestandsbrowser De kolom aan de linkerkant van de browser is een hiërarchische weergave van alle mappen op apparaten voor bestandsopslag die op uw computer zijn aangesloten. Dit zijn harde schijven, optische schijfstations, geheugenkaarten en USB-sticks.
Hier is de map video\current geopend, met acht videobestanden. Om een bestand voor importeren te selecteren (of juist niet te selecteren), klikt u op het selectievakje rechtsboven het pictogram van het bestand. In de illustratie zijn drie bestanden geselecteerd. Voorbeeldweergaves van mediabestanden bekijken Voorbeeldweergaves van audio en video bekijken: De browser voor mediabestanden biedt functies voor voorbeeldweergave van alle ondersteunde mediatypen.
Scrub-voorbeeld: Audio- en videoclips beschikken over een scrubber-knop direct onder het bestandspictogram. Klik en sleep de scrubber-knop om handmatig een gedeelte van het bestand te bekijken. De muisaanwijzer verandert in een dubbele horizontale pijl wanneer hij correct is gepositioneerd voor scrubbing. Mediabestanden selecteren voor importeren U selecteert mediabestanden één voor één voor importeren door op het selectievak rechtsboven het bestandspictogram te klikken.
Een groep van vier gemarkeerde pictogrammen van videobestanden. Selecteren of deselecteren van een pictogram is van invloed op de gehele groep. Alles selecteren en Alles deselecteren: Klik op deze knoppen onderaan de browser voor mediabestanden om alle mediabestanden of geen enkele van de mediabestanden in de huidige map te selecteren voor importeren. Dit heeft geen invloed op bestanden die momenteel zijn geselecteerd in andere mappen.
De bestandslijst filteren: Een andere manier om het gebruik van het bestandsgedeelte te optimaliseren is alleen bestanden met hetzelfde mediatype te laten weergeven. Hiertoe gebruikt u de vervolgkeuzelijst voor de mediafilter linksonder in de browser. Standaard worden alle ondersteunde mediabestandstypen in de browser weergegeven, maar u kunt de weergegeven bestanden beperken tot fotobestanden, audiobestanden of videobestanden door hier uw keuze aangeven.
De bestandsdatum en -tijd van het importeren aanpassen De interne klokken van opnameapparaten zijn vaak niet goed ingesteld, waardoor de tijdsvermelding van mediabestanden niet correct is. De wizard Importeren kan deze problemen corrigeren door de datum en de tijd van de geïmporteerde bestanden aan de hand van uw specificaties in te stellen.
Voorbeeld van video bekijken De video die momenteel wordt afgespeeld op het bronapparaat moet nu zichtbaar zijn in het voorbeeldgedeelte van het centrale deel van het venster. Aan de rechterrand van het videovoorbeeld ziet u een schaal die het actuele audioniveau aangeeft. Boven deze schaal, in de rechterbovenhoek van het voorbeeldframe, ziet u een kleine knop waarmee u overschakelt naar weergave op het volledige scherm.
De transportbalk voor DV- en HDV-import met (vanaf links) springknoppen en indicatie van de tijdcode, transportknoppen, een shuttle-knop en een audioknop met een schuifknop voor het instellen van het voorbeeldvolume. De indicator van de huidige tijdcode toont de weergavepositie op basis van de tijdcode die tijdens het filmen op de band is opgenomen. De vier delen staan voor uren, minuten, seconden en frames.
Video en audio opnemen De wizard Importeren ondersteunt twee methoden voor het selecteren van een reeks te importeren video's. Bij de handmatige methode bekijkt u de voorbeeldweergave en klikt u op Opname starten bij het begin van het gewenste materiaal. Zodra u het einde van het segment bereikt, klikt u op Opname stoppen.
Handmatig opnemen met de knoppen Opname starten en Opname stoppen: 1. 2. 3. 4. 5. Controleer dat er geen begin- en eindmarkeringen zijn ingesteld. Indien nodig gebruikt u de knop van het vak om het met één klik leeg te maken. Start de weergave van de bronband handmatig voor het gewenste beginpunt van de opname. Klik op de knop Opname starten zodra het beginpunt wordt bereikt. Het onderschrift van de knop verandert in Opname stoppen. Aan het einde van het segment klikt u nogmaals op de knop.
Importeren van analoge bronnen Voor opnemen van analoge video (bijvoorbeeld VHS of Hi8) hebt een converter nodig die u op uw computer kunt aansluiten en die over de juiste video- en audio-aansluitingen beschikt. Dit is tevens het geval bij opnemen van analoge geluidsbronnen, zoals een platenspeler. Apparaten die momenteel worden ondersteund zijn producten van Pinnacle en Dazzle zoals USB 500/510, USB 700/710 en DVC 100 en webcams op basis van DirectShow-technologie.
Importeren van DVD- of Blu-ray-schijf De wizard Importeren kan video- en audiogegevens importeren van DVD's en BD's (Blu-ray-schijven). Plaats de bronschijf in het station en selecteer deze in het paneel Importeren van van de wizard Importeren. Als u meerdere optische stations hebt, kies het correcte apparaat dan in de lijst. Let op: Media met kopieerbeveiliging kan niet worden geïmporteerd. Controleer voor de opname of de bestemmingsmap en de bestandsnaam naar wens zijn ingesteld in de andere panelen.
Importeren van digitale camera's Net zoals bij optische schijfstations is de media op digitale camera's toegankelijk via het bestandssysteem van de computer. De camera wordt mogelijk in de bronlijst vermeld als een verwijderbaar schijfstation. Het bekijken van voorbeelden en selecteren en importeren van bestanden verloopt op dezelfde manier als bij bestandsgebaseerde media (behalve dat de mapweergave begint in de gesloten positie). Zie pagina 32 voor meer informatie.
Controleer voor de opname of de bestemmingsmap, opties en de bestandsnaam naar wens zijn ingesteld in de andere panelen. (Zie “Panelen van de wizard Importeren”, pagina 17.) Als uw bronapparatuur correct functioneert, ziet u een live voorbeeldweergave in het centrale deel van het venster van de wizard Importeren. Voor een voorbeeld op het volledige scherm klikt u op de knop rechtsboven in de voorbeeldweergave.
• Teller: De teller toont de huidige positie binnen de animatie in uren, minuten, seconden en frames. De tellerwaarde is afhankelijk van het aantal frames dat u hebt opgenomen en de animatiesnelheid in frames per seconde. De pijlknoppen omhoog en omlaag, links naast de teller, bieden u de mogelijkheid uw animatie stap voor stap te bekijken. • Navigatieknoppen: Met deze knoppen kunt u een voorbeeldweergave van uw animatie bekijken.
Snapshot De Snapshot-functie van de wizard Importeren wordt gebruikt om individuele frames (stilstaande beelden) op te nemen van camera's of speler die op het systeem zijn aangesloten. Voor het importeren van Stop beweging-materiaal controleert u of het bronapparaat is ingeschakeld; selecteer de naam van het apparaat onder de vermelding Snapshot in het paneel Importeren van van de wizard Importeren. (Zie pagina 19 voor meer informatie.
Snapshots opnemen in de wizard Importeren. Tijdens het bekijken van de voorbeeldweergave van live of opgenomen video in het centrale deel van het venster, gebruikt u de knop Frame opnemen om stilstaande beelden op te nemen. De opgenomen frames komen op de Beeldbalk onderaan het venster te staan; zodra u op de knop Importeren starten klikt, worden ze overgebracht naar het Album van Studio. Neem het gewenste aantal extra frames op.
De Beeldbalk gebruiken Als u een frame dat u al hebt opgenomen wilt controleren, klikt u op de thumbnail van een frame (behalve het meest recente frame) op de Beeldbalk. Hiermee wordt de voorbeeldweergave overgeschakeld van de videobron naar het opgenomen bestand en wordt de indicator Bestand geactiveerd. U kunt de indicator ook activeren door erop te klikken. Klik op de indicator Bestand of een thumbnail op de Beeldbalk om de opgenomen beelden te bekijken.
HOOFDSTUK 3: Het Album Het gedeelte Video van het Album in scènemodus. De afgebeelde pictogrammen vertegenwoordigen de scènes binnen een filmbestand. Er zijn knoppen beschikbaar (boven) voor toegang tot andere filmbestanden op uw systeem. Klik op de tabbladen aan de linkerkant van het album om toegang te krijgen tot de materialen in de andere gedeelten.
En er zijn ook nog speciale items. Voor een DVD-schijf kunt u aantrekkelijke navigatiemenu's toevoegen en voor wat extra's in alle producties schakelt u Studio’s Montage® themasjablonen in; hiermee kunt u andere bronnen opnieuw combineren in dynamische en creatieve videoproducties. Uw software-installatie van Studio bevat al over een brede collectie professioneel geproduceerde bronnen en er zijn tevens talloze bonuspacks beschikbaar.
Toegang verkrijgen tot albummedia De bronmaterialen die u nodig hebt om een film te maken worden opgeslagen in de verschillenden gedeelten van het album. Elk gedeelte kunt u als volgt via diens eigen tabblad bereiken: Video: Dit gedeelte bevat videomateriaal dat u hebt gefilmd of op andere wijze hebt verkregen. De ondersteunde videobestandstypen zijn: avi, mpg, mpeg, mod, mp2, mp4, m2ts, mt2, m2t, tod, m1v, m2v, mpv, 3gp, wmv, mov en skm.
Geluidseffecten: Studio wordt geleverd met een brede reeks hoogwaardige geluidseffecten. U kunt tevens bestanden gebruiken die u zelf hebt opgenomen of van andere bronnen hebt ontvangen. De ondersteunde bestandstypen zijn: wav, mp3, mpa, m4a, wma, avi en ac3. Zie “Het gedeelte Geluidseffecten”, pagina 82. Muziek: In dit onderdeel van het Album kunt u muziekbestanden zoeken en gebruiken die op uw harde schijf staan. De ondersteunde bestandstypen zijn gelijk aan die van de geluidseffecten.
De informatie boven de scrollbalk geeft aan dat de eerste 18 van 77 pictogrammen momenteel worden weergegeven. Alle soorten inhoud van het album kunt u bekijken door gewoon op de pictogrammen te klikken. Dit hoofdstuk introduceert elk van de gedeelten van het album een voor een, beginnend met een uitgebreide discussie over het zeer belangrijke gedeelte Video. Het eigenlijke gebruik van de inhoud van de album om uw bewerkte film te maken is het onderwerp van de hoofdstukken 4 tot en met 15.
De bronmap voor de inhoud van ieder gedeelte wordt vermeld in de vervolgkeuzelijst linksboven in het Album, naast een kleine mapknop . Als u de bron van het huidige gedeelte wilt wijzigen, selecteert u een map in de vervolgkeuzelijst, klikt u op deze knop, bladert u naar een andere map op uw systeem en selecteert een willekeurig bestand. Het door u geselecteerde bestand wordt gemarkeerd in het opnieuw gevulde deel van het album.
De modus Bestanden en de modus Scènes Het kiezen van een bepaalde videoscène voor gebruik in een film bestaat uit twee stappen. Allereerst selecteert u het videobestand dat de gewenste scène bevat. Zoek dit bestand op een opslagapparaat – meestal een harde schijf – die op uw systeem is aangesloten. Vervolgens selecteert u de scène die u wilt gebruiken in het geselecteerde bestand. U zoekt naar een videobestand in het onderdeel Video van het Album door het keuzerondje Bestanden te selecteren.
De twee weergaveopties die in de modus Scènes beschikbaar zijn: n Thumbnail-weergave en o Commentaarweergave. Interfacekenmerken Het gedeelte video biedt verschillende speciale interfacekenmerken: • Scènes die aan het Filmvenster zijn toegevoegd, worden in het Album aangegeven met een vinkje rechtsboven in het scènepictogram. Het vinkje blijft zichtbaar zo lang er een clip in het Filmvenster met die scène bestaat.
Bijna alle menuopdrachten die van toepassing zijn op scènes, zijn beschikbaar in zowel het hoofdmenu van Album, evenals het pop-up menu dat verschijnt wanneer u met de rechter muisknop op een geselecteerde scène klikt. Wanneer deze documentatie vraagt om een menu opdracht zoals Album ¾ Scènes combineren, onthoud dan dat een soortgelijke opdracht meestal ook in het pop-up “context”menu beschikbaar is. Veel opdrachten zijn tevens beschikbaar in het Projectvak.
De laatste vermelding in de vervolgkeuzelijst is “Mijn favorietenmappen”. Als u met diverse videomappen werkt, zorgt de “favorietenfunctie” van Studio voor een eenvoudige navigatie. Om een map als een favoriet te markeren, klikt u er met de rechtermuisknop op en kiest u de opdracht Instellen als favorietenmap. Favorietenmappen worden met een stersymbool aangeduid in het Album. U gaat naar een favoriet door “Mijn favorietenmappen” te selecteren en vervolgens de gewenste map te kiezen.
Een bestand openen Als u een videobestand opent, worden er pictogrammen (thunbnails) weergegeven die de scènes in het bestand vertegenwoordigen: Er zijn drie manieren om een digitaal videobestand te openen: • Selecteer de bestandsnaam in het vervolgkeuzemenu wanneer het onderdeel Video in de modus Scènes staat. • Dubbelklik op een bestand in de modus Bestanden.
Hoogte-/breedteverhoudingen van video De meeste digitale videobestanden geven formaatinformatie waardoor Studio de hoogte-/breedteverhouding van het beeld van 4:3 of 16:9 automatisch kan herkennen. Geeft het bestand geen informatie over hoogte/breedteverhouding, dan gaat Studio over naar het standaardformaat 4:3. Met de opdrachten Hoogte-/Breedteverhouding (H-/B-verh.) 4:3 en Hoogte-/Breedteverhouding (H-/B-verh.
Video bekijken Afzonderlijke of meerdere scènes in het geopende videobestand kunt u op elke moment bekijken. Zo bekijkt u video vanaf een geselecteerde scène: 1. 2. Klik op het pictogram van de scène in het album. De player geeft het eerste beeld van de geselecteerde scène weer. Klik op de knop Afspelen in de player. De player speelt nu de geselecteerde scènes en alle daaropvolgende scènes af. De voortgang wordt op drie manieren aangegeven.
Scènes en bestanden selecteren Studio biedt allerlei mogelijkheden om scènes, bestanden en mappen te selecteren in het gedeelte Video van het Album. Geselecteerde videoscènes worden aangeduid door een gemarkeerde rand. Geselecteerde mappen en videobestanden worden met tekstmarkering weergegeven. Geselecteerde scènes hebben een gemarkeerde rand (midden) Selectietechnieken volgen de standaardconventies van Windows.
Scène en bestandsinformatie weergeven Terwijl u de muisaanwijzer over videoscènes beweegt, verandert deze in een opnamesymbool. Wacht u even op de scène, dan wordt de starttijd en de lengte in een infovenster weergegeven. Laat u de opnemer op de scène staan, dan blijft het venster enkele seconden weergegeven. De weergegeven starttijd is de tijdcode van de oorspronkelijke bronvideo in minuten, seconden en beelden.
Klikt u op een videoscène, dan verschijnt er een plaatshoudend tekstvak waarin u de aangepaste naam of het commentaar kunt invoeren. Scènes op naam selecteren Via een verwante optie kunt u videoscènes selecteren door naar zoektermen in het commentaar te zoeken. Gebruik Album ¾ Scène selecteren op naam om dit dialoogvenster te openen: Voer een zoekterm in het tekstvak in en klik op OK om alle albumscènes te markeren waarvan het bijschrift de zoekterm bevat.
Scènes combineren en onderverdelen Nadat u een voorbeeld van uw scènes hebt bekeken, wilt u sommige daarvan mogelijk combineren in grotere of onderverdelen in kleinere eenheden. Deze aanpassingen kunt u zeer eenvoudig maken. Zo combineert u scènes in het album: 1. 2. Selecteer de te combineren scènes. Selecteer Album ¾ Scènes combineren. De geselecteerde scènes worden tot een scène gecombineerd. Alleen geselecteerde aangrenzende scènes kunnen worden gecombineerd.
Zo verdeelt u scènes onder in het album: 1. 2. Selecteer de onder te verdelen scènes. Selecteer Album ¾ Scènes verdelen. Het dialoogvenster Geselecteerde scènes opsplitsen verschijnt. 3. Kies de lengte van de onderverdeelde scènes door een waarde in te typen. De kleinst toegestane onderverdeling is een seconde. Alle video die na het onderverdelen overblijft, wordt aan de laatste scène toegevoegd. Klik op OK.
Scènes opnieuw herkennen Als u scènes combineert of verdeelt en later besluit dat u ze in de originele staat wilt herstellen, laat de scène of selectie scènes dan opnieuw herkennen. De herkenningsresultaten zijn identiek aan de originele resultaten, mits dezelfde herkenningstechniek wordt gebruikt. Hebt u onderverdeelde scènes, dan moet u ze eerst weer combineren.
HET GEDEELTE OVERGANGEN Het gedeelte Overgangen van het album biedt een grote set clipovergangen die u kunt slepen en neerzetten. Om het overzichtelijk te houden zijn de overgangen in groepen onderverdeeld. Gebruik de vervolgkeuzelijst om te selecteren welke groep overgangen u wilt bekijken. Meer informatie over overgangen en het gebruik ervan in uw films vindt u in Hoofdstuk 7: Overgangen.
De overgangsnaam weergeven Terwijl u de muisaanwijzer over overgangen beweegt, verandert deze in een knopinfo. Laat u de muisaanwijzer op de scène staan, dan blijft de naam van de overgang enkele seconden weergegeven. Een voorbeeld bekijken van overgangseffecten Klikt u op een overgangspictogram, dan demonstreert de player de overgang met de conventie dat “A” de oorspronkelijke clip vertegenwoordigt en “B” de nieuwe clip. De demonstratie loopt door zolang het pictogram geselecteerd blijft.
HET GEDEELTE MONTAGE® THEMA’S Bewerkingen gebaseerd op Montage®-thema's vormen een krachtige functie die uniek is voor Studio. Ieder thema bestaat uit een reeks bij elkaar passende sjablonen. Gebruik de vervolgkeuzelijst om het Thema te selecteren waarvan u de sjablonen wilt bekijken. De sjablonen van ieder thema bieden ruimte voor uw eigen video, foto’s, bijschriften en instellingen.
HET GEDEELTE TITELS Dit gedeelte van het Album bevat een collectie titels met tekst en afbeeldingen in diverse stijlen. U kunt ze in uw film gebruiken als titels op het volledige scherm of als overlay titels. Het verschil is dat in een overlay titel de transparante achtergrond wordt vervangen door ander materiaal (meestal een videoclip), terwijl bij een titel op het volledige scherm transparante delen van de achtergrond worden vervangen door zwart. Studio ondersteunt twee titeltypen.
De map Titels: De pictogrammen in het gedeelte Titels vertegenwoordigen bestanden in de map die linksboven in het gedeelte staat vermeld. Ieder map bevat klassieke of bewegende titels. De speciale mappen “Mijn bewegende titels” en “Mijn klassieke titels” vormen standaardlocaties voor het opslaan van titels die u zelf hebt gemaakt of aangepast. U kunt tevens een andere map selecteren als bron voor het gedeelte (zie “Bronmappen voor de inhoud van het Album” op pagina 59).
HET GEDEELTE SCHIJFMENU’S Dit gedeelte van het album bevat een verzameling menu’s voor de authoring van VCD, S-VCD en DVD die door artiesten zijn ontworpen. Menu’s in Studio zijn feitelijk gespecialiseerde “klassieke” titels. U kunt ze vanuit de Editor voor klassieke titels naar een schijfmap opslaan of direct in uw film invoegen. Net zoals bij videoscènes en andere visuele bronnen worden schijfmenu’s die in uw film worden gebruikt in het Album aangeduid met een vinkje.
HET GEDEELTE GELUIDSEFFECTEN Studio wordt geleverd met een keur aan kant-en-klare geluidseffecten. Deze wav-bestanden worden in een aantal mappen geïnstalleerd en beslaan categorieën als “dieren”, “bellen” en “strips”. De map Geluidseffecten: Dit gedeelte van het Album toont de geluidsbestanden in één schijfmap die linksboven staat vermeld.
HET GEDEELTE MUZIEK Dit gedeelte van het Album toont de muziekbestanden in een map op uw harde schijf. Als u een bestand wilt gebruiken, sleept u het op het muziekspoor of een ander audiospoor op de Tijdlijn van het venster Film. De map Muziek: De wav-, mp3- en andere audiobestanden komen uit de map die linksboven staat vermeld. Andere muziekbestanden kunnen aan het gedeelte worden toegevoegd door ze in deze map op te slaan.
Met de mapknop aan de linkerkant van de projectnaam opent u het Projectvak. Het geopende Projectvak verschijnt als een paneel in het schermgedeelte dat gewoonlijk voor het Album is bestemd.
Media aan het Projectvak toevoegen Zoals eerder aangegeven: iedere keer wanneer u content-items aan uw project toevoegt, worden deze items ook aan het vak toegevoegd voor later gebruik. U kunt items ook rechtstreeks alleen aan het vak toevoegen; eventuele opname in het project kan dan altijd later nog. Als u uw projecten wilt beginnen met een “verzamelfase” waarin u de benodigde materialen verzamelt alvorens het bewerken, dan kan het Projectvak deze taak aanzienlijk vereenvoudigen.
Zodra een item zich in het vak bevindt, kunt u dezelfde technieken gebruiken om het aan uw project toevoegen die u ook bij het Album gebruikt; sleep het pictogram naar het Filmvenster of klik er met de rechtermuisknop op en selecteer Aan project toevoegen in het contextmenu. Een symbool rechtsboven in een pictogram van het Album of het vak geeft aan of het item momenteel in het project wordt gebruikt en of het expliciet aan het vak is toegevoegd. Zie pagina 62 voor details.
HOOFDSTUK 4: Het venster Film Het venster Film, waar u uw film maakt van de onbewerkte materialen in het album, neemt de onderste helft van het scherm in de modus Bewerken van Studio in beslag. Om het venster Film te bereiken, moet u eerst naar de modus Bewerken overschakelen indien u zich daar nog niet bevindt: De titelbalk van het venster Film bevat verschillende belangrijke knoppen en schermen.
De knop Markering toevoegen (boven) maakt een nieuwe clipmarkering op de positie van de schuifregelaar op de Tijdlijn. Zodra u een markering aan uw project hebt toegevoegd, verschijnen er knoppen voor het benoemen en selecteren ervan (onder). Zie “Clipmarkeringen” op pagina 98 voor uitgebreide informatie.
Knop Clip/scène splitsen – het scheermes Klik op deze knop om de momenteel geselecteerde clip in het venster Film of de momenteel geselecteerde scène in het album te splitsen. Er gaat geen informatie verloren. Is het item een scène uit het album, dan wordt het op het aangegeven punt in twee kleinere scènes opgesplitst. Is het item een clip in het venster Film, dan wordt het gedupliceerd en automatisch tot het splitspunt getrimd.
Als u de op de toets Ctrl drukt terwijl u op de knop verwijderen klikt of op de toets Delete drukt, wordt het standaardgedrag voor het huidige spoor omgedraaid. Dit betekent het volgende: op het hoofdvideospoor blijft er na drukken op Ctrl+Delete een gat achter wanneer er een clip wordt verwijderd, terwijl op andere sporen het gat wordt opgevuld. In geen van beide gevallen worden andere sporen beïnvloed.
WEERGAVEN VAN HET FILMVENSTER Het venster Film biedt drie verschillende weergaven van uw project: Tijdlijn, Storyboard en Tekst. Selecteer het beeld dat u wilt gebruiken door op de knoppen voor beeldkeuze in de hoek rechtsboven aan het venster Film te klikken. Storyboard-weergave Het beeld Storyboard toont de volgorde van videoscènes en overgangen. Het gebruikt kleine pictogrammen om snel een film te structureren.
• Oorspronkelijke • • • • • 84 (of “synchrone”) audio: Het spoor oorspronkelijke audio bevat de audio die samen met de video van uw camera was opgenomen. U kunt de audioclips op dit spoor manipuleren om verschillende effecten te bereiken met behulp van invoegbewerkingsen splitsbewerkingstechnieken. Zie “Invoegbewerking” (pagina 130) en “Splitsbewerking” (pagina 133) voor meer informatie.
Omdat veel bewerkingshandelingen alleen in de weergave Tijdlijn kunnen worden uitgevoerd, moet u het selecteren wanneer uitgebreid, gedetailleerd of geavanceerd bewerken is vereist. Spoor vergrendelen Het spoor video heeft normaal gesproken voorrang over alle anderen voor trimmen of verwijderen. Dit heeft verschillende consequenties: • Trimt u een videoclip, dan worden simultaan op andere sporen lopende clips ook getrimd.
Sporen dempen en verbergen De audiosporen kunnen afzonderlijk worden aangesproken met de knoppen Dempen aan de rechterkant van het venster Film. Deze knoppen hebben dezelfde functie als dempingsknoppen in het gereedschap Volume en balans. (Zie pagina 316 voor meer informatie.) De equivalente bewerking voor videosporen voert u uit met de knoppen verbergen. U kunt deze knoppen gebruiken om de video van een spoor tijdelijk uit uw project weg te laten.
Clipmarkeringen Het overzichtelijke systeem van de clipmarkeringen van Studio vereenvoudigt de navigatie binnen een project, met name binnen een lang en complex project. Markeringen kunnen tevens worden gebruikt voor het definiëren van beginen eindpunten voor uitvoer van een deel van uw film als bestand of naar het web. Zie “Tussenmarkeringen maken” op pagina 333 voor details Op de titelbalk van het venster Film vindt u knoppen voor de clipmarkeringen.
Naarmate er meerdere markeringen worden toegevoegd, worden de Vorige markering en Volgende markering indien nodig ingeschakeld q. Studio hernummert de markeringen om ze op volgorde te houden r, maar als u een naam hebt aangegeven, dan blijft deze ongewijzigd s. Een clipmarkering vertegenwoordigt een bepaald frame in een bepaalde clip. Zelfs wanneer die clip binnen het project wordt verplaatst, of getrimd, blijft de ankerlocatie ongewijzigd.
Let op: Zodra u meerdere markeringen in uw project gebruikt, is het beheer ervan eenvoudiger als u ze zinvolle namen geeft. De namen zijn echter optioneel en, zoals hierboven aangegeven, Studio helpt een handje door de lijst automatisch in de juiste tijdsvolgorde te houden. Tekstweergave De Tekstweergave van het venster Film is een lijst die de start- en eindtijden van clips weergeeft, evenals de duur ervan. Daarnaast zijn aangepaste namen voor clips zichtbaar in deze weergave.
DE GEREEDSCHAPSKISTEN De gereedschapskisten bieden een handige aanwijs- en klikinterface voor het verwerken van handelingen – clips aan uw film toevoegen, bestaande clips aanpassen en speciale effecten. Studio biedt afzonderlijke gereedschapskisten voor video en audio. De gereedschapskisten zijn alleen beschikbaar in de modus Bewerken. Ze worden geopend en gesloten met de knoppen links van het venster Film. Selecteer de gereedschapskist die u wilt openen door de cursor over de pictogrammen te bewegen.
Alle knoppen voor het selecteren van gereedschap, behalve de bovenste in elke set, openen gespecialiseerde gereedschappen. De bovenste knop in beide gereedschapskisten is het gereedschap Clipeigenschappen. Het geeft een gereedschap weer dat geschikt is voor trimmen en het op andere manier bewerken van het type clip dat momenteel geselecteerd is in het venster Film. De Titeleditors Studio bevat een aantal krachtige functies die niet rechtstreeks via de gereedschapskisten toegankelijk zijn.
Clipeigenschappen: Het gereedschap Clipeigenschappen past de start- en eindtijden van elk willekeurig type clip aan. Dit wordt “trimmen” genoemd. Met het gereedschap kunt u ook een omschrijvende naam voor de clip intypen. Het gereedschap presenteert tevens extra interfacecomponenten die passen bij de clip die wordt bewerkt. Zie “Trimmen met het gereedschap Clipeigenschappen” op pagina 122 voor meer informatie.
BIB en kleurwaarde-instelling: De knoppen voor BIB en Kleurwaarde-instelling staan op afzonderlijke tabbladen in hetzelfde gereedschapsvenster; dit zijn dus feitelijk twee gereedschappen in één. Dit gereedschap biedt een alternatieve, grafische interface voor de effecten Beeld-in-beeld en Kleurwaarde-instelling. Zie “Het gereedschap Beeld-inbeeld” (pagina 186) en “Het gereedschap Kleurwaarde-instelling” (pagina 192) voor meer informatie.
De audiogereedschapskist De zes gereedschappen in deze set werken op of maken audioclips – “oorspronkelijke” audio, voice-overs, geluidseffecten, andere audiobestanden, CD-tracks en achtergrondmuziek. Clipeigenschappen: Met het gereedschap Clipeigenschappen kunt u de start- en de eindtijden van elk type clip aanpassen (“trimmen”). U kunt tevens een omschrijvende naam voor de clip invoeren om indien gewenst de standaardnaam te wijzigen.
CD-audio: Gebruik dit gereedschap om hele of gedeeltelijke nummers van een audio-cd toe te voegen. Zie “Het gereedschap CD-audio” op pagina 302 voor meer informatie. Achtergrondmuziek: Met dit gereedschap kunt u achtergrondmuziek toevoegen via ScoreFitter, Studio’s krachtige muziekgenerator. Kies een stijl, lied en versie. Studio maakt dan een muzikale soundtrack die past bij de duur van uw film. Zie “Het gereedschap Achtergrondmuziek” op pagina 303 voor meer informatie.
HOOFDSTUK 5: Videoclips De hoeksteen van de meeste videoprojecten in Studio is het gedeelte Album dat uw opgenomen videoscènes bevat. Om uw bewerkte film te maken, sleept u scènes vanuit het album naar het venster Film, waar ze als bewerkbare videoclips worden behandeld. Dit hoofdstuk geeft aan hoe u de punten “in” en “uit” (start en einde) voor elke clip moet instellen. De bewerkingsinterface van het venster Film maakt dit “trim”proces simpel, snel en nauwkeurig.
BASISHANDELINGEN VOOR VIDEOCLIPS De eerste stap in het maken van een film is het plaatsen van een aantal videoscènes uit het album in het venster Film, waar ze bewerkbare clips worden. Op een bepaald moment zult u waarschijnlijk ook een paar overgangen, titels, audio en andere extra’s toevoegen, maar een set videoscènes is het startpunt voor bijna elk project. Dit gedeelte legt uit hoe u scènes aan uw film toevoegt, en hoe u moet werken met scènes uit meerdere opnamebestanden.
Wanneer het venster Film zich in de weergave Tijdlijn bevindt, kunt u een videoscène of clip op een van de volgende sporen plaatsen: • Het hoofdspoor video. Indien de clip over bijbehorende audio beschikt, dan wordt deze aan het oorspronkelijke audiospoor toegevoegd. Deze video dient als de achtergrond voor overlay-video of titels op de lagere sporen van de Tijdlijn. • Het spoor overlay. Video op dit spoor wordt geplaatst op de inhoud van het spoor video.
Frameformaten mengen Vanwege het feit dat een film ofwel in het standaard (4:3) formaat ofwel in het breedbeeld (16:9) formaat kan staan, kunt u in Studio frameformaten niet combineren in het Filmvenster. Standaard bepaalt de eerste videoclip die u aan een film toevoegt het frameformaat van de film; latere clips worden indien nodig op dit formaat aangepast. Zie “Het projectformaat voor video” hieronder voor verdere informatie.
Het projectformaat is van toepassing op alle video- en afbeeldingsclips in het Filmvenster en op de voorbeeldweergave van deze clips in de Player. Visuele content in het Album, zoals opgenomen videoscènes, wordt standaard in het originele formaat weergegeven, onafhankelijk van het feit of dit formaat overeenkomt met het projectformaat.
Renderen op de achtergrond Het projectformaat wordt tevens gebruikt als het doelformaat voor renderen, het proces waarbij video wordt gegenereerd voor materiaal waarin HFX overgangen, effecten of andere voor de computer veeleisende functies worden gebruikt. Totdat deze video is gerenderd, is de weergave ervan wellicht niet gelijkmatig en volledig gedetailleerd tijdens de voorbeeldweergave. Studio voert de berekeningen op de achtergrond uit terwijl u werkt.
• Om de oorspronkelijke locatie van een clip in uw bronvideo te zien, gebruikt u de opdracht Scène in Album zoeken in het contextmenu voor clips van het venster Film. Studio markeert de scène in het album waaruit de geselecteerde clip komt. Omgekeerd gebruikt u Album ¾ Scène in project zoeken om te tonen hoe een bepaalde scène uit het album in uw huidige project wordt gebruikt.
VIDEOCLIPS TRIMMEN In het algemeen bevatten opgenomen videoscènes meer materiaal dan u eigenlijk nodig hebt voor uw film. “Trimmen” – het proces van het aanpassen van de punten in en uit van een clip om ongewenst beeldmateriaal te verwijderen – is een fundamentele bewerkingshandeling. Door trimmen gaan geen gegevens verloren: Studio stelt nieuwe start- en eindpunten voor de clip in het venster Film in, maar de bron van de clip de oorspronkelijke scène uit het album - blijft intact.
Zo trimt u een afzonderlijke clip op de tijdlijn: 1. 2. Verwijderen alle clips behalve een clip van de tijdlijn. Is de tijdlijn leeg, sleep er dan een scène in uit het album. Breid de tijdschaal uit om fijne aanpassingen te vergemakkelijken. Plaats de muisaanwijzer ergens op de tijdlijn behalve direct boven de bewerkingslijn. De aanwijzer verandert in een kloksymbool. Klik en sleep het naar rechts om de tijdschaal uit te breiden.
Meerdere clips Het geheim van een clip trimmen wanneer meerdere clips op de tijdlijn staan, is dat u eerst de te trimmen clip moet selecteren door erop te klikken met de muis. Zo trimt u met meerdere clips op de tijdlijn: 1. 2. 3. 4. 5. Zet twee korte clips op de tijdlijn. Pas de tijdschaal aan totdat de gewenste clip een handige grootte voor bewerken heeft. Klik op de tweede clip.
6. Laat de muisknop los. De clip die u hebt getrimd springt terug langs de rechterrand van de eerste clip. Gaten en opvullingen: knippen met de Ctrl-toets Zoals we in het bovenstaande voorbeeld hebben gezien, wordt bij het inkorten van een clip op het videospoor de clip en eventuele clips rechts ervan naar links verplaatst om te voorkomen dat er een gat ontstaat. Tegelijkertijd worden clips op andere sporen ingekort om de gehele Tijdlijn synchroon te houden.
Tips voor het trimmen van clips Hebt u er moeite mee om de randen van de clips tijdens het trimmen te manipuleren, probeer dan het volgende: • Controleer of de clip die u wilt trimmen geselecteerd is en dat het de enige is die geselecteerd is. • Maak de tijdschaal groter totdat het makkelijker is om nauwkeurige aanpassingen te doen. • Voorkom dat u de tijdschaal te ver uitbreidt omdat clips hierdoor erg lang lijken.
Het vak Naam wordt in het gereedschap Clipeigenschappen voor alle cliptypen aangeboden. Clipnamen worden gebruikt door de tekstweergave van het venster Film, en kunnen ook worden bekeken als voorbijschietende labels wanneer uw muis over clips in de weergave Storyboard beweegt. Voorbeeldgebieden: Afzonderlijke voorbeeldgebieden geven de in- en uitbeelden van de getrimde clip weer, samen met een teller en instelknoppen. De lay-out van elk voorbeeldgebied lijkt op die van de Player tijdens normale bewerking.
Transportknoppen: Terwijl het gereedschap Clipeigenschappen wordt gebruikt, zijn de transportknoppen in het middelste gebied een vervanging voor de knoppen die normaal gesproken op de player verschijnen. Deze speciale transportknoppen bevatten onder andere een knop Weergave in loop /Pauze die kan worden gebruikt om herhaaldelijk door het getrimde gedeelte van de clip te gaan terwijl de trimpunten worden aangepast.
Getrimde clips terugzetten Verandert u uw mening over een bepaalde trimhandeling (of groep handelingen) na het bekijken van een voorbeeld, gebruik dan de knop Ongedaan maken (of Ctrl+Z) of zet de getrimde clip met de hand terug met een van deze methoden: • Sleep de rechterrand van de clip direct op de tijdlijn totdat het niet verder gaat, • Sleep in het gereedschap Clipeigenschappen de trimschuifmaten naar de einden van de clip.
Zo herstelt u een gesplitste clip: • Gebruik de knop Ongedaan maken (of druk op Ctrl+Z). Zelfs wanneer u andere handelingen hebt gedaan sinds u de clip hebt gesplitst, kunt u met het ongedaan maken op meerdere niveaus net zover teruggaan als nodig is. Of: • Is ongedaan maken ongewenst vanwege tussenkomende handelingen die u niet wilt weggooien, dan kunt u beide helften van de gesplitste clip vervangen met het origineel uit het album. Of: • Verwijder een helft van de gesplitste clip en trim de andere eruit.
Dergelijke speciale bewerkingen zijn mogelijk met behulp van de knoppen spoorvergrendeling langs de rechterrand van het venster Film in de Tijdlijnweergave. Elk van de standaardsporen (allemaal behalve het spoor menu) biedt een vergrendelingsknop. Zie “Spoor vergrendelen” op pagina 96 voor meer informatie over het vergrendelen van sporen. Een vergrendeld spoor is grijs gemaakt in de Tijdlijnweergave.
Invoegbewerking In gewoon bewerken in de tijdlijn worden een videoclip en de oorspronkelijke audio die erbij is opgenomen als een eenheid behandeld. Hun speciale relatie wordt in het venster Film gesymboliseerd door de lijn die de indicator van het spoor video met de indicator van het spoor oorspronkelijke audio koppelt. Dit geeft aan dat deze laatste afhankelijk is van de eerste. Via de spoorvergrendelingsknoppen kunt u de twee sporen afzonderlijk behandelen voor bewerkingen als invoegbewerking.
Omdat het audiospoor nog steeds intact is door de vergrendeling, beweegt de video rechts van het invoegpunt niet naar links om het gat te vullen dat u in de tijdlijn hebt gemaakt, omdat de video en audio dan niet langer gesynchroniseerd zouden zijn. Zou u nu een voorbeeld van uw video bekijken, dan zou u een zwart scherm zien terwijl het gatgedeelte wordt afgespeeld, maar het geluidsspoor zou normaal zijn. 3. U hoeft nu alleen nog de gewenste clip die u wilt invoegen te plaatsen.
Splitsbewerking In “splitsbewerking” worden de audio en video van een clip afzonderlijk getrimd zodat de overgang naar de ene plaatsvindt voor de overgang naar de andere. Let op: Splitsbewerkingen kunnen ook worden uitgevoerd op de overlay videoen audiosporen door middel van methodes die analoog zijn aan hetgeen hier wordt beschreven. Zie Hoofdstuk 8: Bewerken van twee sporen voor details. In een “L-snede” gaat video vooraf aan de gesynchroniseerde audio. In een “J-snede” komt de audio eerst.
In plaats van de audio en de video tegelijkertijd te snijden, kunt u ervoor kiezen de stem van de spreker in de volgende scène te laten overlappen. Dit maakt het duidelijk voor het publiek dat de nieuwe scène die het publiek nu bekijkt de uitleg illustreert die de spreker heeft gegeven. Let erop, dat de grenzen van de video- en audioclip in de voltooide snede een L-vorm vormen. Audio gaat weg na video.
4. Terwijl het audiospoor nog steeds vergrendeld is, sleept u de video van de tweede clip naar links totdat het de oorspronkelijke clip ontmoet. Is er te weinig video over aan het begin van de tweede clip om deze trim mogelijk te maken, dan zult u eerst een voldoende hoeveelheid van zowel de video evenals de audio moeten trimmen en het dan opnieuw proberen. 5. Ontgrendel het audiospoor. De video gaat nu over naar de tweede clip voor de audio.
Deze keer omranden de clipgrenzen de letter J: Audio gaat weg voor video. De resulterende “J”-vorm is in deze illustratie omrand Zo voert u een J-snede uit: 1. 2. 3. 4. Pas de tijdlijn aan zodat u makkelijk het aantal beelden of seconden kunt aftellen dat u wilt overlappen. Net als voorheen: trim de rechterrand van de linkerclip terug, zowel video als audio, met de overlappingsinterval. Vergrendel het audiospoor.
HET MUZIEKVIDEOGEREEDSCHAP SMARTMOVIE Een muziekvideo maken ziet er misschien uit als veel werk, zelfs met de handige bewerkingsfuncties van Studio. Talloze korte clips moeten zorgvuldig worden uitgelijnd op het ritme van de soundtrack om ervoor te zorgen dat de muziek en video correct gecoördineerd zijn.
Uitzondering: Als u een diashow maakt en de optie Alle afbeeldingen gebruiken is ingeschakeld (zie hierboven), dan bepaalt het aantal afbeeldingen de lengte van het uiteindelijke project en niet de duur van de muziekclip. SmartMovie stijlen Selecteer een stijl in de vervolgkeuzelijst bovenaan het venster van de functie SmartMovie. U vindt er een reeks stijlen voor zowel muziekvideo’s als diashows.
Plaats een vinkje bij de optie Gebruik alle afbeeldingen als u er zeker van wil zijn dat alle stilstaande afbeeldingen die u aan uw project hebt toegevoegd in de diashow worden gebruikt, ongeacht de lengte van de muziek die u hebt geselecteerd. Studio herhaalt de muziekclip of knipt hem bij; dit is afhankelijk van het aantal gekozen afbeeldingen. Let op: De optie Alle afbeeldingen gebruiken is alleen van invloed op SmartMovie-diashows, niet op muziekvideo’s.
HOOFDSTUK 6: Montage®thema’s en thema’s bewerken De aanpasbare “thema’s” van Studio bieden een krachtige en eenvoudig te leren methode om diashow-, animatie- en bewerkingseffecten voor meerdere sporen te maken. Met thema’s kunt u uw video’s snel een professionelere look geven terwijl een coherente structuur behouden blijft. Ieder thema bestaat uit een set sjablonen die als “themaclips” aan uw project kunnen worden toegevoegd.
Het uiterlijk van het pictogram van een themaclip op de Tijdlijn geeft de structuur van de clip aan. Van links naar rechts ziet u hier pictogrammen voor Begin, Segue en Einde. De zigzagranden corresponderen met de plaatsing van video op volledige framegroote in de clip. De video aan het einde van Begin en het begin van Einde kan worden aangepast aan een Segue; de zigzag geeft dus tevens een grafische voorstelling van de manier waarop sjablonen samen kunnen worden gebruikt.
THEMA’S GEBRUIKEN Themasjablonen worden opgeslagen in het gedeelte Thema’s van het Album. Het Album toont alle sjablonen van een bepaald thema dat in de vervolgkeuzelijst wordt geselecteerd. Als u een sjabloon wilt gebruiken, sleept u het pictogram ervan van het Album naar het venster Film. Kies een thema in de vervolgkeuzelijst (L) om de beschikbare sjablonen weer te geven (R). Om een sjabloon te gebruiken, sleept u het pictogram ervan naar het venster Film.
Met het gereedschap Thema-editor kan de gebruiker een themaclip aanpassen door de ingebouwde instellingen te wijzigen of door video- en audiosubclips aan te wijzen die het gereedschap gebruikt. De editor is tevens toegankelijk via de menuopdracht Gereedschapskist ¾ Montagethema’s bewerken. Met het gereedschap Thema-editor kunt u thema-elementen aangeven zoals video- of beeldclips, instellingen van eigenschappen en tekstbijschriften.
Het gedeelte Thema’s van het Album In het Album kunt u de sjablonen van één thema tegelijkertijd bekijken. Net zoals bij videoscènes gebruikt u de muis om een themasjabloon te selecteren, af te spelen of toe te voegen: • Klik één keer om de sjabloon in de Player te laden, waar hij kan worden afgespeeld met de transportknoppen. • Dubbelklik om de sjabloon in de Player te laden en direct af te spelen.
De standaardlengte van een themaclip is afhankelijk van het ontwerp van de desbetreffende sjabloon. Als u een nieuwe themaclip op een bestaande themaclip op de tijdlijn plaatst, dan wordt de nieuwe clip ofwel naast de oude geplaatst of vervangt de nieuwe clip de oude. Dit is afhankelijk van de positie van de muisaanwijzer met betrekking tot de doelclip als u de knop loslaat.
Een nieuwe themaclip wordt in het midden van de clip aan de linkerkant geplaatst en vervangt deze clip. De positie van andere clips wordt hierdoor niet beïnvloed. Werken met themaclips op de Tijdlijn Themaclips gedragen zich als gewone videoclips bij bewerkingen zoals trimmen en het toevoegen van overgangen. Het trimmen van een themaclip... Hoewel trimbewerkingen op de Tijdlijn hetzelfde zijn voor themaclips als voor videoclips, is het feitelijke resultaat van het trimmen afhankelijk van het type clip.
Trimmen in thema's Wanneer het sjabloon van een themaclip begint of eindigt met een instelbaar gedeelte video op volledig frameformaat (dit is bij een groot aantal sjablonen het geval), dan biedt de tijdlijn knoppen voor het aanpassen van de lengte van de “intro” en “outro” tijden – de lengte van de delen van volledige framegrootte. Klik op een knop en sleep hem naar links of rechts om de lengte afzonderlijk in te stellen.
De anatomie van een thema Voor voorbeelden van de werking van thema’s bekijken we het meegeleverde thema “50s Modern”, dat vijf sjablonen bevat. Alle sjablonen in dit thema maken gebruik van hetzelfde achtergronddesign – een abstract, scrollend patroon. Het is doorlopend zichtbaar behalve tijdens videosegmenten op volledige framegrootte. De kleur van het patroon wordt ingesteld met behulp van een parameter in de Thema-editor voor de sjablonen.
Standaard bedraagt de lengte van deze themaclip 13:29. De ingebouwde videoclip start op het vaste tijdspunt 7:03 en loopt tot het einde; de lengte is dus 6:26. Als uw videosubclip lang genoeg is, kunt u de gehele clip verlengen en het gedeelte van de video op volledige framegrootte uitbreiden. Deze mogelijkheid wordt in het diagram aangegeven met de pijl aan het einde van de balk “Video”. Segue A: Segue-sjablonen verbinden twee videosequenties op volledige framegrootte door middel van een animatie.
Segue C bevat een overbruggende videosubclip. De laatste subclip kan weer worden uitgebreid. Einde: Het doel van een Einde-sjabloon is het tegenovergestelde van het doel van een Begin-sjabloon. In dit voorbeeld wordt de interne structuur vrijwel volledig gespiegeld. Video op volledige framegrootte verdwijnt langzaam terwijl er een vliegend paneel verschijnt met geanimeerde bijschriften – precies het tegenovergestelde van de hierboven beschreven Begin-sequentie.
Met deze twee methoden wordt een themaclip die momenteel is geselecteerd in het venster Film automatisch geladen in de editor wanneer hij wordt geopend. Als u terwijl de editor is geopend op een andere themaclip in het venster Film klikt, dan wordt er een voorbeeld van die clip weergegeven zonder dat de editor wordt gesloten. Het gereedschap Thema-editor gebruiken Ieder themasjabloon heeft zijn eigen reeks plaatsen voor video- en fotocontent: dit zijn de zogenoemde “dropzones” in de Thema-editor.
Werken met dropzones Dropzones leegmaken: U verwijdert een subclip uit de dropzone door met de rechtermuisknop op de zone te klikken en Verwijderen te selecteren in het menu dat verschijnt. Subclips kopiëren naar het venster Film: U kopieert een subclip van een dropzone in de Thema-editor naar de Tijdlijn (of een andere weergave van het venster Film) door met de rechtermuisknop op de zone te klikken en in het menu Aan Tijdlijn toevoegen te selecteren.
Wanneer u de schuifknop voor het begin van de clip verschuift, wordt het pictogram in de dropzone bijgewerkt voor het nieuwe beginframe. Tegelijkertijd toont de Player het frame bij de huidige positie van de schuifregelaar. Als de dropzone waarmee u werkt actief is op die tijdindex, toont het voorbeeld de wijzigingen in het beginframe.
HOOFDSTUK 7: Video-effecten Het grootste deel van de videobewerking bestaat uit het selecteren, ordenen en trimmen van videoclips, het koppelen van clips aan overgangseffecten en het combineren ervan met andere materialen zoals muziek en stilstaande beelden. Soms moet u echter ook de videobeelden zelf aanpassen, ze op de een of andere manier manipuleren om een gewenst effect te behalen.
Video-effecten versus audio-effecten In de meeste opzichten werken het gereedschap Video-effecten en het gereedschap Audio-effecten identiek, behalve wat betreft het type materiaal waarop ze worden toegepast. Effecten kopiëren en plakken Als u een effect aan een clip hebt toegevoegd en geconfigureerd via het bijbehorende parameterpaneel, biedt Studio de mogelijkheid om het ook op andere clips op de tijdlijn van het Filmvenster toe te passen.
Via de selectievakjes naast elke effectnaam kunt u effecten afzonderlijk inen uitschakelen zonder ze uit de lijst te hoeven verwijderen (dit zou ervoor zorgen dat alle aangepaste parameterinstellingen verloren gaan). In de illustratie hierboven is het effect “Waterdruppel” uitgeschakeld terwijl de twee andere effecten in de lijst van kracht blijven.
Premium video- en audio-effecten kunnen - net zoals ander vergrendelde content in Studio - gratis worden gebruikt. Er wordt echter een “watermerk” aan de weergegeven video toegevoegd. Als u het effect in een echte productie wilt gebruiken, dan kunt u een activatiesleutel aanschaffen zonder Studio te verlaten. Voor meer informatie over het aanschaffen van vergrendelde video- en audio-effecten en andere premium-content voor Studio, zie “Studio uitbreiden” op pagina 11.
De bediening voor de basisbibliotheek van effecten die met Studio wordt geleverd, wordt verderop beschreven (beginnend op pagina 169). Add-on effecten worden in hun eigen on-line documentatie beschreven. U krijgt hier toegang toe via het parameterpaneel door op functietoets F1 te drukken of op de knop Help linksboven aan het parameterpaneel te klikken. Let op: Sommige plug-ineffecten kunnen hun eigen parametervensters met gespecialiseerde bediening aanbieden.
Keyframing De parameters voor Studio video-effecten worden normaal gesproken toegepast bij het eerste frame van de videoclip en blijven tot aan het einde ongewijzigd. Dit is het standaardgedrag van ieder effect dat u aan de clip toevoegt. Gewoonlijk veranderen de parameterwaarden van een effect niet gedurende videoclip waarbij het effect hoort.
Een grafisch beeld van de keyframes in het bovenstaande voorbeeld. De waarden voor Zoom (Z), Horizontale positie (H) en Verticale positie (V) worden bepaald door keyframe 1 bij de start van de clip, bij keyframe 2 na ongeveer eenderde van de clip en bij keyframe 3 aan het einde. De waarden worden geleidelijk gewijzigd voor de tussenliggende frames. De meeste effecten ondersteunen keyframing.
Keyframing geeft u precieze controle over de manier waarop het effect op de clip wordt toegepast. Het is bijvoorbeeld heel eenvoudig om een effect te laten opkomen en verdwijnen. Met een set van vier keyframes kunt u één of meerdere parameterwaarden laten opkomen bij de start van een clip en verdwijnen aan het einde van de clip.
Keyframing gebruiken Zoek in het parametervenster van een effect dat keyframing ondersteunt naar het vakje Gebruik Keyframes en plaats er een vinkje in. Als u dit niet doet, blijft het effect een enkele set parameterwaarden gedurende de gehele clip. Als u keyframing voor effect inschakelt, worden er automatisch twee keyframes gemaakt. Het ene keyframe wordt aan het begin van de clip geplaatst, en het andere aan het einde ervan. De parameters voor beide frames worden ingesteld op een niet-keyframe waarde.
Tegelijkertijd worden er onder in het parametervenster extra knoppen weergegeven: de knoppen Toevoegen en Verwijderen, de indicator Huidige keyframe met pijlen naar voren en achteren en de teller Keyframe-tijd met pijlen. Er verschijnen nieuwe knoppen onder in het parametervenster wanneer keyframes zijn ingeschakeld De indicator Huidige keyframe geeft het nummer aan van het keyframe dat is gekoppeld aan het frame dat u in het Filmvenster bekijkt.
Wanneer het huidige frame een keyframe heeft, dan kan de tijdverschuiving worden gewijzigd met behulp van de pijlen van de teller. De posities van het eerste en laatste keyframe kunnen niet worden aangepast. U kunt andere keyframes vrij verplaatsen tussen de huidige posities van de aangrenzende keyframes. De tijd van keyframe 2 instellen.
BIBLIOTHEEK MET VIDEO-EFFECTEN De plug-in video-effecten die samen met Studio is geïnstalleerd, is verdeeld in zes categorieën, te herkennen aan de verschillende pictogrammen: • Restauratie-effecten helpen fouten in de bronvideo te verbeteren zoals ruis en cameraschokken. • Tijdeffecten, zoals Snelheid, wijzigen het afspeeltempo zonder het uiterlijk van de videobeelden zelf te wijzigen.
Sommige uitbreidingseffecten worden in Studio geleverd als vergrendelde, premium-content. Deze bevatten de pakketten RTFX Volume 1 en 2 van Pinnacle. U kunt een voorbeeld van dergelijke effecten bekijken in Studio, maar er wordt een “watermerk” aan het effect toegevoegd. Door een activatiesleutel te kopen, kunt u het watermerk verwijderen. Hiervoor hoeft u Studio niet te verlaten. Voor meer informatie over het aanschaffen van premium-content voor Studio raadpleegt u “Studio uitbreiden” op pagina 11.
Automatische kleurcorrectie Dit effect compenseert onjuiste kleurbalans in uw video. Het idee lijkt op de instelling “witbalans” op een camcorder. Helderheid: Kleurcorrectie kan de helderheid van het beeld aantasten. U kunt met deze schuifregelaar indien nodig een handmatige correctie toepassen. (Technisch gezien regelt de bediening het “contrastgamma” van het beeld in plaats van de werkelijke helderheid.
Ruisonderdrukking Deze plug-in past een algoritme voor ruisonderdrukking toe die het uiterlijk van video met ruis kan verbeteren. Om artefacten (beeldfouten die worden veroorzaakt als neveneffect van beeldbewerking) te voorkomen, wordt ruisonderdrukking alleen toegepast in gebieden van het beeld waar de hoeveelheid beweging onder een bepaalde drempelwaarde valt. Bewegingsdrempel: Deze schuifregelaar beheert de drempelwaarde.
Stabiliseren Evenals de elektronische functie beeldstabilisatie in veel digitale camcorders minimaliseert dit effect bewegingen of trillingen die door de beweging van de camera worden veroorzaakt. De randgebieden van het beeld worden verwijderd en het centrale deel wordt met ongeveer 20% vergroot om het beeld te vullen. Door de grenzen van de geselecteerde regio beeld voor beeld aan te passen, kan Studio de ongewenste camerabeweging compenseren.
ULTIMATE EFFECTEN Het Studio Ultimate RTFX pakket met video-effecten wordt geleverd bij Studio Ultimate. Gebruikers van andere Studio versies kunnen de effecten in hun bezit krijgen door te upgraden naar Studio Ultimate. Dit gedeelte geeft een korte beschrijving van ieder effect in de groep, behalve: • Twee van de Overlay-effecten worden elders besproken (Kleurwaarde- instelling op pagina 195, en Beeld-in-beeld op pagina 190).
Embosseleren Dit gespecialiseerde effect simuleert het uiterlijk van een geëmbosseleerd beeldhouwwerk of beeldhouwwerk met licht reliëf. De sterkte van het effect wordt geregeld via de schuifregelaar Hoeveelheid. Embosseleren kan worden gebruikt in combinatie met het effect Kleurcorrectie om het contrast en de helderheid aan te passen (rechts).
Verzachten Het effect Verzachten brengt een zachte vervaging in uw video aan. Dit kan handig zijn voor het toevoegen van een romantisch tintje of het verbergen van rimpels. Een schuifknop bepaalt de kracht van het effect. Bevlekt glas Dit effect simuleert het uiterlijk dat de video wordt bekeken door een kozijn van onregelmatige polygonen die in een mozaïekstructuur zijn gearrangeerd.
2D Editor Gebruik dit effect om het beeld te vergroten en in te stellen welk gedeelte ervan wordt weergegeven, of om het beeld te verkleinen en optioneel een rand en schaduw toe te voegen. Aardbeving Het Studio Ultimate Aardbeving effect laat het videobeeld schommelen om een seismische gebeurtenis te simuleren. De hevigheid stelt u in via schuifknoppen voor snelheid en intensiteit.
Vergroten Met dit effect kunt u een virtueel vergrootglas toepassen op een geselecteerd gedeelte van het videoframe. U kunt de lens in drie dimensies plaatsen, horizontaal en verticaal binnen het frame bewegen en dichter bij of juist verder van het beeld plaatsen. Bewegingsvervaging Dit effect simuleert de vervaging die het resultaat is wanneer een camera tijdens het filmen snel wordt bewogen. Zowel de hoek als de hoeveelheid vervaging kunnen worden ingesteld.
Zwart-wit Dit effect vermindert een beetje of alle kleurinformatie uit de oorspronkelijke video, met resultaten die van deels onverzadigd (de voorkeuze “Verbleekt”) tot volledig monochroom (“Zwart-wit”) lopen. De schuifregelaar Hoeveelheid regelt de sterkte van het effect.
Inverteren Ondanks de naam zet het effect Inverteren de weergave niet op zijn kop. In plaats van het beeld zelf worden de kleurwaarden in het beeld omgekeerd: de complete lichtintensiteit en/of kleur van alle pixels wordt opnieuw ingevuld; dit resulteert in een direct herkenbaar, maar opnieuw ingekleurd beeld. Dit effect maakt gebruik van het YCrCb-kleurmodel, dat één kanaal voor luminantie (helderheidinformatie) en twee kanalen voor chrominantie (kleurinformatie) heeft.
RGB-kleurbalans RGB-kleurbalans heeft in Studio Ultimate een dubbele rol. Aan de ene kant kunt u het gebruiken om video te corrigeren waarin sprake is van ongewenste kleur. Aan de andere kant kunt u er kleuring mee geven om een bepaald effect te bereiken. Een avondscène kan bijvoorbeeld worden verbeterd door blauw toe te voegen en de algehele helderheid enigszins te verlagen. U kunt zelfs een video die in daglicht is gemaakt er als een nachtscène uit laten zien.
HOOFDSTUK 8: Bewerken van twee sporen Studio biedt de geweldige mogelijkheid van videobewerking op meerdere sporen door middel van een extra videospoor in de tijdlijn van het Filmvenster, het zogenoemde overlay-spoor. Hiermee kunt u gebruikmaken van de geavanceerde effecten beeld-in-beeld en kleurwaarde-instelling terwijl het gemak van de gestroomlijnde en logische gebruikersinterface van Studio behouden zijn gebleven.
Naast het overlay-spoor beschikt Studio nu ook over een overlayaudiospoor voor de oorspronkelijke audio-informatie van de videoclip. Wanneer de sporen overlay video en audio zijn geopend, accepteert Studio niet langer videoclips op het spoor titel. Sleep clips van het Album naar wens direct naar de sporen video of overlay. Videoclips op de sporen video en overlay.
(Zie “Het gereedschap Beeld-in-beeld” hieronder als u het tweede videobeeld in een kleiner beeld wilt weergeven, zodat slechts een klein gedeelte van de hoofdvideo aan het zicht wordt onttrokken.) Een invoegbewerking op het spoor overlay. De hoofdvideo is onzichtbaar wanneer de B-clip wordt weergegeven. In de J-snede en de L-snede begint het audiogedeelte van een clip iets voor (J) of na (L) de video.
Het gereedschap Beeld-in-beeld Beeld-in-beeld (vaak afgekort tot “BIB”) – het invoegen van een extra videobeeld binnen het hoofdbeeld – is een veelzijdig effect dat vaak in professionele tv-producties wordt gebruikt. Beeld-in-beeld met optionele rand, schaduw en afgeronde hoeken (links). Splitseffecten, zoals de verticale split rechts, zijn voorbeelden van de veelzijdige mogelijkheden van het BIB-gereedschap.
Het gereedschap Beeld-in-beeld en Kleurwaarde-instelling is eigenlijk twee soorten gereedschappen in één. Omdat ze onafhankelijk worden gebruikt, behandelen we ze als afzonderlijke gereedschappen. Deze illustratie toont de BIB-kant van het gereedschap. Klik op de tab Kleurwaarde-instelling om over te schakelen.
Bijsnijdenmodus: in deze modus vertegenwoordigt het lay-outgebied het gehele overlay-beeld, ongeacht de feitelijke afmetingen die in de modus Formaat zijn ingesteld. De rechthoek die door de bedieningsknoppen worden gedefinieerd, geeft aan welke gedeelte van het beeld zichtbaar is. Buiten het zichtbare gebied is het beeld semi-transparant en schijnt het geblokte patroon erdoorheen. Net zoals in de Formaatmodus kunt u met de bedieningsknoppen aan de zijkant de kniprechthoek naar wens aanpassen.
Schaduw: met deze knoppen stelt u de kleur, breedte, hoek en transparantie in van het slagschaduweffect dat de illusie geeft dat het overlay-beeld boven de achtergrondvideo zweeft. Stel de breedte (met de schuifknop Afstand) op nul in als u niet wilt dat de schaduw zichtbaar is. Het cirkelvormige knopvak voor het instellen van de schaduw biedt u acht keuzen voor het plaatsen van de schaduw in verhouding tot het beeld. Beeld-in-beeld inschakelen: via dit selectievakje kunt u het BIB-effect inen uitschakelen.
Parameterinstellingen voor het effect Beeld-in-beeld. Positie: met de schuifknoppen Horizontaal en Verticaal bepaalt u de positie van het midden van het BIB-beeld ten opzichte van het midden van het achtergrondbeeld. Formaat: met de schuifknoppen Breedte en Hoogte bepaalt u het formaat van het BIB-beeld als een percentage van de oorspronkelijke afmetingen. Desgewenst kunt u via Knippen het uiteindelijke formaat van het BIB-beeld op het scherm nog verder verkleinen.
Het gereedschap Kleurwaarde-instelling Kleurwaarde-instelling is een veel gebruikte techniek waarmee objecten op de voorgrond in een videoscène kunnen worden opgenomen hoewel ze niet aanwezig waren – en dit is vaak ook niet mogelijk – op het moment dat de scène werd opgenomen. Wanneer een actiester in een vulkaan valt, met een enorme kakkerlak vecht of de bemanning redt via een riskante ruimtewandeling, dan is er waarschijnlijk kleurwaarde-instelling of een gerelateerde technologie voor de scène gebruikt.
Als de clips op hun plaats staan, selecteert u de voorgrondclip en opent u het gereedschap Beeld-in-beeld en Kleurwaarde-instelling. Dit is het zevende gereedschap in de gereedschapskist van het Filmvenster. Selecteer de tab Kleurwaarde-instelling om de nodige instellingen te laten weergeven. Het tabblad Kleurwaarde-instelling van het gecombineerde gereedschap.
In plaats van een daadwerkelijke kleur selecteert u alleen een tint zonder rekening te houden met andere eigenschappen – verzadiging en intensiteit – die in combinatie met tint een complete kleurspecificatie bepalen. De gekozen tint wordt aangeduid door de positie van het gemarkeerde gebeid op de cirkelomtrek van de weergave kleurcirkel. De kleurcirkel van het gereedschap Kleurwaarde-instelling geeft een reeks waarden voor tinten (langs de rand) en kleurverzadiging (langs de straal).
Vlekonderdrukking: het aanpassen van deze knop kan videoruis of flikkering aan de randen van het voorgrondobject onderdrukken. Instellen kleurwaarde inschakelen: met behulp van dit selectievakje kunt u het effect Kleurwaarde-instelling in- en uitschakelen. Toepassen op nieuwe clips: deze optie is handig wanneer u dezelfde instellingen voor de Kleurwaarde-instelling voor een aantal verschillende clips wilt gebruiken.
Parameterinstellingen voor het effect Kleurwaarde-instelling. De functie kleurwaarde-instelling biedt een speciale weergave van de gegenereerde transparantie. Als u deze weergave in de Player wilt krijgen terwijl u met de effectparameters werkt, klikt u op het selectievakje Toon key.
Belicht het achtergronddoek zo gelijkmatig mogelijk: vaak blijkt achtergrondkleuring die op het blote oog gelijkmatig lijkt tijdens de weergave donkere of waterige gebieden te vertonen. Dit is van nadelige invloed op de kleurwaarde-instelling, waarvoor immers een gelijkmatige, verzadigde kleur nodig is. Gebruik meerdere lampen op het achtergronddoek om er zeker van te zijn dat het gehele doek goed wordt belicht, zonder dat er heldere plekken zijn.
Maak een glad profiel: kleurwaarde-instelling werkt beter met een gladde, duidelijke rand dan met een gekartelde of complexe rand. Probeer het onderwerp met een glad profiel te filmen. Met name het filmen van haar is lastig; probeer het haar glad te kammen. Het is nog beter als het onderwerp een hoed of pet draagt. Gebruik kleine beeldkaders: hoe breder het kader is, hoe groter de achtergrond moet zijn en hoe moeilijker het is om alles onder controle te houden.
HOOFDSTUK 9: Overgangen Een overgang is een geanimeerd effect dat het overgaan van de ene clip naar de andere vloeiend – of juist nadrukkelijk laat gebeuren. Fades, vegen en oplossingen zijn gebruikelijke overgangstypen. Andere overgangen zijn exotischer en kunnen zelfs ingewikkelde 3D-illustraties bevatten. Overgangen worden in hun eigen gedeelte van het album opgeslagen (zie “Het gedeelte Overgangen” op pagina 75).
Moet een overgang twee seconden duren (de standaardduur voor een overgang in een nieuwe installatie van Studio), dan begint de tweede clip twee seconden voordat de eerste clip is afgelopen te draaien. Aan het begin is alleen de eerste clip zichtbaar; aan het einde heeft de tweede clip de eerste geheel vervangen. De details van wat er gebeurt als de eerste clip langzaam wordt verwijderd en de tweede langzaam verschijnt, hangen van het overgangstype.
De vele andere groepen op de lijst behoren allemaal tot de Hollywood FX, een grote set ingewikkelde overgangen die driedimensionale afbeeldingen bevatten. De overgangen van Hollywood FX worden aan het einde van dit gedeelte besproken (pagina 203). Snede (Cut): Een snede is de minimale overgang – een onmiddellijke verschuiving van de ene scène naar de volgende. Dit is de standaardovergang in Studio. Een snede is passend wanneer er een sterke inherente verbinding tussen een clip en de volgende is.
Een duw lijkt weer op een schuif, behalve dan dat de oude video uit het beeld wordt geduwd terwijl de nieuwe video binnenkomt. Het lijkt op een filmrol die van het ene beeld naar het volgende beeld wordt getransporteerd. Hollywood FX voor Studio Pinnacle Systems’ Hollywood FX omvat een groot aantal dramatische 3D-overgangen en effecten. Deze zijn ideaal voor openingsfilmpjes, sport en actiebeeldmateriaal of muziekvideo’s.
Achtergrondberekening van Hollywood FX Renderen op de achtergrond is een optionele functie waarbij de berekeningen die nodig zijn voor het maken van een gedetailleerd voorbeeld van Hollywood FX-overgangen en andere effecten als een “taak op de achtergrond” wordt uitgevoerd. U kunt renderen op de achtergrond configureren in het optiepaneel Video- en audio-instellingen (Setup ¾ Video- en audio-instellingen). Zie “Video- en audio-instellingen” op pagina 356 voor details.
Begin met een stel clips op de tijdlijn, voeg daarna een overgang in van het gewenste type tussen de eerste twee clips. Selecteer nu alle clips behalve de eerste, klik met de rechtermuisknop op een ervan en selecteer Rimpelovergang uit het pop-up menu. Studio voegt een kopie van de oorspronkelijke overgang tussen elk paar van geselecteerde clips in.
TRIMOVERGANGEN Hoewel overgangen geen echte clips zijn, worden ze op soortgelijke manier behandeld als clips binnen Studio’s bewerkingsomgeving. Evenals andere clips kunt u overgangen direct op de tijdlijn van het venster Film trimmen, of met behulp van het gereedschap Clipeigenschappen. Zie “Trimmen op de tijdlijn met handvatten” op pagina 118 voor een bespreking van de eerste methode. De maximaal toegestane duur van een overgang is een frame minder dan de kortste aangrenzende clip.
Als u de HFX Creator applicatie hebt aangeschaft, kunt u deze in Studio openen door op de knop Bewerken in het gereedschap Clipeigenschappen voor Hollywood FX-overgangen te klikken. HFX Creator is een extern bewerkingsprogramma met een groot aantal opties die worden beschreven in de bijbehorende documentatie. Voorbeeld bekijken in het gereedschap Clipeigenschappen Het gereedschap Clipeigenschappen biedt voorbeeldknoppen voor overgangen die op overgangen voor videoclips lijken.
HOOFDSTUK 10: Stilstaande beelden Video houdt meestal bewegende beelden in, maar de meeste producties omvatten ook niet-bewegende titels of afbeeldingen en kunnen ook andere soorten stilstaande beelden bevatten. U kunt de volgende typen stilstaande beelden in uw films gebruiken: • Alle typen tekstonderschriften en afbeeldingen, inclusief schuivende aftiteling en “kruipende” berichten. • Foto’s of tekeningen die in afbeeldingsbestanden zijn opgeslagen die zich op een schijf bevinden.
Let op: Studio biedt een aanvullende optie, het spoor overlay, om uw beelden aan de Tijdlijn toe te voegen. Zie Hoofdstuk 8: Bewerken van twee sporen voor details. Het album bevat afzonderlijke gedeelten voor titels, bitmapped beelden en schijfmenu’s. Al deze bronnen worden als afzonderlijke bestanden op uw harde schijf opgeslagen.
Een diapresentatie maken Wilt u een snelle diapresentatie van stilstaande beelden of videoclips in elkaar draaien, gebruik dan Studio’s functie Rimpelovergang om een geselecteerde overgang snel tussen elk paar clips of beelden in te voegen. Zie pagina 205 voor meer informatie. Effecten toepassen De meeste plug-in video-effecten van Studio zijn bruikbaar voor stilstaande beelden. (Uitzonderingen zijn effecten zoals Snelheid die alleen nuttig zijn voor bewegende video.
Beeldbewerking via Clipeigenschappen De menuopdracht Gereedschapskist ¾ Clipeigenschappen aanpassen start een versie van het gereedschap Clipeigenschappen voor het type van de momenteel geselecteerde clip. U kunt ook het bovenste gereedschappictogram in de gereedschapskist gebruiken. Voor bitmap-beelden, inclusief gewone foto- en beeldbestanden, en voor schijfmenu's, dubbelklikt u op de clip voor een derde manier om toegang tot het gereedschap te krijgen.
• In Studio Ultimate kunt u animaties met “pannen en zoomen” maken waarin een beeld in hoge resolutie wordt weergegeven als een reeks soepel in elkaar overgaande close-ups in diverse stadia van vergroting. Deze techniek is nauw verbonden met de bekende documentairemaker Ken Burns. Het gereedschap Clipeigenschappen voor foto's beschikt over knoppen voor pannen en zoomen waarmee u zich op een interessant gedeelte kunt richten.
licht van de flitser dat wordt weerspiegeld door de retina van het oog wanneer het onderwerp recht in de camera kijkt.) Om de rode-ogen correctie in te schakelen, klikt u op de linkerknop in het vak rode ogen. De knop blijft ingedrukt als u erop hebt geklikt. Klik nu op het beeldvoorbeeld met de linkermuisknop op en links van het gebied waarin u het effect wilt toepassen. Houd de knop ingedrukt, sleep de muis naar beneden en naar rechts totdat het gebied volledig is ingesloten.
Wanneer de clip wordt afgespeeld, genereert Studio de tussenliggende beelden om de beelden aan het begin en het einde in een vloeiende animatie op elkaar aan te sluiten. De bovenstaande procedure beschrijft de eenvoudigste vorm van animatie met pannen en zoomen. Effectieve toepassingen zijn onder andere: • Het verplaatsen van een foto op volledige beeldgrootte naar een gedetailleerd beeld van een persoon of een voorwerp in het beeld.
statische clips op de gebruikelijke manier in de reeks met behulp van de knop Aanpassen op vorige clip. De knoppen voor pannen en zoomen worden hier gebruikt om beurtelings te focussen op vier beelden in het satirische schilderij “An Election Entertainment” van de Engelse kunstenaar William Hogarth. Een vijfde beeld wordt teruggetrokken zodat het gehele doek zichtbaar wordt (het maximale zichtbare gedeelte in een breedbeeld zonder zwarte balken).
De interface van het effect Pan en Zoom Als alternatief voor het instellen van animaties met pannen en zoomen animaties met behulp van het gereedschap Clipeigenschappen kunt u de eigenschappen met betrekking tot de start en het einde van de beelden numeriek invoeren in het video-effect Pan en Zoom. Deze alternatieve interface vindt u in het gereedschap Video-effecten.
Het gereedschap Frame grabber Gebruik het gereedschap Frame grabber samen met de player. Om toegang te krijgen, opent u de gereedschapskist en klikt u op de knop Frame grabber. Scrub of speel uw film of bronvideo af totdat het gewenste frame verschijnt in de Player; klik vervolgens op de knop Opnemen button. Het opgenomen beeld verschijnt in het voorbeeldgebied van het gereedschap, klaar om aan uw film te worden toegevoegd of als bestand op schijf te worden opgeslagen.
Aan film toevoegen: Deze knop voegt het opgenomen beeld in het spoor video van het venster Film voor de momenteel geselecteerde clip in. Op schijf opslaan: Deze knop opent een dialoogvenster Opslaan als zodat u een map, bestandsnaam en beeldformaat kunt selecteren voor het bestand waarin het opgenomen beeld zal worden opgeslagen.
HOOFDSTUK 11: Schijfmenu’s Met de komst van de schijfformaten DVD, Blu-ray Disc, VCD en S-VCD is video een interactief medium geworden, dat nieuwe mogelijkheden heeft voor zowel de videograaf als het publiek. Het ontwikkelen – de “authoring” – van een schijf in een van deze formaten betekent verder gaan dan het oude idee van het maken van een film om in strikte volgorde van begin tot eind te kijken. Nu kan het publiek bepalen welke delen van de film worden bekeken en in welke volgorde.
Het volgende diagram is opgebouwd volgens de storyboard van het venster Film. Het geeft weer hoe het eerder geïllustreerde menu, dat in het diagram als M1 wordt weergegeven, zou kunnen passen in de algehele opzet van een eenvoudige film met twee menu’s. Elk menu wordt in de film gevolgd door meerdere hoofdstukken, die met een uitzondering allemaal bestaan uit een enkele clip. Ons menu M1 bevat koppelingen naar vijf hoofdstukken. Ons menu is ontworpen om twee hoofdstukkoppelingen per pagina weer te geven.
Authoring van schijven in Studio Voor de bewerkingsdoeleinden in Studio is een schijfmenu slechts weer een cliptype. Net zoals bij titels kunt u de menu’s in het Album gebruiken of aanpassen. Ook kunt u ze helemaal zelf maken in de Editor voor klassieke titels (zie Hoofdstuk 3: Het Album en Hoofdstuk 12: De Editor voor klassieke titels). Om een idee te krijgen van wat gedaan moet worden, moet u eens proberen het paar “instant” projecten hieronder te maken.
Menu’s en titels De opgemerkte overeenkomst op pagina 225 tussen titels en schijfmenu’s is niet alleen aan de oppervlakte: een menu is in feite “een titel zonder knoppen”. Elke titel op het hoofdvideospoor op de Tijdlijn kan worden omgezet in een schijfmenu door gewoon een of meerdere knoppen in de Editor voor klassieke titels toe te voegen.
Menu’s op de tijdlijn neerzetten Sleept u een menu uit het album en zet u het neer op de sporen video of titel, dan biedt Studio u de optie om automatisch koppelingen te genereren naar alle videoclips rechts van het menu op de tijdlijn. Meerdere clips worden indien nodig in hoofdstukken gecombineerd om de minimale hoofdstuklengte die u aangeeft te bereiken. Dit is de snelste en makkelijkste manier om een koppeling in een schijfmenu te maken.
De knoppen voor de DVD Player Studio’s Player biedt een gespecialiseerde set knoppen voor het bekijken van een voorbeeld van films die menu’s bevat. Ze zijn opgebouwd volgens de knoplay-out op een typische afstandsbediening van een DVD-speler. Schakel de player over naar DVD-modus door op de knop DVD in-/uitschakelen in de rechteronderhoek van de player te klikken.
Menu’s bewerken op de tijdlijn Menu’s kunt u trimmen op de tijdlijn evenals elke andere clip met stilstaand beeld (zie “Trimmen op de tijdlijn met handvatten” op pagina 118). De duur van de clip instellen is over het algemeen minder belangrijk voor menuclips dan voor andere typen, aangezien menu’s blijven draaien tijdens het afspelen terwijl ze wachten op invoer van de gebruiker.
Het volgende gedeelte van de Tijdschaal in de bovenstaande overzichtsillustratie omvat de vierde hoofdstukkoppeling van M1 en een koppeling (de naar links wijzende pijl) van het einde van de vorige clip terug naar het menu. Een resultaat van het instellen van de link is dat de clip C4 alleen kan worden bereikt vanuit het menu. De clip C4 wordt gevolgd door menu M2, die - samen met de bijbehorende tekens automatisch in een nieuwe kleur wordt getekend.
Bewerken met het gereedschap Clipeigenschappen Met het gereedschap Clipeigenschappen voor schijfmenu’s kunt u hoofdstukkoppelingen maken, bewerken en afstemmen. Het geeft ook toegang tot de Editor voor klassieke titels voor het aanpassen van de visuele inhoud van het menu. Evenals het gereedschap Clipeigenschappen voor andere cliptypen, kunt u met dit gereedschap een aangepaste naam voor het menu instellen door het vak Naam te bewerken en de clip trimmen door het vak Duur te bewerken.
Knoppen voor het bekijken van een menuvoorbeeld Deze knoppen bevinden zich onder het voorbeeldgebied. Paginaselector: Voor menu’s met meerdere pagina's (die meer koppelingen dan een enkele pagina kan bevatten) kunt u met de pijlknoppen selecteren welke pagina actief is in het voorbeeldgebied. U kunt elke pagina in het menu selecteren waarvoor koppelingen zijn gedefinieerd.
Knoppen voor koppelingseigenschappen De knoppen in dit gebied stellen de weergave-eigenschappen van de hoofdstukkoppelingen op het menu in. Knopselector: Elke koppelingsknop in uw menu, onafhankelijk van de pagina waarop die zich bevindt, heeft een uniek volgnummer. Gebruik de pijltoetsen op deze knop om de menuknop te kiezen waaraan u wilt werken. De geselecteerde knop wordt gemarkeerd in het voorbeeldgebied. U kunt ook een knop selecteren door erop te klikken in het voorbeeldgebied.
Knoppen voor het bewerken van hoofdstukken De bediening in dit gedeelte selecteert of past de afzonderlijke hoofdstukknoppen binnen een menu aan. De knoppen Hoofdstuk instellen: Deze knoppen maken of verbreken de koppeling tussen de op dit moment geselecteerde hoofdstukknop in het menu en diens doelclip. Zo stelt u een koppeling in: Plaats de Tijdlijn-schuifregelaar binnen een clip van een menu, video, thema of stilstaand beeld en klik op de knop Hoofdstuk maken .
Zo maakt u een koppeling met slepen en neerzetten: • Klik op de clip in het venster Film waarnaar u wilt koppelen en sleep het naar een knop in het voorbeeld gebied voor het gereedschap Clipeigenschappen. De knop is gekoppeld aan het eerste beeld van de clip. Of: • Klik op de knop waarvoor u een koppeling wilt maken en sleep het naar een clip in het venster Film. In dit geval koppelt u naar het punt binnen de clip waarop u de knop neerzet – over het algemeen niet het eerste beeld.
HOOFDSTUK 12: De Editor voor klassieke titels Studio’s ingebouwde Editor voor klassieke titels is een krachtige functie voor het maken en bewerken van titels en andere afbeeldingen. Het uitgebreide pakket aan tekst- en beeldeffecten en gereedschappen biedt eindeloze mogelijkheden voor het visuele ontwerp van uw film. De Editor voor klassieke titels is niet beperkt tot het maken van passieve titels.
Studio Ultimate beschikt over een tweede titeleditor, de Editor voor bewegende titels, met animatiemogelijkheden die u niet in de Klassieke titeleditor vindt. De Klassieke titeleditor heeft echter ook functies die de Editor voor bewegende titels niet heeft, zoals de mogelijkheid om navigeerbare schijfmenu's en titels te maken.
DE KNOPPEN VAN DE EDITOR VOOR KLASSIEKE TITELS De belangrijkste knoppen van de Editor voor klassieke titels zijn rond het venster Bewerken gegroepeerd (zie de afbeelding op pagina 240). Titelachtige knoppen De vier knoppen in dit cluster staan aan de linkerkant van het scherm boven het venster Bewerken van de Editor voor klassieke titels. Er kan maar een knop tegelijk geselecteerd zijn. Selecteer de eerste knop als u een stilstaande titel maakt.
Gezien het feit dat schijfmenu’s alleen kunnen worden gebruikt op het hoofdvideospoor van de Tijdlijnweergave in het venster Film, is de knop voor het maken van schijfmenu’s niet beschikbaar wanneer er een titel van een van de andere sporen wordt gemaakt of bewerkt. Objectgereedschapskist Dit cluster van vier gereedschapsknoppen van de Titeleditor bevindt zich links onder het venster Bewerken.
Objecten opnieuw ordenen in drie dimensies Omdat object elkaar kunnen overlappen, is het makkelijk om in situaties te komen waar een object dat volledig zichtbaar moet zijn deels of geheel verborgen wordt door een of meerdere objecten. Gebruik in zulke gevallen de vier herordeningsopdrachten in het menu Titel/Laag van de Editor voor klassieke titels. Deze opdrachten beïnvloeden het momenteel geselecteerde object, gesymboliseerd door vierkant “3” in het diagram.
De activatie van het tekstvak wordt aangegeven via een tekstinvoegcursor, het gewijzigde uiterlijk van het objectkader en het verdwijnen van de controlepunten. Is een tekstobject niet geselecteerd, dan kunt u het tekstvak ervan direct activeren door in het midden van het object te klikken. Wilt u dat het selectiekader en de controlepunten verschijnen, klik dan op de randen van het object. Met andere objecttypen kunt u op een willekeurige plek in het object klikken om het te selecteren.
Bewerken - Knoppen voor modusselectie Dit paar knoppen vormt het tweede cluster langs de onderkant van het venster Bewerken van de Editor voor klassieke titels. Hun functie is het beheren van welke van twee sets van bewerkingshandelingen beschikbaar is voor het momenteel geselecteerde object. • De eerste knop is standaard aan wanneer een object nieuw wordt gemaakt.
Afstand tussen tekens (L) en Positie en vervormen instellen (R) Lay-outknoppen voor objecten De twee linkerknoppen in dit cluster zijn bestemd voor het groeperen en de-groeperen van de objecten van de Editor voor klassieke titels. De eerste knop is beschikbaar wanneer meerdere objecten worden geselecteerd. De handeling ervan is het verbinden van de objecten tot een groep – een samengesteld object dat als afzonderlijke eenheid wordt behandeld door bewerkingshandelingen.
De tweede knop, die beschikbaar is wanneer een groepsobject is geselecteerd, deelt de groep op in de samenstellende objecten. Hoewel het mogelijk is om “groepen te groeperen”, gaat het groeperen altijd maar een niveau diep. Het degroeperen van een supergroep heeft daarom als resultaat dat alle samenstellende objecten weer op zichzelf staan. De volgende knop opent een pop-out menu van 11 bewerkingen die alleen op groepen van toepassing zijn.
Tijdelijke groepen Elke selectie van meerdere objecten werkt als een tijdelijke groep. Deze kan als een eenheid worden verplaatst, uitgelijnd, geroteerd, gekleurd enzovoort. De tijdelijke groepering verliest zijn identiteit echter zodra u elders in het venster Bewerken. Daarentegen blijft een groep, die met de knop Groeperen is gemaakt, bestaan totdat deze uitdrukkelijk wordt gedegroepeerd.
De vierde knop opent een pop-out menu van tekstopmaakopties. In tegenstelling tot de andere knoppen in dit cluster die het uiterlijk van afzonderlijke tekens regelen, zijn de opties in dit menu van toepassing op alle tekst in een willekeurig tekstvak. De drie opties voor het uitlijnen – Links, Midden en Rechts – beïnvloeden de plaatsing van de tekst binnen het vak zelf binnen het venster Bewerken, wat de functie van het menu Uitlijnen is ).
HET ALBUM VAN DE EDITOR VOOR KLASSIEKE TITELS Het album van de Editor voor klassieke titels is het rechthoekige paneel aan de rechterkant van het scherm Editor voor klassieke titels. Het bevat bronnen voor het bouwen van menu's en titels op dezelfde manier waarop het hoofdalbum van Studio Album bronnen bevat voor het maken van films. Het album van de Editor voor klassieke titels wordt bestuurd door de groep van vier knoppen links weergegeven die tussen het venster Bewerken en het album zelf staat.
Om het uiterlijk van een bestaand object te wijzigen, klikt u gewoon op het door u gewenste uiterlijk terwijl het object geselecteerd is. Nieuwe objecten worden gemaakt met het meest recent gekozen uiterlijk. Een uiterlijk selecteren in Uiterlijk zoeken: Elke knop in het tabblad Standaard is beschikbaar in acht stijlen. Ze worden als submenu aan u gepresenteerd. Dubbelklik op de hoofdknop om het submenu te openen. Elk uiterlijk heeft een numeriek ID dat als knopinfo onder uw muis wordt weergegeven.
Het monster naast de tweede knop opent een kleurverloopontwerper waarmee u een kleurverloop kunt vastleggen door de startkleuren aan elke hoek van een vierkant oppervlak toe te wijzen. Klik op de kleurmonsters in de hoeken van het kleurverloopvenster om de kleur voor die hoek in een dialoogvenster voor kleurselectie te selecteren. Let op: Sommige van de ingewikkeldere meegeleverde uiterlijken gebruiken speciale interne kenmerken en kunnen daarom niet worden bewerkt.
Werkt u aan een overlaytitel, dan vindt u interessante manieren om de instelling Ondoorschijnendheid op de dialoogvensters voor kleurselectie voor deze knoppen te gebruiken, vooral wanneer de overlay met overgangen wordt gecombineerd. Normaal gesproken zult u echter een transparante achtergrond voor titels gebruiken en transparantie is de standaard achtergrondselectie voor een nieuwe titel of menu.
• Als u een breedbeeldfilm als een menuachtergrond in een project in standaardformaat gebruikt, of een standaardfilm voor een breedbeeldproject, dan wordt de film uitgerekt of ingekrompen om met het projectformaat overeen te komen. Het gedeelte Afbeeldingen Evenals bij de zojuist besproken achtergrondafbeeldingen, kunnen de afbeeldingen in het gedeelte Afbeeldingen van het album van de Editor voor klassieke titels van elk standaardtype zijn.
• Pictogram: Deze speciale vorm van het knoptype standaard geeft een klein pictogrambeeld (of een bewegend pictogramvoorbeeld) weer van het gedeelte van de film waarnaar het een koppeling bevat. • Vorige: Deze knop verschijnt op de tweede en volgende pagina’s van menu’s met meerdere pagina’s (menu’s met meer koppelingen van standaard of pictogramknoppen dan op een pagina passen). Het koppelt naar de vorige menupagina.
Knopmarkering DVD-menu’s (maar geen VCD- en S-VCDmenu’s), geven visuele informatie door de huidige knop te markeren terwijl de gebruiker door het menu schuift. Speciale actieve markering onderscheidt een knop die wordt geactiveerd vlak voordat de handeling wordt uitgevoerd. (U kunt een voorbeeld van deze markering bekijken in de player en interactie hebben met het menu waarbij u de muis of de DVD-knoppen van de player gebruikt.
HOOFDSTUK 13: De Editor voor bewegende titels (Motion Titler) De Editor voor bewegende titels (Motion Titler) van Studio is een krachtig gereedschap voor het maken en bewerken van geanimeerde titels en afbeeldingen. De uitgebreide reeks tekst- en afbeeldingseffecten en functies bieden onbeperkte mogelijkheden voor het visuele design van uw film.
De weergave van de Editor voor bewegende titels bestaat uit vijf hoofddelen. 1. De titelbalk bestaat uit vier delen, namelijk van links naar rechts: de categorie en naam van uw titel; een aantal functies voor tekstbewerking; een teller en tellervak; en een knop sluiten, die dezelfde werking heeft als de knop OK rechtsonder. 2. De vijf delen van het Album van de editor voor bewegende titels biedt bronnen voor het samenstellen van uw titels.
Een beeld in lagen opbouwen, te beginnen met een leeg frame (linksboven). Het dambordpatroon betekent transparantie. Hoewel achtergronden transparante of doorzichtige delen kunnen hebben, voegen we hier een ondoorzichtige achtergrond (0) toe voor de duidelijkheid, gevolgd door opeenvolgende lagen met ondoorzichtige content (1, 2, 3). In de definitieve compositie (rechtsonder) verbergen de bovenste lagen de onderste.
• Een bewegende titel op het volledige scherm bewerken: Dubbelklik op de titel in een willekeurige weergave van het venster Film of klik met de rechtermuisknop op de titel en selecteer Ga naar Editor voor bewegende titels. • Een overlay bewegende titel bewerken: Dubbelklik op de clip op het titelspoor, het overlayspoor of in Lijstweergave, of klik met de rechtermuisknop in een willekeurige weergave en selecteer Ga naar Editor voor bewegende titels.
• Titel openen: Met deze opdracht kunt u een titel laden uit een bestandsmap op uw lokale systeem of netwerk. • Titel opslaan en Titel opslaan als: Met deze standaardopdrachten, samen met de vorige, kunt u titels naar andere computers exporteren en titels met andere gebruikers van Studio delen. HET ALBUM VAN DE EDITOR VOOR BEWEGENDE TITELS Het Album van de Editor voor bewegende titels is een paneel met tabs aan de linkerkant van het scherm van de Editor voor bewegende titels.
Het Album van de Editor voor bewegende titels heeft vijf delen die in detail op de volgende pagina's worden beschreven. Ieder deel wordt geopend door een eigen tabknop: • Het gedeelte Video biedt videomaterialen voor uw titel. Hoewel • • • • de lay-out enigszins afwijkt, is dit hetzelfde gedeelte als in de modus Bewerken, met dezelfde functies. Wijzigingen, zoals het selecteren van een nieuwe video, of overschakelen naar de modus Scènes, worden tegelijkertijd in beide delen doorgevoerd.
U voegt een beweging aan een element toe door erop te dubbelklikken terwijl het element is geselecteerd; u kunt het element ook naar het venster Bewerken of de Lagenlijst slepen. Als u meerdere lagen selecteert en u dubbelklikt op een uiterlijk of een beweging, dan wordt het uiterlijk of de beweging tegelijkertijd op alle lagen toegepast.
• Klik met de rechtermuisknop op de video in het Album en selecteer Toevoegen aan bewegende titel in het contextmenu. In al deze gevallen wordt de video als een volledige laag aan het venster Bewerken toegevoegd; hier kan naar wens de maat van de video worden aangepast en het materiaal worden verplaatst en geroteerd zoals de andere lagen.
Het gedeelte Objecten Het gedeelte Objecten van het album van de Editor voor bewegende titels bevatten bitmapped clip-art en decoraties voor uw titels. Afgezien van het feit dat ze worden aangeleverd als bronnen in deze editor in plaats van als bestanden in een beeldmap, worden ze op precies dezelfde manier gebruikt als de afbeeldingen in het gedeelte Foto's. Een afbeelding selecteren en slepen vanuit het gedeelte Objecten voor gebruik in een bewegende titel.
Het gedeelte Uiterlijken Dit gedeelte van het album van de Editor voor bewegende titels biedt visuele stijlen die u kunt toepassen op de tekst- en vormlagen in uw bewegende titel. Standaardwaarden voor uiterlijken De eenvoudigste manier om uiterlijken te gebruiken is het selecteren van een van de pictogrammen op het tabblad Standaardwaarden. In de vervolgkeuzelijst boven de pictogrammen kunt u ingebouwde standaardwaarden (“Standaard”) of uw eigen ontwerpen (“Mijn uiterlijken”) kiezen.
Om een uiterlijk toe te passen op een tekst of een vectorgrafische laag, selecteert u de laag eerst met de muis door in het venster Bewerken (pagina 280) of op de Lagenlijst (pagina 287) te klikken. U kunt ook meerdere lagen tegelijkertijd bewerken door meerdere items te selecteren of met een laaggroep te werken (pagina 292).
Opvulling, Rand en Schaduw: een nieuw opvullingsdetail (links, boven) wordt toegevoegd aan de bovenste opvullingslaag; er worden nieuwe rand- en schaduwdetails toegevoegd onder de onderste laag van de diverse typen. U kunt de eigenschappen van individuele detaillagen aanpassen via de knoppen op uitklapbare bewerkingspanelen in Editor voor uiterlijken.
U opent de Editor voor uiterlijken door op de tab Instellingen te klikken in het gedeelte Uiterlijken van het album van de Editor voor bewegende titels. De titelbalk toont de naam van het huidige uiterlijk (‘Nautilus’) en drie knoppen voor het maken van nieuwe detaillagen. Het bewerkingspaneel voor details van Opvulling 3 is geopend; eronder ziet u het gesloten paneel voor Opvulling 2.
In dit voorbeeld is er een uiterlijk met drie detaillagen toegepast op één tekstlaag. De detaillagen zijn identiek geconfigureerd, afgezien van de verschuivingswaarden: linksboven (-100, 100); midden (0, 0); rechtsonder (100, -100). • Grootte: Deze schuifknop bepaalt de dikte van de segmenten die worden gebruikt voor het tekenen van de tekst of de afbeelding, van nul tot 200, waarbij 100 de standaarddikte is. Dit voorbeeld bevat drie detaillagen met diverse groottewaarden.
Werken met detaillagen Naast het instellen van de eigenschappen van bestaande detaillagen kunt u met Editor voor uiterlijken ook details van de drie typen toevoegen, details verwijderen en de volgorde van de stapel detaillagen wijzigen. • Om een detaillaag toe te voegen, klikt u op één van de drie • • • • knopjes rechtsboven in deze Editor. Van links naar rechts maakt u hiermee nieuwe opvulling-, rand- en schaduwlagen.
Het gedeelte Bewegingen Het gedeelte Bewegingen van de het album van de Editor voor bewegende titels bevat de animatieroutines die deze Editor zijn naam en veel van zijn kracht geven. Deze bewegingen worden toegewezen aan en gebruikt voor lagen in uw titel. De bewegingen worden verdeeld in drie klassen op basis van het gedeelte van de levenscyclus van de laag waarop ze invloed zijn: Ingang, Accentuering en Sluiten.
• Lijngebaseerde bewegingen zijn bestemd voor lagen met meerdere regels tekst die stuk voor stuk worden verwerkt. In de Ingang-beweging “Lijnen vanaf achteren”, verschijnt iedere regel tekst (op een lijn) op het scherm langs een perspectiefspoor waarbij het lijkt alsof de tekst van achter de toeschouwer komt. • Paginagebaseerde bewegingen hebben effect op de gehele laag tegelijk.
• Sleep het bewegingspictogram van het album naar de laag in de Lagenlijst. • Klik met de rechtermuisknop op het pictogram in het album en selecteer Toevoegen aan geselecteerde layer(s) in het contextmenu. Na gebruik van een van deze methoden wordt de beweging aan de laag toegevoegd ter vervanging van de bestaande beweging van hetzelfde type op die laag (indien van toepassing).
• Tekst- en vormlagen: Dit zijn “vectorgebaseerde” lagen; dit betekent dat ze niet als bitmap-afbeeldingen worden opgeslagen zoals video- en fotobestanden, maar als een soort “recept” voor het herproduceren van afbeeldingen op basis van rechte en kromme lijnsegmenten waaraan eigenschappen (zoals kleur) en speciale effecten (zoals vervaging) kunnen worden toegepast.
• Voor informatie over het verplaatsen, in grootte aanpassen, roteren en opnieuw rangschikken van alle typen voorgrondlagen zie “Het venster Bewerken” op pagina 280 en “Werken met de Lagenlijst” op pagina 287. • Voor meer informatie over het bewerken van tekst en het instellen van teksteigenschappen zie “Werken met tekst” op pagina 283. • Het tegelijk selecteren en groeperen van meerdere items wordt behandeld bij “Werken met laaggroepen” op pagina 292.
De standaardachtergrond voor een bewegende titel is volledig transparant. Als uw bewegende titel op het overlay-spoor of titelspoor van Studio staat, zijn video of andere afbeeldingen op het videospoor zichtbaar achter de voorgrond van de titel. Om een vaste achtergrond te maken, klikt u ofwel op de knop voor het kleurvoorbeeld of de oogdruppelaarknop.
Een vormobject roteren in het venster Bewerken. Het kleine pijltje links naast de muisaanwijzer is de rotatiehendel voor de laag. Om een laag te roteren, klikt u op de rotatiehendel en sleept u met de muis. Bij tekst- en vormlagen kan een gedeelte van de inhoud buiten het kader liggen. Dit komt voor wanneer één van de “details” in het uiterlijk wordt gedefinieerd met een horizontale of verticale verschuiving waarmee het detail weg wordt verplaatst van de nominale locatie van de laag.
Om een tekstlaag te verplaatsen, plaatst u de muis bij de rand van het kader van de laag totdat de sleepmarkeringen verschijnt (pijltje dat vier kanten op wijst); klik en sleep de laag. Als u in het frame klikt (zoals bij een laag zonder tekst), wordt de modus voor tekstbewerking geactiveerd. Zie "Werken met tekst" hieronder voor gedetailleerde informatie.
Om een laag te verwijderen, selecteert u hem en drukt u vervolgens – tenzij het een tekstlaag is – op Delete. U kunt ook een van de opdrachten in het contextmenu gebruiken, Verwijderen en Laag ¾ La(a)g(en) verwijderen. Waarom zijn er twee opdrachten voor verwijderen? Bij een tekstlaag in de tekstbewerkingsmodus geldt de opdracht Verwijderen (en de toets Delete) alleen voor de tekst van de laag.
Een tekstlaag waarbij alle tekst is geselecteerd. Van links naar rechts bepaalt u met tekstbewerkingsknoppen in de werkbalk de letteropmaak (vet, cursief, onderstrepen); tekstuitlijning en -stroming; en lettertype en -grootte. In de tekstbewerkingsmodus heeft de muisaanwijzer op de laag de vorm van een ‘I’ zoals hierboven afgebeeld. Als u de tekst wilt aanpassen, begint u gewoon te typen. De gemarkeerde tekst verdwijnt en de tekst die u typt komt ervoor in de plaats.
• Lettertypeopmaak: Uw bewegende titels zijn de perfecte plaats om te experimenteren met decoratieve weergaveletters; u zult deze vervolgkeuzelijst dus waarschijnlijk best vaak gebruiken. Als er veel lettertypen op uw systeem staan, kan de lijst behoorlijk lang zijn. Voor eenvoudige navigatie drukt u op de eerste letter van een lettertypenaam om direct naar de bijbehorende alfabetische locatie in de lijst te springen.
Tekstopmaak kopiëren en plakken Bij tekst- en vormlagen kunt u met de contextmenu-items Stijl kopiëren en Stijl plakken uiterlijken kopiëren van de ene laag naar de andere zonder dat u het gedeelte Uiterlijken van het album van de Editor hoeft te openen. Bij tekst wordt met deze bewerking ook het lettertype, -grootte en -opmaak van de ene laag naar de andere gekopieerd; dit werkt ook met gedeeltelijke selecties binnen of tussen tekstlagen.
Werken met de Lagenlijst De Lagenlijst, die het grootste gedeelte van het onderste deel van de Editor in beslag neemt, beschikt over twee kolommen: één met laagkoppen en één met tijdlijnsporen. In iedere rij bevat de kop de naam van de laag, de knop zichtbaarheid en de knop vergrendelen. Rechts naast de kop staat het tijdlijnspoor dat dient als grafische editor dient voor het instellen van de levenscyclus van de laag binnen de titel als geheel, en de duur van bewegingen die aan de laag zijn toegewezen.
Lagen selecteren Klikken op een kop in de Lagenlijst heeft hetzelfde effect als het selecteren van de laag in het venster Bewerken (en andersom). De naam van de laag wordt gemarkeerd en het instellingskader verschijnt. Het is ook mogelijk meerdere selecties te maken met de standaard muis- en toetsenbordcombinaties van Windows Shift+Click (selectie uitbreiden), Ctrl+Click (selectie van een item in- en uitschakelen) en Shift+Ctrl+Click (selectie uitbreiden vanaf laatste item waarop is geklikt).
De Lagenlijst biedt een directere aanpak: sleep de laagkop naar een nieuwe positie in de lijst. Dit is met name handig in situaties waarbij door overlappende lagen selecteren met de muis lastig is. Bij het slepen van de laag geeft een invoeglijn aan op welke plek de laag in de lijst wordt geplaatst. Door meerdere lagen tegelijkertijd te selecteren (zie “Lagen selecteren” hierboven) kunt u diverse lagen tegelijk naar een nieuwe position slepen.
De werkbalk van de Lagenlijst De instellingen en informatie op de werkbalk zijn in vijf groepen ondergebracht. Van links naar rechts: • Met de knoppen Tekst toevoegen en Vorm toevoegen kunt u nieuwe “vectorgebaseerde” lagen maken waarop u uiterlijken van het album van de Editor kunt toepassen. Als u op Tekst toevoegen klikt, verschijnt er direct een nieuwe laag met een standaarduiterlijk en bijschrift.
In de tekstbewerkingsmodus geldt de toets Delete voor de geselecteerde tekst; de knop verwijderen op de werkbalk van de Lagenlijst verwijdert echter altijd de huidige laag, zelfs bij tekstlagen. • De teller toont de huidige positie van de scrubber op de tijdlijn van de Lagenlijst in uren, minuten, seconden en frames. Lagen en bewegingen op de tijdlijn bewerken Bij het maken van een laag wordt de duur ervan ingesteld op de volledige tijdsduur van de desbetreffende titel.
Drie lagen met bewegingen. De bovenste laag heeft alleen een Accentuering-beweging (ononderbroken lijn) die de gehele duur in beslag neemt. De onderste laag beschikt over Ingang- en Sluitenbewegingen en een statische interval in het midden. De middelste laag heeft bewegingen van alle drie typen. De Ingang-beweging wordt getrimd (let op de horizontale pijlcursor); als de lengte verandert, wordt de Accentuering-beweging automatisch aangepast om de ongebruikte tijd volledig in te nemen.
U maakt een permanente groep door eerst een tijdelijke groep te maken; vervolgens gebruikt u de opdracht Groeperen in het menu Groepering op de werkbalk van Lagenlijst (of in het contextsubmenu Groepering van een van de lagen in de groep). De groep blijft bestaan totdat u hem expliciet ontbindt met een andere menuopdracht (Degroeperen) of door de lagen van de groep uit de groep naar de Lagenlijst te slepen.
Meerdere lagen selecteren De eerste stap bij het maken van een groep is het selecteren van de meerdere objecten waar de groep uit bestaat. In het venster Bewerken kunt u dit op twee manieren doen: • Door met de muis te klikken en te slepen om een selectierechthoek te markeren (een “markies”) met alle objecten die u wilt groeperen; of, • Door op het eerste object dat u wilt groeperen te klikken en vervolgens met de toets Ctrl ingedrukt op de andere objecten te klikken.
Eigenschappen op een groep toepassen Nadat u een tijdelijke groep hebt geselecteerd, hebben alle eigenschapinstellingen die u doorvoert effect op alle groepsitems waarvoor de eigenschap geldt: • Als u een uiterlijk toepast, dan geldt dit voor alle tekst- en vormitems.
HOOFDSTUK 14: Geluidseffecten en muziek Video mag dan worden beschouwd als een hoofdzakelijk visueel medium, maar de rol van geluid in uw films is vaak even belangrijk als die van de beelden op het scherm. Bioscoopfilms en televisieproducties bevatten talloze typen audio, om te beginnen de dialoog en andere geluiden die tijdens live actie worden gemaakt. Deze onbewerkte soundtrack wordt in uw films gebracht met de video tijdens de modus Opnemen.
Zodra een geluidsclip onderdeel van uw film is, kunt u het aanpassen met fades en andere volume-aanpassingen. Een eenvoudige manier om audiofades en cross-fades te maken, is het toevoegen van overgangen aan uw audioclips, zoals beschreven op pagina 316. U kunt de plaatsing van uw clips binnen een stereo- of surround-mix aanpassen en zelfs de plaatsing willekeurig binnen de clip bepalen. U kunt tevens Studio’s audio-effecten toepassen waaronder ruisonderdrukking en echo.
Een soundtrackbestand maken In Studio kunt u de soundtrack van uw film uitvoeren als een audiobestand in het bestandstype wav (PCM), mp3 of mp2. Open het tabblad Bestand in de modus Film maken op de gebruikelijke wijze en selecteer Audio als uw bestandstype. Er zijn diverse instellingen beschikbaar, inclusief een aantal veel voorkomende instellingen voor standaardbestandstypen. Met de instelling Aangepast kunt u het type en de instellingen van het uitvoerbestand naar wens configureren.
Achtergrondmuziekspoor: Gebruik dit spoor om mp3- of wavaudiobestanden, achtergrondmuziek van ScoreFitter gegenereerd door Studio en muziek (of andere inhoud) van audio-compact disks (CD’s) toe te voegen. Audiobestanden worden geïmporteerd via het gedeelte Muziek van het album (zie pagina 83). Maak ScoreFitter-clips met het gereedschap Achtergrondmuziek en CD-audioclips met het gereedschap CD-audio (zie “Het gereedschap Achtergrondmuziek” op pagina 303 en “Het gereedschap CD-audio” op pagina 302).
Het enige audiospoor met een speciale status is oorspronkelijke audio. Standaard worden audioclips op dit spoor parallel met de inhoud van het spoor video op dezelfde tijdindex bewerkt.
Hebt u de CD en het nummer geselecteerd, dan kunt u nu optioneel de clip trimmen en een aangepaste naam geven met de andere knoppen op de bediening. Deze knoppen zijn gebruikelijk voor de meeste audiocliptypen en worden zowel voor het bewerken als voor het maken van clips gebruikt. Ze worden besproken op pagina 309 onder “Trimmen met het gereedschap Clipeigenschappen”. Als u uw keuze hebt gemaakt, klikt u op de knop Aan film toevoegen.
Kies in het gereedschap Achtergrondmuziek een stijl, lied en versie uit de aangeboden lijsten. Elke stijl biedt zijn eigen verzameling liedjes aan en elk lied zijn eigen selectie van versies. Gebruik de knop Voorbeeld om het liedje te beluisteren wanneer het gereedschap is geopend. Voer een naam in voor de clip in het vak Naam en pas de duur ervan desgewenst aan met de teller Duur. De lengte van de muziekclip die u maakt wordt precies aangepast op de duur die hebt geselecteerd.
Het gereedschap Voice-over Een voice-over opnemen in Studio is even gemakkelijk als het voeren van een telefoongesprek. Open gewoon het gereedschap Voice-over, klik op Registratie en spreek in de microfoon. U kunt vertellen terwijl u de film ziet spelen zodat uw woorden passen bij de actie op het scherm. U kunt het gereedschap ook gebruiken als een snelle manier om ambient muziek of zelfgemaakte geluidseffecten via uw microfoon op te nemen.
Geeft de lamp RECORDING aan en begint de film af te spelen in de player, begin dan met uw verhaal. Klik tot slot op de knop Stoppen. De lamp gaat uit en de voice-overclip wordt automatisch op het spoor geluidseffecten en voice-overs geplaatst. Bekijk de clip door die te selecteren en daarna op de knop Afspelen te drukken. Voice-overniveau Het opnameniveau voor een voice-overclip wordt ingesteld wanneer u de voice-over maakt en kan achteraf niet worden gewijzigd.
De vervolgkeuzelijst Microfoon in dit dialoogvenster somt de vele manieren op waarop een microfoon op uw bepaalde geluidskaart kan zijn aangesloten. De gegevens in de lijst moeten er ongeveer als volgt uitzien, van een systeem met een NVIDIA® geluidskaart: Maak uw keuze uit deze lijst, sluit dan uw microfoon op de aangegeven manier aan (bijvoorbeeld Microphone of Line In).
Trimmen met het gereedschap Clipeigenschappen De menuopdracht Gereedschapskist ¾ Clipeigenschappen aanpassen start het gereedschap Clipeigenschappen voor de geselecteerde clip. U kunt het gereedschap ook bereiken door op een audioclip te dubbelklikken. Om mee te beginnen biedt het gereedschap knoppen waarmee u twee door alle clips gedeelde eigenschappen kunt zien of bewerken: • Om de duur van de clip in te stellen, wijzigt u de waarde in de teller Duur.
CD-audio Voor CD-audioclips, gebruikt het gereedschap Clipeigenschappen dezelfde trimknoppen als boven, maar biedt daarnaast vervolgkeuzeselectors voor CD-titel en Nummer. U kunt ze gebruiken om de bron van de clip op elk gewenst moment te wijzigen. CD-titel is ook een bewerkbaar tekstvak, dus u kunt de eigenlijke titel van de CD invoeren.
Voor authoring van schijven biedt het gereedschap Volume en balans de mogelijkheid voor het maken van een surround soundtrack in plaats van een stereo soundtrack. Met dit gereedschap kunt u een van de audiosporen dynamisch van voor naar achter evenals van links naar rechts positioneren. Beschikbaarheid: surround sound wordt alleen ondersteund in Studio Ultimate. Anatomie van een audioclip Een audioclippictogram op de tijdlijn bevat verschillende onderdelen.
In tegenstelling tot de golfvormgrafiek of de aanpassingslijnen voor balans en fade (zie hieronder) wordt de aanpassingslijn voor het volume logaritmisch geschaald. Waargenomen volume varieert logaritmisch met de sterkte van een audiosignaal. Met deze functie kan de aanpassingslijn daarom nauwkeurig modelleren wat u daadwerkelijk hoort. Een naar boven hellend lijnsegment produceert bijvoorbeeld een gladde, strakke fade-up van het start- tot het eindniveau.
Audio aanpassen op de tijdlijn Audioniveaus kunnen direct binnen de clip worden aangepast. Gebruik de muisaanwijzer om de volumelijn aan te passen (zie “Anatomie van een audioclip” op pagina 312). Voegt u een nieuwe audioclip aan de Tijdlijn toe: • De aanpassingslijn voor het volume van de nieuw gemaakte clip verbindt de lijnen van de voorafgaande en volgende clips indien die aanwezig zijn.
Staat uw muisaanwijzer over een aanpassingshandvat op een geselecteerde clip, dan verschijnt een gemarkeerde versie van de aanpassingscursor voor het volume. Met deze cursor kunt u het aanpassingshandvat zowel verticaal als horizontaal klikken en slepen. Klik met de rechtermuisknop op een aanpassingshandvat om de opdracht Volume-instelling wissen uit het contextmenu te bereiken. Deze opdracht verwijdert een aanpassingshandvat.
Overgangen op de audiosporen Een snelle manier om een fade aan het begin of einde van een audioclip toe te voegen: plaats gewoon een Fade-overgang, net zoals u dat bij een videoclip doet. Zie Hoofdstuk 9: Overgangen voor details. U maakt een cross-fade (overgang) tussen twee aangrenzende audioclips door een Oplossing-overgang op het tijdlijnspoor tussen de clips te plaatsen.
Het gereedschap Volume en balans biedt afzonderlijke niveauknoppen voor de afzonderlijke audiopsoren: oorspronkelijke audio (links in de illustratie), overlay audio, geluidseffect en voice-over, en achtergrond muziek (rechts). De knoppen voor overlay audio worden alleen weergegeven wanneer de sporen overlay video en audio in het Filmvenster zijn geopend.
Niveauknoppen, volledig uit (L), standaard (M) en volledig aan (R) Met een schuifknop, de fader p van het spoor, stelt u het huidige niveau van het spoor in op de schaal relatief niveau q, gekalibreerd in decibellen (dB). De markering 0 dB komt overeen met het niveau waarop de clip is opgenomen. Het huidige niveau wordt afzonderlijk numeriek weergegeven r.
De knoppen voor fade u produceren een fade-in vanaf of een fade-out naar de huidige positie van de film. Voor een visuele bevestiging van hun effect kunt u het gedrag van de volumelijn van de clip bekijken wanneer op de fade-knoppen wordt geklikt. Pas dit aan in het optiepaneel Projectinstellingen (Setup ¾ Projectinstellingen) onder Volume-fades. Fades zijn te dicht bij het begin of het einde van een clip niet beschikbaar.
In de modus surround kunt u elk spoor van voor naar achter positioneren (“fade”) evenals van links naar rechts (“balans”). Elk spoor kan overal afzonderlijk worden geplaatst binnen het rechthoekige luistergebied dat door de vier hoekluidsprekers wordt gedefinieerd. Het concept van de modus dialoog is gelijkend aan dat van surround, maar beschikt tevens over de centerluidspreker aan de voorzijde van het luistergebied.
Er zijn twee manieren om de positie van een spoorpictogram in het balansvenster in te stellen. Klik op het trackpictogram en sleep het naar de gewenste positie of beweeg het door de driehoekige locatieknoppen onder en rechts van de bediening te slepen. De locatieknop onder het balansbeeld past de plaatsing links-rechts aan van de audio-uitvoer van de momenteel geselecteerde clip, terwijl de knop rechts de plaatsing voor-achter regelt.
HOOFDSTUK 15: Audio-effecten U kunt alle audioclips in uw project aanpassen met de plug-in audio-effecten van Studio. U opent deze effecten via het gereedschap Audio-effecten, het zesde gereedschap in de Audiogereedschapskist. De werking van dit gereedschap is identiek aan die van het gereedschap Video-effecten. Zie “Video-effecten gebruiken” (pagina 157) voor een complete beschrijving. Evenals bij video-effecten is uw bibliotheek van audio plug-ins uitbreidbaar.
Audio-effecten kopiëren U kunt effecten kopiëren en plakken tussen audioclips net zoals bij videoclips. Zie pagina 158 voor details Over de effecten Het krachtige filter Ruisonderdrukking is beschikbaar in alle versies van Studio. Het wordt hieronder besproken. Studio Ultimate beschikt over een extra groep audio-effecten. Deze worden kort beschreven vanaf pagina 325.
Ruisonderdrukking: Wordt een camcorder buiten gebruikt en zijn de acteurs ver verwijderd van de microfoon, dan kan de “bronruis” erg hoog zijn en om het nog erger te maken kan de interne ruis van de camcorder worden versterkt tot een storend niveau. Zou een jasmicrofoon verbonden aan de line-ingang van de camcorder worden gebruikt terwijl de scène werd opgenomen, dan zou de bronruis echter zeer laag kunnen zijn. Pas deze regelaar aan om overeen te komen met de ruisomstandigheden van het eigenlijke signaal.
ChannelTool De basiswerking van dit Studio Ultimate effect is het leiden van het stereoaudiosignaal. Hiermee kunt u één van de linker- en rechterinvoerkanalen (of beide) aansluiten op één van de uitvoerkanalen (of beide). Bovendien biedt ChannelTool speciale instellingen, zoals Fase omkeren en Spraak verwijderen – het “karaoke-effect”. Chorus Studio Ultimate Chorus creëert een voller geluid door herhaaldelijk “echo’s” in de audiostream te plaatsen.
Equalizer Grafische equalizers zoals deze in Studio Ultimate zijn in concept vergelijkbaar met de toonregelaars voor hoge en lage tonen op audioapparatuur, maar bieden een veel grotere mate van aanpassing. De equalizer van Studio verdeelt het audiospectrum in tien banden. Iedere band is gericht op een andere geluidsfrequentie. Let op: In muziektermen beslaat elke band van de equalizer een octaaf en de middelste frequentie benadert de noot B wat betreft toonhoogte.
Grungelizer De Grungelizer (Studio Ultimate) voegt ruis en statisch geluid toe aan uw opnamen. Het kan uw clips laten klinken alsof u ze op een radio met slechte ontvangst of een gekraste vinylplaat hoort. Regelaar (Leveller) Dit effect (Studio Ultimate) helpt een gebruikelijk probleem met het opnemen van audio voor videoproducties te compenseren: de imbalans in het opgenomen volume van verschillende elementen in de oorspronkelijke audio.
Echo Het effect Echo (Studio Ultimate) bootst het effect na van het afspelen van het brongeluid in een kamer van een bepaalde grootte en geluidsweerkaatsing. De interval tussen de aankomst van het oorspronkelijke geluid bij de oren van de luisteraar en de eerste echo’s is groter voor een grote kamer dan voor een kleine kamer. De snelheid waarmee echo’s wegsterven hangt af van zowel de kamergrootte als de weerkaatsing van de muren.
HOOFDSTUK 16: Uw film maken Een van de grote voordelen van digitale video is het grote en groeiende aantal apparaten dat er gebruik van maakt. In Studio kunt u versies van uw film maken voor alle video viewers die uw publiek gebruiken, van handheld DivX-spelers en mobiele telefoons tot HDTV-thuisbioscopen. Als u klaar bent met het bewerken van uw project, schakelt u over op de modus Film maken door op de knop Film maken knop bovenaan het scherm te klikken.
Ga als volgt te werk om het mediatype van uw voltooide film te selecteren op de drie tabs aan de linkerkant van het venster: Schijf, Bestand, Band of Web. Bij uitvoer naar Schijf kunt u een film kopiëren naar een opneembare schijf in de CD-, DVD-, HD DVD- of Blu-rayrecorder van uw computer (ook wel een “brander” genoemd). U kunt Studio ook een kopie, of “beeld”, van de schijf op de harde schijf laten maken zonder dat dit beeld wordt gebrand. Zie pagina 335 voor meer informatie.
Uw film voorbereiden om over te zetten Voordat uw film echt klaar is voor het overzetten, moet er meestal een aantal voorbewerkingen plaatsvinden. Meestal moet Studio overgangen, titels, schijfmenu’s en video-effecten die u aan uw film hebt toegevoegd “renderen” (berekenen en generen van videobeelden in het uitvoertype). Bestanden die door Studio tijdens dit proces worden gemaakt, worden in de map met hulpbestanden opgeslagen.
UITVOEREN OP SCHIJFMEDIA Studio kan films rechtstreeks overzetten naar VCD- (VideoCD), S-VCD(Super VideoCD), DVD-, HD DVD- en Blu-ray-schijven indien de noodzakelijke hardware voor het branden van schijven op uw systeem beschikbaar is. Of u nu wel of geen schijfbrander hebt, Studio kan ook een “schijfbeeld” of een “schijfimage” – een set bestanden met dezelfde informatie die anders op de schijf zouden worden gebrand – maken in een map op uw harde schijf. U kunt dit image nadien op een schijf branden.
DVD, HD DVD en Blu-ray Als uw systeem over een DVD-brander beschikt, kan Studio drie typen DVD-schijven maken: standaard (voor DVD-spelers), HD DVD voor HD DVD-spelers en AVCHD voor Blu-ray-spelers. Als uw systeem over een HD DVD- of Blu-ray-recorder beschikt, dan kunt opnemen op alle opneembare media die door het apparaat worden ondersteund. Uw standaard DVD-schijven kunt u afspelen op: • elke DVD-speler die kan werken met het formaat opneembare DVD die uw brander maakt.
3. Tot slot moet de schijf worden gebrand. (Deze stap wordt overgeslagen als u een schijfimage in plaats van een echte schijf maakt.) Zo zet u uw film naar schijf of naar een schijfimage over: 1. Klik op de tab Schijf om het volgende bedieningspaneel te openen: De twee cirkelvormige onderdelen tonen een samenvatting van uw schijfgebruik.
3. 4. Als u de uitvoerinstellingen precies wilt bepalen, kies dan de instelling Aangepast en klik op de knop Instellingen om het optiepaneel Schijf maken te openen (zie “Instellingen Schijf maken” op pagina 363). Klik op de groene knop Schijf maken. Studio volgt de hierboven beschreven stappen (renderen, compileren en indien noodzakelijk branden) om de schijf of het schijfimage te maken die u in het dialoogvenster Schijf maken hebt aangegeven.
UITVOEREN NAAR BESTAND Studio kan filmbestanden in de volgende formaten maken: • 3GP • Alleen audio • AVI • DivX • Flash-video • iPod-compatibel • MOV • MPEG-1 • MPEG-2 • MPEG-2 TS • MPEG-4 • Real Media • Sony PSP-compatibel • Windows Media Kies het formaat dat overeenkomt met de behoefte van uw publiek en de details van de hardware waarmee de film wordt bekeken. De grootte van het uitvoerbestand is afhankelijk van zowel het bestandstype als de compressieparameters van het geselecteerde type.
Voor uw gemak beschikt de uitvoerbrowser tevens over knoppen voor het starten van mediabestanden in Windows Media Player of Real Player, zodat u uw uitvoerbestand direct na het maken kunt bekijken in een externe speler. Het tabblad Bestand van de uitvoer-browser 3GP Studio kan films genereren in dit veel gebruikte bestandstype, waarbij u aangeeft of videocompressie MPEG-4 of H.263 en welke AMRaudiocompressie er wordt gebruikt.
In Studio kunt u uw soundtrack opslaan in de bestandstypen wav (PCM), mp3 en mp2. Klik op de kwaliteitinstelling die aan uw behoefte voldoet of selecteer Aangepast, klik vervolgens op de knop Instellingen om het optievenster Bestand maken te openen (zie pagina 367). AVI Hoewel het AVI-bestandstype voor digitale video breed wordt ondersteund, wordt de feitelijke codering en decodering van video- en audiogegevens in een AVI-bestand uitgevoerd door afzonderlijke codec software.
DivX Dit bestandstype, gebaseerd op MPEG-4-technologie voor videocompressie, is populair voor videobestanden die via internet worden verspreid. Het wordt tevens ondersteund door een reeks DivX-compatibele hardwareapparaten, van DVD-spelers tot draagbare en handheld apparaten. Klik op de instelling die het best aan uw behoeften voldoet of kies Aangepast; klik vervolgens op de knop Instellingen om het venster Bestand maken te openen (zie pagina 367).
iPod-compatibel Net zoals DivX is dit bestandstype gebaseerd op MPEG-4 videocompressietechnologie. De combinatie van krachtige compressie met een klein 320x240 beeldformaat produceert zeer kleine uitvoerbestanden in vergelijking met de uitgebreidere formaten. De gegenereerde bestanden zijn compatibel met de populaire Video iPod-apparaten en werken wellicht ook met een aantal andere apparaattypen.
MPEG MPEG-1 is het originele MPEG-bestandstype. MPEG-1-videocompressie wordt gebruikt voor VideoCD’s, maar voor andere toepassingen hebben nieuwere standaarden het overgenomen. MPEG-2 is de opvolger van het bestandstype MPEG-1. Terwijl het MPEG-1-bestandstype wordt ondersteund op alle pc’s met Windows 95 en later, kunnen MPEG-2- en MPEG-4-bestanden alleen worden afgespeeld op pc’s waarop de juiste decodeersoftware is geïnstalleerd.
MPEG-4 is weer een ander bestandstype uit de MPEG-reeks en biedt een beeldkwaliteit die vergelijkbaar is met die van MPEG-2. maar dan met een nog grotere compressie. Het bestandstype is met name geschikt voor gebruik op internet. Twee van de MPEG-4-instellingen (QCIF en QSIF) maken “kwartframe” video voor mobiele telefoons; twee andere (CIF en SIF) maken “volledig frame” video geschikt voor handheld apparaten. Aangepaste instellingen.
Sony PSP-compatibel Dit is een ander bestandstype gebaseerd op MPEG-4 videocompressietechnologie. Net zoals het iPod-compatibele type produceert de combinatie van krachtige compressie met een klein 320x240 beeldformaat zeer kleine uitvoerbestanden in vergelijking met de uitgebreidere formaten. De gegenereerde bestanden zijn compatibel met de populaire Sony PlayStation Portable-apparaten en werken wellicht ook met een aantal andere apparaattypen.
UITVOER NAAR BAND Klik op de tab Band in de uitvoer-browser als u uw uitvoer naar een extern videoapparaat wilt verzenden – een televisie, camcorder of videorecorder – of naar “VGA”, voor weergave op uw beeldscherm. De camera of videorecorder configureren... Controleer of het opnameapparaat correct is aangesloten voordat u begint met het genereren van de film. Uitvoer via IEEE-1394-kabel Heeft uw opnameapparaat een DV-ingang, sluit deze dan op uw digitale videokaart aan met een IEEE-1394- (of “i.
Uw film op videoband overzetten Controleer of de camcorder/videorecorder is ingeschakeld en geconfigureerd en u een band hebt geplaatst die op de plaats staat waar u de opname wilt beginnen. U hebt nu twee opties: 1. Als u uw film op een DV-band opneemt, biedt Studio u de optie om het DV-apparaat automatisch te bedienen. Klik op de knop Instellingen en plaats een vinkje in het selectievakje in het vak Uitvoeropties.
UITVOER NAAR HET WEB Studio kan uw video rechtstreeks uploaden naar de website Yahoo! Video of YouTube voor het delen met een potentieel publiek van miljoenen andere internetgebruikers. Beide opties bieden twee instellingen, Beste kwaliteit en Snel uploaden. Ze bieden verschillende combinaties van framegrootte en videogegevenssnelheid. Er zijn geen aanvullende formaatinstelling nodig voor de bestemmingen. Na het selecteren van de gewenste uploadsite en instelling, klikt u op de knop Maken.
Geef de titel, beschrijving en zoektermen gescheiden door komma’s; plaats vervolgens vinkjes bij maximaal drie categorieën waarin uw film moet worden vermeld. Als u eerder hebt ingelogd op uw Yahoo!-account vanuit Studio en u deze keer een andere gebruikers-ID wilt gebruiken, plaats dan een vinkje bij Aanmelden als andere gebruiker. Tenzij u al bent aangemeld, verschijnt nu het dialoogvenster Yahoo! Desktop Login.
Studio maakt uw film nu automatisch en begint met het uploaden ervan. Klik op de knop Video online bekijken als u de website Yahoo! Video wilt bezoeken in uw webbrowser om te controleren of de upload is geslaagd.
BIJLAGE A: Setup-opties U gebruikt de instellingen om de werking van de diverse bedieningsonderdelen van Studio aan te passen. De standaardwaarden zijn geschikt voor de meeste situaties en hardware. Desgewenst kunt u deze instellingen aanpassen op uw werkmethode of uw specifieke apparatuurconfiguratie. Over Studio setup-opties De setup-opties van Studio zijn verdeeld over twee dialoogvensters met diverse tabbladen.
Projectinstellingen Deze instellingen zijn in vijf gedeelten onderverdeeld. Deze worden in de onderstaande paragrafen beschreven. Hardware-instellingen met betrekking tot bewerken vindt u in het venster Video- en audio-instellingen (zie pagina 358). Bewerkingsomgeving Projecten automatisch opslaan en laden: Als deze optie is geactiveerd, werkt Studio uw opgeslagen project constant bij terwijl u eraan werkt. U hoeft uw wijzigingen dus niet steeds op te slaan.
Standaardduur De tijdsduur wordt gemeten in seconden en beelden. NTSC bevat 30 beelden per seconde, PAL bevat 25 beelden per seconde. Met deze drie instellingen bepaalt u de aanvankelijke tijdsduur voor overgangen, stilstaande beelden en volumefades wanneer deze aan uw film worden toegevoegd. De tijdsduur kan tijdens het bewerken naar wens worden aangepast. De standaardwaarden van de installatie worden in de bovenstaande illustratie getoond.
Minimum hoofdstuklengte: als u hebt aangegeven dat Studio automatisch hoofdstukkoppelingen moet maken wanneer u een menu toevoegt, dan worden meerdere clips in hoofdstukken gecombineerd als dit nodig is om de minimale duur te bereiken. Map voor tijdelijke bestanden In veel gevallen genereert Studio aanvullende bestanden terwijl u uw project bewerkt en uitvoert. Deze bestanden worden allemaal opgeslagen in de map die wordt aangegeven.
Voor voorbeeldweergave op een computermonitor, de standaard voorbeeldweergave, is een resolutie van een kwartframe waarschijnlijk goed genoeg. Als u een veeleisende toepassing voor de voorbeeldweergave hebt, met name als u een extern uitvoerapparaat voor de voorbeeldweergave gebruikt (door het te selecteren in het vervolgkeuzemenu Extern), plaats dan een vinkje bij Voorbeeld op volledige resolutie inschakelen. Op sommige machines zullen de prestaties hierbij zichtbaar achteruitgaan.
Volledig scherm, onafhankelijk van het feit of uw film wordt afgespeeld of is onderbroken. De eenvoudigste optie voor voorbeeldweergave op volledig scherm is Tweede VGA-monitor. In deze modus wordt voor de voorbeeldweergave een zo groot mogelijk gedeelte van de monitor gebruikt (zonder de hoogte/breedteverhouding van de video te beïnvloeden). De voorbeeldweergave van de Player op de hoofdmonitor blijft leeg om rekenkracht te besparen.
Let op: Zelfs als u de correcte grafische kaart hebt, is het mogelijk dat het gewenste format nog steeds niet wordt ondersteund door een monitor. Als Studio dit merkt, schakelt het programma over naar de laatste voorbeeldmodus (volgende paragraaf). Als er instabiliteit in uw hardwareset-up optreedt, dan raden wij u sterk aan terug te keren naar een van de basismodi die hierboven worden beschreven.
Renderen op de achtergrond inschakelen: verwijder het vinkje in dit vakje als u helemaal geen gebruik wilt maken van renderen op de achtergrond. U kunt doen op een tragere computer wanneer intensieve berekeningen ervoor zorgen dat de bewerkingen traag verlopen. Codec automatisch instellen: laat Studio beslissen welke codec er wordt gebruikt voor het coderen van uw gerenderde video.
CD-station (voor het rippen van audiobestanden) Als u muziek van CD in uw project hebt gebruikt, dan zet Studio de audiogegevens digitaal over van de schijf naar de computer (“rippen”). Met behulp van de vervolgkeuzelijst selecteert u welk CD-station er voor het rippen wordt gebruikt (als u over meerdere stations beschikt).
Kbits/sec: Als u de optie Aangepast hebt gekozen bij de vorige instelling, dan kunt u met deze combinatie van vervolgkeuzelijst en bewerkingsveld de gegevenssnelheid – en hiermee de videokwaliteit en de maximale tijdsduur – van de schijf kiezen of aangeven. Hierbij staan hogere waarden voor een betere kwaliteit en een lagere capaciteit.
Altijd gehele film opnieuw coderen: via deze optie wordt uw film geheel opnieuw gerenderd voor uitvoer. Dit wordt alleen aanbevolen als u problemen ondervindt met uw uitvoerfilm en u het renderen op de achtergrond als een mogelijke foutoorzaak wil wegnemen. Brandopties Schijfimage maken en dan branden: Dit is de standaardoptie voor het maken van schijven. Bij de eerste fase worden de gegevens gegenereerd die later op de schijf worden geschreven; de gegevens worden tijdelijk op uw harde schijf opgeslagen.
Media- en apparaatopties Doelmedia: kies een onderdeel in deze vervolgkeuzelijst dat overeenkomt met het type en de capaciteit van de schijf waarop u uw project wilt branden. Schrijfapparaat: als uw system over meerdere branders beschikt, selecteer dan welke brander door Studio moet worden gebruikt. Aantal: selecteer of typ het aantal exemplaren dat u van deze schijf wilt maken. Schrijfsnelheid: kies een van de beschikbare snelheden of kies Auto voor de standaardselectie.
Geluid weergeven na voltooien: Zodra Studio klaar is met het uitvoeren van uw film, hoort u een geluidssignaal via de luidsprekers van uw computer. Dit is handig als u in de buurt wilt werken terwijl het zware rekenwerk door de CPU wordt uitgevoerd om de film te voltooien. Zorg ervoor dat uw luidsprekers zijn ingeschakeld en dat het volume correct is ingesteld als u deze functie wilt gebruiken.
Het gezamenlijk instellingsvenster Bestand maken wordt gedeeld door alle bestandtypen met uitzondering van Real Media en Windows Media. Niet alle opties zijn beschikbaar voor alle bestandtypen. Let op: Voor MPEG-2- en MPEG-4-bestanden is speciale decodeersoftware nodig. Zonder de juiste decoder op uw pc, kunt u deze bestandstypen niet afspelen. Video-instellingen Video invoegen: deze optie is standaard ingeschakeld. Als u het vinkje verwijdert, beschikt het uitvoerbestand alleen uit audio.
Opties: met de knop Opties opent u een codec-specifiek optiepaneel (indien beschikbaar). Compressie: kies de compressor (codec) die het meest geschikt is voor het beoogde gebruik. Voor het maken van een AVI-bestand, kiest u compressie-instellingen voor de mogelijkheden van en de codecs die worden ondersteund door de computer van de persoon die uw werk gaat bekijken. Resolutie: dit is een vervolgkeuzelijst met instellingen voor standaardopties voor Breedte en Hoogte.
Audio-instellingen Bij veel toepassingen is het totaal geen probleem de bestandsgrootte minimaal te houden, wanneer dit gewenst is. De daaraan gekoppelde audiodelen kunnen worden ingesteld op de waarden 8-bit mono bij 11 kHz. Geadviseerd wordt bij filmcommentaar te volstaan met 8-bit 11 kHz. Stel bij muziek de waarden in op 16-Bit stereo met 22 resp. 44 kHz. In verband hiermee wordt conventionele audio-CD-muziek opgenomen in 16-Bit stereo met 44 kHz.
Gegevensinstellingen Het Sony PSP-compatibele bestandstype beschikt over een gedeelte met de naam Data dat u kunt gebruiken om een titel voor uw opgeslagen film aan te geven. Algemene instellingen Deze zijn gelijk aan de instellingen van het tabblad Schijf maken op pagina 366. Instellingen van RealVideo-bestand maken Op het tabblad RealVideo-bestand maken kunt u de instellingen voor het maken van RealVideo-bestanden aanpassen.
Trefwoorden: Hier kunnen max 256 tekens worden ingevoerd om de clip te versleutelen. Normaal gesproken dienen trefwoorden ertoe om ervoor te zorgen dat de betreffende clip door zoekmachines op het internet kan worden geïdentificeerd. Videokwaliteit: met deze opties kunt u balanceren tussen beeldkwaliteit en framerate. • Geen video: als u deze optie selecteert, bevat het uitvoerbestand alleen audio.
Doelgroepen selecteren. met iedere geactiveerde gegevenssnelheid neemt de om van de bestanden toe. Dit betekent dat ook voor het opladen van de bestanden naar de reserveer meer tijd nodig is. Spreek dus alleen die doelgroepen aan die ook werkelijk van belang zijn. Om de RealServer-optie te kunnen gebruiken, moet er een RealServer zijn geïnstalleerd bij de provider die wordt gebruikt.
Instellingen van Windows Media-bestand maken Op het tabblad Windows Media-bestand maken kunt u de instellingen aanpassen voor het maken van Windows Media Player-bestanden. Titel, Auteur, Copyright: met de gegevens in deze drie velden worden Windows Media-clips geïdentificeerd. De betreffende informatie is in het bestand geïmplementeerd en kan in de regel niet worden ingezien. Beschrijving: met de gegevens in dit veld kunnen Trefwoorden voor de clip worden meegegeven.
Markeringen voor Media Player: U hebt de optie Windows Media “bestandsmarkeringen” in het filmbestand op te nemen. Met deze markeringen kunnen kijkers rechtstreeks naar het begin van een gemarkeerde clip gaan door de naam van de gewenste clip in een lijst te kiezen. • Geen markeringen: het filmbestand wordt gemaakt zonder markeringen. • Markeringen voor elke clip: er worden automatisch markeringen gegenereerd voor elke clip in het bestand.
Om de filmuitvoer (band maken) naar een DV-apparaat om te leiden, biedt Studio de mogelijkheid de opdrachten voor het starten en beëindigen met de hand uit te voeren resp. automatisch naar de DV-camcorder te sturen. Ga als volgt te werk om automatisch een film naar het DV-apparaat te sturen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 336 Klik in de hoofdmenubalk van Studio op de knop Film maken. Het gebied boven het filmvenster verandert in de werkomgeving voor het maken van een film. Klik op het tabblad Band.
Aanwijzing: wanneer het wenselijk is tijdens de vertragingstijd een zwart beeld naar het opnameapparaat te sturen, plaats dan vóór het startbeeld van de film een titel zonder inhoud (een lege titel is een zwart beeld). Plaats een dergelijke titel na het laatste beeld om een zwart beeld aan het eind van de film te plaatsen. Analoge uitvoer Als u uitvoert naar een analoog apparaat, is de optie Composiet of S-video beschikbaar indien dit door uw hardware wordt ondersteund.
BIJLAGE B: Tips en trucs Hier volgt een aantal hints van de technische specialisten van Pinnacle met betrekking tot het kiezen, gebruiken en onderhouden van een computersysteem voor videotoepassingen. Hardware Voor een effectief gebruik van Studio moet de hardware optimaal worden voorbereid en geconfigureerd.
• Klik met de rechtermuisknop op de naam van uw opnamestation in Windows Verkenner en selecteer Eigenschappen in het menu. Op de tab Extra van het dialoogvenster met de eigenschappen voor lokaal station plaatst u een vinkje bij Nu controleren en voert u een gedetailleerde scan van het station uit om er zeker van te zijn dat het geen fouten bevat.
• Voor Windows Vista ten minste 128 MB (bij voorkeur 256 MB). • Voor HD en AVCHD ten minste 256 MB (bij voorkeur 512 MB). Instellingen van de grafische kaart Kleurdiepte instellen Als u de belasting op het systeem wilt minimaliseren terwijl er goede kleurprestaties behouden blijven, raadt Pinnacle u aan het beeldscherm in te stellen op 16-bits kleur. De beeldscherminstellingen aanpassen in Windows XP: 1. 2. 3.
Studio en computeranimatie Als u computeranimatie bewerkt met Studio of u animatie met digitale video wilt combineren, zorg er dan voor dat u de animaties met dezelfde beeldgrootte en verversingsfrequentie als de oorspronkelijke video maak : Kwaliteit TV-bijsnijden DV Ja PAL NTSC Audio 720 x 576 720 x 480 44 kHz 16-bit stereo Wanneer deze aanwijzing niet wordt opgevolgd kan de formaatomrekening onnodig lang duren en kunnen na de omrekening bij de weergave in de animatie storingen optreden.
BIJLAGE C: Problemen oplossen Voordat u problemen gaat oplossen, dient u eerst uw hardware en software te controleren. Werk uw software bij: Wij bevelen u aan de nieuwste updates voor de besturingssystemen voor Windows XP en Windows Vista te installeren. U kunt deze updates downloaden vanaf de volgende site: windowsupdate.microsoft.com/default.htm Zorg ervoor dat de nieuwste versie van de Studio-software is geïnstalleerd. Dit kan via het menu Help ¾ Software updates vanuit het programma zelf.
In alle Windows-versies krijgt u op de volgende manier toegang tot de optie Apparaatbeheer: klik met de rechtermuisknop op Deze computer en selecteer Eigenschappen in het menu dat nu verschijnt. Nu verschijnt het dialoogvenster Systeemeigenschappen. De knop Apparaatbeheer staat op de tab Hardware in XP en op het linkerpaneel in Vista. Controleer of alle geïnstalleerde hardware normaal werkt en over de laatste drivers beschikt.
Als u naar een bepaald artikel wilt zoeken, typt u een korte zin of een aantal trefwoorden in het tekstvak. Gebruik niet te veel woorden; de zoekfunctie werkt het beste als er slechts een paar trefwoorden worden opgegeven. Zoekvoorbeeld In de onderstaande lijst van veelvoorkomende problemen is het eerste onderwerp “Studio loopt vast of hangt in modus Bewerken”. Typ “Vastlopen in modus Bewerken” in het zoekvenster en klik op de knop Zoeken. Dit levert ongeveer 60 tot 150 zoekresultaten op.
BELANGRIJKSTE ONDERSTEUNINGSKWESTIES De rest van dit hoofdstuk gaat over een aantal artikelen in de kennisdatabase (de knowledge-base) die het meest door onze gebruikers worden geraadpleegd. De tekst die hier wordt gepresenteerd, is over het algemeen minder gedetailleerd dan de tekst in de kennisdatabase. Voor de volledige tekst van ieder Antwoord-ID raadpleegt u de online kennisbase.
• Installeer vanaf de harde schijf: Bij deze procedure start u op in de Veilige modus van Windows; kopieer de inhoud van Studio installatieschijf naar uw harde schijf en voer de installatie vervolgens vanaf de harde schijf uit. Raadpleeg Antwoord-ID 13122 op de Pinnacle website voor het laatste advies met betrekking tot deze aanpak. Studio loopt vast in modus Bewerken Antwoord-ID 6786 Als Studio vastloopt, ligt dit ofwel aan de configuratie of er bestaat een probleem met een project- of contentbestand.
Sluit alle andere programma’s af, voordat u aan de installatie van een nieuwe versie van Studio begint. Studio-instellingen aanpassen: selecteer Geen achtergrondberekening in de vervolgkeuzelijst Berekening en verwijder het vinkje in het selectievakje Video- en audio-instellingen. Beide opties vindt u in het optiepaneel Bewerken (zie pagina 356). Achtergrondtaken beëindigen: sluit alle overige applicaties af en breek eventuele achtergrondtaken af, voordat u Studio opstart.
Ga naar de website van de betreffende fabrikant om de nieuwste stuurprogramma’s voor uw geluidskaart en grafische kaart te installeren. Veel gebruikers hebben een grafische kaart van het merk NVIDIA of ATI. De nieuwste stuurprogramma’s voor deze kaarten zijn beschikbaar op: www.nvidia.com en www.atitech.com Gebruikers met een Sound Blaster geluidskaart kunnen voor updates terecht op: us.creative.com Windows updaten: zorg ervoor dat u alle nieuwste beschikbare Windowsupdates hebt geïnstalleerd.
3. Nieuwste versie van Studio downloaden en installeren: klik in het menu Help ¾ Software- updates om te controleren of er nieuwe updates beschikbaar zijn. Als er een nieuwe versie voor Studio op de website wordt gevonden, wordt u gevraagd om deze versie te downloaden. Download dit patch-bestand op een locatie waar u het bestand gemakkelijk kunt terugvinden (zoals op het bureaublad), sluit Studio daarna af. Dubbelklik nu op het bestand dat u zojuist hebt gedownload om een update voor Studio uit te voeren.
Een andere mogelijkheid: maak een nieuw project aan met de naam “test01.stx” om te controleren of een bepaalde fout alleen bij een specifiek project optreedt. Open het demo-videobestand en sleep de eerste scènes naar de Tijdlijn. Klik nu op het tabblad of de knop die de fout veroorzaakt. Als het testproject niet vastloopt, ligt het probleem bij het project waarin u momenteel werkt en niet bij Studio of uw systeem.
Geval 1: Het berekenen stopt direct Als het systeem direct vastloopt, nadat u op de knop Maken hebt geklikt, is er sprake van een configuratieprobleem in uw systeem. Probeer de meegeleverde demovideo te berekenen. Als dit mislukt, is er duidelijk sprake van een probleem in het systeem. De demovideo werd bij ons intern namelijk aan verschillende tests onderworpen en er kon geen berekeningsprobleem worden vastgesteld. Oplossingen: • Studio deïnstalleren en opnieuw installeren.
Geval 3: Het berekenen stopt steeds op hetzelfde moment Als het berekenen steeds op hetzelfde punt binnen een project stopt, controleer dan of dit probleem ook in andere projecten optreedt. Indien dit niet het geval is, is het betreffende project wellicht beschadigd; indien dit wel het geval is, probeer dan een gemeenschappelijke factor te achterhalen.
Studio loopt vast tijdens opstarten of start helemaal niet op Antwoord-ID1596 Problemen tijdens het opstarten doen zich op verschillende manieren voor. Studio “hangt volledig” – u kunt het programma niet meer besturen – terwijl het opstartproces zonder enige problemen lijkt te zijn verlopen. Ga in elk van de bovengenoemde gevallen als volgt te werk: • Herstart de computer. Klik na het herstarten op het Studio-pictogram. • Wacht enkele minuten om te kijken of het programma echt is vastgelopen.
• Onderzoek de opnamekaarten die in uw computer zijn geplaatst. Om te controleren welke opnamekaarten er aanwezig zijn, gebruikt u het hulpprogramma AM Capture (Start ¾ Alle programma's ¾ Studio 14 ¾ Gereedschappen ¾ AM Capture) en klik op het vervolgkeuzemenu, Apparaten. Koppel de vermelde apparaten één voor één fysiek los. U kunt tevens de desbetreffende drivers verwijderen. • Download en installeer de nieuwste drivers voor uw geluidskaart en grafische kaart op de website van de fabrikant.
Fout “Branden mislukt” verschijnt in Film maken Antwoord-ID 13438 Als Studio de foutmelding “Branden mislukt” geeft wanneer u probeert een optische schijf te maken (bijvoorbeeld een DVD), probeer dan de volgende oplossingen totdat het probleem is opgelost. • Werk Studio bij met de nieuwste patch: Gebruik de menuopdracht • • • • • Help ¾ Software-updates om te controleren of u over de laatste updates voor het programma Studio beschikt.
kunt herstellen; u hebt het register al eerder met goed gevolg bewerkt; en u accepteert de risico's die horen bij het bewerken van het register. Als u verder wilt gaan, verwijder dan de vermelding Recorder in het volgende registerpad (gebruik van hoofdletters kan afwijken): HKEY_LOCAL_MACHINE\Software\VOB\CDRApp\Recorder Met deze verandering wordt de brand-engine gedwongen het station volledig opnieuw te scannen.
• Controleer of uw DVD-speler geschikt is voor het afspelen van het type media dat u gebruikt. Niet alle DVD-spelers spelen alle soorten DVDschijven af. Op de website van de fabrikant van de DVD-speler vindt u een lijst met de schijftypen die door uw apparaat worden ondersteund. Op de volgende website vindt u tevens veel informatie over compatibiliteit: http://www.videohelp.
BIJLAGE D: Videografietips Iedereen die over enige basiskennis beschikt kan goed videomateriaal vastleggen en op basis hiervan een interessante, spannende of informatieve film maken. U begint met een schetsmatig script of draaiboek en vervolgens gaat u de beelden vastleggen. Zelfs tijdens deze fase dient u al rekening te houden met de montagefase door ervoor te zorgen dat u een aantal goede shots hebt die een goede basis vormen.
Een draaiboek maken Het is niet altijd nodig om een draaiboek te maken, maar het kan zeer nuttig zijn bij grote videoprojecten. U bepaalt zelf hoe eenvoudig of complex het draaiboek wordt. Een eenvoudige lijst met de geplande scènes kan voldoende zijn; misschien wilt u notities met gedetailleerde camerainstellingen of gesproken teksten.
Montage Vanuit verschillende perspectieven Neem een belangrijke gebeurtenis – indien mogelijk - altijd op vanuit verschillende perspectieven en cameraposities. Bij de montage kan naderhand de beste instelling worden gekozen of gecombineerd. Maak bewust opnamen vanuit een ander perspectief (eerste de clown in de piste, maar ook de lachende toeschouwer, zoals de clown die ziet.) Interessante gebeurtenissen kunnen vaak ook achter de persoon plaatsvinden of de hoofdpersonen kunnen van achteren worden bekeken.
Hiervoor worden tussenmontages gebruikt. Tussenmontages leiden de toeschouwer af van de eigenlijke handeling – hierdoor kunnen tijdsprongen worden ingevoegd zonder dat de toeschouwer zich hiervan bewust wordt. Het geheim van een succesvolle tussenmontage is het aanbrengen van een duidelijk verband tussen de scènes. In een plotgerelateerde tussenmontage is het verband gelegen in de opeenvolgende gebeurtenissen in een zich ontwikkelende verhaal.
Gaten overbruggen Probeer de gaten die ontstaan tussen het filmen van diverse locaties te overbruggen. U kunt close-ups gebruiken om chronologische overgangen te overbruggen: inzoomen op het gezicht en na een paar seconde uitzoomen naar een volgende scène. Continuïteit behouden Continuïteit – consistentie van details van de ene scène naar de andere scène – is heel belangrijk om een goed resultaat te behalen. Voorkom zonnig weer en toeschouwers die onder een paraplu zitten.
• Op elkaar volgende instellingen moeten vanuit verschillende cameraposities zijn opgenomen; maak altijd een verschil in de opnamehoek van ten minste 45 graden. • Werk bij grote opnamen van gezichten bij dialogen enzovoort vanuit diverse camerahoeken. • Perspectief wisselen bij opnamen van gebouwen. Laat bij opnamen die wat betreft soort en grootte op elkaar lijken, de beelddiagonalen afwisselend van rechtsvoor naar linksachter en omgekeerd verlopen. • Montages aanbrengen in bewegingen van personen.
Contrastmontage Onverwachte en zeer verschillende beelden worden bewust bij elkaar gemonteerd om de toeschouwer een contrast duidelijk te maken (een toerist ligt op het strand – en in de volgende beelden worden hongerlijdende kinderen getoond). Vervangende montage Gebeurtenissen die niet getoond kunnen of mogen worden, worden door een andere gebeurtenis vervangen (er wordt een kind geboren, maar in plaats van de geboorte wordt een ontluikende knop getoond).
Oorspronkelijke geluid behouden Gesproken commentaar moet zodanig met het oorspronkelijke geluid of de muziek worden gemengd dat het oorspronkelijke geluid nog wordt waargenomen. Het geluid hoort bij de opgenomen videobeelden en moet mogelijk niet helemaal worden weggehaald, want zonder geluid komt de video gemakkelijk steriel en minder authentiek over. Toch worden er vaak bijgeluiden opgenomen van bijvoorbeeld vliegtuigen en auto’s, waarvan er geen beelden zijn.
Tijd op het scherm Als vuistregel moet een lang genoeg worden weergegeven om twee keer gelezen te kunnen worden. Hanteer een tijdsduur van ongeveer drie seconden voor een titel van tien letters. Voor iedere vijf extra letters dient u de weergavetijd met een seconde te verlengen. “Gevonden” titels Behalve aftiteling bieden natuurlijke titels als wegbewijzering, straatnaambordjes of voorpagina’s van lokale kranten vaak interessante mogelijkheden.
BIJLAGE E: Woordenlijst De lijst met multimediaterminologie bevat computer- en videotermen. De belangrijkste termen worden hieronder gedefinieerd. Kruisverwijzingen worden aangeduid met het volgende symbool: . 720p: Een high-definition (HD) videoformaat met een resolutie van 1280x720 en progressieve (non-interlaced) frames. 108i: Een high-definition (HD) videoformaat met een resolutie van 1440x1080 en interlaced frames.
Afzonderlijk beeld: Een afzonderlijk beeld ( beeld) is onderdeel van een serie of sequentie. Wanneer deze serie met voldoende snelheid wordt bekeken, ontstaat een “bewegend beeld. Aliasing: Onnauwkeurige weergave van een afbeelding door beperkingen in de weergavesnelheid. Aliasing treedt op in de vorm van een trapeffect bij rondingen en hoekige vormen. Anti-aliasing: Een methode waarbij de hoekige randen van bitmapafbeeldingen worden bijgewerkt.
Beeldsnelheid: De beeldsnelheid of herhalingsfrequentie definieert hoeveel afzonderlijke beelden van een videosequentie er per seconde worden afgespeeld. De herhalingsfrequentie voor een NTSC-video is 30 beelden per seconde. De herhalingsfrequentie voor een PAL-video is 25 beelden per seconde. Beginmarkering/Eindmarkering: Bij videobewerking verwijzen deze markeringen naar de begin- en eindtijdcodes die het aantal clips aanduidt dat in een project wordt opgenomen.
Clip: In Studio, elk willekeurige mediatype dat op een de venster Film Storyboard of een tijdsspoor wordt geplaatst, waaronder videobeelden, bewerkte videoscènes, audiobestanden en schijfmenu’s. Codec: Samentrekking van de twee woorden compressor/decompressor – een algortime dat beeldgegevens comprimeert (inpakt) en decomprimeert (uitpakt). Codecs kunnen in elke willekeurige software of hardware worden geïmplementeerd. Complementaire kleuren: Complementaire kleuren zijn de tegenhanger van basiskleuren.
DirectMedia: Systeemuitbreiding multimediatoepassingen onder Windows. van Microsoft ActiveMovie. voor DirectShow: Systeemuitbreiding multimediatoepassingen onder Windows. van Microsoft ActiveMovie. voor DirectX: Een verzameling van diverse door Microsoft voor Windows 95 ontwikkelde systeemuitbreidingen om video- en gameversnelling mogelijk te maken. Dithering: Door het gebruik van kleurpatronen wordt het aantal kleuren voor het oog kunstmatig vergroot. DMA: Afkorting voor Direct Memory Access.
Gegevenssnelheid: Hoeveelheid gegevens per seconde. Bijvoorbeeld de hoeveelheid gegevens die een massageheugen (harde schijf of CD-rom) per seconde kan opslaan/weergeven of de hoeveelheid gegevens van een digitale videosequentie per seconde. GOP: Bij de MPEG-verwerking wordt de datastroom eerst in gebieden van steeds meerdere afzonderlijke beelden ingedeeld, zogenaamde GOP’s (Group of Pictures (= groepen beelden). In een GOP komen drie soorten beelden (= frames) voor: I-frames, P-frames en B-frames.
Hi8: Verbeterde Video8-waarbij video’s in S-Video-formaat op metaalbedampte banden met metalen deeltjes kunnen worden opgenomen. Op basis van de grotere luminantieresolutie en bandbreedte hebben deze opnamen in verhouding tot Video8 een grotere beeldscherpte. HiColor: Bij beelden betekent dit meestal een 16-bits (5-6-5-)beeldtype dat maximaal 65.536 kleuren kan bevatten. TGA-bestandsformaten ondersteunen dit soort beelden.
Interleave: Een indeling van audio en video voor de verbetering van een soepelere weergave en synchronisatie of comprimering. Het standaard AVI-formaat houdt steeds dezelfde afstand bij audio en video. IRQ: Interrupt Request. Onderbreking van een lopend proces van de computer, zodat beheer- of achtergrondtaken kunnen worden uitgevoerd. Interrupts kunnen zowel door de hardware (zoals toetsenbord en muis) als door software worden opgevraagd. JPEG: Afkorting van Joint Photographic Experts Group.
Kleurendiepte: Aantal bits die de kleurengegevens voor elke pixel leveren. 1- bit kleurdiepte staat voor 21=2 kleuren (zwart en wit), 8-bit kleurdiepte staat voor een kleurenpalet van 28=256 kleuren. Bij 24-bit kleurdiepte omvat het kleurenpalet 16.777.216 (=224) kleuren. Kleurmodel: Een model voor de mathematische beschrijving en definitie van kleuren en hun onderlinge relatie. Ieder kleurmodel heeft een bepaald doel. De twee meest gangbare modellen zijn RGB en YUV.
MPEG: Afkorting van Motion Pictures Experts Group. Standaard voor compressie van digitale bewegende beelden. In vergelijking met M-JPEG biedt deze methode een datareductie van tussen de 75 en 80 % zonder dat er sprake is van waarneembaar beeldverlies. MPG: (extensie voor) een MPEG-bestand waarin zowel video- als audiodata zijn opgeslagen. M1V, MPEG, MPA MPV: (extensie voor) een MPEG-bestand dat uitsluitend videodata bevat.
Parallelle interface: Via de parallelle interface worden data via een 8-bits datakabel overgedragen. Dat betekent dat 8 bit (1 byte) tegelijkertijd kunnen worden getransporteerd. Deze manier van overdracht is duidelijk sneller dan via de seriële interface, maar deze manier van overdracht is wel storinggevoelig over grote afstanden. Parallelle interfaces worden aangeduid met LPT en een cijfer (b.v. LPT1).
SCSI: Afkorting van Small Computers System Interface. SCSI wordt vanwege de daarmee gepaard gaande hoge gegevenssnelheid bij krachtige pc’s als interface voor de harde schijf gebruikt. Er kunnen maximaal acht SCSI-apparaten gelijktijdig op één computer worden aangesloten. SECAM: Afkorting van Sequential Couleur à Mémoire. In Frankrijk en Oost-Europa op basis van het PAL-systeem ontwikkelde norm voor kleurentelevisie met 625 lijnen en 50 halve beelden per seconde.
Tijdcode: De tijdcode identificeert de actuele positie van een beeld binnen een videosequentie in relatie tot het startpunt – doorgaans het begin van een clip, waarbij de tijdcode meestal in de vorm [uren: minuten: seconden: beelden] wordt getoond (voorbeeld: 01:22:13:21). In tegenstelling tot een klassieke bandteller, die naar nul of ieder ander punt van de band kan worden teruggezet, gaat het bij de tijdcode om een elektronisch en permanent signaal dat op de videoband wordt geschreven.
Waar kleurenbeeld: De naam geeft aan dat het om een beeld gaat met voldoende kleurenresolutie om het “levensecht” te laten lijken. In de praktijk verwijst een waar kleurenbeeld naar een 24-bit RGB-kleur. Hierbij zijn ongeveer 16,7 miljoen combinaties van de basiskleuren rood, groen en blauw mogelijk. Bit, HiColor WAV: (extensie voor) een populair opslagformaat door gedigitaliseerde audiosignalen.
BIJLAGE F: Sneltoetsen De termen Links, Rechts, Omhoog en Omlaag in deze tabellen verwijzen naar de pijltoetsen (cursor).
Belangrijkste interface van Studio Spatiebalk J K L X of Ctrl+Omhoog Y of Ctrl+Omlaag A of I S of O Ctrl+Links Ctrl+Rechts Alt+Links Alt+Rechts Alt+Ctrl+Links Alt+Ctrl+Rechts G D F E of Home R of End Links Rechts Delete Insert Ctrl+Delete Page up Page down Numeriek toetsenbord + Numeriek 384 Weergeven en stoppen Snel terug (meerdere keren indrukken voor snellere weergave) Weergeven pauzeren Snel vooruit (meerdere keren indrukken voor snellere weergave) 1 beeld naar voren 1 beeld naar achteren Markeren in
toetsenbord C V M Ctrl+Page up Ctrl+Page down Ctrl+E Ctrl+D Ctrl+F Menuhoofdstuk instellen Menuhoofdstuk wissen Terug naar menu Ga naar vorig menuhoofdstuk Ga naar volgend menuhoofdstuk Alle effecten in tijdlijnclip kopiëren Effecten plakken in tijdlijnclip Effectengereedschap openen Editor voor bewegende titels F11 F12 Alt+Plus Alt+Minus Ctrl+Plus Ctrl+Minus Ctrl+Punt Ctrl+Komma Ctrl+D Spatiebalk Annuleren (titeleditor afsluiten) Bevestigen (titeleditor afsluiten) Op voorgrond Op achtergrond Een laag na
Ctrl+7 Ctrl+8 Ctrl+9 Ctrl+K Ctrl+M Shift+Links Shift+Rechts Ctrl+Links Ctrl+Rechts Ctrl+Omlaag Ctrl+Omhoog Shift+Ctrl+Links Shift+Ctrl+Rechts Shift+Ctrl+Omlaag Shift+Ctrl+Omhoog Alt+Links Alt+Rechts Shift+Alt+Links Shift+Alt+Rechts 386 Tekst uitvullen: linksboven Tekst uitvullen: middenboven Tekst uitvullen: rechtsboven Letterspatiëring, interlinie en helling Verplaatsen, schalen en roteren Tekenselectie links uitbreiden Tekenselectie rechts uitbreiden Horizontale schaal verkleinen, of inkrimpen (let
Index 2 2D Editor (video-effect) 156 A A/B-bewerkingen 162 Aardbeving (video-effect) 156 Achtergrond In Editor voor bewegende titels 248 in Editor voor klassieke titels 224 Achtergrondberekening inschakelen en uitschakelen 181 van bewegende menupictogrammen 207 van Hollywood FX 181 van video-effecten 147 Achtergrondmusziek Gereedschap 95 Achtergrondmuziek 82, 83 CD 269 formaten 268 gereedschap 270 ScoreFitter 270 Activeren Toegelicht 12 Afbeeldingen Zie Stilstaande afbeeldingen Bewerken 188 Afkortingen xvi
Overzicht 49 Projectvak 75 Thema-gedeelte 124, 125, 127 Video 54 Videoscènes selecteren 62 voorbeeld bekijken 5 Voorbeeld bekijken 53 Album Editor voor klassieke titels 222 gedeelte Achtergronden 224 gedeelte Afbeeldingen 226 Uiterlijk zoeken 222 Album van de Editor voor bewegende titels 233 Bronnen aan titel toevoegen 234 Gedeelte Bewegingen 244 Gedeelte Foto's 236 Gedeelte Objecten 237 Gedeelte Uiterlijken 238 Gedeelte Video 235 Album, Editor voor bewegende titels 233 Alpha Magic-overgangen 178 Analoge ni
Bij analoog importeren 19 Audiospoor Gekoppeld aan videospoor 114 Audiosporen 268 Audiosporen dempen 86 Automatische kleurcorrectie (videoeffect) 150 Automatische scèneherkenning Zie Scèneherkenning AVCHD xvii Film uitvoeren naar 299 AVI-bestanden 74 B Balans aanpassen op Tijdlijn 280 Balans en volume 94, 276 Band Film opslaan op 310 BD (Importeren) 42 Bediening Editor voor klassieke titels Tekstopmaak 220 Beelden, venster Film Storyboard 83 Tekst 83 Tijdlijn 83 Beeldformaten Zie Hoogte/breedteverhoudingen
Naam 188 Clipmarkeringen 87 Knoppen 88 Toevoegen, verwijderen, een naam geven 87 Clips Audio 83 combineren 112 Naam wijzigen 108 Splitsen 81, 111 Thema 125, 127, 129 trimmen op de tijdlijn 104 Trimtips 108 Verwijderen 81 Video 83 Clips splitsen 111 Herstellen van 112 Clips verwijderen 81 Close-ups 361 Color map (video-effect) 158 Compressie Audio 330 Opties (Importeren) 26 Video 328, 329 Configuratie Zie Opties Continuïteit (videografietip) 363 Conventies xvii Copyrightbescherming bij importeren van DVD, BD
Video Zie Video-effecten Effecten kopiëren en plakken Kopiëren en plakken 138 Eisen, apparatuur xv Embosseleren (video-effect) 154 Equalizer (audio-effect) 291 F Fade balans aanpassen op Tijdlijn 280 Fade (overgang) 179 Fades Standaardduur van 317 Favorietenmap 52 Film voorbeeld bekijken 5 Film maken Gedeeltelijk 297 Films maken 295 Fotocamera's Zie Camera's, digitaal, Zie Camera's, digitaal Foto's Bewerken 188 Pannen en zoomen 189 Rode-ogen correctie 189 Roteren 189 Foto's en andere beelden bewerken 188 F
BIB en kleurwaarde-instelling 93 CD-audio 269 Clipeigenschappen 86, 92, 94, 205, 275 Frame grabber 92 Kleurwaarde-instelling 169 Pannen en zoomen 188 Schijfmenu 92, 209 SmartMovie 120 Thema-editor 92, 126, 133, 134 Titels 92 Video-effecten 93, 137 Voice-overs 272 Volume en balans 94, 276, 281 Gereedschapskist 79 Audio 94 Video 92 Gereedschapskisten 90 Glossary/woordenlijst 369 Groepen tijdelijke, in Editor voor klassieke titels 220 Grungelizer (audio-effect) 292 H Harde schijf Voorbereiden voor opname 339
J J- snede A/B 163 J-snede Definitie 116 Uitleg 118 K Kaart, geheugen Zie Geheugenkaart Ken Burns 189 Kennisdatabase 344 Keyframes gebruiken (selectievakje) 145 Keyframing (van videoeffectparameters) 142, 145 Klembord Met Album en venster Film 98 Kleurcorrectie (video-effect) 158 Kleureffecten Witbalans 160 Kleuren Selecteren 175 Kleurwaarde-instelling Achtergronddoek voor 174 Gereedschap 169 Tips 173 Video-effect 172 Knippen Met Ctrl-toets 107 Knop Audio scrubbing 80 Knop Clip verwijderen 81 Knop Clip/scè
L L- snede A/B 163 Lagen in Editor voor klassieke titels 215 Letterbox 101 Lettertypen 221 Leveller/Regelaar (audio-effect) 292 Lokale schijf (Importeren) 30 L-snede Definitie 116 Uitleg 116 Luma Key (video-effect) 155 M Map Album 52 Favorieten 52 Mappen Bron 53 Favorieten 57 Muziek 75 Stilstaande beelden 72 Titels 72 Markering van menuknoppen 228 Markeringen Zie Clipmarkeringen Tussenmarkeringen maken 297 Media Selecteren voor importeren 30 Media aan het Projectvak toevoegen 77 Media Player 309 Media sele
Modus Opnemen introductie 1 Monitoren Twee 318 Montage 361, Zie Themas Associatieve 364 Causale 365 Contrast 365 Naar vorm 365 Parallelle 364 Ritme in (videografietip) 363 Vervangende 365 MP2-bestanden 303 MP3-bestanden 74, 303 MPEG Renderen voor uitvoer 297 Muziek 265, Zie Achtergrondmuziek Gedeelte (van Album) 75 kiezen (videografietip) 366 Mappen 75 Muziekvideo Zie SmartMovie N Namen In Tekst- en Storyboard-weergave 109 van clips - wijzigen 109 Netwerk Zie Bestandsgebaseerde media Netwerk, importeren va
Compressie (Importeren) 26 Film maken 315 Framerate 329 Gegevenssnelheid en kwaliteit 329 Hoofddialoogvenster 315 Importeren 17 Indeling van 315 Instelling 3 MPEG-bestand maken 327 Projectinstellingen 316 Real Media-bestand maken 331 Scèneherkenning 27 Uitvoeren naar VGA-monitor 337 Video- en audio-instellingen 318 Video invoegen 328 Video voor bestandsuitvoer 328 Videocompressie 329 Videovoorbeeld 318 Windows Media-bestand maken 334 Optische schijf Zie Schijf Image op harde schijf 298 Oude film (video-effe
Parameters voor video-effecten bewerken 140 Passport (paspoort) 12 Perspectieven Verschillende 361 Pictogrambeelden in Album 59 In schijfmenu’s instellen 207 Met bewegende video, in menu’s 207 Pictogrammen voor effecten Audio 287 Video 103 Player introductie 5 Schuifregelaar 9 tijdens trimmen op de tijdlijn 104 Voorbeeld bekijken van overgangen 69 Voorbeelden bekijken van overgangen 180 Player-knoppen DVD 202 Plug-in effecten Ontgrendelen 149 Plug-in effects Ontgrendelen 140 Poster (video-effect) 159 Premiu
meegeleverde 200 Menu’s versus titels 200 Naam en duur 205 Omschrijving 197 Openen in de Editor voor klassieke titels 205 Optie Pictogrammen bewegend 207 Pictogram instellen 207 Plaatsen op tijdlijn 201 Verkrijgen 73 Voorbeeld filmlay-out 198 Schijfmenu's Automatisch koppeling maken 201 Schijven authoring 1, 51, 73, 185, 199, 226, 277 Schuif (overgang) 179 Schuifregelaar 9 ScoreFitter Clipeigenschappen 276 Duur van clips 274 SCSI xvi SD-kaart, importeren van Zie Bestandsgebaseerde media Sepia (video-effect)
Uitlijnen op dropzone 135 Surround sound 281 S-VCD Film uitvoeren naar 298 Menu’s 73, Zie Schijfmenu’s Synchronisatie (van video en audio) Vervangen 112 T Technische ondersteuning 344 Tekens plaatsen op menuspoor 204 Tekst bewerken geavanceerd 216 Tekstweergave 83, 89, 109 Teller 9 Thema’s Aan film toevoegen 125 Aanpassen 124 Anatomie 131 Clips Zie Themaclips Dropzones 135 Gedeelte (van Album) 70, 125, 127 Introductie 123 Sjablonen 123, 125, 127, 131, 134 Subclips 135 Verkrijgen 70 Themaclips Invoegen in p
Overgangen 183 Stilstaande beelden 187, 188 Tips 108 Videoclips 104 Trimschuifregelaar 86 Tussenmarkeringen maken 297 Tussenmontages Videografietip 361 Tv-toestel Simultane uitvoer naar 310 U UDMA xvi Uitvoer Alleen audio 303 Browser 295 In MOV-bestand 306 Mediatype 296 Naar 3GP-bestand 303 Naar AVI-bestand 304 Naar band 310 Naar DivX-bestand 305 Naar Flash-videobestand 305 naar iPod-compatibel bestand 306 Naar MPEG-bestand 307 Naar optische schijf 298 Naar Real Media-bestand 308 naar Sony PSP-compatibel b
Openen 57 Videoclips 83 Afspeelsnelheid wijzigen 152 Albumscène zoeken 103 Alleen audiodeel gebruiken 99 bewerken 97 combineren 112 Effecten toepassen op 137 Gereedschap Eigenschappen 109 ingekort door overgang 178 Interfacekenmerken 102 Naam wijzigen 108 Splitsen 111 Synchronisatie met audio 112 Trim ongedaan maken 111 Trimmen 104 trimmen op de tijdlijn 104 Trimtips 108 Videocompressie 328 Video-effecten 137 2D Editor 156 Aardbeving 156 Automatische kleurcorrectie 150 Basis 148 Beeld-in-beeld 167 Belichtin
Videovoorbeeld Extern 318 Opties 318 Volledig scherm 318 Voice-overs 83 eigenschappen 275 Opnamekwaliteitsopties 273 opnemen 272 Volume 273 Voice-overs opnemen 272 kwaliteit 273 Volume aanpassen op tijdlijn 279 Fades, Standaardduur van 317 mixen 281 mixing 276 Voice-overniveaus 273 Volume en balansgereedschap 94 Voorbeeld bekijken Hollywood FX 181 Overgangen 69 Schijven 202 Video-effecten 147 Voorbeelden bekijken Overgangen 180 Voorbeeldvenster 106 Voorvertonen Menu’s 5 W Waterdruppel (video-effect) 157 Wa