Operation Manual

12
De meeste informatie die door uw navigatiesysteem wordt gege-
ven, kan op de kaart worden gezien. U moet vertrouwd raken met
de manier waarop de informatie op de kaart wordt getoond.
Het kaartscherm aezen
5
4
1
2
3
6
7
9
8
p De volgende informatie met een sterretje (*) wordt alleen
weergegeven wanneer een route ingesteld is.
p
Afhankelijk van de voorwaarden en basisinstellingen worden
bepaalde onderdelen niet weergegeven.
1
Het nummer en de naam van de te gebruiken straat (of het
volgende begeleidingspunt) weergeven.*
2
Het volgende begeleidingspunt (de volgende richtingswijzi-
ging) weergeven.*
De soort gebeurtenis (bocht, rotonde, snelwegafrit, e.d.)
wordt weergegeven.
Raadpleeg Route-gebeurtenissen die vaak worden getoond
op bladzijde 13
3
Toont de afstand tot het volgende begeleidingspunt
(richtingswijziging).*
4
Toont de tweede volgende richtingswijziging.*
5 Toont de huidige locatie van uw voertuig. De punt van het
driehoeksteken geeft aan in welke richting u rijdt en het
teken beweegt automatisch met het rijden mee.
p
Als er geen GPS-positie is, is de driehoek doorzichtig. Hij
geeft uw laatste bekende positie aan.
6
Het gegevensveld weergeven.
7 De naam van de straat (of stad) waarin het voertuig zich nu
bevindt.
8
Toont de huidige route.*
De nu ingestelde route wordt in kleur op de kaart
aangegeven.
9
Geeft de voortgang tot de eindbestemming aan.*
AV-informatiebalk
AV-informatie wordt onderaan in het kaartscherm weergegeven.
12 3 4
1 Tip deze toets aan om de AV-bronnenlijst weer te geven.
2 Toont kort de huidige status van de AV-bron.
3 U kunt de communicatie tussen de AVICSYNC App en het
navigatiesysteem in- en uitschakelen door de toets aan te
raken.
p
Deze instelling is altijd ingeschakeld als u de AVICSYNC
App op een iPod/iPhone gebruikt. (Deze instelling kan
niet gewijzigd worden.)
4
Tip hierop om het telefoonmenuscherm weer te geven.
Raadpleeg Het telefoonmenuscherm weergeven op blad-
zijde 34
Bediening op het kaartscherm
De schaal van de kaart handmatig
wijzigen
Standaard keert de kaart terug naar de vooringestelde schaal
(volgens de instelling in “Gezichtspunt” van de instellingen
voor “Navigatiekaart”) wanneer de kaart met de huidige positie
wordt getoond, ook als de schaal van de verschoven kaart is
gewijzigd. Doe als volgt als u de schaal van de kaart van de
huidige positie wijzigt.
1 Druk op de MAP-toets en tip aan.
2 Tip aan en vervolgens [Instellingen].
3 Tip [Navigatiekaart] aan en vervolgens
[Kaartweergave].
4 Tip [Gezichtspunt] aan.
5 Versleep het pop-upvenster en tip [Manueel]
aan.
6 Druk op de MAP-toets.
7 Tip of aan.
Smart-zoom
Uw navigatiesysteem is uitgerust met een “Smart-zoom” die op
twee manieren werkt:
Wanneer de route is ingesteld:
Als u een richtingswijziging nadert, zoomt “Smart Zoom” in
en verhoogt hij de kijkhoek zodat u uw richtingswijziging op
de volgende kruising gemakkelijk kunt zien. Als de richtings-
wijziging nog op een afstand is, wordt uitgezoomd en wordt
de kijkhoek verlaagd zodat u de weg voor u kunt zien.
Wanneer de route niet is ingesteld:
“Smart-zoom” zoomt in wanneer u langzaam rijdt en zoomt
uit wanneer u met hoge snelheid rijdt.
Overschakelen tussen weergaven 2D,
3D en 2D Noorden boven
U kunt instellen hoe de kaart wordt weergegeven. Voor de
2D-kaartweergave kunt u selecteren tussen “In de rijrichting” en
“Noorden boven”.
In de rijrichting:
De kaart geeft de richting van het voertuig altijd zo weer
dat het voertuig zich naar de bovenkant van het scherm
beweegt.
Noorden boven:
De kaart toont het noorden altijd bovenaan het scherm.
p
De oriëntatie van de kaart is vast ingesteld op “In de rijrich-
ting” wanneer het 3D kaartscherm wordt weergegeven.
1 Druk op de MAP-toets.
2 Tip aan.
3 Tip de volgende toets aan.
Elke keer dat u de toets aantipt, verandert de instelling.
Geeft aan dat de weergavemodus 2D In
de rijrichting is geselecteerd.
Geeft aan dat de weergavemodus 3D In
de rijrichting is geselecteerd.
Geeft aan dat de weergavemodus 2D
Noorden boven is geselecteerd.
Het gebruik van de kaart
< CRB4825-B >
Het gebruik van de kaart