Operation Manual

17
Nl
Nederlands
Geavanceerde bedieningsfuncties
SOUND COLOR FX
Deze effecten veranderen in overeenstemming met de [COLOR]-
regelaars voor de verschillende kanalen.
1 Druk op een van de [SOUND COLOR FX]-toetsen.
Hiermee kiest u het soort effect.
De ingedrukte toets gaat knipperen.
! Een overzicht van de soorten effecten vindt u op BEAT COLOR FX/
SOUND COLOR FX effecttypen op bladzijde 19.
! Het zelfde effect wordt ingesteld voor [CH1] tot [CH4].
2 Draai aan de [COLOR] instelling.
Het effect wordt toegepast op elk kanaal waarvoor de knop werd
ingedrukt.
BEAT COLOR FX
Het SOUND COLOR FX-effect kan worden geassocieerd met de beat (ver-
andering in volume) van het muziekstuk wanneer de [BEAT]-toetsen voor
de respectievelijke kanalen worden ingedrukt. De beat-associatiefunctie
kan apart worden ingesteld voor de respectievelijke kanalen.
Hier volgt een beschrijving van de bedieningsprocedure wanneer
SOUND COLOR FX is ingeschakeld.
Druk op de [BEAT]-toets.
De beat-associatiefunctie wordt ingeschakeld voor het kanaal (de kana-
len) waarvoor de [BEAT]-toets(en) is (zijn) ingedrukt.
Het SOUND COLOR FX-effect wordt geassocieerd met de beat van het
muziekstuk.
! Wanneer er opnieuw op [BEAT] wordt gedrukt, wordt de beat-associ-
atiefunctie uitgeschakeld.
! De beat-associatiefunctie kan ook worden gebruikt door SOUND
COLOR FX in te schakelen nadat de [BEAT]-toets wordt ingedrukt.
BEAT EFFECT
1
2
3
6
8
4
5
7
AUTO
TAP BPM
%
ms
CH SELECT
PARAMETER
1 2 3 4
MIC MST
A B
Met deze functie kunt u onmiddellijk diverse effecten instellen volgens
het tempo (BPM = beats per minuut) van het op dat moment weergege-
ven muziekstuk.
1
Effect-schermdeel
De naam van het geselecteerde effect wordt
weergegeven.
2
Kanaalkeuze-
schermdeel
De naam van het kanaal waarop het effect wordt
toegepast wordt weergegeven.
3
AUTO (TAP)
[AUTO] licht op wanneer de BPM-meting staat
ingesteld op automatische werking.
[TAP] licht op bij gebruik van de handmatige
invoerstand.
4
Aanduiding van
de BPM-waarde (3
cijfers)
In de automatische stand wordt hier de automatisch
gemeten BPM-waarde aangegeven.
Wanneer de BPM-waarde niet gemeten kan worden,
knippert hier de laatst waargenomen BPM-waarde.
In de handmatige invoerstand wordt hier de handma-
tig ingevoerde BPM-waarde getoond.
5
BPM
Deze blijft steeds verlicht.
6
Parameter-
schermdeel
Hier worden de parameters weergegeven die zijn
opgegeven voor de individuele effecten.
Wanneer [BEAT c, d] wordt ingedrukt, wordt de cor-
responderende beatfractie 1 seconde lang getoond.
Wanneer er een waarde buiten het parameterbereik
wordt opgegeven met de [BEAT c, d] toets, verandert
de waarde niet en gaat het display knipperen.
7
% (ms)
Deze lichten op volgens de eenheden voor de ver-
schillende effecten.
8
Beat-schermdeel
Dit licht op aan de hand van de geselecteerde
beatnummerpositie.
1 Druk op de [AUTO/TAP]-toets.
Kies de BPM-metingsstand.
[AUTO]: Het BPM-tempo van het binnenkomende geluidssignaal
wordt automatisch gemeten. De [AUTO]-functie wordt ingesteld
wanneer dit apparaat wordt ingeschakeld.
[TAP]: De BPM-waarde wordt handmatig gekozen door met een
vinger te tikken op [TAP] toets.
! Het BPM-meetbereik in de [AUTO]-stand loopt van 70 tot 180 BPM.
Voor sommige muziekstukken is het mogelijk dat het BPM-tempo
niet correct bepaald kan worden. Als het BPM-tempo niet gemeten
kan worden, knippert de BPM-waarde op het scherm. In dergelijke
gevallen voert u de BPM-waarde handmatig in met de [TAP]-toets.
2 Verdraai de [DELAY, ECHO, UP ECHO, SPIRAL, REVERB,
TRANS, FILTER, FLANGER, PHASER, ROBOT, SLIP ROLL,
ROLL, REV ROLL, SND/RTN] keuzeschakelaar.
Hiermee kiest u het soort effect.
! Een overzicht van de soorten effecten vindt u op Soorten BEAT
EFFECT op bladzijde 19.
! Om [SND/RTN] te gebruiken, zie Gebruik van een externe effectgene-
rator hieronder.
3 Verdraai de [1, 2, 3, 4, MIC, CF.A, CF.B, MASTER]
keuzeschakelaar.
Hiermee kiest u het kanaal om het effect op toe te passen.
[1] – [4]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het corres-
ponderende kanaal.
[MIC]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het
[MIC]-kanaal.
[CF.A], [CF.B]: Het effect wordt toegepast op het geluid van de
crossfader’s [A] (linker)- of [B] (rechterkant).
[MASTER]: Het effect wordt toegepast op het geluid van het
[MASTER]-kanaal.
4 Druk op de [BEAT c, d] toets.
Bepaal de beatfractie voor het synchroniseren van het effectgeluid.
De effecttijd die overeenkomt met de beat-fractie wordt automatisch
ingesteld.
5 Druk op de [ON/OFF] toets voor [BEAT EFFECTS].
Het effect wordt toegepast op het geluid.
De tijdparameter van het effect is instelbaar door te draaien aan de
[TIME]-instelling.
De kwantitatieve parameter van het effect is instelbaar door te draaien
aan de [LEVEL/DEPTH]-instelling.
De [ON/OFF] toets knippert wanneer het effect wordt ingeschakeld.
! Wanneer er opnieuw op de [ON/OFF] toets wordt gedrukt, wordt het
effect uitgeschakeld.
Handmatig invoeren van het aantal BPM
Tik minstens 2 keer op [TAP] toets op de maat van de
beat (in kwart noten) van de weergegeven muziek.
De gemiddelde waarde van de tussenpozen waarmee de [TAP]-toets
werd aangetikt, wordt ingesteld als het BPM-tempo.
! Wanneer het BPM-tempo is ingesteld met de [TAP]-toets, wordt de
beatfractie ingesteld op [1/1] en dan wordt de tijd van een enkele
beat (kwart noot) ingesteld als de effecttijd.
! Het BPM-tempo is handmatig instelbaar door een de [TIME]-
instelling te draaien terwijl u de [TAP]-toets indrukt.