Operation Manual
79
INSTELLINGEN WIJZIGEN, BESTANDEN BEKIJKEN EN TIMERS GEBRUIKEN (HOOFDFUNCTIE TIME)
4.3 INSTELLINGEN (SETTINGS)
Druk op Start
• MEMORY
Druk op Up
• USER
Druk op Up
• GENERAL
Met het menu Settings kunt u instellingen voor het geheugen, de gebruiker en de polsunit
handmatig invoeren. U kunt tevens instellingen maken met de Polar Precision Performance
software en deze vanaf de pc naar de polsunit oversturen. Raadpleeg de aparte
gebruiksaanwijzing bij de Toolkit voor meer informatie.
Opmerking: U kunt het menu Settings niet openen wanneer u de activiteitenregistratie gebruikt.
4.3.1 HET REGISTRATIE-INTERVAL INSTELLEN (MEMORY RATE)
De beschikbare registratietijd van de polsunit is afhankelijk van het geselecteerde registratie-
interval (5, 15 of 60 seconden of 5 minuten). In een leeg geheugen kunnen afhankelijk van het
registratie-interval 660 uur of 100 activiteitenbestanden worden opgeslagen. Hoe kleiner het
registratie-interval, des te sneller het geheugen vol raakt. Als het totale geheugen vol is, kunt u
doorgaan met uw activiteit, maar wordt deze niet meer geregistreerd in een activiteitenbestand.
Gebruik het registratie-interval van 5 minuten wanneer u informatie registreert zonder dat u de
borstband draagt. Als u bijvoorbeeld een tocht maakt door een terrein dat maar langzaam van
hoogte verandert. Als de hoogteveranderingen elkaar sneller opvolgen of als u op grote hoogte
aan het klimmen bent, is het nuttig om uw hartslag te meten en te registreren om te weten hoe
uw lichaam reageert op de hoogte en/of uw stijgings- of dalingssnelheid. Gebruik in dat geval
een kleiner registratie-interval om nauwkeurigere gegevens te krijgen.
Door selectie van een kleiner registratie-interval is ook de informatie van de Polar Precision
Performance software nauwkeuriger.