Operation Manual
8
2. INSTALLATIE
2.1 BEVESTIGEN VAN DE STUURHOUDER
Gebruik zoals hiernaast is aangegeven tie raps om de
stuurhouder stevig op het stuur te bevestigen.
Bevestig voor de meest nauwkeurige metingen steeds de
polsunit op de stuurhouder wanneer u een fietstraining
doet.
2.2 BEVESTIGEN VAN DE SNELHEIDSSENSOR
1. Bevestig de snelheidssensor aan de voorvork van uw fiets, tegenovergesteld van de bevestigde fietscomputer.
De afstand tussen de snelheidssensor en de fietscomputer mag niet meer dan 30-40 cm/1’-1’3’’ zijn. Wanneer
u een fietstraining doet in een omgeving met elektromagnetische interferentie, dient de afstand zo klein mogelijk
te zijn (minimaal 30 cm/1’). De snelheidssensor en fietscomputer moeten een hoek van ongeveer 90° vormen.
Als de afstand tussen de fietscomputer en de snelheidssensor groter is dan voorgeschreven (bijvoorbeeld op
mountainbikes - dit wordt veroorzaakt door de voorvering). Dan kan de snelheidssensor op de zelfde kant als de
fietscomputer op de voorvork bevestigd worden. In dit geval is de maximale afstand 50 cm/1’6’’.
2. Bevestig het rubberen onderdeel aan de sensor.
2.
max 50 cm / 1’6’’
1.










